HOOFDSTUK 7
Tante.'
Iedereen keerde zich naar Dries. Alleen tante Johanna, die even zweeg om adem te halen, toonde hem haar minachting. 'Verbeeld je maar niets, snotneus,' snauwde tante met ogen vol haat.
Dries rechtte zijn schouders. 'Als hoofd van de familie sta ik erop dat u vertrekt als u zich niet beheersen kunt. Ik weiger de eer van mijn grootvader nog verder te laten bezoedelen en dat nog wel op de dag dat we hem ten grave hebben gedragen.'
'Goed zo, Dries,' mompelde tante Susanne en tante Dientje glimlachte zowaar, nadat ze haar tranen had gedroogd. Tranen van opluchting waren dat geweest, omdat de smet die al zo lang op haar had gerust, nu voor altijd verdwenen was. Morgen zou heel Ammekerk erover praten, dat stond vast, maar zij zou iedereen open in de ogen kunnen zien.
Oom uit 's-Gravendeel stond op. 'Kom, Johanna, we vertrekken.'
'Juist,' antwoordde zijn vrouw, die nog steeds rode wangen had van woede.
Dries slikte. Iedereen keek hem aan. Hij draaide zich om en griste zwijgend de tinnen po van de beddenplank.
'Neem deze mee, tante. Hij is van grootmoeder geweest en ik weet hoeveel u van haar hield. Ik begrijp dat dit een moeilijke dag voor u was. Laat dit een persoonlijk aandenken zijn, aan Maesvreugt waar u bent geboren en opgegroeid en aan grootmoeder, die op deze dag net zomin vergeten mag worden als grootvaders tweede vrouw.'
Tante wierp hem slechts een hooghartige blik toe. Even was Dries bang dat ze het zoenoffer zou weigeren, dat ze opnieuw een onverkwikkelijke scène zou maken. Wellicht had ze het verlangen daartoe, maar de hebzucht won het.
Ze griste het oude, tinnen voorwerp uit Dries' handen en zonder nog één woord te zeggen, verliet ze Maesvreugt voorgoed.
Dries liet haar niet uit.
In de pronkkamer werd het gesprek hervat. Men probeerde zo gewoon mogelijk te doen. Sanne liep naar Dries en vroeg hem of ze nog een kop koffie zou inschenken voor iedereen, voor men op zou stappen.
'Ja, dat is goed, Sanne.'
In de keuken luchtte Hanneke haar verontwaardiging tegen de meid. 'Dat mens is zo hebzuchtig,' hoorde Sanne haar zeggen toen ze binnenkwam. Grietje luisterde met rode konen.
'Laten we er verder maar over zwijgen, Hanneke. Er moet nog koffie komen, binnen. Schenk jij die in? Dan zal ik nog wat krentenbrood snijden.'
Het hielp altijd, om gewone alledaagse dingen te zeggen en te doen, ontdekte het meisje. Hanneke zweeg en dat was goed. Als familielid moest ze niet praten over hetgeen er binnen was gebeurd. Men kwam het toch wel te weten en dan zou er nog meer dan genoeg over gezegd worden.
Pas toen iedereen het zijne had gekregen, merkte Sanne dat Dries weg was. Ongerust dwaalde ze door het huis, maar ze vond hem niet. In de stal was hij evenmin. Sanne griste haar omslagdoek naar zich toe en liep naar de kreek.
Daar stond hij, moedeloos tegen een boom geleund. Zijn ogen dwaalden over de kale velden, waarover de schemering al begon te vallen.
'Dries.'
Hij schokschouderde afwerend en Sanne besefte pas dat hij huilde toen ze vlak bij hem was en het te laat was om om te keren. O, ze wilde niets liever dan hem troosten, maar hoe zou ze dat kunnen? Ze wilde niets liever dan hem laten weten dat hij niet alleen was, niet alleen hoefde te zijn, maar hoe moest ze dat aanpakken? Zelden had ze zich zo jong en onervaren gevoeld als op dat moment.
'Dries,' zei ze aarzelend, maar hij leek haar niet te horen. Sanne bleef naast hem stilstaan, ze stond zo dicht bij hem dat ze hem kon aanraken. Opnieuw legde ze haar hand op zijn arm, net als eerder in de pronkkamer.
'Dries...'
'Wat is er?' vroeg hij afwerend.
'Ze drinken koffie, binnen. Daarna gaan ze weg. Je had bij ze moeten blijven.'
'Ja,' zei hij bitter. 'Straks gaan ze weg en ben ik werkelijk alleen.'
'Catharina is er ook nog. En Dit.' Wat had ze graag gezegd: en ik.
Hij schokschouderde. 'Weet je niet wat ik bedoel?'
'Jawel.'
Ineens wist ze wat ze zeggen moest. 'Ik weet heel goed wat je bedoelt. Ik weet het precies. Zo voel ik me altijd op Poelwijck.'
Hij droogde zijn tranen en keek haar verbaasd aan. 'Hoe kan dat nu? Je hebt je vader en Geertje.'
Dat,' antwoordde Sanne aarzelend, 'is net zoiets als jouw tante Johanna. Je bent nu eenmaal familie van elkaar, maar tegelijkertijd toch vreemden.'
'Dat heb ik nooit geweten. Ik wist wel dat er soms moeilijkheden waren, maar niet dat het zo erg was.'
Ik was niet voor niets zo vaak hier, bij Sabina. Ik hou van Sabina en ik ben ook van Maesvreugt gaan houden.'
'Houd je dan helemaal niet meer van Poelwijck?'
'Vroeger wel, toen mijn moeder nog leefde. Maar de laatste jaren is er te veel gebeurd, te veel veranderd. Langzaamaan is de liefde gestorven. Dat besef ik nu pas.'
'Hier is ook te veel gebeurd. En ik ben bang dat er ook veel zal veranderen. Te veel.'
'Dat hoeft niet. Je kunt je eigen stempel op Maesvreugt drukken, Dries.'
'Ja?' vroeg hij met een vreemde bitterheid. 'Kan ik dat?'
'Zeker. Ik zal je eens wat zeggen. Ik ken geen twee mensen die zoveel op elkaar leken als jij en je grootvader. Er is veel verdriet geweest op Maesvreugt, Dries, door je vader en je grootmoeder. Maar dankzij je grootvader en Nelleke is er ook veel liefde en vreugde geweest. Ondanks alles. Dat kun je nog steeds voelen. Je kunt je grootvader op geen betere manier eren dan ervoor te zorgen dat die dagen weer terugkomen. Dat kun je best. Je hebt de juiste inborst. De meeste boeren die ik ken zijn hard en denken slechts om hun goed. Je grootvader was niet zo en jij bent dat ook niet. Je kunt beslist veel meer dan je nu denkt.'
'Dat moet je nodig zeggen.'
'Je moet erin geloven, want het is zo. Echt, ik weet het. Ik heb aardig wat mensenkennis. Soms kijk ik dwars door ze heen, weet je.'
'Malle.'
Ze glimlachte omdat de toon van zijn woorden veranderde. 'Welnee. Ik begrijp gewoon, als vanzelf, wat ze denken en voelen. Sabina heeft dat ook wel eens en ze zegt dat dat komt omdat we met de helm geboren zijn. Of dat waar is weet ik niet, het is ook niet belangrijk om te weten hoe dat komt. Al zijn er daardoor mensen die ons verdenken van toverij, maar dat is onzin. Toch blijft het wel zo, dat we meer zien en meer begrijpen, doorgronden, dan de meeste andere mensen. We zijn gevoeliger voor dat soort dingen en dat is soms heel moeilijk.'
'O, Sanne, ik heb nooit vermoed, dat jij het ook moeilijk had.' Dries werd langzamerhand weer zichzelf.
'Moeilijkheden gaan aan niemand voorbij. Kom je binnen, Dries? De mensen gaan zo weg.' 'Ja, het is in orde, Sanne.' Hij rechtte zijn schouders en keek weer fier voor zich uit. 'Ik zou niet willen dat grootvader zich voor mij moest schamen.'
'Als hij had kunnen zien hoe je je vandaag hebt gered, zou hij trots op je zijn geweest.'
'Zou hij het kunnen zien?'
Wat een rare vraag, dacht ze verwonderd. Maar wijselijk zei ze: 'Dat weet immers niemand. Misschien wel.'
'Je moet gauw nog eens naar Maesvreugt komen, Sanne. Ook nu er niemand meer is.'
'Ik kom toch wel eens op visite bij Dit. Ze is aardig en ze is mijn schoonzuster. En op Poelwijck, nee, daar wil ik het niet meer over hebben.'
'Daar moesten we nog maar eens een andere keer over praten,' vond Dries, terwijl hij de deur opendeed.
'Graag,' antwoordde ze blij verrast.
De lente kwam en bracht een onverwacht huwelijk, dat heel Ammekerk versteld deed staan. Geertje Roodenburg liet haar aanstaande huwelijk afkondigen met de boerenzoon die ze eigenlijk voor Sanne had bestemd, en die Sanne onder geen beding wilde nemen.
Ze stelde ook haar eigen familie pas op de hoogte toen de zaak al was beklonken. Dat gebeurde op een avond aan het einde van april.
Sanne zat met Geertje en hun vader aan de avondkoffie en ze hadden als gebruikelijk de laatste nieuwtjes uit de streek besproken. Volkomen onverwacht zette Geertje de fles jenever op tafel en schonk een glaasje voor haar vader in. 'Drink op, vader. We hebben iets te vieren.'
'O, ja?' vroeg deze schaapachtig en Sanne ergerde zich, voor de honderdduizendste keer. Waarom accepteerde vader dat Geertje zich als een man gedroeg, terwijl hij haar aldoor gebrek aan gehoorzaamheid verweet?
'Ik ga volgende maand trouwen.'
Daniël Roodenburg goot de borrel in een teug naar binnen. 'Zo?'
Geertje lachte triomfantelijk en vulde het glas bij, terwijl ze er zelf ook een nam. Sanne staarde gegeneerd naar haar vergeten breikous, die nu in haar schoot lag.
Bastiaan is een te goede partij,' zei Geertje gedecideerd.
Sanne bloosde. 'Bedoel je... dat jij de man trouwt die ik niet wil hebben?'
'Precies. Komende zondag wordt het huwelijk voor de eerste maal in de kerk afgekondigd.'
Als Geertje haar huisgenoten met stomheid wilde slaan, was haar dat uitstekend gelukt. Na een korte stilte hernam ze het woord. 'Kijk, Poelwijck heeft een goede boer nodig. Vader, u kunt soms nauwelijks nog uit de voeten vanwege de reumatiek. Ja, ja, ik weet het, u doet uw best. Maar steeds meer komt de verantwoordelijkheid op mij neer. Ik zal eerlijk zijn. Dat vind ik prettig. Ik zal nooit alleen in de keuken en de stallen gelukkig kunnen zijn. Bastiaan is een man die dat zal aanvaarden. Ik zal hem een beetje kunnen leiden.'
Het is een slappeling, dacht Sanne wrang, maar ze zei niets.
'Bovendien zou ik het verschrikkelijk vinden als Poelwijck aan een ander kwam. Sabina heeft geen kinderen en als ik niet trouw zal er niemand meer zijn. Ik wil op Poelwijck blijven. Ik wil een zoon hebben aan wie Poelwijck in de toekomst zal toebehoren. Daarom ga ik trouwen, ondanks alles wat ik ooit eerder heb gezegd. Bastiaan is rijk. Ik zal Sabina en Sanne uitkopen, vader, zodra de hoeve van mij is. Ik wil dat dat gebeurt op de dag van mijn trouwen.'
'Maar...'
'Het is de prijs voor een erfgenaam, vader.'
Sanne werd nog roder. Dit was ongehoord. Geertje deed alsof vader al dood was. Vader was nog steeds de eigenaar van Poelwijck. Hoe kon hij de hoeve weggeven terwijl hij nog leefde? De prijs voor een erfgenaam! Sanne rilde van afschuw. En toch... voor Sabina zou het een oplossing zijn als ze haar erfdeel nu reeds kreeg. Ze zou dan weer redelijk welgesteld zijn, net als toen ze de boerin van Maesvreugt was. Natuurlijk had ze van Hendrik geërfd, maar dat had ze aan Dries geschonken. Ze had niets van Hendrik willen hebben, zelfs, nee, vooral zijn geld niet.
Misschien, dacht Sanne, moest ze alleen al om Sabina Geertje steunen in deze waanzinnige kwestie! Zelf zou ze misschien nooit trouwen. Ze wilde niemand anders dan Dries van Bressij en voor hem bleef ze maar dat kleine zusje. Maar als ze nu haar erfdeel had... Ze durfde haast niet verder te denken. Als ze dan alleen bleef, kon ze een huisje kopen in het dorp en hoefde ze niet langer als een soort meid op Poelwijck te blijven. Ze haalde diep adem. Geertjes vreselijke plan was ook voor haar zo slecht nog niet, bij nader inzien.
'Kun je niet gewoon wachten tot ik dood ben?' vroeg Daniël Roodenburg bitter aan de dochter die een zoon had moeten zijn, de zoon die zijn ziekelijke vrouw hem nooit had kunnen geven.
'Vader, daar gaat het nu niet om. Het gaat om Sabina en Sanne. Sabina zou een beter leven krijgen en Sanne kan een beter huwelijk doen.'
Ja, ja, dacht de jongste van de zusters Roodenburg. Liefdadigheid die maar al te goed in het eigen straatje paste. Dat had ze al vaker gezien.
'De jongeman heeft me niet om je hand gevraagd. Hij is hier een paar maal voor Sanne geweest, maar ik had geen idee...'
'Vader, kunt u me uw zegen niet eenvoudig geven, zonder gezeur?' viel Geertje hem in de rede, terwijl ze vergeefs probeerde er ootmoedig uit te zien.
'Ik begrijp het nog niet,' bleef de oude man aarzelen. 'Het is helemaal niet zo als het hoort. Je hebt altijd gezegd dat je nooit zult trouwen om op Poelwijck te kunnen blijven.'
'De mens wikt, vader, maar God heeft ditmaal anders beschikt. Hij heeft me onverwacht een groot verlangen gegeven naar een eigen zoon. Zoals het zo vaak in dit leven gaat, moet een mens overrekenen.'
'Ja, ja,' bromde de oude man, die het allemaal nog niet vatten kon, die bang was voor de dochter die Poelwijck al jarenlang heel capabel bestuurde, beter dan hij zelf het ooit had gedaan. Sabina had wel naar hem geluisterd, destijds, maar ze was erg ongelukkig geweest en al had hij er nooit iets van gezegd, het had zijn gezondheid geknakt.
En Geertje... Geertje was altijd al zo geweest. Ze was als een man. Daniël Roodenburg wilde eigenlijk nog maar één ding in zijn leven. Zijn laatste jaren rustig op Poelwijck slijten. Aan Sanne dacht hij nauwelijks. De kleinzoon die Geertje hem beloofde, sprak hem meer aan.
'Goed, kind, mijn zegen heb je, er is echter een voorwaarde aan verbonden.'
'En die is?' Geertje verstrakte. Ze was niet gewoon dat er voorwaarden werden gesteld. Gewoonlijk deelde zij de lakens uit.
Ik wil tot aan mijn dood op Poelwijck blijven.'
Daar heb ik al aan gedacht. U kunt de opkamer krijgen.'
Zo, kan dat?' vroeg de oude man gekwetst. 'En wat doe je als ik daar geen genoegen mee neem?'
Dan ga ik met Bastiaan naar Westmaas,' antwoordde het meisje keihard. 'De hoeve daar is groot genoeg voor twee gezinnen.'
'Bastiaan heeft toch een jongere broer?'
'Ja, die krijgt de boerderij als zijn ouders er niet meer zijn. Maar Bastiaan heeft ook geërfd van een oom. Geen boerderij maar kapitaal. Met dat geld wordt Poelwijck een prachtige hoeve. U hoeft alleen maar ja te zeggen, vader. Dan is alles geregeld. Daar heb ik wel voor gezorgd.'
'Wil je echt de volgende maand al trouwen, Geertje? De mensen zullen...'
'De mensen kunnen barsten. Als de zaak rond is, wil ik alles zo snel mogelijk regelen. Dan kan Bastiaan met de oogst hier helpen. We kunnen hem met de drukte van de komende zomertijd goed gebruiken. Anders moet er een vaste knecht bijkomen, vader. En dat kost extra geld.'
'Goed, goed,' bromde Daniël Roodenburg, die al angstig werd bij de gedachte aan nieuwe verantwoordelijkheden. 'Regel alles maar, Geertje. Als ik de opkamer krijg, geef ik je mijn zegen.'
'Ik wist wel dat u verstandig zou zijn.' Geertje kuste de oude man op de wang en glimlachte zelfvoldaan. Toen schonk ze de borrelglazen nog eens vol.
Niemand lette er nog op hoe Sanne de keuken uitsloop.
'Ik ga naar Maesvreugt,' zei Sanne de volgende morgen tegen de meid, die aan het karnen was. 'Ik kom vanavond pas terug.' Ze had die nacht nauwelijks nog geslapen, ze voelde zich moe en had slechts één verlangen. Vandaag Geertje niet onder ogen te komen, niet dat zelfverzekerde lachje te zien nu ze alles zo prima voor elkaar had, precies zoals zij dat wilde. Waar moest zij blijven als Geertje getrouwd was? Op zolder soms? Vandaag haatte ze Poelwijck.
Vol gedachten en nauwelijks op de omgeving lettend liep Sanne de dijk af in de richting van Ammekerk, tot ze ruimschoots uit het zicht van haar ouderlijk huis was. Ze liep bijna als vanzelf en een vreemde gevoelloosheid begon zich van haar meester te maken. Het was net alsof de wereld stilstond. Denken kon ze niet meer. Haar hoofd was zwaar van een lange nacht vol gepieker.
Sanne liep en liep en toen ze er zeker van was dat niemand haar meer kon zien, zocht ze een plekje in het gras achter een wilgenbosje. Vlak aan het rustig kabbelende water van de Binnenmaas ging Sanne zitten.
Na een poosje kwam er weer beweging in haar gedachten. En dat niet alleen. Nu tuimelden ze als het ware over elkaar. Ze voelde zich zo onvoorstelbaar alleen. Zowel haar vader als Geertje hadden totaal geen aandacht voor haar gehad, dat was een verbijsterende ervaring.
Geertje moest hier al enige tijd mee hebben rondgelopen. Misschien de hele winter al. Deze vreselijke winter, waarin ze had gevochten tegen een huwelijk dat ze echt niet wilde, tegen het verdriet omdat ze Dries niet helpen kon, de winter die zulke zware verliezen had gebracht en die haar verder van Dries had verdreven dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. En nu? Wat moest ze nu? Als Geertje getrouwd was, wilde ze onder geen voorwaarde op Poelwijck blijven. Ze zou het niet kunnen verdragen, wist ze. Maar waar zou ze heen moeten gaan? Naar Sabina kon ze niet, die was niet zo ruim behuisd dat ze haar erbij kon hebben. Bovendien wilde ze toch liever in Ammekerk blijven. Haar gedachte om een eigen huisje te kopen in het dorp was spontaan opgekomen en dat zou ze ook wel het liefste doen, maar het zou een ongehoord schandaal betekenen als ze ongetrouwd het ouderlijk huis verliet. Zou ze daar wel tegen opgewassen zijn? Maar aan de andere kant, om net als de meid op zolder te moeten slapen en te moeten doen wat Geertje zei, nee, dat zou haar al te zwaar vallen. Ze wist het niet meer. Ze moest erover praten. Met Sabina misschien? Of liever toch met Dit? Ze moest haar bezwaard gemoed luchten, voor haar gevoelens haar verstikten.
Als vanzelf had ze gezegd dat ze naar Maesvreugt zou gaan, maar kon ze dat wel doen? Wat had ze nog op Maesvreugt te zoeken?
Dit. Die zou haar helpen. Nee, niet echt helpen, maar Dit zou wel naar haar luisteren. Sanne stond haastig op. Plotseling had ze het tot stikkens toe benauwd. Ze had geen oog meer voor het rustig voortkabbelende water, voor vissersboten en vogels, ze merkte niet meer dat de lente over het land kwam en dat de hele natuur vol beloften was. Ze had maar één gedachte. Ze moest op Maesvreugt zien te komen. Niets anders was nog belangrijk.
Later wist Sanne zelf niet meer hoe ze er gekomen was. Als vanzelf hadden haar voeten haar het dorp doorgedragen, de kreek langs en het erf van Maesvreugt over. In de grote woonkeuken van de hoeve trof ze een verhitte Dit, net klaar met de wekelijkse broodbak.
Even, heel even, wenste Sanne dat Sabina nog op Maesvreugt woonde, net als vroeger, toen ze zo vaak haar toevlucht bij haar oudere zuster had gezocht. Bij alle kleine verdrietigheden in een jongemeisjesleven was Sabina er geweest. Nu er een werkelijk grote slag kwam, was Sabina ver weg, in een ander dorp.
'Hallo, Sanne,' begroette Dit haar. 'Was maar iets eerder gekomen. Aan het broodbakken op zo'n grote boerderij ben ik nog steeds niet gewend.'
Sanne zweeg en vocht tegen haar tranen.
'Is er iets?' vroeg Dit bezorgd.
Nog steeds kwam er geen antwoord. Nu keek de oudere vrouw het meisje opmerkzaam aan. 'Nee, maar, je ziet eruit alsof je spoken hebt gezien. Ga zitten, kind. Ik zal een kop koffie voor je inschenken. Daar knap je wel van op. Dat is altijd zo. Hier.'
De warme hartelijkheid maakte de tranen los, tranen waarvan ze zo vol was geweest dat ze niet gedacht had ze te kunnen storten.
'Kindje toch, kindje, huil maar uit bij Dit, hoor. Nee, Catharina, nu niet. Laat ons even alleen, wil je?'
Sanne hoorde vaag hoe in de verte een deur werd geopend en weer gesloten. Het snikken werd na enige tijd minder heftig.
'Kom, snuit je neus en drink de koffie zo heet mogelijk op. Daarna kun je me alles vertellen, als je wilt.'
'Geertje gaat trouwen,' gooide Sanne eruit, tussen twee snikken door. Dit was zo verbaasd dat ze moest gaan zitten.
'Geertje gaat trouwen?' herhaalde ze.
'Ja, met Bastiaan Luchtenburg.'
'Was dat niet...?'
'Mmm. Eerst wilde ze mij met hem laten trouwen.'
'Ik begrijp er niets van.'
Sanne snoot haar neus en dronk de koffie op. 'Ik zelf ook nog niet. Ze verlangt naar een zoon, zegt ze.'
'Dat is zo vreemd nog niet,' antwoordde Dit zacht, maar Sanne was zo geschokt dat ze voor deze keer geen erg had in de gevoelens van de dertigjarige vrouw, die ongetwijfeld heel wat beter begreep wat Geertje bedoelde dan Sanne zelf.
'Het huwelijk zal volgende maand al plaatshebben, omdat dat een vaste knecht voor de zomer uitspaart. Vader gaat hard achteruit en is op de boerderij soms nauwelijks tot werken in staat.'
'Poeh. Als ze het durfde zou Geertje in staat zijn om zelf achter de knechts in het veld te gaan lopen. Dat zeggen ze in het dorp.'
Onder andere omstandigheden zou Sanne hierom gelachen hebben, maar nu niet. Die toespeling kon je inderdaad in Ammekerk vaker horen. Sanne frommelde aan de zakdoek, die ze nu niet meer nodig had, omdat het huilen eindelijk was opgehouden. Ze ging wat rustiger verder.
'Die Bastiaan heeft een grote erfenis gehad. Geertje wil Sabina en mij uitkopen en de hoeve alleen beheren. Ze wil van Poelwijck de mooiste boerderij in het dorp maken.'
'Sabina zou het geld kunnen gebruiken,' peinsde Dit. 'Zeker nu.'
Even tilde Sanne het hoofd op. 'Hoezo?'
Dit bloosde. 'Weet je het nog niet? Sabina krijgt een kindje.'
Bitter besefte Sanne, hoe ver Sabina bij haar vandaan woonde. Waarom wist Dit het en zij niet? Ze had wel het een en ander meegemaakt in het leven. Ze had gezien hoe Sabina treurde om haar gestorven zoontje. Haar had Sabina het heus wel kunnen zeggen. Ze voelde zich nog eenzamer dan tevoren.
'Ik weet het pas sinds zondag,' zei Dit zacht. 'Het was mijn vrije dag en die heb ik bij mijn broer doorgebracht. Ik weet zeker, dat Sabina het je zelf zal vertellen, zodra ze je ziet. Je moet het me vergeven, Sanne. Ik had erover moeten zwijgen. Maar het nieuws was zo opzienbarend dat het me vanzelf ontsnapte.'
'Maar wat moet ik dan, Dit?' klaagde het meisje.
'Kom, het antwoord op die vraag hoef je vandaag niet te vinden. Komt tijd, komt raad. Neem nog een kop warme koffie, Sanne, dat is mijn recept voor alle moeilijkheden. Voel je je al wat beter?'
De deur was opnieuw opengegaan en Dries stond in de keuken. Sanne had hem niet eens opgemerkt.
'Is Sanne ziek?' wilde hij weten. Zijn bleekheid was voor het eerst sinds weken verdwenen om plaats te maken voor een gezonde kleur, die hij gekregen had door bijna een halve dag buiten te werken. 'Ik hoop dat je voor mij ook nog een kop hebt, Dit. Het is allang koffietijd geweest.'
Sanne zag dat het bijna elf uur was. Zo laat al?
'Ik had juist verse koffie gezet toen Sanne kwam,' antwoordde Dit rustig. Normaal had je je koffie in het veld gekregen, maar nu heb ik zelfs vergeten Grietje te sturen. Kom erbij zitten, Dries. Het meisje brengt me nogal een nieuwtje mee.'
'O?'
'Haar zuster Geertje gaat trouwen met de vrijer die ze Sanne had toegedacht, maar die ze niet wilde hebben.'
'Zo?' Dries glimlachte. 'Daar wist ik niets vanaf. Waarom wil je niet trouwen, Sanne?'
Zwijgend, niet in staat om antwoord te geven, staarde Sanne naar de vloer. Ze bloosde tot aan haar haarwortels en het was Dit die haar uit die moeilijke situatie redde.
'Je moet haar niet plagen, Dries. Ze heeft een grote schok gehad.'