HOOFDSTUK 15
'Ik kan niet nog eens zo'n jaar als '84 hebben.' Daniël Roodenburg genoot van zijn sigaar. 'We hebben, ondanks de droogte van de afgelopen zomer, een prachtige oogst gehad, maar de prijzen bleven zo laag, dat we er nog slecht vanaf zijn gekomen.' Alle boeren zuchtten onder de landbouwcrisis. Er was zo goed als geen vraag naar hun producten.
'Ik had veel aardappelen. Die wilde ook niemand hebben. Mijn tarwe was zo mooi als vader die zelden heeft gehad en toch heeft hij er nooit zo'n lage prijs voor gekregen. Het is te hopen dat het dit jaar beter gaat.' De jonge Dries vulde het borrelglas van zijn grootvader bij.
'Het schijnt, dat het afgelopen jaar een van de beste wijnjaren wordt van deze eeuw,' merkte dominee op. Iedereen wist dat hij een liefhebber was. De mannen zaten op een bank voor de keuken in de zon en door het open raam hoorde Sabina wat ze zeiden.
Ja, het was droevig gesteld in de landbouw. Het ging de boeren slecht, maar met de arbeiders was het nog erger. Die hadden een verschrikkelijke winter achter de rug en ze werden opgejut door mensen die zeiden dat ze er recht op hadden het beter te hebben. Ze noemden zich socialisten en probeerden de arbeiders in verzet te krijgen. Iedereen zag de toekomst somber in.
Zijzelf niet het minst. Daarom had ze dominee gevraagd om eens langs te komen omdat ze een kwestie met hem wilde bespreken, maar bijna tegelijkertijd was haar vader eveneens gekomen. De mannen praatten genoeglijk, maar ze vroeg zich af of haar gesprek er nu bij in zou schieten. Dominee had het altijd druk, die had zeker geen tijd om een halve dag op Maesvreugt te zitten.
Gelukkig, Dries stond op en hij klopte zijn pijp uit. Hij vroeg zijn grootvader mee te lopen naar het hooiland en het tweetal verdween. Sabina vroeg dominee of hij met haar naar de pronkkamer wilde gaan. Daar zouden ze niet worden gestoord.
Ze moest even over haar woorden nadenken, maar daarna vertelde Sabina zonder haperen over Hendriks sterfbed, over de belofte die ze had gedaan en over het feit dat ze zich afvroeg of ze in de toekomst nu mocht hertrouwen of niet. Ze legde uit daar veel zielenstrijd over te hebben. 'Ik wil mijn belofte niet lichtvaardig breken, dominee, maar ten slotte ben ik pas achtentwintig. Ik zou zo ontzettend graag nog eens een kindje hebben. Ik heb zo geleden onder het verlies van mijn Daantje,' besloot ze.
'En nu zou je van mij willen horen, dat je je belofte, aan een stervende gedaan, mag verbreken?' vroeg dominee en Sabina zuchtte omdat hij zijn donderende kanseltoon gebruikte.
'Nee,' bekende ze met trillende stem. 'Die beslissing zal ik uiteindelijk zelf moeten nemen. Ik zou er graag uw mening over willen horen.'
'Beloofd is beloofd, nietwaar?'
'Ja. Maar zelfs mijn schoonouders zeggen dat de omstandigheden zo waren, dat er twijfels mogelijk zijn.'
'Heb je een ander huwelijk in gedachten?'
'Er is iemand van wie ik veel zou kunnen houden.'
Dus zoek je een excuus om het zondige verlangen te volgen en daarvoor wil je bovendien mijn goedkeuring hebben?'
'Zo moet u het niet zien.' Sabina keek de in het zwart geklede figuur gekweld aan. 'Ik strijd een zware strijd en ik wil doen wat juist is.'
'Weet je dat dan niet, diep vanbinnen?'
'Er is me eens gezegd, dat Hendrik er jaloers op was dat ik met een ander gelukkig zou kunnen worden,' fluisterde ze.
'De dode zelf kan dat niet tegenspreken.'
Sabina werd steeds wanhopiger. 'Dat weet ik maar al te goed. Kon ik het Hendrik maar vragen. Ik heb er een verschrikkelijke tweestrijd om. Ons huwelijk was... nu ja... mijn vader en Hendrik vonden het beiden een goed huwelijk.'
'En jij niet?'
Sabina boog het hoofd.
'Maesvreugt is een prachtige boerderij. En Poelwijck ook.'
'Een mooie boerderij maakt nog niet gelukkig.'
'Hongerlijden ook niet.'
'Voor Hendrik zelf kwam zijn einde ook onverwacht. Zou het niet zo kunnen zijn, dat hij zelf niet meer besefte wat hij van me vroeg? Hij kwam nauwelijks bij kennis en leed zoveel pijn dat hij telkens weer bezwijmde.'
'Hij maakte zich oprecht bezorgd om zijn kinderen.'
'Ik zal hen niet in de steek laten. Ik hou veel van ze. Is Andries geen flinke kerel geworden?'
'Zeker, zeker, Hendrik legt eer met hem in.'
En zij dan? Dacht dan niemand aan haar? Was zij niet opgeofferd aan hetgeen haar vader meende dat goed voor haar was? Ze had hem sinds die tijd nooit meer kunnen liefhebben. Hoewel ze haar zoon naar hem had vernoemd, was dat slechts omdat ze nog minder wilde dat het naar Hendriks familie zou heten en het kind een naam geven die niet in de familie voorkwam was ondenkbaar. Hendrik had het huwelijk ook graag gewild. Dominee was ook een man. Ze beschouwden vrouwen net als een stuk vee. Goed voor dit en goed voor dat, maar zelf mocht ze kennelijk geen eigen mening hebben, geen eigen wensen of verlangens. Ze voelde dat ze opstandig werd. Ze was immers weduwe en had ze derhalve niet recht op een klein beetje geluk? Ze had altijd haar verplichtingen vervuld.
'Hoe zou u erover denken, als het andersom was geweest?' vroeg Sabina met tranen in haar ogen. 'Als ik die belofte aan mijn man had afgedwongen? Was u dan niet bereid geweest te zeggen dat ik alleen aan mezelf had gedacht, want wat moet een man in de bloei van zijn leven zonder vrouw?'
Ze keken elkaar aan. Sabina las in de ogen van de man afschuw over zoveel brutaliteit. Ze boog het hoofd. Al dacht, nee, was ze ervan overtuigd dat ze honderdmaal gelijk had, dominee begreep het niet. Het was zinloos geweest te denken dat zij bij hem begrip kon verwachten. Wat had ze eigenlijk gehoopt? Dat hij haar inderdaad zou ontslaan van die belofte? Ze was dom geweest en ze wilde maar dat ze het eerder had beseft.
Sabina zuchtte diep. 'Kon ik het maar aan Hendrik vragen, maar éénmaal. Misschien is hij gelouterd nu hij Boven is.'
'Dat is onmogelijk, vrouw Van Bressij.'
'Ze zeggen dat er in Strijen een man is die de tafel kan laten dansen en die doden oproept.'
'Vrouw!'
'Ik weet het, dominee. Maar een wanhopig mensenkind krijgt soms de vreemdste gedachten.'
'Ik ben niet zo'n onmens als je nu wel denkt,' klonk het onverwacht, zodat Sabina dominee vragend aankeek, half in de verwachting dat ze hem verkeerd had verstaan. 'Ik begrijp je moeilijkheid heel goed. Je bent nog jong, nog geen dertig, je wilt graag kinderen en als ik het goed begrijp is er iemand met wie je graag een huwelijk wilt aangaan.'
'Ja,' fluisterde ze en opnieuw liepen de tranen over haar wangen.
'De vorige keer trouwde je slechts uit plichtsgevoel en ditmaal is het hart in het spel.'
'Ja,' knikte ze nogmaals. 'Ik heb het er zo moeilijk mee.'
'Ik moest hard zijn, om te weten of je innerlijke nood oprecht was. Soms komt het voor dat men al te lichtvaardig om clementie verzoekt en dan later zegt: dominee zelf was het ermee eens. Als jong predikant heb ik me daar een enkele maal mee vergist.'
Ze knikte. 'Ik begrijp het.'
'Wat vind je zelf van de belofte?'
Toen al vond ik het niet erg eerlijk van mijn man, om zoiets van mij te vragen. Hij had me goed genoeg moeten kennen om te weten dat ik altijd als een moeder voor zijn kinderen zou blijven zorgen. Later, toen ik er veel over had
nagedacht, meende ik dat hij zich misschien machteloos had gevoeld in zijn onvermogen mij gelukkig te maken, ondanks Maesvreugt en ondanks de welvaart die we hebben gekend. Voor hem mocht dat voldoende zijn, hij heeft waarschijnlijk wel geweten dat het voor mij toch anders lag.'
'Hield hij van je?'
'Ik weet het niet. Toen hij leefde dacht ik van niet, maar het afdwingen van die belofte heeft me wel eens aan jaloersheid doen denken.'
'In ieder geval is het goed dat je de belofte zo zwaar laat wegen en niet lichtvaardig terzijde schuift.'
'Dank u, dominee. U maakte daarnet dat ik me zo slecht voelde.'
'Ik zal je iets vertellen. De afgelopen winter, toen ik bij je schoonvader op ziekenbezoek was, sprak deze me erover aan. Wist hij dat je opnieuw wilde trouwen?'
'Nee, daar heb ik nog met niemand over gesproken.'
'Welnu, dan was het zijn ongerustheid over de belofte op zichzelf. Hij zei me de belofte van zijn zoon egoïstisch en onredelijk te vinden. Van hem heb ik toen vernomen hoe het precies aan het sterfbed is toegegaan.'
Sabina was werkelijk sprakeloos.
'Je hebt aan hem een goede voorvechter voor je levensgeluk.'
Ze keek dominee aan met een blik die het midden hield tussen verbijstering en opluchting. 'Ik heb de mening van mijn schoonouders altijd hoog aangeslagen. Het doet me goed te weten dat ze er zo over denken.'
'De belofte is gedaan en ik kan je niet zeggen of je die mag verbreken. Maar het doet mijn oude hart goed te zien hoe je ernaar streeft het goede te doen. Ik kan je niet zeggen of je de gedane belofte mag verbreken. Dat kun je, zoals je al zei, slechts zelf.'
De daaropvolgende dagen kon Sabina het gesprek maar niet uit haar hoofd zetten. Ze piekerde erover van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en de weinige afleiding die haar geboden werd, kwam van Sanne, die haar vaak opzocht, veel meer dan vroeger. Haar zusje was een vrolijke, knappe, jonge vrouw geworden, op wie heel wat boerenzoons een oogje hadden. Voorlopig moest Sanne om alles lachen en bekende ze Sabina naar Maesvreugt te komen om te leren zwemmen.
'Wat?' vroeg Sabina geschrokken, prompt haar eigen zorgen vergetend.
'Dries leert me zwemmen.'
'Maar Sanne toch!'
'Ik heb een oude nachtpon ingeknipt in het midden en daar dichtgenaaid, zodat het pijpen zijn geworden. Het lijkt nu een beetje op de zwempakken die ze in badplaatsen verhuren. Bij tante heb ik er een plaat van gezien in de Gracieuze.
Ik ben overal bedekt en het is zo heerlijk in het water.'
'Maar jij met Dries samen in de kreek...'
'Gut, Sabina. Je bent toch ook jong geweest. Doe zelf mee, dat kan nog best.'
'Alle kleren plakken aan je lijf als je nat bent. Dat is onfatsoenlijk. Ik heb er nog nooit van gehoord dat een vrouw wilde leren zwemmen.'
Wijselijk genoeg zweeg het meisje over de blik waarmee Dries soms naar haar keek, als ze bij de boenstoep uit het water kroop.
'Er ligt een deken bij de boenstoep, die sla ik onmiddellijk om en dan ben ik zo vormeloos als een zak meel.'
'Hoelang is dat al aan de gang?'
Twee weken. Je was zo met jezelf bezig dat ik je niet wilde lastigvallen.'
'Vader zou het nooit goedvinden.'
'Beslist. Maar ik vind het zo leuk. Denk eens aan dat kind van Kruithof, dat vorig jaar in de Kreek viel en verdronk. Als een van de vrouwen die jammerend aan de kant stonden, had kunnen zwemmen, was het kind nog in leven geweest.'
'Nu ja, Dries is zowat je broer. Dat scheelt.'
Sanne antwoordde niet, maar begon over Geertje, die steeds baziger werd. 'Ze doet alsof ze de baas is op Poelwijck. Zelfs vader heeft niets meer te vertellen. De knecht komt 's morgens aan haar vragen wat hij moet doen. Kun jij er niet eens iets van zeggen?'
'Ik ben de laatste tijd veel te weinig op Poelwijck geweest.' Sabina wist het. 'Zelf heb ik altijd het gevoel gehad dat daar met moeder het geluk verdween.'
Het lijkt al zo lang geleden,' peinsde Sanne. 'Dat en die geschiedenis met Dana.'
'Ja, Ammekerk is het eindelijk vergeten.'
'Niet iedereen. Een heel enkele keer moet
ik nog wel eens horen dat het niet helemaal pluis is op Poelwijck.
En dat jij met de helm geboren bent.'
'Aan mij is niets bijzonders.'
'Ik weet soms dingen van tevoren,' bekende Sanne ineens.
'Jij? Nu, ik heb het wel eens een enkele keer. De laatste jaren minder dan vroeger.'
'Misschien komt dat omdat je zoveel zorgen had. Ben je nooit gelukkig geweest op Maesvreugt, Sabina?'
'Nee,' gaf de oudere zuster toe in een plotselinge vlaag van eerlijkheid. 'Nee, Sanne. Ik heb nooit met Hendrik willen trouwen en hoewel Maesvreugt een mooie boerderij is, ben ik er inderdaad nooit gelukkig geweest.'
Waarom keek Sanne zo vreemd? 'Blijf je hier niet lang meer?'
'Ik moet immers voor de kinderen zorgen.'
'Poeh! Kinderen!'
'Ik heb het Hendrik moeten beloven.'
'Als er iemand anders zou zijn om voor alles te zorgen, dan kun je toch wel weg?'
'Er is niemand anders. Bovendien wilde Hendrik het niet.'
'Hij gunde je aan geen andere man. Misschien kun je teruggaan naar Poelwijck en een oogje op Geertje houden?'
'Nee, naar Poelwijck ga ik niet. We zullen afwachten, Sanne. Misschien blijf ik later wel als een soort huisplaag bij Dries en zijn vrouw wonen.'
Sanne moest verschrikkelijk lachen.
Catharina's verjaardag, midden in juli, kwam zoals elk jaar ongelegen. Dries gunde zich weinig tijd om binnen te zitten en bleef tot vlak voor het avondeten op het land, maar in de middag kwam er al visite. Alleen vader en moeder Van Bressij waren de hele dag gekomen. Ze zaten samen in het zonnetje op de bank voor de keuken en praatten over dingen die zo lang geleden waren gebeurd dat bijna niemand er nog van wist.
De eersten die kwamen waren Geertje en Sabina's eigen vader in het rijtuig van Poelwijck dat door Sanne werd gemend. Sanne, die zoveel lachte tegenwoordig en overal plezier in had. Dat nam niet weg dat ze ondertussen flink de handen uit de mouwen stak. Ze vroeg Sabina vaak naar het een en ander en deze verzekerde haar zusje er dan van dat ze later, als ze ooit zou trouwen, zeker een goede huisvrouw zou worden. Sanne gloeide dan van trots. Gek, dacht Sabina menigmaal, ze voelde nu ook voor Sanne een soort moederlijke liefde, net als voor haar stiefkinderen.
Sanne bracht de koffie naar het land en vader liep meteen mee om naar het gewas te kijken. Ze waren bezig vlas te trekken.
Geertje troonde Sabina mee naar binnen en verraste Catharina met een prachtige gehaakte omslagdoek.
'Aangezien je tante een oude vrijster is en nooit zelf kinderen zal hebben, moet ik jou maar een beetje verwennen,' zei ze hartelijk. Vlak erna reed ook de familie uit 's-Gravendeel het erf op. De zwager liep meteen door naar de vlasakker, maar Jacoba kwam met een nors gezicht binnen.
Sabina schrok van haar. Ze was bijna vergeten hoezeer Jacoba op Hendrik leek in haar doen en laten. De visite werd in de pronkkamer gelaten, waar alle ramen openstonden om het koel te houden. Grietje zorgde in de keuken voor alles en Sabina kon er rustig haar gemak van nemen. Ze praatten een poosje over ditjes en datjes. Nelleke kwam weer naar binnen. Nu het zo warm was had ze minder last van haar reumatiek en kon ze weer een paar steekjes naaien. Desondanks kibbelde de oude vrouw binnen de kortste keren met Jacoba over de armoede die er onder de arbeiders heerste. Lichtelijk geamuseerd luisterde Sabina toe.
'Ik weet zelf wat het is,' zei Nelleke en het was duidelijk dat ze boos was. 'Voor ik met je vader trouwde hoorde ik zelf bij de arbeidersstand.'
'Mensen die weinig hebben zijn allemaal geneigd te denken dat ze al te weinig hebben,' meende Jacoba en driftig liet ze haar breipennen tikken. 'Zolang een man gezond is, kan hij hard werken zodat zijn gezin te eten heeft.'
'Alles goed en wel. Maar hoe zou het zijn als de vader ziek wordt?'
'Dan kunnen ze naar de kerk gaan. Alle lidmaten worden bedeeld en ze krijgen ook turf. Als het in de winter koud is kunnen ze strostoppels en vlasstengels branden.'
'De kerk bedeelt alleen de eigen lidmaten en dan nog alleen als men regelmatig de kerk bezoekt.'
'Dat spreekt toch vanzelf?' vroeg Jacoba verwonderd.
'Er zijn er wel meer die armoe lijden. En de tijden zijn slecht, nu met de crisis.'
'Wij hebben onze rang als uitverkoren, geroepen en bekend christen.'
'Jacoba, denk je werkelijk zo?' Sabina was geschrokken. Een opmerking als deze kon door Hendrik zijn gemaakt, maar Jacoba was een vrouw. Zij zou toch wel milder zijn? Hoewel... Zowel onder Hendrik als in de tijd dat zijn moeder nog leefde stond Maesvreugt erom bekend dat men er gierig was. Dat was nu gelukkig anders. Ze hadden de afgelopen winter de collectes voor de armen goed bedacht en Sabina wist dat Dries die of gene wel eens wat toestopte als dat nodig was. Ook hierin leek hij niets op zijn vader. Gelukkig maar.
'Jullie zijn tegenwoordig verspillend,' zei Jacoba met nauwverholen minachting. 'Mijn broer heeft zijn hoeve welvarend nagelaten. Je mag wel oppassen, Sabina, anders blijft er niet veel over om te erven.'
'Laten we het alsjeblieft over iets anders hebben,' antwoordde deze ijzig.
'Den Hartigh is benoemd tot kerkenraadslid.' Jacoba bedaarde en Nelleke snoof.
'Kind, wat lijk jij op Magda,' bromde ze.
'Dat klinkt of u mijn moeder niet mocht.'
'We verschilden nogal eens van mening,' antwoordde Nelleke voorzichtig.
Sabina lette wat beter op haar schoonmoeder. Haar probleem was eigenlijk zo oud als de mensheid, besefte ze. Misschien begreep haar schoonvader haar daarom wel zo goed. Eerst was hij getrouwd met Magda, Hendriks moeder, op wie hij zo leek. En later met Nelleke, die hij altijd al had liefgehad. Ze dacht weer aan het feit dat Dientje een halfzuster was van Hendrik. Ze boog zich dieper over haar breiwerk. Jacoba stond op en liep naar buiten. De andere vrouwen haalden opgelucht adem.
'Ze lijkt ontzettend veel op Hendrik,' zuchtte Sabina.
'Alleen drinkt ze niet,' vond Geertje.
'Nee, zeg, stel je voor. Een vrouw!'
'Er zijn arbeidersvrouwen...'
'Meestal zijn dat verhalen. De meesten hebben alleen maar armoe en hoogstens een vent die zich bedrinkt. Lijken Jacoba en Hendrik echt zoveel op hun moeder?' Dat laatste vroeg ze aan Nelleke.
'Ja. Magda was geen gemakkelijke vrouw, ook niet voor zichzelf, dat moet ik erbij zeggen. Maar laten we het over wat anders hebben. Ik geloof dat je zusje een oogje heeft op Dries.'
'Sanne?' vroeg Sabina perplex.
'Als je niet zoveel zorgen van jezelf had, was het je allang opgevallen,' vond haar schoonmoeder.
Geertje lachte schamper. 'Onmogelijk. Sanne is nog veel te jong. Het enige waar ze aan denkt, is hoe ze onder haar plichten uitkomt. Net als jij, vroeger.'
'Ik heb anders niets geen klagen over Sanne,' antwoordde Sabina koud. 'Ze doet alles wat ik haar vraag en meer dan dat.'
'We moeten naar de keuken.' Nelleke had zeker genoeg van alle kinderachtige opmerkingen en Sabina moest haar in haar hart gelijk geven. 'Ik ga mee, moeder. Zo'n hele dag stilzitten is eigenlijk niets gedaan.'
De maaltijd bracht de gezelligheid terug. De mannen praatten over de lange werkdagen. Bouw- en melkknechts moesten om drie uur 's morgens beginnen, althans 's zomers. Dan werkten ze door tot zeven uur 's avonds. De gewone arbeiders kwamen om half vijf. In de oogsttijd werkten ze niet zelden tot zonsondergang. En de boer zelf had niet eens tijden waarop het werk was gedaan. Vanaf het moment dat ze hun ogen openden tot ze die weer sloten was de verantwoording voor hen.
Daarna kwam het gesprek op de nieuwe onderwijzer van Ammekerk. De man stond bekend als een vrijdenker en dat bracht velen in verwarring. Wel was hij een wijs man, maar op zijn kindertucht was wel het een en ander aan te merken. Onmiddellijk gingen Sabina's gedachten naar Maarten, van wie een enkele keer hetzelfde werd gezegd.
Na het eten kuierden de mannen nog wat langs de kreek en nog voor de afwas was gedaan, reed opnieuw een gerij het erf op. Nicht en neef, zag Sabina verheugd. Doch haar hart begon te bonken toen ze zag dat nicht ook ditmaal Maarten had meegenomen.
Maarten! En dat terwijl Maesvreugt tot aan de nok gevuld was met visite. Had nicht Saar de kolder gekregen?