HOOFDSTUK 18

 

Op het moment dat Suusje van Bressij geboren werd, was de onderbouw van de Barendrechtse brug bijna gereed, evenals de aanleg van de toegangswegen. In die tijd was het een geliefd uitstapje om met het gerij het wonder te gaan aanschouwen dat zich daar voltrok. Nog een jaar, dan moest de brug klaar zijn. Dan was het eiland geen eiland meer, na honderden jaren. Dan zou het zelfs mogelijk zijn met je eigen rijtuig naar de grote stad te gaan en nota bene dezelfde dag nog in je dorp terug te keren. Ja, daar sprak men over in die dagen.

Er was echter meer dat de mensen bezighield. De eerste velocipède verscheen in Ammekerk, voorzien van een lantaarn, een rem en een bel. De kinderen holden joelend achter het gevaarte aan en de dorpelingen lachten zich een ongeluk over die idiote manier om jezelf te verplaatsen. De teruggetrokken Adam den Hartigh won op tweede pinksterdag van het volgende jaar de harddraverij te Numansdorp, voor paarden die nog nooit een prijs of een premie hadden gewonnen. De prijs, een pendule, schonk hij aan Hanneke Moerkerken. Een maand later was het stel verloofd. Adam ontdooide een beetje en Hanneke bloeide zienderogen op. De lachende derde was in dit geval Sanne, die haar nicht zo van harte het geluk gunde.

Voor haarzelf zag het leven er nu totaal anders uit. Goed, de oppervlakkige toeschouwer zou niet veel verschil ontdekken, want het werk was altijd zwaar. De geboorte van Suusje had de taken van de boerin alleen maar uitgebreid. Sanne was echter jong en sterk. Ze kon bergen verzetten en hard werken was gezond. Iedereen moest hard werken, op de ouden en de zieken na, die wel wilden, maar niet meer konden. Nee, de verandering zat vanbinnen. Nu Sanne eindelijk wist dat ze uiteindelijk toch Dries' liefde had gewonnen, was ze voor het eerst in haar leven werkelijk gelukkig. Met Dries' liefde en een gezonde baby had ze niets meer te wensen, dacht ze.

Doch het leven was nooit volmaakt. Een mens mocht bij tijd en wijle gelukkig zijn, niet omdat er geen problemen meer waren, maar juist ondanks die problemen. Dat leerde Sanne algauw.

De zomer van het jaar 1888 was in aantocht en de malaise in de landbouw duurde nog steeds voort. Nog onverwacht wilde de trouwe knecht van Maesvreugt, die Dries al vele jaren had geholpen, met zijn gezin naar Amerika vertrekken. Zijn broer was hem een jaar geleden voorgegaan en de brieven die een enkele maal kwamen en vertelden over dat grote land van melk en honing, hadden het verlangen in hem wakker geroepen om er ook zijn geluk te gaan beproeven. Ginds kon een knecht zelf boer worden en welke arme drommel droomde niet van een eigen bedoening?

Zonder dat Dries er iets van geweten had, was Krelis naar de agent van de Holland-Amerikaanse Stoomvaart Maatschappij geweest om te praten. Wat hij daar had gehoord, had zijn verlangen om te gaan alleen nog maar doen toenemen. Dries vond het niets leuk, zo'n goede en betrouwbare knecht te verliezen, maar hij kon begrijpen dat de man van een ander leven droomde en hij zou de laatste zijn hem ervan te weerhouden die kans te grijpen. Krelis was bij lange na de enige niet. Er waren er velen die erover dachten om te gaan emigreren.

De reis werd geregeld en op zaterdag de vijfentwintigste augustus was Dries met Sanne in Antwerpen om zijn oude knecht uit te zwaaien. In de tilbury hadden ze nog wat extra bagage voor het gezin meegenomen, maar de belangrijkste reden om te gaan, was de unieke gelegenheid eens samen een reisje te maken en een paar dagen van Maesvreugt weg te zijn, ondanks alle drukte van de nazomer.

Dit kwam met haar man naar Maesvreugt. Haar man had nog vakantie omdat de scholen pas een week later geopend zouden worden. Zij zorgden voor Suusje en het vee en bleven bij Catharina. Het meisje was boos geweest omdat ze niet mee mocht, maar Dries verheugde zich te veel op een uitstapje met Sanne samen.

Ze waren vrijdags vertrokken. Die zaterdagmorgen bekeken ze eerst de vreemde stad en later gingen ze naar het schip. Het stoomschip Westernland van de Red Star Line, waarmee Krelis de overtocht zou maken, was een drijvend wonder en het echtpaar keek dan ook zijn ogen uit.

Niet voor niets hadden dergelijke schepen in de volksmond de naam drijvende paleizen te zijn en in zekere zin was dat ook zo. De passagiers die dat betalen konden, waanden zich zeker in een oord van luxe en hun gasten werden door de officieren zelf rondgeleid om al het fraais met eigen ogen te aanschouwen.

De gewone man moest zich behelpen met de kleine, goedkope ruimten bijna onder in het schip, maar niettemin kon hij zijn ogen uitkijken op al het fraais dat er aan boord te zien was.

Krelis was uitermate gespannen en zijn vrouw Alie zei geen woord. Ze liepen met Dries en Sanne rond, maar het naderende afscheid wierp zijn schaduw reeds vooruit. Dries dacht dat het erg moeilijk moest zijn om alles achter je te laten wat je dierbaar was en vertrouwd, zelfs al had je het arm. Er was moed voor nodig om zo'n onzekere toekomst tegemoet te willen gaan.

Toch keek Dries uiterst geboeid rond. Dit was nog eens wat anders dan het stoomschip dat het eiland met Rotterdam verbond! Zelfs Sanne kwam ervan onder de indruk. Ze had tot dan toe niet geweten dat zoiets bestond.

De Westernland was helemaal van staal gebouwd en had dubbele zijwanden. Het grote schip was bovendien door waterdichte en brandvrije schotten in acht afdelingen verdeeld, en de officieren vertelden iedereen die dat horen wilde, dat het daarom onmogelijk was dat het schip zou vergaan door zinken of brand. De machinekamer, waar Dries met Krelis ging kijken, was gevuld met nieuwerwetse stoommachines. Men gebruikte eveneens stoom voor de verlichting en voor verwarming van de hutten. De machines konden een kracht ontwikkelen van 4000 PK, zodat het schip op volle zee even snel kon gaan als de spoortrein op het land. Met deze ongehoorde snelheid hoefde de overtocht maar negen of tien dagen te duren. De Westernland was een viermaster en aan boord bevonden zich voor deze reis 1200 passagiers, van wie het overgrote deel de reis als derde-klassepassagier zou maken. De passagiers hadden kosteloos vervoer naar Antwerpen gekregen, maar degenen die de familieleden kwamen uitzwaaien hadden de reis op eigen gelegenheid moeten maken.

Het moment van vertrek kwam nader en nader. Krelis en Dries praatten maar over het schip, want ze wilden niet toegeven aan de druk van het moment. Sanne probeerde de stille Alie wat moed in te spreken. De vrouw zag zeer bleek.

'Ben je bang?' vroeg Sanne vlak voor het moment dat Dries en zij het stoomschip zouden moeten verlaten.

'Ja. Alles is zo onzeker.' De vrouw haalde een zakdoek tevoorschijn en depte daarmee haar ogen droog. Ze haalde diep adem en vertelde wat ze al talloze malen eerder had verteld. Krelis hoopte op een eigen boerderijtje. De jongens zouden ginds een beter leven krijgen. In Ammekerk konden ze niet anders dan zelf boerenknecht worden of een baantje zoeken in een fabriek in Rotterdam, maar dat bleef evengoed armoe.

'Ik wens je veel sterkte, Alie. Dries en ik zullen bidden dat jullie behouden in New York aankomen. Zul je me schrijven hoe het jullie vergaat?'

'Dat zal ik doen, maar het zullen geen lange brieven zijn, juffrouw. Ik ben maar twee jaar op school geweest en het schrijven kost me erg veel moeite.'

Het grote moment brak aan. Natuurlijk moest Alie huilen en ook Sanne hield de ogen niet helemaal droog.

Het moment van afvaart naderde en alle passagiers stonden aan dek. Het duurde even eer Dries tussen al die mensen zijn gewezen knecht ontdekte, toen trok hij Sanne met zich mee, om zo dichtbij mogelijk te komen. Dat viel echter niet mee tussen de duizenden mensen op de Scheldekade.

Allen poogden zij hun familie en vrienden te ontdekken om hun nog een laatste afscheidsgroet toe te kunnen roepen.

Sanne had zoiets nog nooit meegemaakt, ze werd bang in die drukte.

Intussen blies de krachtige machine van het grote schip van ongeduld. Het was klokslag vier uur, toen de laatste brug ingehaald werd en het gevaarte zich statig en langzaam in beweging zette. De strook water tussen kade en schip groeide gestadig. Overal bette men de tranen en Sanne wuifde met haar zakdoek, zoals ze dat de anderen zag doen. Ze had een grote brok in haar keel.

Het duurde een tijdje eer ze met Dries terug was op hun logiesadres. Ze was heel moe, veel meer dan na een dag van hard werken. Omdat ze op zondag natuurlijk niet konden reizen, bleven ze nog een dag in de vreemde stad. Na de kerkdienst die ze bijwoonden in de grote, zeer oude kerk, wandelden ze langs oude huizen en pleinen en zagen ze zoveel moois dat Sanne opnieuw danig onder de indruk kwam. 's Maandags keerden ze in een rustig tempo naar Maesvreugt terug, al was de reis zeer langdurig.

'Het waren een paar heerlijke dagen, Dries,' liet Sanne weten toen ze weer bijna in hun eigen dorp waren.

'Ja,' vond ook Dries. 'Maar zelf zou ik nooit naar Amerika willen gaan. Ik zou het niet overleven om alles achter me te moeten laten waar ik van hou.'

'Ik ook niet,' knikte Sanne.

'Wij zijn boerenmensen, vrouw. Wij horen bij onze hof en onze grond.'

Sanne knikte opnieuw en verheugd wees ze naar Maesvreugt, dat ze nu tussen het groen van de grote lindebomen kon zien liggen. 'We zijn bijna thuis, Dries.' Opnieuw voelde ze de waterlanders in haar ogen prikken.

Dries moest lachen. 'Ja, we zijn thuis.'

 

Na enige tijd kregen ze een telegram uit dat verre land, dat de Westernland op 5 september behouden in New York was aangekomen. Nog maar net bekomen van de reis kregen Sanne en Dries een schok te verwerken. Tante Susanne was midden op de dag, nauwelijks een week later, onwel geworden. Benauwd en met pijn in de borst was ze naar bed gebracht. Hanneke was heel bezorgd, want haar huwelijk was vastgesteld voor november en de dokter zei somber, dat het het hart was dat haar moeder in bed had gebracht en met hartkwalen wist je nooit wat je kon verwachten.

Tegen Sanne, die op ziekenbezoek ging, bekende tante heel rustig dat ze het niet erg zou vinden om nu al te moeten sterven.

'Ik wil niet alleen oud worden nu Reindert er niet meer is. Ik mis hem zo, Sanne, en al die lange, lege jaren die me nog van de ouderdom scheiden, maken me bang. Als het God behaagt me nu al tot zich te nemen, heb ik daar vrede mee, echt waar.'

'Maar Hanneke...'

'Zij is dadelijk getrouwd. Ik zou nog wel graag een kleinkind hebben. Ja, daar had ik nog niet aan gedacht. Om een kleinkind in de armen te kunnen houden, daarvoor zou ik nog wel even verder willen leven!'

Vanaf die dag ging het iets beter met tante, maar geen mens wist wat de toekomst haar brengen zou.

 

Zo langzamerhand was de belangrijke dag al dichterbij gekomen. De eilandbevolking verheugde zich erop, want de afgelopen zomer had in de regel weinig reden tot blijdschap gegeven. Er was veel regen gevallen en de temperaturen waren zo laag gebleven dat men sprak over het jaar zonder zomer. De tarwe was min geweest. De vroege aardappelen waren aangetast door ziekte en de herfst bracht nog meer kou. De prijzen stegen wel, maar wat had je daaraan als je niets te verkopen had? Het zou ongetwijfeld weer een winter worden waarin veel mensen honger en gebrek zouden lijden. Maar al te graag wilde men dat voor één dag vergeten.

Dus, toen de belangrijke brugverbinding voor de Hoekse Waard die zevende oktober van het jaar 1888 geopend werd, togen vele mensen naar de Blaaksedijk om het wonder met eigen ogen te aanschouwen en de feestelijkheden mee te maken.

Veel rijke boeren kwamen met hun gerij, want voor de winter definitief inviel, wilde men wel eens weten of het waar was dat je met de eigen tilbury in vijf kwartier naar de stad kon rijden.

Dries en Sanne namen deze keer Catharina wel mee. Ook Hanneke vergezelde hen. Het meisje had wel een verzetje nodig na de lange dagen waarin ze haar moeder had verpleegd. De drukte was gezellig, vonden ze. En de brug... dat was toch iets geweldigs, nietwaar?

Ze zochten een plaatsje tussen de mensen waar ze de toespraken en de gebeurtenissen goed konden volgen, kregen onderweg een blaadje in de handen gedrukt en volgden toen in de massa de genodigden.

Het feestlied werd gezongen op de wijs van: Wien Neerlands bloed door de aderen vloeit. Iedereen kende dat lied van andere hoogtijdagen en kon dus meezingen.

Het eerste couplet werd gezongen terwijl men nog voor de brug stond.

 

Wij burgers van de Hoekse Waard,

Zijn met veel dankbaarheid

Eendrachtelijk bij de brug geschaard

Die nu wordt ingewijd.

De brug is eenmaal nu tot stand,

en biedt de vrijheid aan

Met de opbrengst van ons land,

naar Rotterdam te gaan. (bis)

 

Na het eerste couplet dromden de mensen de grote brug op. Sanne hield Dries stevig bij zijn arm vast, toch wel een beetje bang om hem in het gedrang kwijt te raken. Stel je voor, onder hen stroomde de grote rivier en je kon er zomaar overheen lopen, zonder te hoeven wachten op de veerboot. Eenmaal op de brug aangekomen werd het tweede vers van het feestlied ingezet.

 

Komt, treden wij met forse zin,

De nieuwe brug al voort

En heffen dan een feestlied in

Dat elk ons 't hart doorboort.

Heb dank 't Provinciaal bestuur,

waardoor hij is gebracht,

Hij zij ons nuttig, lang van duur,

Wie had het ooit gedacht, (bis)

 

Men ging verder, opgewonden nu, de kelen soms al wat schor. De brug werd gepasseerd en de streekbewoners zetten voet aan vaste wal. Dries' ogen schitterden van opwinding. 'We gaan er eerstdaags zelf met het rijtuig over, Sanne.'

Ze knikte slechts, maar antwoordde niet. Het zou er heus niet zo snel van komen. Ze had deze dag nog een verrassing voor haar echtgenoot in petto. Sanne glimlachte fijntjes. Nu nog niet. Straks.

Toen de vaste wal bereikt was, werd het derde en laatste couplet van het feestlied aangeheven.

 

Des winters bij de strenge vorst,

Als schip of boot niet kan,

De veerman zich niet wagen dorst,

Dan stond er menig man

Gereed om naar de stad te gaan.

Doch die tijd is voorbij,

De brug biedt ons nu vrijheid

Wij zijn verheugd en blij. (bis)

 

In het algemeen gejuich dat nu losbarstte viel het niet op, dat er één was die stil bleef en over de rivier staarde. Dries moest terugdenken aan die vreselijke reis met het stoomschip De Oude Maas, een paar jaar geleden. Midden in het feestgewoel scheen het hem toe dat hij het bange meisje, dat Pietje heette, opnieuw voor zijn ogen zag verdrinken. Dries huiverde.

Ja, de brug was een zegen en de draagwijdte van deze verbinding zouden de mensen van het eiland nog maar nauwelijks kunnen vatten. Stil liep Dries met Sanne terug over de brug, stevig gearmd. 'Is er iets?' vroeg de jonge vrouw bezorgd.

'Nee,' zei hij. 'Maar ik moest ineens aan die ramp terugdenken. Zulke vreselijke dingen hoeven nu niet meer voor te komen, Sanne. Ik dacht juist dat de streek nog nauwelijks voldoende besefte, wat een belangrijke dag het vandaag is.'

'Ja, we zijn nu uit ons isolement verlost.' 'En dat niet alleen. We kunnen nu gemakkelijker bij de grote markten komen en dus betere prijzen voor onze producten krijgen.'

'Ik hoorde daarnet dat men erover denkt een tramverbinding tot stand te brengen.'

'Ja, daar wordt nu over gesproken. Dat zou mooi zijn. Wij hebben een eigen gerij, maar wie dat niet heeft zou zeer met de komst van de tram gebaat zijn. 'Wij toch ook? Het schijnt dat de tram ongehoord snel gaat.' 'De toekomst zal het ons leren, Sanne. Ik denk dat wij nog heel wat vreemde dingen zullen zien, eer wij oud en moe de ogen voor eeuwig zullen sluiten.'

'Zeg, Dries, het is feest, hoor.'

Hij lachte een beetje scheef. 'Ja, dat zou ik bijna vergeten.'

'Maar ik niet. Kom, we moeten doorlopen, anders raken we Catharina kwijt.'

'Ik moet er eens met haar over praten, dat ze een vrijer zoekt,' zuchtte Dries, nog steeds een beetje in een weemoedige stemming. 'Ze heeft de leeftijd en meer dan dat.'

'Kom, vergeet je zorgen. Morgen hebben we er weer genoeg. Zou je denken dat we een eindje langs het water kunnen lopen? Ik heb behoefte aan een beetje rust, Dries, na al die drukte hier.'

'Je bent toch niet ziek?' Hij was meteen een en al bezorgdheid.

'Nee,' lachte Sanne. 'O, nee, ik ben niet ziek.'

Dries begreep er niet veel van, maar liep zonder een woord te zeggen met haar langs het water. Catharina bleef in het feestgewoel en dat vond Sanne wel prettig.

'Het is heerlijk hier,' zuchtte ze tevreden, toen ze de mensen bijna allemaal achter zich hadden gelaten.

'Heb je het niet koud?'

'Frisjes, ja, maar niet koud. Het water ziet grauw. Het is niet zo vriendelijk als bij ons in de kreek.'

'Het stroomt snel en het is hier ook wel wat breder.'

'Je had het daarnet over de ramp. Ik zou hier niet graag in zwemmen, Dries. Dat zou me bang maken.'

'Wij zwemmen zo zelden, dat we het nooit helemaal goed leren. Dan is het altijd gevaarlijk, zeker met zo'n sterke stroom.'

Sanne huiverde. 'Toch moet je onze kinderen ook leren zwemmen, Dries. Nu Suusje begint te lopen ben ik aldoor bang dat ze op een keer aan mijn aandacht zal ontsnappen en in de kreek verdrinkt.'

Je hoeft niet bang te zijn. Nog deze winter zorg ik voor een hek om het erf, zodat ze geen gevaar loopt. Maak je daarover maar geen zorgen, liefje. Wees alleen maar gelukkig, zoals je dat de laatste tijd steeds bent geweest. Dat is alles wat ik van het leven verlang.'

Ze deelde hem een plaagstoot uit. 'Alles? Dat zijn de woorden van een oude man. Ik wilde je net al weer een komende verandering aankondigen.'

'O, nee,' kreunde hij overdreven, maar zijn ogen lachten en keken Sanne nieuwsgierig aan. 'Vertel op.'

'Ik ben weer zwanger.' Haar ogen glansden, nu ze hem eindelijk haar geheim kon mededelen.

'Ik wilde het eerst zeker weten, Dries. Eind april, begin mei zal het kindje komen en ik hoop toch zo dat ik je deze keer een zoon zal schenken.'

'Liefste.' Dries omarmde haar en had lak aan de mensen die het tafereeltje afkeurend beschouwden. Goed, het was zeker geen gewoonte je vrouw in het openbaar te omhelzen, maar hoe kon hij anders na dit heerlijke nieuws?

'Sanne, zoveel geluk heb ik echt niet verdiend,' prevelde hij ontroerd. 'Ik trouwde je niet uit liefde, maar dat is allemaal heel anders uitgekomen.'

'Dat weet ik, Dries. Daarom ben ik nu gelukkig. Kom, ik wil graag dat je me nog eens omhelst, maar dan binnen de besloten muren van Maesvreugt.'

Ze lachten allebei. Stevig gearmd gingen ze terug naar het rijtuig. Het feest was mooi geweest, maar er was niets heerlijkers dan samen weer naar huis te gaan.