HOOFDSTUK 14

 

Twee maanden lang duurde het, vader Leeuwesteins steeds verergerende benauwdheden. Toen vond Dirk hem, op een rustige zondagmiddag. Vader was doodmoe uit de kerk gekomen en na het middageten naar bed gegaan voor de gebruikelijke zondagmiddagrust. Toen vader wel erg lang in bed bleef liggen en de koffie al lang en breed klaar was, ging Dirk zijn vader halen. Een onderdrukte kreet deed moeder Leeuwestein en Suus ongerust de gang doorsnellen. Dirk knielde bij het bed neer. 'Vader.'

Vader was buiten bewustzijn, maar leefde nog wel. Suus was de eerste die bij haar positieven was. Ze rende naar Driekus' huisje, waar de knecht en zijn gezin ook juist van de middagkoffie genoten. 'Driekus, snel, je moet onmiddellijk om de dokter. Het is weer vader. Hij is buiten kennis.'

De knecht stond al in de deur. Nog voor Suus Mastland weer was binnengegaan, stapte de knecht de stal in om Bles een hoofdstel om te gooien. Even later galoppeerde hij in volle vaart de weg op. Op het ongezadelde paard, net zoals zijn baas dat had gedaan met de ringrijderij.

Dirk had zijn vader recht in bed gelegd en de deken over hem heen getrokken. De blinden voor de ramen waren nog gesloten, en lieten het felle zonlicht slechts gedempt de kamer inkomen. Ze hoorde de tweeling huilen, ze moesten nu hun pap hebben. Suus werd er zenuwachtig van en Pieternel was er niet. Die bleef tegenwoordig weer net als vroeger bij haar ouders in het dorp. Ze zou pas 's morgens terugkomen.

Moeder zat bewegingloos in vaders stoel naast de kachel. Met strakke ogen keek ze naar de stille gestalte in het bed. Suus had er geen idee van wat er door haar hoofd ging. Ze had trouwens de handen vol aan zichzelf. Ze droeg Teuntje op voor de jongens te zorgen en snelde weer naar Dirk terug.

Ze was bang. Aarzelend ging ze naast haar man staan, die met een ernstig gezicht op zijn vader neerkeek. 'Driekus is om de dokter, Dirk. Hij haast zich tot het uiterste.'

Dirk knikte afwezig. 'Ik betwijfel, of hij nog iets kan doen.'

'Ik ook, eerlijk gezegd. Niettemin moeten we doen wat we kunnen. Kijk, vader beweegt een beetje.'

'Het is een hartaanval, denk ik,' mompelde Dirk De dokter had vader de afgelopen weken meermalen onderzocht en al gezegd dat het hart niet in orde was en verantwoordelijk voor vaders benauwdheden.

Suus probeerde hem te troosten. 'Kom, je moet sterk zijn. Ik zal de koffie gaan inschenken. Dat zal je goeddoen.'

Hij volgde haar naar de keuken als een geslagen hond. Suus schonk voor hen beiden koffie in en knikte bemoedigend naar Teuntje, die met de kleintjes bezig was. Dirk leek niets te merken. Hij zweeg een hele tijd eer hij opkeek. 'Suus, stel dat vader sterft. Dan sta ik er helemaal alleen voor.'

'Voor Mastland?'

Hij knikte en keek of die last hem al te zwaar zou vallen. In feite was de situatie allang zo. Vader had de laatste tijd praktisch alles aan Dirk overgelaten. Dat zei ze ook.

'Ja, dat wel. Vader had graag rustig in het dorp gewoond, al met ons trouwen, dat weet ik. Hij was toen al niet helemaal in orde. Hij had veel meer rust moeten hebben.'

Wat ze dachten, spraken ze niet uit. Het was moeder die niet had willen wijken, dacht Suus verbitterd. Moeder, die zich aan Mastland had vastgeklampt met alle kracht die in haar tengere lijf zat. Wat zou dat worden, als Dirks vader inderdaad stierf? Ze kon haar schoonmoeder niet zomaar buiten de deur zetten, al dacht ze dat ze ertoe in staat zou zijn. Suus zuchtte. Woutertje was klaar met eten en kraaide tevreden uit zijn kinderstoel. Ze lachte. Driesje hapte nu zijn pap op en Teuntje had zo'n lieve blik op haar toet. De jongens waren grage eters, allebei. Toen ook de jongste klaar was, brachten ze de kleintjes naar bed. Ze dekte hen juist toe toen de koets van de dokter het erf opreed.

Dirk had de voordeur al geopend. Het leek haar een slecht voorteken toe, want die ging eigenlijk alleen open met dopen, trouwen en begraven. Hoogtijdagen en tijden van verdriet. Voor al het andere liep men achterom. Zelfs dominee kwam achterom, de enkele maal dat hij naar Mastland kwam om een sigaartje te roken met vader Leeuwestein en te praten over zijn illustere voorganger van enkele tientallen jaren geleden, Van Koetsveld.

Suus volgde de twee mannen naar de voorkamer. Moeder zat nog steeds doodstil.

De dokter zei niet veel. Het was duidelijk dat hij niet veel kon doen. Mogelijk zou vader zo in de eeuwigheid wegglijden, zei hij. Het kon echter ook gebeuren dat hij weer bij zou komen al moesten ze er dan voor oppassen dat vader toch weer een nieuwe aanval kon krijgen. Ze konden echt van alles verwachten. De arts verdween met de belofte de volgende morgen nog voor het spreekuur terug te komen. Daarna begon het waken. Omdat moeder Leeuwestein zo roerloos in de stoel zat, durfden de beide jonge mensen haar niet voor langere tijd met de zieke alleen te laten. Ze zaten vooralsnog samen zwijgend bij het bed en keken naar de gestalte tussen de lakens. Roerloos lag vader daar. Zo nu en dan werd de stilte in de kamer verbroken door het slaan van de klok. Ze durfden niets te zeggen uit angst de zieke te storen.

Tegen etenstijd ging Suus naar de keuken. Ze schepte voor Dirk en zijn moeder een bord met rijstebrij op en bracht dat naar de ziekenkamer. Moeder pakte het bord niet eens aan, zodat Suus het maar naast haar op het tafeltje zette. Dirk schoof zijn bord weg.

'Toe, je moet eten. We weten niet hoe lang dit gaat duren en daarom moet je zuinig zijn met je krachten.'

'Ja,' zuchtte hij, 'je zult wel gelijk hebben.' Met lange tanden begon hij te eten. Suus trok zich een poosje in de keuken terug. Samen met Teuntje at ook zij een bord rijstebrij met krenten en daarna liet ze het meisje een pot sterke koffie zetten. Ze had behoefte aan een kop van die verkwikkende, sterke drank. Ze voelde zich toch een beetje vreemd. Zo slap, dat kwam zeker van de schrik.

Suus was net met een dampende kop aan de keukentafel gaan zitten, toen Pieternel naar binnen stormde. 'In het dorp zeggen ze dat de baas er slecht aan toe is. Ik ben meteen gekomen.'

Er schoot een brok naar Suus' keel. 'Je komt als geroepen. Vader heeft last van zijn hart en is er slecht aan toe. Hij is buiten kennis. Dirk waakt bij hem en moeder is helemaal buiten zichzelf. Ze zit maar in een stoel en zegt niets, drinkt of eet niet, het is net alsof ze zelf doodgaat.'

'Gaat... gaat de baas dood?' Pieternels ogen werden groot.

'Misschien. Ik denk van wel, als je ziet hoe hij eraan toe is.'

'Ik zal met Teuntje voor alles hier zorgen. Slapen de jongens?'

'Jawel. Ze zijn meteen na de pap naar bed gegaan.'

'Maakt u zich maar niet ongerust over hen, juffrouw. Wij zorgen voor alles, zodat u rustig kunt waken.'

'Ik zal eens gaan kijken hoe het ermee is, daarbinnen.'

Er was nog niets veranderd. Moeder zat nog even roerloos in de stoel, haar eten was koud geworden en stond onaangeroerd op tafel. Dirk huiverde, ondanks de zomerwarmte. Het was vreemd kil in de voorkamer. Suus haalde de cognac tevoorschijn en schonk twee glaasjes vol. Dirk sloeg het zijne in één teug achterover en verliet zijn post niet. Daarna gaf Suus haar schoonmoeder het andere glaasje. 'Moeder, u moest dit maar opdrinken.'

Er kwam geen enkele reactie. Met een zucht zette Suus het glaasje ook op tafel. Ze merkte dat haar knieën knikten en daarom bedacht ze zich en dronk het tweede glaasje zelf maar leeg. Nadat ze Dirks glas nogmaals had gevuld, borg ze de fles weer weg. 'Is er helemaal geen verandering, Dirk?'

'Nee.' Hij keek somber op het bed neer.

'Ga in de keuken een kop koffie halen. Pieternel is teruggekomen en Driekus zorgt met zijn vrouw voor het vee. Je hoeft je nergens zorgen om te maken. Rust een beetje uit, Dirk. De nacht zou nog wel eens lang kunnen duren.'

'Nee, ik blijf hier. Als er iets verandert, wil ik er zijn. Ik ben zijn zoon. Zijn enig kind.'

'Goed dan. Zal ik dan koffie voor je halen?'

Hij schudde van niet. Suus haalde daarom haar breikous en het eindeloze wachten begon.

De lange zomeravond was ongemerkt overgegaan in de nacht, eer er iets veranderde. De beweging was maar vaag, maar werd door zowel Suus als Dirk opgemerkt. De jonge vrouw slaakte een zucht van verlichting, Vader was bij kennis gekomen. Misschien hadden ze zich voor niets zo ongerust gemaakt? Zou vader toch blijven leven? Vader lag nu in een hoop opgestapelde kussens om meer lucht te krijgen. Zijn ogen waren geopend en zijn lippen fluisterden heel zacht, zodat het erg moeilijk was om hem te verstaan. Zijn handen bewogen ook en gleden rusteloos over de deken, maar de rest van zijn lijf lag net zo stil als tevoren. Zou vader zo ziek zijn, dat elke beweging hem te veel was? 'Dirk.'

De naam was een moeilijk verstaanbare zucht. Dirk boog zich naar zijn vader toe, zodat hij hem zou begrijpen. 'Hier ben ik, vader. We zijn er allemaal. Moeder, Suus en ik.'

Ba... bang.' Begrepen ze dat goed? Die rusteloze handen, de oogleden die bewogen voor de ogen waarin toch leven blonk, maar vooral ook angst. Suus

merkte hoe haar hart sneller ging slaan. Ze keek vragend naar Dirk, zijn grote werkhanden lagen nu troostend over die van zijn vader. 'U hoeft niet bang te zijn. Ik ben er, vader. U moet rusten en weer sterk worden.'

Een vage beweging moest duidelijk maken dat hij zelf wist dat dat niet mogelijk was. 'Bid.'

De twee jonge mensen keken elkaar verbijsterd aan. Toen begon Dirk met onzekere stem maar toch goed verstaanbaar, het Onze Vader te bidden. Er kwam rust in de ogen. Vader keek nu over de grens van de eeuwigheid, besefte Suus eerbiedig. Toen het gebed uit was, begon Dirk als vanzelf opnieuw. Vader scheen er troost uit te putten. Misschien herkende hij de woorden nog, die hij in zijn leven ontelbare malen had uitgesproken. 'Die in de Hemelen zijt... Uw wil geschiede...' Moeder zat er nog steeds even roerloos bij. Vaders ogen waren nu weer gesloten. Zou hij slapen? Nadat Dirk tot driemaal toe het aloude gebed had opgezegd, zweeg hij. Ze luisterden gespannen naar zijn adem, maar hoorden niets meer.

Wanhopig boog Dirk zich nog verder voorover, legde zijn oor op vaders borst. Zijn wanhopige blik deed Suus helemaal koud worden. In angstige afwachting luisterden ze of de gestopte ademhaling niet toch opnieuw zou beginnen. Enkele minuten later had Dirk zichzelf hervonden. Hij stond op en sloot de nog half geloken oogleden van zijn vader. Toen raakte hij zijn moeder aan. 'Moeder, kom, vader is heengegaan. U moet nu meekomen.' Als een willoos kind liet de vrouw zich meevoeren. Doodstil en nog steeds zwijgend keek ze op het verstilde lichaam neer.

In de keuken zette Suus een kop dampende koffie voor haar neer. Toen ze nog steeds niet reageerde, zette Dirk de kom dwingend aan haar lippen. 'Drink,' beval hij kort. Ze gehoorzaamde en na urenlange verstilling leek het leven in de vrouw terug te keren. Iedereen haalde opgelucht adem, want moeders houding had hen allemaal ongerust gemaakt.

'Nu moet je alles alleen doen, Dirk,' zei moeder onverwacht, met een stem die net zo klonk als altijd.

'Ja, moeder, dat weet ik. Vader zal gemist worden, maar we redden ons wel. Vader wist dat, daarvan ben ik overtuigd.'

'Ik zal je helpen.'

'Ja, natuurlijk, moeder. Kom, nu moet u eindelijk iets eten.'

Haastig zette Pieternel de opgewarmde rijstebrij op tafel. Moeder at, langzaam en zwijgend. Suus en Dirk namen koffie en in de kille keuken besefte de jonge vrouw dat haar leven vandaag ingrijpend was veranderd. Nu was Dirk eigenaar van Mastland. Ze haalde diep, heel diep adem. Natuurlijk zou ze vader missen, maar toch... nu ging het om Dirk en haar. Samen zouden ze Mastland besturen en ze kon er niets aan doen dat ze dat een heerlijk vooruitzicht vond.

Moeder at haar bord helemaal leeg. Toen stond ze op, recht en fier. Ze leek even, heel even de oude. De zwarte ogen dwaalden door de keuken en bleven ten slotte op Suus rusten.

De jonge vrouw werd koud, maar zonder haar blik af te wenden keek ze terug. 'Nu is Dirk de baas en ik zal hem helpen. Je hebt het gehoord, jij. Denk maar niet, dat je me aan de kant kunt schuiven. Nu niet en nooit niet.'

Ze zwegen allemaal, maar vooral Suus was totaal verbijsterd. Moeder was allang de keuken uit eer Dirk zijn spraak terugvond. 'Moeder is zichzelf niet, maar dat kunnen we ook niet verwachten nu vader zo onverwacht is heengegaan.'

En Suus zweeg, zoals ze zo vaak gezwegen had. Moeder zat de hele nacht bij het lijk in de voorkamer zonder naar bed te gaan.

 

Suus sliep slecht die nacht. Al om vier uur stond ze op, omdat ze het in bed niet langer uithield. Ook Dirk was al wakker. 'Ik moet aldoor aan vader denken,' bekende hij.

'Het is voor het eerst dat ik iemand heb zien sterven, Dirk. Ik ben er de hele nacht mee bezig geweest.'

'Zo ziek als vader was... waar hij nu is voelt hij geen pijn en benauwdheden meer. Zou hij in de hemel zijn, Suus? Of zou de hel...' Er klonk een zekere angst in zijn stem.

Suus ging op het randje van het bed zitten en keek hem peinzend aan. 'Dirk, ik heb in mijn leven vaak met het geloof overhoop gelegen. In stilte weliswaar, maar niettemin. Twijfels over het geloof hebben me vaak verscheurd. Dominee hier spreekt nog vaker van Gods straf, als we niet goed leven, dan de dominee van Ammekerk. Vaak heb ik in stilte de bijbelteksten opgezocht die spreken van liefde en troost, Dirk. Want er staat toch geschreven dat God liefde is? Daaraan probeer ik te denken als ik twijfel. En ook vannacht. Je moet op God vertrouwen, Dirk. Je vader heeft altijd een goed leven geleid, waarom zou hij dan tot in eeuwigheid verdoemd zijn? Ik vind die kant van het geloof zo akelig. Dominee moest zich meer bekommeren om troost te brengen, in plaats van er de wind onder zien te houden door de mensen in angst en vrees te dompelen.'

Suus zweeg een poosje, daarna stond ze op en opende de deur van de bedstee met de stang erin, waar hun kleren hingen. Ze had één zwarte japon, die ze naar de kerk droeg. Ze zou er van de winter een paar nieuwe bij moeten laten maken. Minstens twee. Ze had ook slechts één rouwmuts liggen: een batisten keuvel zonder één enkele kanten versiering. Die was nog van haar grootmoeder geweest vroeger. Nu zou hij goed van pas komen. Een jaar en zes weken duurde de rouwtijd hier. Zelfs haar granaten en andere sier zou ze in die tijd niet mogen dragen. De eerste zes weken waren de zwaarste rouw, daarna werd die iets lichter en zou ze wel gitten kunnen dragen, rouwspelden en andere speciale sier. Goud was in de rouw niet toegestaan, alleen de gouden krullen bleven, ook bij de rouwmuts, maar verder zou alles zilver moeten zijn. Suus zuchtte. Ze hield niet zo van zwarte kleren, hoewel het nu in de mode kwam om vaak zwart te dragen, zelfs al was men niet in de rouw. Zelf droeg ze het liefste donkerblauw, maar voorlopig was daar geen denken aan.

Later op de morgen moest er veel geregeld worden. Er waren natuurlijk de gebruikelijke tekenen van rouw in huis. De blinden moesten gesloten blijven, de klok moest worden stilgezet en de schoorsteenmantel werd leeggeruimd. Alle spiegels in huis werden omgekeerd. Dirk regelde de rouwkaarten. In vroeger tijden was er bij overlijden een aanzegger rondgegaan, die huis aan huis ging vertellen wie er gestorven was. Moderner en deftiger was het tegenwoordig om kaarten te laten drukken, die dan in het dorp werden verspreid, eveneens huis aan huis.

Er moest die dag ook alles geregeld worden voor de begrafenis. Het was duur om vader Leeuwestein met de lijkkoets naar het kerkhof te laten brengen, maar Dirk besloot dat zijn vader een deftige begrafenis zou hebben 33

Moeder bleef zich vreemd gedragen. De avond voor de begrafenis kwam het opnieuw tot een uitbarsting. Zomaar, zonder enige voorbereiding, was er een nieuwe beschuldiging voor Suus. 'Jij wilt me hier weg hebben,' zei moeder, alsof ze een gesprek vervolgde. Zou ze daarover in die stille uren hebben gepiekerd?

'Moeder, vader staat nog boven de grond,' zei Suus met rode wangen van schaamte, want Dirk zat in de keuken, evenals Driekus en Pieternel. Het rouwbezoek was net weg. Toen was moeder wel stil geweest en leek ze heel gewoon.

'Ik weet het zeker. Je gunt het me niet. Maar Mastland is mijn thuis, hoor je? Jij kunt niets, je hebt me nodig. Je krijgt me hier niet weg.'

'Moeder, u moet kalm blijven,' zei Dirk geschokt.

'Niks kalmte. Zij daar, die indringster, haar schuld is het allemaal. Er komt alleen nog maar ongeluk over Mastland. Dat brengt ze mee. Nu gaat ze me uit de grote voorkamer verjagen.'

Dirk zuchtte. 'Als vader begraven is, wordt de kamer schoongemaakt en trekken Suus en ik erin. Dat is niet meer dan vanzelfsprekend. Het hoort nu eenmaal zo, moeder.'

'Zie je wel. Zij is daar de schuld van. Ze wil me weg hebben.'

'U moet aardig zijn voor Suus. Ze is het ook voor u.'

'Maar waar moet ik dan heen?' vroeg de oudere vrouw. De donkere ogen gloeiden in het bleke gezicht, waarvan de wangen nu een beetje ingevallen waren. Moeder zou toch niet krankzinnig worden, vroeg Suus zich een ogenblik bevreesd af. Doch het lukte haar om uiterlijk kalm te antwoorden: 'Nu u weduwe bent krijgt u de opkamer. U kunt bij ons blijven, moeder, als u dat zo graag wilt.'

Dirk glimlachte haar dankbaar toe. 'Ik wist dat je dat zou zeggen, Suus. Je hebt een groot hart, want ik weet hoe moeilijk het allemaal voor je geweest is sinds je hier kwam.'

Ze was hem diep dankbaar voor die woorden. Ze maakten veel goed van het verdriet dat ze door zijn moeder leed.

'De opkamer,' zei de vrouw verachtelijk. Ze spuugde op de keukenvloer en betrok haar plaatsje in vaders stoel bij de kist. Sinds het sterven was ze niet meer naar bed geweest. Zo nu en dan dommelde ze in de stoel. Het was geen wonder dat moeder zo wit zag en zo in de war leek. Dirk maakte zich zorgen om haar. Morgen, na de begrafenis, zou hij de dokter laten komen. Moeder kon dan nog één nacht in de voorkamer blijven.

Al sinds de dag dat hij getrouwd was, had zijn moeder zijn jonge vrouw gehaat, besefte Dirk nu. Hij had machteloos toegezien hoe Suus eronder leed vaak denkend dat zijn vrouw overdreef. De geboorte van de tweeling en haar ziekte hadden hem van gedachten doen veranderen, maar zijn verlangen naar vrede in huis had gemaakt, dat er desondanks niets wezenlijks veranderd was. Alsof de schellen van zijn ogen vielen, zag hij nu in dat Suus nodeloos veel verdriet had geleden door zijn besluiteloosheid. Juist zijn verlangen naar een goede sfeer in huis had hem van zijn vrouw verwijderd.

 

De begrafenis bracht veel mensen op de been. Moeder leek de oude, toen ze tussen Dirk en Suus de kist volgde toen die over het kerkhof naar de kerk werd gedragen voor de rouwdienst. Dominee hield een prachtige rouwdienst, maar Suus was blij dat deze verschrikkelijke dag nu snel voorbij zou zijn. Eindelijk volgden de mannen de kist naar buiten om die in het graf te laten zakken.

Het regende pijpenstelen, toen Wouter Leeuwestein aan zijn graf werd toevertrouwd om daar tot de opstanding te rusten. Na de begrafenis begaf men zich in groten getale naar Mastland om daar het begrafenismaal te gebruiken. Zoals dat meestal het geval was, bleven de gasten lang hangen en werd er aan het einde van de maaltijd over allerlei zaken gesproken, maar nauwelijks nog over de dode.

Eindelijk, eindelijk gingen ook de laatste mensen weg. Er viel een loden stilte over Mastland. Dirk zat geslagen in de pronkkamer, met de oude familiebijbel in de handen. Het duurde een hele tijd eer hij het Boek op de eerste bladzijde opensloeg en zijn vaders naam bijschreef, met sterf- en begraafdatum, in de annalen van de familie. Het leek een ritueel dat hem zwaarder viel dan alles van de begrafenis. Suus keek stil naar hem en later keken ze samen in de voorkamer, waar tot enkele uren geleden de kist had gestaan.

'Suus,' fluisterde hij om zijn moeder niet wakker te maken, die iets van de dokter had gekregen waardoor ze eindelijk in slaap was gevallen. 'Ik weet niet hoe ik het zeggen moet, maar...' Dirk aarzelde heel lang en ze liepen op hun tenen terug naar de pronkkamer.

'Je moeder?'

'Ja, moeder. Ze heeft je veel onrecht aangedaan.'

'Ik probeer het haar te vergeven, Dirk.'

'Meen je dat?' Er blonk verrassing in zijn ogen.

Ze keek hem open aan. 'Ja, dat doe ik. Maar vanaf vandaag ben ik de boerin van Mastland en het zal nog moeilijk genoeg zijn om haar zover te brengen dat ze dat accepteert.'

'Ik zal je helpen. Je kunt voortaan op me rekenen.'

'Is dat zo?' vroeg ze en tegen haar wil verried ze daarmee de twijfels die ze had.

'Ik weet dat ik je vaak in de steek heb gelaten als het erop aan kwam.'

'Je wilde geen ruzie in huis, zei je dan. Maar je zag nooit dat ik er meer onder leed dan ik onder ruzie had gedaan.'

'Het spijt me zo, Suus. Ik hou van je, dat heb ik altijd gedaan. Voortaan kun je op me rekenen.'

'Je zult het moeten bewijzen. Sinds ik met jou getrouwd ben, heb ik mijn vertrouwen in jou verloren.'

Ze deed hem oneindig veel pijn, ze zag het. Maar juist omdat ze niet van hem hield kon ze dat, móést ze dat zelfs als ze eerlijk wilde zijn. 'Dirk, ons huwelijk was van mijn kant altijd zonder liefde, maar wel met respect. Je hebt me echter, ondanks beloften bij mijn ziekbed, zo vaak in de steek gelaten, dat ik niet meer in je geloof en ook van dat respect ben ik niet zeker meer.'

'Suus, als je eens wist hoe je me hiermee treft. En het ergste is nog wel, dat ik ergens besef dat je gelijk hebt. Maar geloof me, liefje, het zal veranderen. Het zal nu écht veranderen.'

Ze zuchtte slechts. Ze zou maar afwachten. Hoewel ze nog heel jong was, voelde ze zich vanavond net een oude vrouw. Ze zou hem pas kunnen geloven als ze zag dat zijn belofte ditmaal gehouden werd, maar tot die tijd... Ach, ze kon moeder alleen ook wel aan. Nu was zij de boerin van Mastland. Daar kon moeder niets aan veranderen.

Suus rechtte haar rug en keek Dirk aan. 'Kom, we gaan slapen. Morgen maak ik met Pieternel de voorkamer schoon en verhuizen we de meubelen. Het is maar het beste als moeder meteen weet dat de bakens zijn verzet.'