HOOFDSTUK 12
Vader had er gelukkig helemaal geen erg in dat het de eerste zondag van de maand oktober was. En was dat wel het geval, dan stond hij er eenvoudig niet bij stil dat deze zondag kijkdag werd genoemd. Maar Susanne wist het heel goed. Ze had rode koontjes van opwinding toen ze met de tilbury naar tante Martha reden, al was het de eerste keer dat ze dat zonder moeder deden.
Het was zo de gewoonte om op kijkdag in je beste kleren door het dorp te flaneren. Nicht Trijnie, tantes oudste dochter die een jaar ouder was dan Susanne, maar al twee jaar was getrouwd, had er haar vroeger vaak over verteld. Susanne was vastbesloten een wandeling door het dorp te maken als de ouderen een dutje deden na het eten. Hendrik zou er zeker ook voor voelen om wat rond te kijken. Hij had de laatste tijd een open oog voor vrouwelijk schoon, hij was dan ook al achttien en zo langzamerhand kon het ook voor hem geen kwaad eens te kijken wie er in aanmerking kwam om de volgende boerin op Maesvreugt te worden. Nu moeder niet meer leefde zou het het beste zijn als Hendrik vroeg trouwde. Bij de militie hoefde hij niet te dienen. Mocht hij niet vrijgeloot worden, dan zou vader wel een remplagant in zijn plaats laten gaan.
Er bestond natuurlijk wel een goede kans dat ze Johan zou tegenkomen. Dat was een onplezierige gedachte. Maar ze kon hem natuurlijk gewoon negeren.
Ze wist zelf niet waar ze vandaag eigenlijk op hoopte. Misschien toch nog te ontkomen aan een huwelijk met Reindert Moerkerken, dat intussen toch onontkoombaar leek te worden. Er werd nergens over gesproken, dat niet, maar sinds het uitstapje kwam Reindert elke zaterdagavond naar Maesvreugt, om met vader te praten en een partij schaak te spelen met Hendrik. Over dat uitkijken naar een ander hoorde ze hem niet meer. Zijn vasthoudendheid streelde wel een beetje haar ijdelheid. Als hij maar niet zo saai was, dan... Ze wist dat iedereen het vanzelfsprekend vond, dat ze met Reindert zou trouwen. Het leek of haar aarzeling van geen belang was. En was het dat? Stelde ze zich alleen een beetje aan, zoals moeder eens had gezegd? Ze dacht echter nog steeds hetzelfde over hem. Hij was aardig en betrouwbaar, hij was een goede boer, een goed christen, er was werkelijk niets op hem aan te merken, maar, o, hij was zo vervelend. Dat zou ze nooit een heel leven kunnen uithouden. En hoewel ze zich langzamerhand toch bij de gedachte aan dat huwelijk begon neer te leggen, was de hoop toch nog niet helemaal vervlogen. Neem nu vandaag. Misschien, heel misschien, ontmoette ze nog wel iemand van wie ze kon houden. Uit een ander dorp. Hoewel, had ze dat Kriekenzondag ook niet gehoopt? En deze vier zondagen van oktober waren eigenlijk meer iets voor Oud-Beijerland zelf. De kermis, die de daaropvolgende week werd gehouden, op de eerste donderdag in november, ja, daar kwamen ook anderen op af.
Nee, nee, ze moest er maar niet over piekeren. Ze moest gewoon proberen een beetje plezier te hebben nu het kon.
Rusteloos draaide Susanne op haar stoel toen ze bij tante waren, verveeld luisterde ze naar de gesprekken, met lange tanden at ze van tantes voortreffelijk bereide dis. Eindelijk deden de mannen hun dutje en ook tante ging naar boven om een uurtje te gaan liggen. Ze was er nog steeds niet overheen dat haar zuster zo jong was gestorven. Hendrik stopte juist zijn pijp, maar Susanne kon zich niet langer bedwingen.
'Laten we naar buiten gaan, om ook wat te lopen,' zei ze met een blos van opgewonden verwachting.
'Zo, zo, dus je wilt je laten bekijken,' grinnikte Hendrik.
'Het is immers kijkdag.' Plotseling moest ze ook lachen. 'Wil jij ook niet een beetje rondkijken?'
'Och, kijken kan geen kwaad.'
'Dat had ik ook al gedacht.'
Zo kwam het dat broer en zus zich samen in de drukte waagden, zij het niet voor Susanne haastig had opgemerkt: 'Als ik Johan tegenkom wil ik onmiddellijk doorlopen.'
Hendrik knikte. 'Het is jammer dat het niets is geworden. Ik mocht hem wel. Hij bracht leven in de brouwerij.'
'Hij is een losbol.'
Verder praatten ze er niet over. Inderdaad zagen ze Johan na een poosje gaan, maar Hendrik toonde zich een goede broer en geheel naar Susannes wensen stak hij slechts zijn hand op naar zijn oude kameraad.
Na een halfuur begon hij met haar te spotten. 'En?' vroeg hij. 'Is er een geschikte vrijer bij?'
'Kom toch,' zei ze blozend.
'Er zijn er genoeg die jou goed opnemen.'
'Dat komt omdat ze heus wel weten wie ik ben.'
'Wel, een boerendochter uit Ammekerk is niet te versmaden, vooral niet als ze er appetijtelijk uitziet.'
'Dank je. En hoe vergaat het jou?' pareerde ze.
'Ik kijk mijn ogen uit,' grinnikte Hendrik en plotseling viel het haar op hoeveel Hendrik op vader leek als hij lachte, al had hij moeders haar en ogen en veel te vaak haar norse uitdrukking.
'Spot er niet mee,' zei Susanne ernstig. 'Voor je het weet is het bittere ernst.'
Op hetzelfde moment zag ze Reindert. Ze schrok ervan en beklemd constateerde ze dat hij langzaam maar zeker haar richting uitkwam. Hij hield hen echter niet aan. Geheel naar het gebruik keek hij haar onderzoekend aan en liep dan zonder hen aan te spreken voorbij. Hendrik mompelde verbaasd: 'Nou, nou.'
Hij wist dat ze vandaag naar tante moesten, maar waarom zou hij de reis hebben gemaakt? Of was hij toch op de uitkijk naar een ander, zoals hij gezegd had te zullen doen, nadat ze hem had afgewezen. Susanne vond het ondanks alles een nare gedachte.
De volgende zondag was de zogenaamde kiesdag. Die heette zo, omdat de jongens op kijkdag zo'n beetje hadden bepaald met welk meisje ze het liefste kermis zouden vieren. Op kiesdag werd er opnieuw flanerend door de straten gelopen, maar nu liet men zijn keus blijken door het betreffende meisje te begroeten.
Op kiesdag was Susanne evenwel gewoon thuis. Zoals altijd was Reindert op zaterdagavond nog bij hen geweest, maar er was niets bijzonders gebeurd waardoor hij liet blijken de vorige zondag speciaal voor haar op reis te zijn gegaan. De volgende morgen stond hij evenwel voor kerktijd onder de kerklinden te wachten. Het regende en hij probeerde onder de verkleurende bomen droog te blijven. Toen Susanne achter haar vader de kerk binnen wilde gaan, groette hij haar nadrukkelijk. Zijn ogen twinkelden en voor het eerst van haar leven bespeurde ze enige humor bij hem. Ze had er de hele preek voor nodig om van haar verbazing te bekomen. Hij was er dus toch op uit geweest voor haar, niet voor een ander!
Ja, en dan kwam de derde zondag, die de intrigerende naam van koopdag droeg. Het gebruik wilde dat de jongens het meisje van hun keuze de zakdoek afnamen. Maar ze bleven ook deze zondag gewoon in Ammekerk. Zou Reindert het spelletje nog wel verder willen spelen? Susanne stak voor alle zekerheid een extra zakdoek bij zich, voor ze ter kerke gingen. Even aarzelde ze slechts, want als Reindert haar zakdoek wilde kopen, betekende dat wel dat ze erin toestemde met hem naar de kermis te gaan. Ze wist niet zeker of ze dat wel wilde, maar het meespelen van een geheim spelletje was zo leuk dat ze dat maar op de koop toe moest nemen.
Bij de kerk gebeurde niets en Susanne voelde zich toch teleurgesteld. Pas toen ze 's middags even langs de kreekkant liep om zich na het eten wat te vertreden, stond Reindert ineens voor haar.
'Ik heb een uur gewacht,' merkte hij op.
'Gelukkig dan maar dat de zon schijnt.'
Hij glimlachte en dezelfde twinkeling van de vorige week verscheen in zijn ogen. 'Ik heb mijn vinger opengehaald. Mag ik je zakdoek even lenen?'
Er zat zowaar een druppeltje bloed op zijn pink. Zou hij dat erom gedaan hebben? Wat verbouwereerd gaf ze hem haar zakdoek. Hij wond die zorgvuldig om het gewraakte lichaamsdeel. 'Ik zal mijn moeder vragen of ze hem wast. Dan krijg je hem volgende week terug.'
O! Pas op dat moment had Susanne in de gaten dat hij haar toch, heel handig nog wel, de zakdoek afhandig had gemaakt. 'Dat is niet eerlijk,' riep ze. Ze was zelfs een beetje boos.
'Waarom?' Nu lachte Reindert en hoewel dat zijn gezicht zeker knapper maakte, leek het er ook prettiger door. 'Ik heb ook familie ginds en ben dus goed op de hoogte van de gebruiken daar. Jammer genoeg kennen wij dat in Ammekerk niet. Ik ga graag naar de kermis, dus...'
Ze wist niet of ze nog langer boos moest zijn of niet.
'Tot volgende week, Susanne.'
Ze was alweer vergeten dat ze eerder die dag een beetje teleurgesteld was omdat ze dacht dat het spelletje niet doorging.
Reindert gaf haar zakdoek op de vierde zondag terug, keurig gewassen en gestreken. Dit was de neemdag en nu stond het dus vast dat ze met hem naar de kermis zou gaan. Ze zag er wel tegen op, maar tegelijkertijd verlangde ze naar een verzetje. Ze dacht niet dat vader het haar zou verbieden omdat ze in de rouw waren, zeker niet als hij hoorde dat ze met Reindert ging. Ze had gelijk. Na enig tegensputteren gaf hij zijn toestemming, al liet hij niet na op te merken dat Reindert er wel aan had moeten denken en dat hij haar nu misschien in opspraak bracht. Het was de enige keer, voor zover Susanne zich dat herinnerde, dat ze vader een aanmerking hoorde maken op Reindert Moerkerken.
De kermis was als altijd. Reindert stond erop eerst op de beestenmarkt te gaan kijken. Hij had er een uurtje werk, maar daarna leidde hij Susanne geduldig langs alle kramen van de kermis. Hij beproefde zijn kunnen in de schiettent, maar sloeg daar slechts een pover figuur, hij wachtte geduldig toen Susanne bij de waarzegster was om zich de toekomst te laten voorspellen - natuurlijk de te verwachten knappe jongeman en een rijke kinderzegen - hij kocht kaneelstokken en peperkoek voor haar, ze kreeg een warme bol bij de kraam met Hollands gebak en ten slotte stonden ze een poosje te kijken naar de malle fratsen van een clown.
Pas toen ze een stuk van de koek wilde afbreken om aan Reindert te presenteren, legde hij zijn hand op de hare.
'Nee,' zei hij en zijn ogen stonden plotseling ernstig. 'Die moet je bewaren tot ik volgende week koffie kom drinken.'
Toen begreep ze het. Ze bloosde diep en vouwde verlegen de zak weer dicht. 'Je kunt me niet kwalijk nemen dat ik het nog eens probeer. Ik wil niemand zo graag op Kreekestein hebben als jou, Susanne.' Hij geleidde haar door de drukte terug naar de sjees. 'Het is tijd dat we naar huis gaan.'
De hele terugweg zwegen ze. Reinderts gezicht stond ernstig en Susanne staarde naar de zak met koek in haar handen. Hij speelde het spel dus tot het laatst toe mee. Maar het was niet langer een spel. Het was bittere ernst geworden. Als ze hem nogmaals weigerde, zou ze wel een oude vrijster moeten worden. Geen van de beide toekomstmogelijkheden scheen haar aantrekkelijk toe. Normaliter was het hele oktobergebruik een luchtige zaak waar ook de ouders niet zo zwaar aan tilden, omdat het alleen de kermis betrof. Bij hen lag het nu anders. Want de jongeman die op de koffie kwam en de kop van de koek kreeg gepresenteerd, wist dat het uit was. Kreeg hij echter een middenstukje aangeboden, dan mocht hij blijven komen en beschouwde men de verkering als 'aan'. Als ze hem komende zondag een middenstukje gaf, zou de verloving niet lang meer op zich laten wachten. Vader zou opgelucht zijn, Reindert zelf zeker, Hendrik misschien ook wel. Iedereen, maar zijzelf?
Ze zat in de val. Al haar hoop en verwachtingen waren op niets uitgelopen. Zou ze dan uiteindelijk toch Reindert moeten nemen? Op dat moment bedacht ze met een diepe zucht dat ze haar leven lang niet zou weten wat liefde betekende.
Natuurlijk kwam hij die zondag koffiedrinken, al hoopte ze nog zo van niet. Nelleke schonk de kopjes vol, toen ze na de kerkdienst thuis waren gekomen en iedereen in de herenkamer zat. Ze liet de koek aan Susanne over. Het meisje had de laatste dagen aan niets anders meer kunnen denken dan aan de moeilijke keuze die ze moest maken, maar het was of ze zelf nu nog geen beslissing kon nemen.
Ze draalde in de keuken, terwijl Nelleke allang weer naar de pronkkamer was verdwenen. Vader zei altijd nog herenkamer, zoals zijn vader en grootvader voor hem hadden gedaan. In haar handen, die koud waren van de zenuwen, had Susanne de korst van de koek. Zou ze of zou ze niet? Nu kon ze het niet langer uitstellen. Haar ogen dwaalden het keukenraam uit, de sappige weiden over, die nu verlaten in de novembernevel lagen. Daarachter lag de akker waar ze deze zomer het koolzaad hadden gedorst. De donkere klei van de braaklanden glom in het nat.
Wat verlangde ze eigenlijk nog van het leven? Ze wilde toch niet als een oude vrijster bij Hendriks vrouw zitten, later. En een man als Johan trouwen en altijd binnen zitten en huizen om zich heen hebben in plaats van ruimte en het land? Nooit zeker te zijn van zo'n wispelturige echtgenoot? Nee, ook dat niet. Kreekestein was een mooie boerderij, even mooi als Maesvreugt misschien. En al zou ze ginds slechts het smalle stuk van de kreek voor de deur hebben, Kreekestein behoorde toch tot Ammekerk. Ze kon in haar eigen dorp blijven, ze zou op mooie zomeravonden naar de dijk kunnen gaan om uit te zien op het glinsterende water van de Binnenmaas, ze kon er 's winters schaatsenrijden en alles zou vertrouwd zijn. Alles, behalve Reindert.
Nogmaals keek Susanne besluiteloos naar de koek. Het noodlot was onverbiddelijk, hoezeer ze ook tegensputterde. Eerst had ze plezier gehad in het spelletje met het volksgebruik, maar ze was lachend in de val gelopen die Reindert zorgvuldig had uitgezet.
Toch mocht ze het hem niet kwalijk nemen. Hij had lang gewacht, zich niet opgedrongen, zoveel geduld zouden niet veel andere mannen hebben gehad. Hij had haar keurig gevraagd en nam nu het risico nogmaals te worden afgewezen.
'Waar blijf je toch?' Nellekes gezicht verscheen om de hoek van de deur. Ze leek ongerust te zijn. Susanne slikte. Het kopje van de koek, dat ze in haar handen had, was plakkerig geworden. Toen nam ze er resoluut een hap van. En daarmee was haar lot bezegeld, want nu kon ze het niet meer aan Reindert geven.
'Neem jij de koek maar mee,' zei ze met dikke stem. 'Ik kom eraan.'
'De koffie wordt koud.' Nelleke nam de schaal met de koek van haar over, Susanne nam nog een hap en slikte met de koek de opkomende tranen in. Haar lot was bezegeld. Binnen was de stemming opperbest. Reindert stak met een opgeruimd gezicht het laatste stuk koek in zijn mond, toen Susanne eindelijk kwam. Voor alle zekerheid had ze haar gezicht met een beetje water gedept. Vader lachte om iets dat Hendrik vertelde. Niemand leek te beseffen dat zij verdriet had. Maar dat was goed. Ze hoefde toch niemand te laten merken hoe ongelukkig ze zich voelde? Ze ging voorzichtig zitten en dronk haar kopje leeg. Al die tijd deed ze haar best Reinderts ogen niet te ontmoeten. Ten slotte kon ook dat niet langer ontlopen worden. Dus eindelijk blikten zijn blauwgrijze, trouwhartige ogen in de hare. Ze voelde zich onbehaaglijk door de glans erin. Ze bedroog hem. Ze wilde hem niet hebben. Ze veinsde slechts dat ze gelukkig was. Waarom keek Dientje haar zo aan?
Na de tweede kop hield ze het binnen niet langer uit en ze vluchtte naar het stilletje. Daarna bleef ze nog enkele momenten in de koude, kaal geworden tuin.
Nu was alles definitief. Het gevoel van verzet verdween en een gevoel van gelatenheid nam haar in bezit. Het leven had zijn eigen loop genomen. Ze moest maar afwachten waarheen het lot haar zou voeren. De Heer had zijn bedoeling met elk mensenleven en zelden was die bedoeling dat de mensen zomaar gelukkig werden. Dat was, had vader eens gezegd, omdat de mensen van hun geluk maar bitter weinig schenen te leren.
'Wat sta je in de kou?' klonk ineens zijn stem achter haar. Ja, ze had kunnen weten dat hij haar zou volgen. Susanne huiverde.
'Ik denk na over het leven,' zei ze gelaten, terwijl ze haar omslagdoek wat dichter om zich heen trok. Langzaam draaide ze zich om en keek hem aan. Hij was dichterbij dan ze had verwacht en ook daaraan zou ze moeten wennen.
'Zie je ertegen op om Maesvreugt te verlaten?'
'Och, nee. Kreekestein is minstens even mooi.'
Haar antwoord deed hem duidelijk plezier. Hij knikte gretig. 'Dat vind ik ook. Ik weet zeker dat je er goed kunt aarden. Moeder zal zo blij zijn, als ze het hoort. Ze is niet sterk en al het werk groeit haar boven het hoofd.'
'Ze zal zich dus niet gepasseerd voelen?'
'O, nee, ze zal er blij om zijn dat ze de verantwoordelijkheden aan jou kan overdragen, Susanne.'
Weer huiverde ze. Al die verantwoordelijkheden. Zou ze dat wel aankunnen?
'Moeder mag je graag en ze heeft vaak gezegd dat ze hoopte dat jij en ik het eens zouden worden.'
Ja, dacht ze. Niemand in Ammekerk zou zo'n erfenis krijgen als zij. O, foei, ze dacht als een verbitterde oude feeks. Haar gezicht moest betrokken zijn, want Reindert vroeg ongerust: 'Je bent toch niet bang voor haar, hè Susanne? Omdat men zegt: vrouw Moerkerken ken wat?'20
'Nee, waarom.'
'Die toververhalen zijn allemaal onzin.' Reindert werd vuurrood. 'Moeder heeft er vaak verdriet van, ze weet zelf niet hoe die in de wereld zijn gekomen, Suus.'
Ze vond het niet prettig als hij Suus zei. Dat herinnerde aan Johan. 'Ik geloof niet in heksen en toveren,' verzekerde ze hem snel.
'Gelukkig maar.' Zijn opluchting deed haar goed, zijn verwarring had haar toch wel ontroerd en ze was nu in staat geruststellend naar hem te glimlachen. 'Het is goed als je moeder naar het huwelijk uitziet.'
'Ja.' Reindert knikte ijverig. Hij wierp weer zo'n onderzoekende blik op haar en hij kleurde alweer eer hij dorst te vragen: 'Wanneer zal de grote dag zijn, Susanne?'
'Dat weet ik niet,' zei ze bedrukt.
'Niet te snel, natuurlijk, want dan hebben de mensen wat te zeggen. Jullie zijn nog in de rouw, maar ik wil niet wachten tot dat voorbij is. Dat duurt te lang. Ik had zo gedacht in het vroege voorjaar, zodat je aan Kreekestein gewend bent als de drukte voor de volgende oogst begint.'
Ze zou dus niet nogmaals een zomer op Maesvreugt kunnen doorbrengen, maar dat had ze kunnen weten. 'Is dat toch niet te snel?' probeerde ze nog.
'Nee. Of je moet een echt feest willen hebben, dan moeten we vanzelfsprekend wachten.'
'Dat zou je moeder geen goed doen.'
Klaarblijkelijk had ze opnieuw de juiste woorden gevonden, want zijn gezicht kreeg weer die tedere uitdrukking die haar benauwde, omdat ze niets terug te geven had.
'Spreken we dat af, Susanne?' 'Ja.'
Nu was de toekomst beklonken. Er kon niets meer aan veranderd worden. Haar ogen dwaalden over de kreek, die er grauw bij lag met de mist boven het water en de donkere, kale bomen en struiken ernaast. Maar ze mocht niet aan de opkomende neerslachtigheid toegeven. Reindert had zijn handen op haar schouders gelegd.
'We zullen zeker gelukkig worden, Suus. Als God het wil zullen we een mooi leven hebben samen; kinderen, de zegen van onze arbeid. Ik zou Hem willen danken voor zoveel goeds.'
Lieve help, zou hij midden op de dag willen bidden? Zomaar in de buitenlucht? 'Laten we maar rustig afwachten wat Hij voor ons in gedachten heeft.'
'Mag ik je nu kussen?' Dat was gezien de omstandigheden heel wat normaler dan bidden. Ze zuchtte opnieuw. Ja, dat hoorde er ook bij voortaan. Ook dat moest ze leren verdragen. Desondanks sloot ze haar ogen en ze hief haar gezichtje omhoog. Gelaten liet ze het over zich komen, zijn warme lippen, zijn hortende adem, de knellende armen om haar schouders en haar middel. Het was niet prettig, zoals destijds met Johan, maar gelukkig hield hij zijn handen stil, dat ook in tegenstelling met Johan in de afgelopen zomer, die altijd probeerde om haar overal aan te raken.
'Je maakt me zo gelukkig,' hoorde ze hem fluisteren, toen de warme vochtigheid eindelijk van haar mond week. Ze had haar ogen nog dicht, en dat was goed, want dan kon hij de wanhoop erin niet zien. Eindelijk liet hij haar los. Ze deed snel een pas van hem vandaan.
'Ik spreek straks nog met je vader. Ik dacht wel, dat ik je met mijn aanzoek had overvallen en dat je er anders over zou denken als je had nagedacht.'
Vader zou opgelucht zijn, nu de kogel eindelijk door de kerk was. Hij wel, zij niet. Nee, nee, zo mocht ze niet denken, dat was niet eerlijk ten opzichte van Reindert. Hij kon het ook niet helpen, integendeel, hij bedoelde het zo goed.
'Kom mee, Susanne.' Hij vatte haar hand in de zijne en trok haar mee naar binnen. Toen ze de pronkkamer inkwamen was het voor iedereen duidelijk wat er was gebeurd.
Ze deed een schietgebedje om sterkte, toen Reindert en vader naar het opkamertje waren. Ze maakte zich schuldig aan bedrog, maar wist niet wat ze anders had moeten doen. Ze wilde al haar plichten vervullen, dat wel. Ze wilde zo graag een goede dochter en een goede echtgenote zijn.