HOOFDSTUK 17

 

Barend Hagoort draaide in opgewekte stemming met paard en wagen het erf van Mastland op. Het was een moeizame reis geweest, want overal was de weg bezaaid met afgerukte boomtakken na het noodweer van drie dagen geleden.

'Móge,' groette hij Driekus, die naar buiten was gelopen om te zien wat de vreemdeling op Mastland zocht.

'Ik kom met een boodschap voor de bazin. Hagoort is de naam en ik ben de buur van Maesvreugt.'

'O, natuurlijk, nu weet ik het weer. Kom toch verder. De bazin ligt nog een deel van de dag in bed, maar de baas zit weer op, ondanks de hoofdpijn.'

'Het is niet waar.' Barend stapte de warme keuken in, waar Dirk in een leunstoel zijn pijp zat te roken en Suus, in nachtpon met een rok erover, aan de tafel zat om een laat ontbijt te nuttigen. Ze had 's zondagsavonds een lichte vloeiing gehad, die echter weer gestopt was en ook had ze geen pijn gekregen, waardoor er een goede kans was dat ze het kind toch behouden kon. De dokter was gisteren langs geweest en had gezegd dat ze een week lang zo veel mogelijk moest rusten, maar Suus voelde zich tamelijk sterk en dan viel het niet mee om zoveel in bed te moeten liggen. Vooral niet als je graag hard werkte, omdat je het gevoel had nog iets goed te moeten maken omdat ze dit voorjaar zo weinig had kunnen doen.

'Goeiendag, samen,' groette Barend joviaal en Suus had de grootste moeite om haar schrik te verbergen. Barend op Mastland? Waar was dat in vredesnaam goed voor?

'Zo, Hagoort, wat voert jou hierheen?'

'Ik breng een boodschap van Maesvreugt. Buurvrouw schrok nogal van het bericht dat u haast dood was geweest in de stormnacht en dat haar dochter te bed lag met een dreigende miskraam.'

Dirk had Driekus de vorige ochtend met een boodschap naar Maesvreugt gestuurd, omdat hij niet wilde dat ze het nieuws van een vreemde zouden horen. 'Buurvrouw wil morgen komen, als het niet te druk is. En omdat ik toch naar Westmaas moest om naar een koekalf te kijken, heb ik aangeboden om de boodschap meteen maar over te brengen.'

Ja, ja, dacht Suus. Er zat beslist meer achter. Kon het zijn dat Barend ongeduldig was geworden bij het bericht dat Dirk bijna gestorven was in de stormnacht? Ze kreeg het er koud van. Zulke gedachten waren erg slecht en toch... ze kende Barend. Ze zou nooit vergeten hoe hij over een huwelijk had gepraat toen Bep nog leefde, maar ziek was van de tering en iedereen dacht dat ze de nieuwe aardappelen niet meer zou halen. Het was al lang geleden, maar ineens leek het of het gisteren was geweest.

'Zeg maar tegen moeder dat ik naar haar bezoek uitkijk. Pieternel, schenk Hagoort een kom koffie in en geef mij er ook nog een.'

Door de damp van het gloeiendhete vocht vingen Barends diepblauwe ogen de hare. Ze sloeg ze echter niet neer, maar blikte open terug. Ze vroeg zich af, hoe ze ooit verliefd had kunnen worden op deze man, die weliswaar aantrekkelijk was en vrolijk van karakter, maar nooit zo'n rots in de branding zou zijn als Dirk. Nee, Dirk was verreweg boven Barend te verkiezen, maar het had haar jaren gekost om dat te ontdekken.

'Ben je met paard en wagen, Hagoort?' Eindelijk liet ook Dirk zich horen.

'Jawel, ik haal meteen nog een dozijn kippen op bij dezelfde boer.'

'Zou je me dan een plezier willen doen?'

'Zeker, Leeuwestein. Altijd hoor.'

'Er is hier een jonge big die naar Maesvreugt moet. Ik heb Hendrik het dier beloofd. Hij mag het verder opfokken en zal er later een goede zeug aan hebben. Je weet dat m'n zeugen overal geroemd worden. Het is een geschenk en als je het af zou willen geven, bewijs je me een dienst. Het beest is nu groot genoeg en het bespaart mij een rit die me onder deze omstandigheden te veel is. Die verdraaide hoofdpijn, weet je. En de knechten hebben momenteel ook de handen vol, omdat ik niet tot veel in staat ben.'

'Vanzelfsprekend, Leeuwestein.'

'We kunnen het dier moeilijk morgen aan moeder Van Bressij meegeven, niet?'

Pieternel verdween naar boven om de zolder op te ruimen nu de koffietijd voorbij was. Dirk stond op om Driekus te waarschuwen, dat hij de big klaar moest maken om mee te geven. De krat met hooi erin zou wel weer op Mastland terugkomen.

Zo kon het gebeuren, dat Barend alleen met Suus in de keuken achterbleef, al was het dan maar voor een paar minuten.

'Ik hoorde dat je bijna weduwe was geweest,' begon Barend direct. 'Ik heb me gehaast om te komen, Suus.'

'Had je dan geen boodschap in Westmaas?'

'Jawel, maar dat had nog wel een weekje kunnen wachten. Nu kom ik voor jou, maar je kerel lijkt weer bijna de oude.'

'Wat had je dan verwacht?' vroeg ze met een opkomend gevoel van afkeer. Dat had ze al eens eerder gehad, herinnerde ze zich ineens. Eens, bij de kreek van Maesvreugt, toen hij over Bep had gesproken als nu over Dirk. Alsof ze dood waren. Suus huiverde.

'Je moet er toch aan gedacht hebben, Suus,' fluisterde hij met een intense stem, die plotseling hees was van hartstocht. 'Weet je nog, die dag van de ringrijderij? Het is maar een paar maanden geleden, Suus, maar voor mij lijkt het net gisteren. En dat zal zo blijven, tot ik je de mijne kan noemen. Toen het bericht kwam dat je man met de storm gewond was, dacht ik: eindelijk! Eindelijk komt ons geluk binnen handbereik.'

'Barend!' Haar stem klonk ijskoud. De verachting erin gold niet alleen hem, maar ook haarzelf. Was ze werkelijk zo blind geweest, dat ze vroeger niet had gezien hoe Barend werkelijk was? Hoe hij alleen maar om zichzelf gaf? Barend, die over liefde sprak toen hij met een ander getrouwd was en nu weer, alsof Dirk helemaal niet bestond.

Maar Dirk was er wel, ja, God gedankt dat Dirk er was. Lange tijd had ze dwaze gevoelens gekoesterd, maar nu waren haar de schellen van de ogen gevallen. Ze hield van Dirk en dat zou nooit meer veranderen. Daar was ze heel zeker van.

'Barend, ik hou van mijn man en je mag zulke dingen nooit meer zeggen. Zelfs niet denken,' wees ze hem terecht.

'Denk je dat ik dat geloof, Suus? Weet je dan niet meer? Die heerlijke kus met Pinksteren?'

'Ik was eenzaam en ongelukkig en misschien ook wel een beetje verliefd op je. Dat is echter allemaal veranderd. Mijn schoonvader is overleden en daardoor is hier een boel veranderd. Bovendien heb ik me gerealiseerd dat ik van mijn man hou en van niemand anders. Echt, Barend.'

'Ik geloof je niet.'

'Het is de waarheid. Ik weet dat het niet leuk voor je is. Misschien heb ik je aangemoedigd, omdat ik me zo ongelukkig voelde. Doch nu moet je het accepteren zoals het is. Alsjeblieft, Barend.' Haar stem klonk dringend want elk moment kon er iemand de keuken inkomen. In de toekomst wilde ze nooit, nooit meer met Barend alleen blijven. Dit was het moeilijkste gesprek dat ze ooit gevoerd had. Het was zelfs moeilijker te verdragen dan de hatelijkheden van moeder Leeuwestein vroeger.

Barend stond abrupt op. 'Suus, hoe kan ik dat nu geloven? Ik denk dat je het zegt voor je eigen bestwil. Je zit vast hier, dat weet ik, maar liefje, jij en ik, dat is iets geweldigs.'

'Het is voorbij.'

Barend was in twee stappen bij haar. 'Dat kan ik niet geloven.'

'Zoek een ander, van wie je houden kunt,' smeekte ze hem.

'Wie? Mineke, dat brutale nest? Ze loopt me achterna, weet je dat? Ze zoekt een vent nu Hendrik komend voorjaar trouwt.'

'En jij denkt nog altijd aan de erfenis van Maesvreugt, nietwaar? Toe, Barend, doe haar dat niet aan.'

'Als ik jou niet kan krijgen, is er genoeg in haar dat me aan jou herinnert.'

'Nee, dat zou me ongelukkig maken en Mineke ook.'

'Mineke is een wildebras. Er zijn niet veel boerenzoons die haar willen hebben. Ze willen allemaal een degelijke huisvrouw en het plezier in de bedstee dat je met zo iemand hebben kunt, daar denken ze niet aan.' 'Nee, Barend, nee.'

'Het zou veel goedmaken, in ieder geval. Ik ben getrouwd geweest. Ik weet hoe hard het een man valt als hij het dan missen moet. En dan zo iemand...'

'Nee.' Suus huilde, al wilde ze dat niet. Hoe had ze ooit kunnen denken verliefd te zijn op een man die zo gewetenloos was? Nee, niet gewetenloos, alleen maar grenzeloos egoïstisch. Wat had je te verwachten van de liefde van zo'n zelfzuchtig mens?

'Waarom niet?' vond Barend hard. Hij stond nu vlak voor haar en zijn ogen boorden zich in de hare. 'Jou kan ik niet hebben. Zelfs niet als je zou willen. Je wilt immers, Suus?'

'Nee.'

'Als ik je opnieuw kus, zul je het voelen. Net als met Pinksteren, Suus.'

'Niet waar.'

'Jawel.' Zijn lippen naderden de hare. Als hij haar niet zo stevig had vastgegrepen, zou ze in paniek de keuken zijn uitgevlucht, maar nu kon ze zich niet verroeren, hoezeer ze ook haar best deed. Nu zoog zijn mond zich vast op de hare, maar in stille verwondering ontdekte ze dat het haar inderdaad niets meer deed. Ze was er half en half bang voor geweest dat het tóch zo zou zijn.

Maar de omhelzing eindigde al even onverwacht als die begonnen was. Ineens stond Dirk bij hen.

'Wat is hier in vredesnaam aan de hand?' vroeg hij met kille stem. 'Mijn huis uit en snel. Laat dat varken maar zitten. Je bent er verdorie zelf een. Van mijn erf en waag het niet er ooit nog één poot op te zetten!'

Suus zakte duizelig in de stoel terug. Dirk had hen gevonden. Hij was woest, en terecht, maar hij zou haar nooit geloven. O nee, kreet haar hart in diepe smart. Net nu ze dacht het geluk eindelijk binnen handbereik te hebben ontglipte het haar weer. Het was nu zelfs verder weg dan het ooit was geweest. Ze had Dirk nog nooit zo bleek gezien. Suus beefde over heel haar lijf, terwijl Dirk zijn hoofdpijn vergat en eigenhandig Barend het erf af bonjourde, tot stomme verbazing van de meiden en knechten. Moeder was in de opkamer. Wat had die gehoord?

Suus was als verdoofd naar de voorkamer gegaan en kroop in bed. Ze huilde hartverscheurend en dacht dat haar leven nu totaal vernield was. Het was te veel om te dragen.

Zou Dirk het kunnen begrijpen? Met angst en beven wachtte ze, maar hij kwam niet. Ze werd bang, de hele dag bleef ze angstig in bed. Pas na het avondeten waagde ze zich weer in de keuken. De trouwe Pieternel had haar eten in de voorkamer gebracht. Moeder zat naast het fornuis in de leunstoel en breide, Pieternel deed de afwas, terwijl Teuntje droogde.

'Is Dirk buiten?' vroeg Suus zo gewoon mogelijk, hoewel ze wist dat ze lijkwit zag.

'Ja, hij heeft de hele dag gewerkt alsof hij weer helemaal beter is. Die Hagoort schijnt hem op een afschuwelijke manier beledigd te hebben. Heb jij gehoord wat hij zei, Suus?' vroeg moeder Leeuwestein en aan haar ogen zag Suus dat de oudere vrouw werkelijk nergens van wist.

'Ja, ik ben er zelf ook kapot van.'

'Wat was het dan?'

'Daar praat ik liever niet over. Dat blijft tussen Dirk en mij. Heb je nog koffie over, Pieternel?'

'Nee, maar ik zal direct na de afwas wat verse voor u zetten, juffrouw. Ik breng het u wel. Kruipt u maar weer lekker in bed. U ziet eruit als een geest. Het is maar goed dat uw moeder morgen komt. Laten we hopen dat ze juffrouw Mineke meebrengt. Dat is zo'n vrolijke flapuit, die beurt u wel weer op.'

Suus begon te beven en haastte zich weer naar het veilige bed terug. Pieternel bedoelde het goed, maar in haar onschuld draaide ze een mes om in haar hart.

Er was echter één troost. Niemand wist dat Dirk haar had gevonden in Barends armen. Ze dachten allemaal dat Barend Dirk beledigd had. Het ergste zou hem daarom bespaard blijven. De schaamte om een ontrouwe echtgenote te hebben, en dat terwijl ze alleen maar veel van hem hield. O, het leven was bitter. Het bakte de mensen steeds opnieuw een poets. Net dacht je iets bereikt te hebben en even later ontglipte het je weer. Als kaf in de wind.

Het was Dirk, die ten slotte de koffie bracht. Suus schrok zich een ongeluk. 'Ik verwachtte Pieternel.'

'Ja, je schijnt mij nooit te verwachten.'

'Dirk, het is allemaal een misverstand. Laat het me uitleggen.'

'O? Naar mijn mening was de situatie overduidelijk. Die vent had gehoord dat jij niet in orde was, hij drong zich onder valse voorwendsels hier binnen en jij viel onmiddellijk in zijn armen, zodra ik maar even mijn hielen lichtte.' 'Je vergist je. Het is heel anders.'

'Denk je dat ik dat geloof?'

Ze dronk van haar koffie in een uiterste poging haar zelfbeheersing te vinden.

'Er is me vandaag een heleboel duidelijk geworden,' zei Dirk vlak. 'Ik heb gewerkt tot ik niet meer kon, maar dat is wel het beste als je wereld in elkaar stort.'

'Dirk, het is echt heel anders.'

'Maak me niet langer iets wijs, Susanne. Ik wéét toch hoe het was? Toen ik pas getrouwd was, dacht ik ook dat het allemaal kwam doordat nette vrouwen hun gevoel niet horen te tonen. Het leek wel of ik de strijkplank in bed had. Maar nu weet ik beter, hè? Je dacht aan hem en daarom moest je van mij niets hebben. Als je dat weet, is in één klap alles duidelijk.'

'Toen ik met je trouwde, hield ik inderdaad niet van je en voelde ik ook niets als je me nader kwam. Ik geef zelfs toe dat ik vroeger verliefd op Barend was, maar hij was getrouwd en dus zette ik hem uit mijn hoofd, al lang voor jij me vroeg.'

'En je nam mij, omdat je vader mij een goede partij vond, nietwaar?'

'Misschien. Ja, zo was het wel ongeveer. Ik vond je aardig en ik dacht dat dat wel genoeg was. Dat is het immers meestal. Je wist hoe ik dat voelde, Dirk.'

'Dat ontdekte ik snel genoeg, ja. Tot mijn grote teleurstelling. Nooit zei je dat je ook om mij gaf. Nu weet ik waarom je dat nooit deed.'

'Dan zeg ik het nu. Ik hou van je, Dirk. Ik weet het nog maar sinds zaterdagnacht, toen ik je vond en dacht dat je dood was.'

'Het is jammer, maar ik geloof je niet meer. Al die tijd heb je me bedrogen.'

'Nee, dat heb ik niet.' Ze keek hem fier aan, al voelde ze hoe haar wereld bij elk verwijt van zijn kant verder in elkaar stortte. 'Ik ben je vrouw geweest en heb nooit iets gedaan waarvoor ik me zou moeten schamen.'

'Je liet je kussen door een ander. Hoefje je daarvoor niet te schamen?'

'Als je twee minuten eerder was gekomen, zou je hebben gehoord en gezien dat ik hem zei van jou te houden. Van jou en niemand anders. Het is jammer dat je me niet gelooft, want het is de eenvoudige waarheid. Dirk, zeg nu geen dingen waar we later spijt van krijgen,' smeekte ze. Ze was totaal aan het eind van haar krachten. Sterke emoties waren nu eenmaal slopend.

'Hier wordt momenteel alleen de waarheid gezegd en de balans opgemaakt, Suus. Ik zal je niet meer lastigvallen met mezelf. Ik kan je niet verlaten, maar als het mogelijk was zou ik het doen.'

'Dirk!'

'Zelfs je tranen zijn niet waarachtig.'

'Als je me niet geloven kunt, is alles vergeefs,' bracht ze met haar laatste krachten uit. 'Maar vergeet nooit, Dirk Leeuwestein, wat ik hier en nu tegen je zeg. Ik hou van je en zal dat blijven doen en ik zal alle dagen bidden dat de goede God je zal doen inzien wat er vanmorgen werkelijk is gebeurd. Vraag het Barend.'

'Al zou het mijn leven redden, met die vent wissel ik mijn hele leven geen woord meer.'

De trots die ze al zo vaak bij Dirk had gezien, kwam weer over hem. Hij sloot zich voor haar af en ze werd bang, heel bang dat dit voor altijd zou zijn. Hij liet haar alleen en kwam die nacht niet naar het ledikant. Ze kon slechts raden dat hij in de stal in het hooi was gekropen.

Midden in de nacht ging ze hem zoeken. Ze vond hem inderdaad in het hooi en legde een deken over hem heen. Even streek ze met haar hand door zijn dikke, donkere haar, iets wat ze bij daglicht nooit zou durven. Het was alsof ze afscheid nam, dacht ze vol verdriet. In zekere zin was dat ook zo. Want al zou Dirk ongetwijfeld de schijn willen ophouden voor de buitenwereld, tussen hen was er iets voor altijd kapot.