HOOFDSTUK 7
'Bruidegom en bruid, ik verzoek u op te staan en aan te horen de rechten en de plichten, die in de echtelijke staat op u zullen rusten.'
Een licht geroezemoes verstoorde voor even de stilte. Sabina stond op van haar stoel en keek de burgemeester van Ammekerk ernstig aan. Op dat moment was haar hoofd vrij van welke gedachte dan ook. Ze was zich zelfs nauwelijks bewust geweest van de blonde man naast haar, met wie ze nu in de echt verbonden werd. Ze luisterde goed naar de woorden die tot hen werden gericht. De strekking ervan was haar bekend. Het onvermijdelijke noodlot voltrok zich nu over haar.
De burgemeester schraapte zijn keel en ging verder. 'Wederkerig zijn de echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd; zij verbinden zich hunne kinderen te onderhouden en op te voeden. Op de man rust de verplichting zijn vrouw te beschermen, haar al hetgeen zij behoeft volgens zijn vermogen te verschaffen en haar bij zich te doen inwonen. De vrouw is gehoorzaamheid aan de man verschuldigd, zij woont bij hem in en volgt hem, waar hij nodig oordeelt zijn verblijf te vestigen. Ziedaar uw voornaamste verplichtingen.'
Sabina ging in een andere houding staan. Een diepe, diepe zucht steeg in haar omhoog. Plotseling was die vreemde gelatenheid weg. Haarscherp zag ze Maarten voor zich, alsof hij er werkelijk was. Zou hij aan haar denken op dit moeilijke moment in hun beider leven? Zeker deed hij dat. O, Maarten. Ze kon nog terug, flitste het door haar heen. Ze kon nog nee zeggen!
'Verklaart gij u lieden nu elkander tot echtgenoot aan te nemen en belooft gijlieden getrouwelijk de plichten te zullen vervullen, welke door de wet aan de huwelijkse staat verbonden zijn. Wat is hierop uw antwoord?'
'Ja.' Hendriks stem klonk fier en zonder aarzelen. Maar hij keek Sabina niet aan en ze voelde zich zo alleen als nog nooit in haar leven het geval was geweest.
Achter haar schraapte haar vader zijn keel. Een enkel kuchje steeg op. Sabina slikte. Vader hoefde niet bang te zijn.
'Ja,' fluisterde ze met een door tranen verstikte stem.
'Welnu dan, daar mij geen verhinderingen tegen de voltrekking van het huwelijk bekend zijn geworden en de vereiste toestemming verkregen is, zo verklaar ik u, in naam der wet, dat u door de echt aan elkander verbonden zijt.'
Waarom voelde ze zich zo leeg en slap? Kon ze maar even zitten. Ze moest echter flink zijn, nu vooral, want iedereen lette op haar. Ze moest ook niet zo aan haar zwarte kerkjurk frommelen, haar zijden trouwschort zat warempel al vol kreukels. Voortaan moest ze haar hoofd fier omhooghouden en de mensen recht in de ogen kijken. Niemand hoefde te weten wat ze voelde. Sabina stak haar kin in de lucht en klemde haar kaken op elkaar. Ze zou de mensen van Ammekerk eens wat laten zien. Liever de trotse boerin van Maesvreugt dan de zielige Sabina Roodenburg, met wie iedereen medelijden had. Haar verkrampte gezicht stond onbeweeglijk toen ze de gebruikelijke zegenwens van de burgemeester aanhoorde.
'God, die de liefde zelf is, make u getrouw aan de door u afgelegde belofte, sterke u in de vervulling van uw verplichtingen, beware u voor alles wat het huwelijksgeluk zou kunnen storen, en zij met u in alle omstandigheden van het leven.'
Ja, dacht Sabina bitter. Gods hulp kon ze wel gebruiken. Huwelijksgeluk, welja! Och, zo moest ze niet denken. Tenslotte wist ze dat er geen andere mogelijkheid was, en moest ze dan tenminste niet proberen er het beste van te maken? Gelukkig kon ze nu weer zitten, omdat de burgemeester de huwelijksakten voor zou lezen. Ze zuchtte lichtjes, vouwde haar ijskoude handen in haar schoot, staarde met nietsziende ogen naar een punt op de witgekalkte muur en luisterde naar de eentonige stem die de akte voorlas.
'In het jaar eenduizend achthonderdentachtig, de tweeëntwintigste van de maand november, des middags om drie uur, zijn voor ons, Cornelis Leeuwestein, burgemeester, ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Ammekerk, verschenen Hendrik van Bressij, oud achtendertig jaren, geboren alhier de zesde oktober 1842, van beroep landbouwer en wonende alhier, meerderjarige zoon van Andries van Bressij en Magda den Hartigh, overleden alhier, weduwnaar van Johanna Luchtenburg, en Sabina Roodenburg, oud drieëntwintig jaren, geboren alhier de vierde mei 1857...'
De stem vervaagde, Sabina luisterde niet meer. De eentonige zinnen werden verder gelezen, maar of ze wilde of niet, haar gedachten dwaalden af. Maarten...
Pas toen Hendrik opstond om de akte te tekenen waren haar gedachten weer helder.
Met trillende handen schreef ze haar naam onder de huwelijksakte, daarna keek ze toe hoe haar vader hetzelfde deed, evenals de getuigen. Nu stond alles zwart op wit op papier. Er klonk weer geroezemoes op. Ze moest erom denken te glimlachen, zo nu en dan, dat werd verwacht. Niemand mocht weten hoe ze eraantoe was.
Met dezelfde gelatenheid onderging ze de huwelijksinzegening in de kerk. Pas toen de laatste psalm door het oude gebouw klonk, merkte ze hoe koud ze geworden was, en dat kwam niet alleen door de kilte in het kerkgebouw. Ze wilde maar, dat deze dag voorbij zou zijn.
Pas tijdens de korte rit naar Poelwijck, waarbij het bruidspaar in het voorste rijtuig reed, wilde Hendrik weten hoe ze zich voelde.
Ben je gelukkig?' vroeg hij en stom knikte ze. Wat kon ze anders doen?
Dat kan ook niet anders. Nu zijn we eindelijk getrouwd. Ik heb er lang op moeten wachten.'
Sabina zweeg en staarde over het water, nu het rijtuig de dijk op was gedraaid. Ze was in de echt verbonden met de verkeerde man. Het was een ander dan Maarten, met wie ze vanavond in de bedstee zou liggen, maar het was niet langer een geheim wat haar dan te wachten stond. Doch dat mocht niemand, niemand merken. Ze kon geen schande brengen over haar familie. Ze rechtte haar schouders en herinnerde zich haar voornemen om trots te zijn. Liever hooghartig, dan zwak en beklaagd. 'Ik had liever tot mei gewacht.'
'Maar daarmee waren noch je vader noch ik het eens.'
'Ja, vader had haast, net als jij.'
'Foei, je bent onaardig tegen je echtgenoot. Dat is niet zoals het hoort. Je moet nog heel wat leren, Sabina.'
Ja, dat moest ze, maar niet zoveel als hij dacht. Nu voelde ze een weinig leedvermaak. Warempel, hij haalde een zakflacon jenever uit zijn trouwpak!
Hendrik nam een flinke teug. 'Hè, daar knapt een mens van op. Al dat zitten is niets gedaan. Wil je ook een slokje?'
'Nee, bedankt. Drank is de gesel van de maatschappij.'
'Wat?!' Zijn mond viel open van verbazing, toen gooide hij het hoofd achterover en lachte luid. 'Sabina, je bent me er een. Heb je nog nooit ontdekt dat een borrel de dingen gemakkelijker maakt? Nee, dat blijkt. Je lijkt er wel een van zo'n drankbestrijdingsbeweging. Je moet inderdaad nog een hoop leren, dat hoor ik al.'
'Wat je zegt.' Was het zo, dat drank alles gemakkelijker maakte? Dan zou ze vanavond zeker een borrel nemen. Ze zou het nodig hebben! Ja, ze leerde snel.
Het rijtuig draaide het erf van Poelwijck op. De deel was voor het feest in gereedheid gebracht, hoewel het niet zo groots zou worden gevierd omdat de bruidegom al eerder getrouwd was geweest.
Zodra alle gasten binnen waren en de paarden na het uitspannen verzorgd, liet Daniël Roodenburg de borrels rondgaan. Voor de vrouwen was er vruchtenwijn of bowl en de kleintjes kregen limonade. Sabina aarzelde geen moment. Ze nam ook vruchtenwijn, hoewel ze tot dan toe altijd met de bowl tevreden was geweest. Misschien had Hendrik gelijk en zou de alcohol haar helpen. Ze nam een flinke slok van het zoete drankje. Het was een beetje scherp in haar keel, maar het warmde lekker. Sabina ging zitten op de met slingers versierde stoel. Dat was zeker Sannes werk. Lieve Sanne. Ze hoopte dat Geertje erom zou denken aardig voor het jongste zusje te zijn. Stel je voor, Sanne was bijna even oud als haar stiefzoon! Ze keek naar Hendriks kinderen, die nogal verlegen waren en niet op hun vader leken wat karakter betrof. Daar was ze blij om. De jonge Dries leek op zijn grootvader, naar men zei. Uiterlijk deed Hendrik dat ook, maar daarmee hield de gelijkenis op. Sabina mocht haar schoonvader graag en zijn vrouw Nelleke nog meer. Het was een geluk, dat ze hen had. Trouwens, Hendriks beide zusters zouden waarschijnlijk ook geen moeite geven. Zijn oudste zuster Susanne was een gezeten boerin en woonde op Kreekestein. Ze stond goed bekend in het dorp. Haar gezicht, gerimpeld door de zorgen omdat ze twee zoontjes had verloren en nu nog slechts een dochtertje over had, leek veel op dat van Hendrik en was tegelijkertijd zo anders. Het was een open gezicht en er lag een tere wijsheid in de ogen, die maakte dat iedereen haar mocht. Sabina had er wel moeite mee die statige vrouw nu Susanne te noemen. Ze was duidelijk dol op haar man, die al dik in de veertig was. Sabina kon het zich niet goed voorstellen, van zulke oude mensen. En dan was Jacoba er nog, die heel anders was. Ze was getrouwd met een vlasboer en woonde in 's-Gravendeel. Sabina had haar nog maar een paar keer ontmoet en kende haar andere schoonzuster niet goed. Ze treurde er niet om, want Jacoba was lang zo hartelijk niet als Susanne. Met Dientje lag het nog het gemakkelijkst. Zij was de dochter van de oude Nelleke en soms werd er gefluisterd dat ze ook van de oude Andries was, maar dat kon natuurlijk niet waar zijn. Dientje was net zo lief als Susanne, maar zag er minder voornaam uit, zodat het veel gemakkelijker was om met haar om te gaan. Dientje had nog een baby, het eerste meisje, dat gaf een band. Zij en haar man hadden drie jongens en erg rijk waren ze ook niet. Ze woonden wel op Kreekestein, maar zouden de boerderij niet erven. Dientje leek dat niet erg te vinden, gelukkig maar. Ze hield al veel van Dientje, bijna net zo veel als van haar schoonmoeder.
Sabina had die dag al meermalen de blik van de oude Nelleke op zich voelen rusten. Dan voelde ze zich verlegen worden. Deze vrouw wist immers hoezeer ze tegen het huwelijk opzag. Ja, om Nelleke recht in de ogen te kijken, dat was moeilijk. Misschien zou het na verloop van tijd gemakkelijker worden.
Zo zachtjesaan had iedereen zich aan de lange tafels op schragen gezet. Buiten loeide de koude novemberwind en hoewel er in de deel natuurlijk geen vuur brandde, was het er toch aangenaam. Bovendien droeg iedereen immers zijn warme wintergoed en er was hooi genoeg, voor wie het toch koud kreeg en een warm plekje zocht.
De koeien loeiden onrustig, door alle vreemde drukte in de deel. Het voordeel van een bruiloft in de zomer was, dat het vee buiten was. Nu moesten ze zich behelpen, maar dat was Hendriks eigen schuld. Hij was degene die op spoed had aangedrongen, al had vader er al te graag naar geluisterd. Sabina wist dat haar vader bang was geweest dat ze op haar gegeven woord terug zou komen. Hij keek steeds van haar weg, vandaag. Zou hij zich onbehaaglijk voelen in de wetenschap dat hij dit huwelijk min of meer had afgedwongen? Ze hoopte het en even voelde ze haat tegen de oude man die haar willens en wetens in het ongeluk had gestort omwille van het geld.
Niet aan denken. Om je heen kijken en proberen te glimlachen. De mensen letten op je, sprak ze zichzelf toe. Op de tafels stond een hele rij vetpotjes. Ze had ze samen met Sanne gemaakt. Ze hadden vijftig glaasjes met vet en een katoenpitje gevuld, die vanavond allemaal brandden. Verder waren er nog wat petroleumlampen, maar niet veel. Je moest voorzichtig zijn, met zoveel mensen en vee in een tamelijk kleine ruimte. Eén dronken, onvoorzichtige kerel en er kon een ramp gebeuren. Uit voorzorg had Geertje vlak bij de lampen emmers laten zetten die met water waren gevuld.
Hendrik zat naast haar en ze voelde hem steeds tegen zich aan, omdat iedereen kort op elkaar moest zitten. Dat herinnerde haar doorlopend aan wat nog komen moest en die wetenschap benam Sabina de eetlust.
Hendrik had de laatste maanden zijn bakkebaarden laten groeien en ook zijn snor had forsere afmetingen dan vroeger. De punten waren zorgvuldig omhooggekruld, wat zonder snorrenvet nooit zou zijn gelukt. Hij dacht, zo had hij eens gezegd, dat het hem er jonger uit deed zien. Zelf droeg ze vandaag een spiksplinternieuwe muts, een dure van brede, handgekloste Vlaamse kant. Ze had nieuwe krullen van vader gekregen met haar ondertrouw, zeker om goed te maken dat hij haar zo onder druk had gezet. Alsof haar gekwetstheid zich liet afkopen.
De oude krullen, die nog laag op de wang zaten, waren nu voor Sanne. Ze waren aangepast aan de nieuwe mode de krullen hoger te dragen. De krullen werden nu ter hoogte van de ogen gedragen en krulbellen, zoals vroeger, werden helemaal niet meer gedragen. Van de oude krulbellen waren sierlijke mutsspelden gemaakt, die ze nu op haar muts droeg en om haar hals hing moeders op zilver geregen granaten ketting met het tonnetjesslot. Dit was een erfstuk en op haar beurt hoopte zij het later aan haar eigen dochter te geven, als ze die kreeg.
Hendrik had alweer een nieuwe borrel. Zouden de geruchten waar zijn, dat hij zich soms aan onmatig drinken te buiten ging? Maarten... Nee, aan hem mocht ze vandaag vooral niet denken. Dat deed te veel pijn. Misschien nam ze zelf nog een tweede glaasje vruchtenwijn om het verdriet te doven. Met moeite at Sabina een boterham en een krentenbol. Laat de mensen maar denken dat ze de zenuwen had voor de bruidsnacht, dat was beter dan dat ze haar pijn raadden. Gelukkig dat ze de herinnering had aan haar samenzijn met Maarten, al was het goed dat er geen kind van gekomen was. Nu moest ze erop letten, dat ze morgenochtend haar nachtpon onmiddellijk in het koude water zette, zodat iedereen dacht dat ze zich schaamde voor de vlek... die er niet zijn zou. Dat mocht ze vooral niet vergeten. Haar huwelijk begon al met bedrog. Hoe kon ze Gods zegen erover verwachten?
Na het dankgebed aan tafel steeg het geroezemoes weer op. De bruiloft liep als gewoonlijk. Er werd gezongen en er werden stukjes opgevoerd, er was een gedicht op het bruidspaar en er werd veel gedronken. Hendriks kleur steeg naarmate de avond vorderde, niet frisrood zoals dat bij een jonge man het geval was, maar dieprood, tegen het paarse aan. Het maakte hem lelijk en hij leek er ouder door.
Sabina was min of meer verdoofd door de ongewone hoeveelheid wijn die ze tot zich had genomen. Later op de avond had ze zelfs nog een derde glaasje gedronken en dat was goed, want nu hoefde ze niet meer na te denken en geen angst meer te voelen. Er was toch niets meer te veranderen en als ze niets meer van het leven verwachtte, zou het allemaal wel te dragen zijn. Ze verlangde vanavond meer dan eens naar haar moeder. Met haar zou ze hebben kunnen praten. Meermalen ving ze Nellekes bezorgde blik op en het kwam zelfs zover dat de jonge bruid de oude vrouw moest geruststellen, maar het was goed te weten dat haar schoonmoeder van haar hield en dat ze bij die wijze vrouw in de toekomst terechtkon. Er kon een dag komen dat het haar allemaal te veel zou worden. Misschien stierf ze wel snel in de kraam, zoals Maartens vrouw snel gestorven was omdat ze zwanger was. Ze zou er niet om geven. Het enige wat werkelijk onverdraaglijk was, was twintig, dertig jaar aan de zijde van deze luidruchtige dronkaard te moeten leven, hij die nu haar man was en die ze verafschuwde en minachtte. Zou vader eigenlijk wel beseffen wat hij haar had aangedaan, of voelden mannen dat anders? Vader was er zelfs trots op, dat ze nu boerin van Maesvreugt was. Dat telde voor hem. Hij wilde trots op haar zijn en hoe zou ze het over haar hart kunnen verkrijgen schande over haar familie te brengen?
Er werd wederom een psalm gezongen, dat troostte haar, maar eer het lied uit was, ging een van de jongemannen over op een onbehoorlijk lied. Hij was zeker ook dronken. Bah, mannen!
De rit door het nachtelijk duister van Poelwijck naar Maesvreugt was de grootste beproeving van haar leven. In de tilbury te zitten en Poelwijck achter te laten, haar jeugd achter te laten en daarmee alles wat mooi en goed was, het was bijna te veel. Sabina wilde graag huilen, maar ze besloot zich vast te klampen aan de nieuwe strohalm die ze vandaag had ontdekt. Trots. Nee, deze zelfgenoegzame, egoïstische zuiplap naast haar zou niets aan haar merken. Ze zou hem niet de macht geven haar extra te kwetsen, doordat hij wist hoe hij haar pijnigen moest. Die muur van trots, daar kon ze haar gekwetste gevoelens achter verschuilen, nu en altijd, zolang ze nog in dit aardse tranendal verbleef.
Het kostte haar echter grote moeite om het vol te houden, om daadwerkelijk niet te huilen toen Hendrik haar door de voordeur zijn grote hoeve binnenbracht. Toen de deur weer achter hem dichtviel, om gesloten te blijven tot er opnieuw werd getrouwd, gedoopt of begraven, was het net of de deur van de gevangenis achter haar werd gesloten.
Hij had nauwelijks tijd de hoge zijden pet af te zetten, voor er een storm van hete kussen op haar neerdaalde. IJzig onderging ze het. Kon hij niet eens wachten tot ze in de bedstee lagen? Zou hij haar hier in de gang al overweldigen? Gelukkig, daar hoorden ze Dries en Catharina. Hendrik kalmeerde en Sabina haalde opgelucht adem. Ze had dus nog even uitstel. Ze wist wat haar te wachten stond en dat zou maken dat het te verdragen was, straks. Stel, dat ze nog net zo onwetend was als toen met Maarten. Dat zou afschuwelijk zijn. Ze moest... Nu piekerde ze warempel opnieuw.
Zwijgend liet ze zich naar de pronkkamer leiden. Hij had het fatsoen haar alleen te laten, want ze had zich nog nooit onder een paar mannenogen uitgekleed. De stilte was heerlijk, na de drukte van deze eindeloos lange dag. Ze sloot haar ogen, zonk op haar knieën voor de bedstee en bad om kracht. Alleen God wist, hoe hard ze die nodig had.
Toen zette ze haar kostbare muts op de vaas en kleedde ze zich met stijve vingers uit. Het leven ging verder.