HOOFDSTUK 3

 

Na een stevig ontbijt, aangevuld met een forse plak spek en twee koppen pittige koffie, ging Daniël Roodenburg met zijn dochters op weg. De ijzige wind was inderdaad gaan liggen, constateerde Sabina tevreden. Hendrik had gelijk gekregen. De kranten die ze onder hun kleren droegen hielden de kou goed tegen. Het was maar goed dat vader kort na moeders dood een abonnement had genomen, al vond men het over het algemeen wat overdreven als een boer een krant las. Vader bleek het prettig te vinden om 's avonds wat te lezen, nu moeder er niet meer was om over van alles te praten. Andere boeren begonnen zich nu ook op de krant te abonneren, al was dat alleen voor de rijken weggelegd. Een abonnement kostte een hele gulden voor drie maanden en dat was natuurlijk niet niks. Ook Sabina vond het fijn. Als vader het niet zag, las ze de krant eveneens, want het was heel plezierig om te weten wat er zich buiten Ammekerk afspeelde. Bovendien was ook al het belangrijke streeknieuws erin vermeld, zodat een mens op de hoogte bleef van alles wat belangrijk was. Nu met de vorst bewees de krant een dubbele dienst, voor ze in stukjes gescheurd naar het privaat ging. Daar mocht de krant natuurlijk alleen worden gebruikt door de boer en zijn dochters. Het personeel moest zich als vanouds behelpen met een bosje gras.

Terwijl ze in de sneeuw tegen de dijk opklauterden, herinnerde Sabina zich ineens die zomeravond dat ze, jaren geleden alweer, ten onrechte een standje had gekregen van Krijn, de knecht. Zo boos was ze toen op hem geworden, dat ze hem achterna geslopen was toen hij de tuin doorliep naar het stilletje. Terwijl hij in het huisje was had ze de graspolletjes verwisseld voor een pluk brandnetels. Hij had de boze opzet te laat bemerkt. De volgende dag liep Krijn rond met een gezicht als een oorwurm, maar hij had nooit ontdekt wie de boosdoener was geweest. Sabina glimlachte om de herinnering.

Hè, ze was boven. Wat een rijders waren er al op het ijs! Ondanks de schemering zag ze verschillende figuren voorbijrijden. Het sneeuwde niet meer en als ze het goed zag brak de lucht hier en daar open. Terwijl het viertal de doorlopers onderbond kwam de zon net boven de horizon tevoorschijn. Het werd nu heel snel licht.

De meeste sneeuw was door de wind op hopen geblazen. Aan de oevers moest je er doorploegen, maar als je een paar meter verder op het ijs was, kon je geweldig schaatsen. Het ijs zag zwart, met hier en daar een witte luchtbel en als je goed luisterde, kon je het horen zingen.

Er schaatsten verschillende mannen voorbij, vrolijk groetend, zij kwamen uit andere dorpen. Zo nu en dan passeerde op de dijk een slede; het vrolijke getingel van de bellen en het gestamp van de hoeven was tot ver op het ijs te horen. De eerste prille zonnestralen gleden over de witte wereld en toverden her en der een vrolijke schittering. Sabina zoog haar longen vol frisse lucht.

'We zijn niet de enigen die naar Maasdam gaan,' constateerde haar vader tevreden, terwijl ze in de richting van het dorp schaatsten. De sneeuw, die aan de rokzoom van de meisjes was blijven kleven, viel eraf door de bewegingen die ze maakten. In het begin reden ze niet snel, ze moesten even wennen aan de lange punten van de doorlopers.

Na een paar minuten hadden ze de goede slag te pakken. Vader reed voorop, in een rustig tempo en met zijn armen op de rug. De meisjes volgden hem, minder ervaren, maar met rode konen en hun gelach klonk steeds opnieuw op.

Het haventje van Ammekerk gaf een hele drukte te zien. De tent met warme koffie en chocolademelk had al flink wat klandizie, maar het viertal schaatste voorbij zonder te stoppen. Ze hadden voorlopig voldoende aan hun stevig ontbijt.

Wat een heerlijke dag en wat een schitterende tocht, mijmerde Sabina, terwijl ze haar ogen een beetje samenkneep voor de felle schittering van de zon op het ijs. Verderop kon ze de watermolen al zien, zo ongeveer halverwege Ammekerk en Maasdam. Daar zouden ze wat uitrusten. Er waren verschillende vrouwen op de grote plas. Zulk prachtig winterweer lokte een ieder naar buiten.

Hoe gemakkelijk het ijs ook gleed, tegen de tijd dat ze bij de molen waren, moesten de meisjes een beetje hijgen. Sanne was een keer gevallen en had haar knie een beetje beschadigd. Er liep een straaltje bloed langs, dat Sabina liefdevol wegveegde met een handje sneeuw. Sanne moest lachen, omdat dat zo'n koud kriebelig gevoel gaf. Ze zaten met zijn drietjes op een bank en praatten met de vrouw van de molenaar, die ondertussen haar zoontje in het oog hield. Het knaapje schoof met een oude stoel voorbij, het zou niet lang meer duren eer hij het zonder dat hulpmiddel kon stellen. Vader dronk ook warme chocolademelk, maar het flesje kwam toch uit de broekzak en hij nam er een flinke teug van. Ondertussen praatte hij met een paar mannen die al om zes uur uit Westmaas waren vertrokken. Vader hoefde niet te rusten, die was nog lang niet moe.

'Bij het schaatsen zou je een broek moeten dragen, net als de mannen,' merkte Sanne driest op. 'Dat zou heel wat gemakkelijker zijn.'

'Foei,' schrok Geertje. Maar Sabina lachte. Het was zo'n heerlijke dag, dat ze steeds opnieuw lachen moest. Ze hoefde vandaag niet bang te zijn om een ongewenste vrijer tegen te komen.

Na een kwartiertje waren ze helemaal uitgerust en werd de tocht vervolgd. Het werd intussen al drukker op het ijs. In de verte konden ze de kraampjes al zien staan. De eerste kerels waren hier en daar al in de weer met de tenen manden en de houten ballen voor het spel. Ook bij het kraampje bij de molen hadden van die manden gestaan. De mannen, ze speelden het spel meestal met vier man, zetten een route uit en de molen was een prima punt om in die route op te nemen. Vader groette hier en daar een bekende, maar ondertussen hield hij stug een stevig tempo vol in de richting van Maasdam.

De Binnenmaas waaierde ineens wijduit, de eerste huizen doken op. De grote, bevroren kom aan het einde van de oude rivierarm die van Westmaas naar Maasdam liep, was vol mensen en het leek wel een immens feestterrein. Heel vroeger had de Maas dwars door het tegenwoordige eiland gelopen en het stuk van die waterloop, dat de Binnenbedijkte Maas, kortweg Binnenmaas, werd genoemd, was een restant van die oude rivierarm. Maasdam lag aan het einde ervan, daar was ook een draaibrug. Als je daar voorbij was voer je door de boezemvaart naar Puttershoek, om daar in de Oude Maas te komen. Als de dooi de ijsvlakte weer had weggevaagd, kon je zo met de stoomboot van de dorpen om het water naar Dordrecht of naar Rotterdam varen.

Vader leidde zijn meisjes naar het huisje van neef Olivier. Neef had geen eigen boerderij; hij kwam uit een talrijk gezin en nu verdiende hij de kost in het vlas. Nicht vulde hun inkomsten aan door als mutsenstrijkster te werken. Dat was een heel precies werk. Ze waste de mutsen ook. De meeste boerinnen wasten en streken hun krullenmutsen niet zelf, maar lieten dat doen door iemand die daarin bedreven was.

Het was duidelijk dat neef hen al had verwacht. De koffie stond op het fornuis, zei hij. Ze moesten eerst binnenkomen en wat uitrusten. Neef had al twee andere spelers in huis. Vader Roodenburg kwam dus als geroepen.

De meisjes toverden de meegebrachte proviand tevoorschijn, die ze in de zakken onder hun rokken hadden opgeborgen. Een stuk eigengemaakte worst, een stukje rookspek, een pond boter en een peperkoek. Nicht Saar glunderde vergenoegd toen ze de schatten bekeek. Brood had ze voldoende in huis, zeker, zeker, ze had al op de drukte gerekend. Dat zou me straks een feestmaal worden, na het schaatsen. Zelf had ze bouillon op het fornuis staan om te trekken. Een kop warme soep zou er ook wel ingaan. Maar wilden de meisjes niet liever warm eten hebben?

'Nee, nee, doe alsjeblieft geen onnodige moeite. Onze meid kookt rijstepap, voor als we terugkomen,' wimpelde vader af. Hij goot ondertussen zijn koffie zo heet mogelijk naar binnen, brandde door de haast zijn tong en vloekte binnensmonds. Neef gaf de mannen een borrel, toe maar. Ze waren al vrolijk terwijl het spel nog beginnen moest. Een tweede bak koffie wimpelde vader ongeduldig af. Een heel jaar zag hij altijd naar zulke dagen uit, nu moesten ze hun tijd niet langer verdoen, want vorig jaar... nu ja, dat wisten neef en nicht.

'Kom.' Ze stonden op en stommelden naar buiten. Op tantes boenstoep werden de schaatsen weer ondergebonden.

In het huisje werd het weldadig stil.

Heerlijk, om zo aan het water te wonen,' mompelde nicht Saar tevreden. Ze was een gezellige dikkerd, die graag mensen over de vloer had, maar zelf wegens haar omvang niet meer kon schaatsen. Kinderen hadden nicht en neef niet, tot hun grote verdriet. Omdat ze allebei hard werkten en toch maar samen waren, leden ze geen armoe.

Sanne en Geertje hadden voorlopig genoeg geschaatst. Ze praatten met nicht Saar dat het een lieve lust was, maar Sabina keek keer op keer verlangend naar buiten. Het was daar zo gezellig en de zon scheen zo aanlokkelijk, ze hield het binnen gewoon niet langer uit.

'Toe,' drong ze bij Sanne aan. 'Ga nog even mee.'

'Hè, nee,' zuchtte haar zusje.

'Geertje?'

'Ik blijf gezellig bij nicht Saar. We moeten vanmiddag ook dat hele eind weer terugrijden.'

Ze kon natuurlijk niet alleen gaan. Sabina keek nog eens smekend naar Sanne. 'Toe maar,' spoorde nicht aan. 'Doe je zus maar een plezier.' Ze knikte Sabina bemoedigend toe.

'Het is jammer, dat je zelf niet meer schaatst,' merkte Sabina op met een vleugje van medelijden.

'Te dik,' lachte nicht echter onbekommerd. 'Ofschoon ik er echt nog niet te oud voor ben. Vorige maand ben ik pas dertig geworden.'

Slechts zeven jaar ouder dan zijzelf, dacht Sabina verbaasd. Was het mogelijk dat zij er over een paar jaar ook zo uit zou zien? Nee, ze dacht dat dat niet kon. Gelukkig had ze helemaal geen aanleg om dik te worden. Maar aan de andere kant kende ze genoeg vrouwen die er oud en afgetobd uitzagen, als ze een tijdje waren getrouwd en een paar kinderen hadden. Vol opwinding bond ze de schaatsen weer onder. Ze bracht nauwelijks het geduld op om op Sanne te wachten. 'Kom,' lachte Sabina. 'We gaan bij alle kramen kijken. Zie daar eens. Daar staat een orgel bij de oever!'

De meisjes reden weg in de richting van de muziek. Iemand had, ter verhoging van de ijspret, zijn orgel naar buiten gesleept en speelde nu met overgave vaderlandse liederen. Bij het orgel reden verschillende paren op de maat van de muziek. 'Is het niet schitterend?' glunderde Sabina. 'Dat moesten ze in Ammekerk ook doen, bij de kreek.'

'Zullen wij ook eens?' Sanne kwam eveneens in feeststemming. Ze vatten hun gekruiste handen, maar op doorlopers kon je niet schoonrijden, dus moesten ze hun pogingen al snel weer opgeven. Toch bleven ze nog een poosje toekijken.

Na enige tijd wilde Sabina verder gaan, naar de andere kraampjes, verderop. Opnieuw protesteerde Sanne. 'Niets ervan. Ik heb je je zin gegeven en dit was echt wel leuk, maar nu krijg ik het koud en ik ga terug naar nicht Saar. Het is denk ik al een uur of elf. We moeten straks helpen om de tafel te dekken.'

'Dat doet Geertje wel,' meende Sabina zorgeloos. 'Dan doen wij de afwas wel. Het is hier zo plezierig, vooral na dat lange jaar van rouw.'

'Ik ben moe. Echt, Sabina.'

'Vooruit dan,' gaf het oudere meisje toe. 'Het is niet goed dat ik alleen aan mijn eigen plezier denk. Ik had zo graag even bij vader gekeken.'

'Siskloten is een mannenspel.'

'Dat weet ik wel. Alleen maar even toekijken.'

'Ga dan alleen. Ik zeg het wel tegen nicht Saar. Als jij bij vader bent is er toch geen bezwaar tegen?'

'Zou je denken?' Nieuwe hoop blonk in Sabina's ogen.

'Natuurlijk.'

'Goed dan.' Ze gaf maar al te graag toe. 'Moet ik eerst met je mee rijden?'

'Nee. Ik kan nichts huis hiervandaan immers zien. Ik ga direct terug. Zwaai zometeen even naar me.'

'Goed. Ik ga eerst langs die twee kramen daarginds en dan naar die grote wilg aan de overkant. Ik hoorde neef zeggen dat ze die in de route zouden opnemen.'

Ze dacht nauwelijks meer aan haar zusje. Gretig alles in zich opnemend schaatste Sabina langs de oever naar de volgende kraam, keek daar rond en betreurde het dat ze er niet om had gedacht om haar beursje mee te nemen, want ze verkochten warme oliebollen en o, wat rook dat lekker. Sanne had gelijk, het was zeker al elf uur en door alle ongewone beweging had ze nu een ontzettende honger gekregen.

Ze moest maar niet te lang op dit punt blijven staan. Haar blikken dwaalden over de bevroren plas, waar ze verschillende groepjes mannen zag. Van hieruit was het niet te zien bij welk groepje vader stond. Niet bij die het dichtst bij waren, die waren te klein. Haar vader was een lange man en neef was nogal dik. Zo moeilijk kon het toch niet zijn om hen te ontdekken? Al turend was Sabina van de kant weggeschaatst. Ze moest haar ene hand boven haar ogen houden om tegen de felle, laagstaande zon in te kunnen kijken. Ze lette niet op waar ze schaatste en volkomen onverwacht haakte haar schaats vast in een scheur. Met een smak sloeg Sabina tegen het ijs.

'Au!'

Gelukkig kwam ze op haar achterwerk terecht. Dat deed wel pijn maar er beschadigde niets. Even verbeet ze haar tranen, maar het duurde niet lang eer ze zich had hersteld van de schrik. Zichzelf vermannend begon ze overeind te krabbelen.

'Wacht, ik zal u even helpen.'

Ze vatte de uitgestoken mannenhand en moest even met de ogen knipperen eer de tranenwaas wegtrok. Toen keek ze in een lachend mannengezicht. 'Heeft u zich bezeerd?'

'Een beetje,' bekende ze.

'U bent toch niet alleen?'

'Ik vrees van wel. Tenminste, ik ben op zoek naar mijn vader. Hij is aan het spelen.'

'Dan zal ik u veilig bij hem brengen. Mijn naam is Maarten de Raet.'

'Sabina Roodenburg.'

'Toch niet uit Maasdam?'

'Nee, wij komen van Ammekerk. Wij hebben nog familie hier.'

'Zit dat zo? Ja, ik mag zelf ook graag meedoen,' bekende Maarten. 'Mag ik u vasthouden bij het schaatsen? Weet u zeker dat u zich niet heeft bezeerd?'

'Het doet alleen maar pijn waar ik viel,' bekende Sabina blozend. Haar achterste tintelde nu. Dat zou wel een flinke blauwe plek worden. Nu ja, niemand die dat zou zien.

'U had zich toch lelijk pijn kunnen doen. Vanmorgen heeft een kind zijn arm gebroken op het ijs. Het is een geluk dat u daar terechtkwam waar de natuur voor een natuurlijk kussen heeft gezorgd.'

Ze bloosde opnieuw, dieper nu. Haar ogen zochten niet langer in de verte. Ze keek de jongeman naast zich aan, die intussen een arm om haar middel had gelegd en haar steunde onder het rijden, net als Hendrik dat de vorige dag had gedaan. Maar nu vond ze het niet onplezierig. Hij was groot, zeker net zo groot als haar vader; zijn donkere haar kwam in krullen onder zijn wollen muts vandaan. Zijn ogen waren vreemd licht, een fel soort grijs, wat hem een indringende blik verschafte. Zijn hand was niet ruw of eeltig. Het kon geen boerenzoon zijn. Ze kon zich niet herinneren hem ooit eerder te hebben gezien.

'Bent u soms nieuw hier?' vroeg ze. Nu ze de plas hadden overgestoken en bij de wilgeboom kwamen, was vader nog steeds nergens te bekennen. Er lag wel een omgevallen boom.

'Zouden we even kunnen uitrusten?' opperde Sabina vragend. 'De val is toch harder aangekomen dan ik eerst dacht.'

Nu was ze niet helemaal eerlijk. Haar achterste deed pijn, jawel, en het laatste wat ze moest doen was daarmee op een harde stam gaan zitten, maar er was iets bijzonders aan deze Maarten. Ze wilde beslist nog even met hem praten, voor ze hem weer uit het oog zou verliezen.

'Natuurlijk. Zou uw vader daar geen bezwaar tegen hebben?' Zijn ogen keken onderzoekend over de ijsvlakte, maar hij wist natuurlijk niet wie hij moest zoeken.

'Mijn vader zal alleen maar dankbaar zijn dat u zo goed op mij past,' jokte ze. Het was helemaal niet zoals het hoorde om zo alleen met een jongeman te zitten. Maar ze wilde het zo graag.

'Ik ben een paar jaar weggeweest, naar Rotterdam,' beantwoordde hij nu de vraag die ze eerder had gesteld. 'Daar ben ik onderwijzer geworden. Toen vorig jaar de oude schoolmeester van het dorp vervangen moest worden omdat hij ziek werd, heb ik gesolliciteerd. Nu heb ik een goede jaarwedde.'

'Mag ik Maarten zeggen?' vroeg Sabina brutaal. 'Ik dacht al dat je geen boerenzoon kon zijn. Dat zag ik aan je handen.'

'Daar heb je gelijk in.' Hij lachte opnieuw en Sabina's hart maakte een sprongetje. Wat was hij aardig.

'Jij heet Sabina, hè? Dat is een mooie naam. Ben je vernoemd naar Sabina van Beieren?'

'Nee, naar mijn grootmoeder. Wie was Sabina van Beieren?'

'Dat was de echtgenote van de ongelukkige graaf van Egmond. Hem ken je toch wel?'

'Die heel lang geleden onthoofd is?'

'Ja, die.'

'Daar heeft de meester op school van verteld. Vader stond erop dat we tot ons twaalfde jaar naar school gingen. Zomer en winter.'

'Dan is je vader verstandiger dan de meeste boeren.'

Ze lachten allebei. Maarten bood haar een pepermuntje aan. Sabina keek hem nog eens goed aan. Wat was dit een aardige man. Als Hendrik nu eens zo was geweest, dan was het misschien niet zo akelig om te trouwen. Hè, wat vervelend, waarom moest ze daar nu aan denken? Ze wilde haar plezier niet laten bederven, door niets en door niemand.

'Na de dood van de graaf van Egmond werden al diens goederen onteigend, en jouw naamgenote kwam in grote armoede terecht, want ze had nog elf kinderen in leven van onze graaf zonder hoofd.'

'Ach, nee toch?'

'Maar jaren later werden alle goederen van de graaf weer aan de familie teruggegeven en twee van de dochters werden ambachtsvrouwe hier in de streek en hebben veel voor het eiland gedaan. Een van de dochters heette trouwens net als haar moeder Sabina.'

'Is het dorp Oud-Beierland naar hen genoemd?'

'Zeker.'

'Het is dat we hier buiten zijn en niet op school, maar van jou kan iemand nog wat leren.'

'Ben ik te schoolmeesterachtig?' Nu leek hij te schrikken.

'Helemaal niet. Ik vind het leuk om zulke dingen te horen. Ik zou nog veel meer willen weten.'

'Meisjes zijn in de regel niet zo leergierig.'

'Ik wel. Ik lees zelfs de krant. Als m'n vader het niet ziet, tenminste, want die vindt dat een meisje genoeg weet als ze haar huishouding kan besturen.'

'Zo te horen ben je het niet met hem eens. Maar dat moet een vrouw toch zeker ook kunnen.'

'Nu lijk je wel echt op een schoolmeester,' stelde ze vast. Maar ze verzachtte haar woorden door erbij te lachen en wat kon hij anders doen dan teruglachen?

'Ik vind je aardig, Sabina.'

'Ik jou ook, Maarten.'

'Krijg je het niet koud?'

'O, nee, helemaal niet. Ik zie nog steeds geen spoor van mijn vader. Hoe laat zou het zijn?'

'Half twaalf, denk ik.'

'O, dan heb ik nog tijd genoeg.' 'Zullen we verder gaan?' stelde Maarten voor.

'Nog even.' Ze zou hier wel eeuwig willen blijven om met deze man te kunnen praten, maar dat kon natuurlijk niet.

'Waar wonen jullie in Ammekerk?' Nu werd hij ook driester. Sabina's hart bonsde en de glans in haar ogen werd dieper.

'Onze boerderij heet Poelwijck en ligt, hiervandaan, een halve kilometer voorbij Ammekerk.'

'Poelwijck? Poelwijck?' Hij zocht in zijn herinnering, alsof hij erover had horen praten. Sabina werd rood en voor het eerst voelde ze zich in zijn gezelschap verlegen.

'Er is vorig jaar nogal over ons gekletst,' bekende ze. 'Mijn jongste zusje is toen overleden, maar in het dorp wonen een paar oude vrouwen die niets beters te doen hebben dan kletsen en die beweerden dat Dana behekst was.'

'O ja, daar heb ik van gehoord.'

'Het was een akelige tijd.' Sabina boog het hoofd. Een hand schoof troostend over de hare, en omdat ze haar want had uitgetrokken voelde ze de warmte van die hand. Ze drukte die zacht. Wat een heerlijk, bemoedigend gevoel gaf dat.

'Mijn moeder overleed enkele weken later. Hoewel ze al lang ziek was en haar dood niet met die van Dana in verband stond, wakkerde dat het geklets nog extra aan.'

'Ik begrijp het. Ben je daarom in de rouw?'

'Over drie weken is het een jaar geleden. Vader vond dat we wel een pleziertje mochten hebben, nu het bijna zover is.'

'Wie zijn we?'

'Mijn zusters Geertje en Sanne.'

'Zoveel meisjes in huis en is er nog niet één getrouwd?' Hij keek verbaasd.

Er is er zelfs nog niet een verloofd,' haastte ze zich om uit te leggen. 'Vader moppert wel op me.'

Dat zou ik denken. Boeren proberen allemaal hun bezit te vergroten door middel van geschikte huwelijken. Jij moet zeker trouwen met iemand die de boerderij overneemt?'

Omdat ik geen broer heb? Ach, Geertje is er nog. Zij is twintig, en Sanne is de jongste. Voor hen regelt vader wel wat. 'En jij dan?'

'Ik? Ik ben drieëntwintig.'

'Dat bedoelde ik niet.'

'O.' Ze werd nog roder. 'De man die vader voor mij op het oog heeft is een grote boer. Ik zou goed terechtkomen, dat is wel zo.'

'Je lijkt er niet erg gelukkig mee.'

'Ik wil niet trouwen. Hij is een man van bijna veertig. Maarten, ik...' Sabina's ogen schoten plotseling vol tranen. Wat zou het opluchten als ze deze sympathieke man eens alles kon vertellen. Hij was nog jong, maar hij was zo rustig en zo vol begrip.

Hij stond haastig op, in het plotselinge besef dat hier iets gebeurde dat alle perken van het fatsoen te buiten ging.

'Nee, Sabina.'

'Ik zou je graag alles vertellen.'

'Ik kan jouw problemen niet oplossen.'

'Moet een meisje dan maar alles doen wat haar vader zegt?' vroeg ze dringend.

'Ik ben zeker niet de juiste persoon om daar antwoord op te geven. Kom, Sabina, het is de hoogste tijd.'

Ja, dat was het. Dat besefte ze ook. Ze zou deze ontmoeting nooit vergeten, wist ze. Hij had iets bij haar losgemaakt dat ze nog niet kende.

Ze schaatsten weg, maar hij hield haar niet langer vast. Sabina legde haar hand boven haar ogen en speurde opnieuw rond. Ze stonden even stil.

'Zie je al wat?'

'Daar, denk ik. Die lange, dat zou mijn vader kunnen zijn. Dan moet die dikke neef Olivier wezen.'

'Kom dan maar mee.'

'Hoe oud ben jij eigenlijk, Maarten?'

'Vijfentwintig.'

'En ook nog niet getrouwd?'

'Mijn moeder is de laatste tijd ziekelijk. Mijn zuster van dertig is ook thuis en zorgt voor haar, en zo ben ik dan voor beiden verantwoordelijk.'

'Had je graag getrouwd willen zijn?'

'Ik ben getrouwd geweest, zei hij kortaf. 'Mijn vrouw is algauw gestorven.'

Zijn antwoord deed haar hart in haar borst bonzen. Weer minderden ze vaart, tot ze beiden stilstonden. 'Kom je wel eens in Ammekerk?'

'Zelden,' moest hij toegeven.

'O, dat is jammer. Als je eens in de buurt van Poelwijck komt...'

'Is dat je vader?' viel hij haar abrupt in de rede.

Ze begreep het. 'Ja. Het spijt me, ik wilde me echt niet opdringen. Ik hoop maar dat je geen slechte indruk van me hebt gekregen, Maarten.'

'Nee,' antwoordde hij haar en zijn lichte ogen keken haar vol aan. Er blonk een lach in. 'Helemaal niet. Je bent warm en hartelijk, maar ook een tikje eenzaam.'

Ze kon niet anders doen dan terug lachen.

'Zal ik maar gaan?' vroeg hij. 'Je vader zal het niet op prijs stellen als je alleen met een vreemde bent.'

Ze bloosde opnieuw. 'Je begrijpt alles zo goed,' fluisterde ze.

'Je bent een lief meisje,' glimlachte hij en hij gleed van haar weg. 'Tot ziens.'

'Ja, tot ziens.' Ze zwaaide. Dat 'tot ziens' gaf haar toch weer wat hoop. Ze keek hem nog even na. Niet te lang, want nu was ze dicht bij de spelende mannen. Na moed te hebben gevat door een paar maal diep te zuchten, keerde ze zich om. Vader had haar nog niet opgemerkt.

'Het is bijna etenstijd,' was het eerste wat ze zei.

De mannen schrokken op. Vader haalde zijn kettinghorloge tevoorschijn. 'Lieve help. Het is zelfs al te laat. Kwart over twaalf.'

Zelfs Sabina schrok. Had ze dan zo lang met Maarten gepraat? De tijd was gewoonweg omgevlogen.

'We zitten niet zo erg ver van huis,' merkte neef kalm op, terwijl hij met een beteuterd gezicht de lege flacon omkeerde. 'Heb jij nog wat, Daan?'

'Geen druppel.'

'Vandaar dat we de ballen zo slecht raken.'

We zijn bijna bij de mand terug. Nog een paar minuten, denk ik. Laten we nu opschieten. Het is zonde om het spel niet af te maken,' stelde een van de andere spelers voor. Sabina kende hem niet. 'Ik wil ook naar moeder de vrouw om een hap eten te halen.'

Misschien hebben we van de week nog een gelegenheid en als het gaat dooien kom ik beslist weer deze kant uit,' deed haar vader een duit in het zakje.

'Laten we nu maar opschieten.'

Sabina reed het laatste stukje achter de spelers aan. Eén keer keek ze om, maar ze kon Maarten niet meer herkennen tussen zoveel andere mensen in. Eenmaal bij de mand namen de mannen lachend afscheid van elkaar.

'Het is aardig dat je ons kwam waarschuwen,' zei vader hartelijk en Sabina lachte maar wat. Hier kreeg ze onverwacht een mooi excuus aangereikt. 'Ik ben eerst nog even bij de kraampjes wezen kijken, daardoor is het later geworden dan ik wilde. Het is zo gezellig op het ijs. Iemand heeft zelfs zijn orgel naar buiten gesleept zodat de mensen op muziek kunnen rijden.'

'Zeg, Daan, ik breng de mand wel weg,' zei neef. 'Ga maar vast met Sabina mee naar huis en zeg tegen Saar dat ik zo kom.'

Ze gingen op weg. Sabina, die koud geworden was na het lange zitten met Maarten, merkte dat ze stijf begon te worden. De plek waar ze was gevallen gloeide nog steeds. Ze beet zich op de lippen om niets te laten merken.

'Ik ben zowaar wat licht in het hoofd,' constateerde vader. Hij had inderdaad een gloeiende kop en dat kwam heus niet van de zon.

'We moeten na het eten eerst goed uitrusten,' stelde het meisje voor. 'Ik ben zelf ook verschrikkelijk moe.'

'Ja, het is nog een heel eind terug. Als ik het geweten had, had ik Krijn gezegd om ons op te komen halen.'

'Dat is niet nodig, als we eerst behoorlijk kunnen rusten.'

Nicht mopperde helemaal niet, maar zei alleen dat ze flink moesten eten na alle genoegens op het ijs. Vader en neef bleken de minste worpen te hebben gegooid en hadden dus gewonnen. Ook dat droeg bij tot hun opperbeste stemming. Zoals altijd werd er om de borrel gespeeld. Vader en neef deden een dutje na het eten om weer helemaal nuchter te worden.

Na de afwas zaten de vrouwen gezellig om de keukentafel. Nicht Saar had de dag tevoren koekjes gebakken en zette als extraatje een pot gloeiend hete koffie. Ondertussen babbelden ze honderduit.

'Nog geen huwelijk voor jou in het verschiet, Sabina?' wilde ze weten, nog voor het meisje haar eerste koekje op had.

Ze bloosde verschrikt. 'Nee,' mompelde ze. Ze moest ineens sterk aan Maarten denken.

'Er wordt wel over gepraat,' viel Geertje haar in de rede.

'Het is het beste voor iedereen als ze met Hendrik van Bressij trouwt.'

'Niet voor iedereen. Hij is veel te oud, daarom wil ik niet.'

'Maar bijzonder welgesteld.'

Trouw dan zelf met hem,' merkte Sabina bits op. O, als dat eens zou kunnen, dan was zij van het gezeur af.

'Ik trouw helemaal niet,' kaatste Geertje terug en Sanne moest lachen. 'Wat is er nu aan om een oude vrijster te worden?' Weer moest Sabina aan Maarten denken, wiens zuster een oude vrijster was en hij zou binnenkort ook een oude vrijer zijn, al was hij dan heel kort getrouwd geweest. O, als ze maar wist of ze hem nog eens zou terug zien. Dan had ze iets om naar uit te kijken.

'Ik heb in ieder geval geen haast,' legde Sabina uit. 'Een huisvrouw zit maar hele dagen in huis, en behalve dat je bijna ieder jaar een kind moet krijgen heb je je handen vol met werk. Zeker op een boerderij.'

'Ze hebben daar zeker wel voldoende meiden?'

'Jawel.'

'Nu, ik begrijp best wat je bedoelt,' lachte Saar goedig. 'Waar gaat mijn dag mee heen? Water pompen, stoken en altijd het stof van de kolen of de turf; broodbakken en vloeren vegen tot je pijn in je rug krijgt, zodat je geen veger en blik meer kunt zien. En omdat ik geen kinderen heb zijn er altijd weer de mutsen. Een mens is nooit klaar. In zekere zin heb je gelijk, Sabina. Geniet maar zo lang je nog kunt.'

'Zeker op een grote boerderij is er altijd zoveel dat moet worden gedaan. Karnen, de markt, om van de slacht nog maar niet te spreken, als er worst moet worden gestopt en spek gerookt of gepekeld. Melken en het voeren en soms nog helpen op het land.'

'Je hoeft niet alles zelf te doen.'

'Nee. Ik zie het wel zwart in, hè?'

'Dat verandert vanzelf als je de ware Jacob ontmoet. Dan doe je het met liefde.'

Ja,' beaamde Sabina. Dat moest wel zo zijn. Als je iets met liefde deed, rustte er zegen op je werk. Maar als de liefde ontbrak, dan was alles slechts plicht en dan... dan kon het gebeuren dat de last van het leven je verpletterde en je vroeg oud maakte. Zoals haar moeder veel te vroeg oud was geweest. Nee, dan deed ze liever net als Geertje en bleef ze ook haar leven lang alleen.

Plotsklaps moest ze lachen. 'Straks zit vader nog op Poelwijck met allemaal ongetrouwde dochters.'

Sanne moest er ook om lachen en Saar deed het luidst van allemaal mee. 'Nou,' zei ze toen, terwijl ze de meisjes onderzoekend opnam. 'Dat zie ik echt nog niet gebeuren.'