HOOFDSTUK 17
Sanne huiverde opnieuw, maar met de tanden op elkaar geklemd luisterde ze naar tante Susannes verhaal.
'Ik was nog bezig om me aan te kleden, toen die knetterende slag kwam. Gelukkig was ik al eerder wakker geworden. Hanneke bonsde onmiddellijk op mijn deur en riep dat de stal was getroffen. Kort daarop roken we brand. Uit de stal kwam een vreselijk rumoer en algauw kwamen er rookwolken het huis binnen. We aarzelden niet. Ik zocht direct alle waardevolle papieren bij elkaar en kon nog net het goud en zilver grijpen voor ik naar buiten moest. Tijd om me verder aan te kleden was er niet. Hanneke was intussen al naar de paarden, dat hoorde ik later pas, anders had ik nog meer angst gehad. Adriaan en de jongens waren ook al buiten en ze stuurden de knecht naar het dorp om hulp te halen. Terwijl ze het vee naar buiten brachten, dat half in paniek was van angst, heb ik nog wat dingen uit huis gehaald, maar ik weet niet waar die gebleven zijn. Voor hetzelfde geld hadden we er het leven bij gelaten als de bliksem een paar meter verder was ingeslagen. Hoe dat nu allemaal moet, met de winter voor de deur en al het voer verbrand...' Eindelijk huilde ook tante Susanne en Sannes keel zat zo dicht dat ze geen woord van troost over haar lippen kon krijgen.
'Als Reindert dit wist,' ging tante even later verder, 'zou hij zich in zijn graf omdraaien.'
'Huil maar, Susanne. Het zal je opluchten. We kunnen er niets meer aan veranderen.' Tante Dientje leek zichzelf weer een beetje te hebben hervonden.
'Gelukkig dat we de verzekering hebben.'
'Ja, dat is zeker een geluk. Zal ik even mennen, Sanne? Je ziet eruit als een geest.'
'Ik snap niet hoe u zich zo flink kunt houden.'
'Ik heb ook mijn momenten van zwakte gehad, maar nu is de eerste schrik voorbij. Eerlijk gezegd bibber ik nog overal, maar er is niets meer aan te veranderen. Een mens moet zich overgeven in ogenblikken als deze, Sanne. Dat is de enige manier om te overleven. Als je je blijft afvragen hoe en waarom, krijg je nooit een antwoord.'
Bruin zette er vaart in, nu ze uit de drukte en bij dat angstwekkende vuur vandaan reden op weg naar de eigen stal. 'Laat hem niet te hard gaan, tante. Anders slaat hij misschien nog op hol. Ik heb mijn handen aan hem vol gehad.'
Sanne moest zich vastgrijpen, zo hard schudde de bank onder haar. In minder dan geen tijd reden ze het eigen erf op. Maesvreugt, waar achter alle ramen licht brandde, Maesvreugt dat sterk en ongeschonden op hen wachtte, waar warmte was, en eten en drinken. Sanne dacht dat ze zich moest schamen omdat ze er ooit ongelukkig was geweest. De boerderij lag als een oase van warmte en kracht, en zij was er de boerin.
Ze stuurde de familie naar binnen en zei hun Grietje te sturen om haar te helpen het paard te stallen. De meid wilde niet geholpen worden. 'Ik kan het alleen wel af. U moet naar binnen gaan, droge kleren aandoen en wat uitrusten,' zei ze, duidelijk geschrokken toen ze zag hoe Sanne eruitzag. 'U had nooit naar de brand mogen gaan.'
'Is het eten klaar?'
'Alles is in orde.'
'Er moet warm water komen en zeep. Zet de tobbe maar op het erf voor het keukenraam, zodat het licht erop schijnt. De mannen moeten zich een beetje kunnen wassen.'
'Gaat u nu maar naar binnen. Toe nu, u maakt me bang.' Sanne moest lachen. De vermoeidheid was opnieuw verdwenen. Een mens beschikte over veel meer kracht dan hij zich bewust was, daar kwam ze nu wel achter.
'Goed, goed. Ik snak naar een gloeiende kop koffie. Ik heb het koud gekregen.'
'Dat is geen wonder in die natte kleren. We hebben trouwens anijsmelk gemaakt. Dat is goed voor u, nu u zo nat bent.'
Sanne knikte naar Grietje en liep toen heel langzaam het erf over, naar de deur Maesvreugt, warmte en veiligheid. Ze voelde zich weer duizelig worden. Ze was zeker op van vermoeidheid, al voelde ze dat nu niet meer. Nog een paar stappen hield ze zich voor, maar de afstand leek zo ver, zo ver.
Sanne moest zich vastgrijpen aan de deurpost van de keukendeur. Zo, nu ging het weer over. O, wat had deze nacht veel van haar krachten gevergd. Hoe laat zou het zijn? Ze had geen idee meer van de tijd. Twee uur? Of misschien al drie uur? Van slapen zou niet veel meer komen. Als de mannen kwamen moesten ze zich opfrissen en wat eten, daarna was het ongetwijfeld meer dan tijd om voor het vee te gaan zorgen. Het vee van Kreekestein zou voorlopig over de andere boerderijen verdeeld moeten worden. Sanne had het idee, dat ze haar laatste krachten moest verzamelen om de keukendeur te openen. De vermoeidheid kwam nu weer terug, heviger dan ze ooit in haar leven had meegemaakt. De deur was open, maar ze kon haar voeten niet meer optillen om over de drempel te stappen. Een onverwachte, hevige pijnscheut benam haar de laatste krachten.
Het eerste wat tot Sanne doordrong, waren een paar stevige armen, die haar vastgrepen en haar op een stoel zetten. Ze keek op en probeerde te glimlachen naar tante Susanne. De oudere vrouw schudde vertwijfeld het hoofd. 'Een ongeluk komt zelden alleen, ik denk dat deze barre nacht nog niet ten einde is. Hoeveel te vroeg is het, Sanne?'
'Te vroeg?' Ze keek haar tante niet-begrijpend aan. Ze voelde zich helemaal een beetje onwezenlijk.
'Catharina, geef je schoonzuster een glaasje brandewijn met suiker. Snel.'
Toen het meisje de keuken uit was om het gevraagde te halen uit de bedstee in de pronkkamer, streelde tante zachtjes Sannes wang. 'Je hebt je krachten overschat, meisje. Ik was er al bang voor. Nu komt het kind te vroeg. Hoelang had het nog moeten duren?'
Twee of drie weken.'
Nu, dat is dan niet het ergste. We moeten zien dat we jou weer wat op krachten brengen. Je zult het zwaar krijgen als je nu al zo uitgeput bent. Is de pijn nu weer weg?'
'Ja. Ja, die is weg. Vreemd.'
Niets vreemds aan. Dat was een wee.'
'Dat moet dan de eerste zijn geweest. O, daar voel ik het weer. Tante, is het ernstig?'
Nu moest tante, ondanks alle ellende, even glimlachen.
'Kindje, het is de gewoonste zaak van de wereld. Ah, daar is je borrel. Drink op, Sanne.'
'Ik wil niet...'
'Niet tegensputteren. Vandaag is het medicijn. Goed zo. Nu gaan we droog goed opzoeken.'
'Het kind loopt toch geen gevaar, tante?'
'We kunnen niet anders doen dat het beste ervan hopen. Je bent behoorlijk dik. We zullen hopen dat het kind flink genoeg is.'
'U en tante Dientje moeten ook droge kleren aantrekken. Kom maar mee naar de pronkkamer.'
Grietje was weer binnengekomen en Sanne stuurde haar eropuit om bij Alie, de vrouw van de knecht, een rok en een jak te halen. 'Alie heeft een flink postuur, net als tante. Ik denk dat tante Susanne wel iets van mij kan lenen.'
'Alie zit nog in de aardappelkelder,' meesmuilde de meid minachtend.
'Dan haal je haar eruit. Ik zal haar morgen de les lezen. Ze had moeten helpen, vannacht. Nu móét ze komen en voor heet water zorgen. Ik... het kind... de bevalling begint, zegt tante. Ze moet echt komen.'
Grietje schrok geweldig. 'Ik zal naar het dorp gaan om de baker te halen,' bood ze aan.
Sanne wilde al protesteren, omdat ze dacht aan de invasie van hongerige mannen die elk moment kon beginnen, maar de tantes leken hun ontreddering te hebben overwonnen.
'Dat is goed. Wij zorgen voor de mannen,' verzekerde tante Dientje rustig. 'Als ik droog goed aan mijn lijf heb en een kom hete koffie heb gehad met ook een brandewijntje, is alles weer in orde. Misschien is het juist wel goed, dat ik voorlopig geen tijd zal hebben om te gaan zitten piekeren.'
De twee oudere vrouwen namen Sanne tussen zich in en Hanneke volgde het drietal zwijgend.
Sanne was zo van streek door de onverwachte loop van de gebeurtenissen, dat ze het toeliet dat de tantes haar totaal uitkleedden en met een ruwe handdoek droog en warm wreven. Daarna kreeg ze schoon ondergoed en een nachtpon. die Hanneke intussen bij het fornuis had gewarmd. Uitgeput kroop ze in de bedstee, blij eindelijk te kunnen gaan liggen. Haar hele lijf deed pijn van vermoeidheid.
De tantes zorgden nu voor zichzelf. Sanne wendde het hoofd af toen ook de tantes hun doorweekte ondergoed uittrokken. Rampen kweekten bijzondere omstandigheden, dat besefte ze wel, maar toch vond ze het gênant om naar hen te kijken.
Hanneke bracht een blad met hete anijsmelk en brood. Sanne werd overeind in de kussens gezet. 'Drink en eet, dan sterk je aan. Je zult je krachten nodig hebben.'
'Weet u het wel zeker?' vroeg ze aarzelend. 'De pijn komt wel steeds terug, maar lang niet meer zo erg als daarnet.'
'Zoëven was je aan het einde van je krachten en daarom voelde je het beter. Ziezo, Hanneke, nu moet jij ook eerst je natte goed uit, anders word je nog ziek'
De anijsmelk was heerlijk, al was het dan eigenlijk een winterdrankje, en gek genoeg lustte ze best een boterham. Nu ze eenmaal begon te eten, merkte Sanne dat ze een razende honger had.
'Hoe laat is het eigenlijk?' vroeg ze met volle mond.
Tegen vieren.'
'Zijn de mannen er nog niet?'
'De eersten komen eraan. Grietje heeft genoeg koffie gezet voor een weeshuis.'
'En Catharina?'
'Die heb ik niet meer gezien.'
Och,' mompelde Sanne bezorgd. 'Als ze zich maar niet aan haar taak onttrekt.'
Ik zal wel eens gaan kijken.' Tante Dientje nam een laatste slok anijsmelk en nam nog een boterham in de hand mee.
Ben je zover, Susanne? Hanneke kan wel op de kraamvrouw passen.'
Meisje, probeer een beetje te slapen. Hoe meer krachten je verzamelt, des te beter kun je de geboorte doorstaan. Hanneke zal bij je waken.' Tante Susanna kuste haar liefdevol op haar voorhoofd.
Een nieuwe pijnscheut benam haar de adem, maar het lukte nog net om
geruststellend tegen de tantes te knikken. Toen ze weg waren werd het heerlijk stil in de kamer.
Hanneke kwam naast haar bed zitten, de handen in de schoot.
'Wat is er?' vroeg Sanne, want ondanks alles zag ze het verdriet in de ogen van het meisje.
'Adam was het eerst bij ons. Hij kwam aanstormen op zijn snelle paard.'
'Dat is kranig van hem.'
'Hij bekeek me niet eens.'
'Nee, er was wel wat anders te doen, zeg.' Hanneke reageerde niet, maar schudde moedeloos het hoofd. 'Het wordt nooit wat.'
'Ga zo meteen maar eens kijken of hij soms ergens in de keuken zit. Ik doe net alsof ik slaap,' bromde Sanne. Ze hield zich flinker dan ze zich voelde, maar Hanneke leek zo ongelukkig te zijn en ze had vannacht al zoveel verloren.
'Ben je niet bang?' vroeg het meisje, toen Sanne met een zucht wat gemakkelijker ging liggen.
'Bang niet, bezorgd wel. Ik ben echt ontzettend moe en dan de bevalling nog... Je moeder heeft gelijk. Ik moet proberen zo goed mogelijk uit te rusten voor het echt doorzet.'
'Ik zal in de keuken vragen of ze niet wat zachter kunnen doen.'
Pas nu hoorde Sanne het doordringende geluid van vele stemmen. 'Geef ze geen borrel meer, anders blijven ze te lang plakken.'
Eindelijk verscheen er iets op Hannekes gezicht dat op een glimlach leek. 'Het is bijna tijd om te gaan melken. De boeren en knechten zullen zometeen wel naar hun hoeves teruggaan en de dorpelingen zullen dan niet achterblijven en ook moeder de vrouw weer opzoeken.'
'Gelukkig maar,' antwoordde Sanne uit de grond van haar hart. Ze draaide zich nu op haar zij en deed haar ogen dicht. Toen ze alleen was, eindelijk alleen, werd ze overvallen door haar gedachten. Ze kon nog niet goed geloven dat ze nu zo snel moeder zou zijn, hoewel ze opnieuw door een pijnscheut werd overvallen, die langzaam op kwam zetten vanuit haar rug. Als ze haar handen op haar bolle buik legde, voelde ze hoe die helemaal hard werd. Ja, dit was onmiskenbaar een wee. Onervaren als ze was, leed dat toch geen twijfel. Sanne probeerde zich zo gemakkelijk mogelijk neer te leggen, maar dat lukte niet zo best. Toch sloot ze de ogen. Zelfs al zou ze niet in slaap vallen, dan zou ze toch wat uitrusten en nieuwe krachten opdoen, die ze de komende dag al te hard nodig zou hebben.
Ze wist niet waarvan ze wakker was geworden, maar nu gloorde het licht tussen de luiken door. Ze had dus toch nog wat geslapen. Sanne rekte zich uit en kwam overeind. Hè, wat had dat goed gedaan, maar ze voelde zich stijf. In de keuken was het helemaal stil. Zou ze eens gaan kijken hoe het ervoor stond?
Ze trok haar kousen aan, al kostte dat ontzettend veel moeite, maar op blote voeten kon ze toch niet door de gang lopen. Enkel in haar pon gekleed waggelde Sanne naar de keuken. Hanneke was er alleen.
'Is iedereen weg?'
'Alle vrouwen zijn in de stal om te melken en het vee te voederen. Ze mesten zelfs, want Dries is met de knecht naar Kreekestein om ons vee op te halen. Het wordt verdeeld over een aantal buren totdat... totdat...'
'Totdat er een nieuwe schuur is gebouwd. Is Dries allang weg?'
'Nee, net. Hij is vijf minuten geleden nog bij je wezen kijken, want hij was nogal bezorgd toen hij hoorde dat de bevalling was begonnen.'
Zou ze daarvan wakker zijn geworden? Ze wilde maar dat ze even met Dries had kunnen praten. Ineens verlangde ze er sterk naar even, heel even, zijn sterke armen om zich heen te voelen, om kracht op te doen voor de komende uren.
'Hij zag zo wit om zijn neus dat je zou zeggen dat hij zelf een kind zou moeten baren. Ik heb een man nog nooit zo angstig gezien, Sanne.'
'Dat komt door de omstandigheden en de doorwaakte nacht,' antwoordde ze nuchter. 'Is er nog koffie over?'
'Er is net verse. Hier, kom bij het fornuis zitten.'
'Ik begin te geloven dat alle drukte voor niets was,' zei Sanne terwijl ze deed wat Hanneke zei. 'Sinds ik wakker ben voel ik niets meer.'
'Dat zou mooi zijn.'
'Ja, dat zou het zeker. Heb je Adam nog gezien?'
De ogen straalden, toen het meisje knikte en Sanne moest lachen. Hannekes wangen kregen langzaam een bloedrode kleur.
'Ik zie het al.'
Drink maar liever je koffie op. Wil je wat eten?'
Ja, maar niet te veel. Ik heb geen honger.'
'Je moet op krachten blijven, zou mijn moeder zeggen. Ik heb pap gekookt. Dat is licht verteerbaar en geeft je toch kracht.'
'Lieverd. Hoe laat is het eigenlijk?'
'Halfzeven. Heb je al die tijd geslapen?'
'Ja, ik voel me een stuk beter. En jij?'
'Wij zijn allemaal opgebleven. Als je een uurtje gaat liggen, voel je je beroerder dan als je wakker blijft. Ik ga vanavond wel vroeg naar bed.'
'Ik denk dat ik me toch maar ga aankleden,' zei Sanne. 'We moeten de vroedvrouw maar laten weten dat het bericht een beetje voorbarig was. O, wat smaakt de koffie lekker. Ik heb nog nooit zo'n dorst gehad.'
Nog voor ze haar tweede kom leeg had, moest Sanne die op tafel zetten. 'O, verdraaid, daar komt het weer. Dus toch!' Ze greep naar haar rug en wachtte tot de kramp weer weg zou trekken.
'Ik ga mijn moeder roepen,' zei Hanneke zenuwachtig.
Toen tante binnenkwam, was de wee voorbij.
'Nog wat kunnen slapen?' vroeg tante, terwijl ze Sanne opmerkzaam opnam.
'Ja, ik voel me stukken beter dan vannacht.'
'Dat is je ook aan te zien. Heb je je pap op? Mooi, Hanneke, bak nog eens wat spek voor de kraamvrouw. Ik moest Dries zowat naar Kreekestein slaan, maar voorlopig is er nog geen enkele reden waarom hij in de buurt zou moeten blijven. Als het eropaan komt, loopt het manvolk alleen maar in de weg.'
'Ik zou Dries graag in de buurt hebben,' zei Sanne timide.
Tante lachte kort. 'Ja, ja, zo gaat dat. Ik zeg maar niets meer, ik ben nog niet zo oud dat ik vergeten ben hoe ik zelf voor het eerst een kind kreeg.'
'Tante, u bent zo lief voor me. En dat na alles wat u heeft meegemaakt.'
'Ik ben moe, doodmoe,' bekende tante eerlijk. 'Ik ben ook erg verdrietig. Maar er is een Grote Krachtbron, waar we allemaal aan kunnen kloppen. De reactie zal nog wel komen, en misschien zal ik dan zelfs wel een dag of wat in bed blijven liggen, maar dat is het ergste niet. Ik heb gehoord dat de schuur met de stallen verloren zijn gegaan, maar de rest staat er nog. Dientje is met Dries mee. Ze huurt vrouwen in het dorp om alles schoon te maken, in mijn huis zowel als in het zomerhuis. Alles is beroet en nat, maar het is droog weer en er staat een flinke wind. Als het meezit kan ik vanavond weer naar huis. Zit het tegen, dan moet ik de zondag over maar hier blijven. Wil je nog een boterham?
Er is nog spek over.'
'Nee, één boterham was meer dan genoeg. Ik heb ook al pap gehad en zo'n honger had ik niet. Neemt u de rest van het spek maar. Ik zal u nodig hebben, tante. Denkt u dat er iemand naar Sabina zou kunnen gaan? Haar steun zou veel voor me betekenen.'
'Ben je bang?' vroeg ook tante.
Weer ontkende Sanne. 'Hoewel,' voegde ze er aarzelend aan toe. 'Diep in mijn hart misschien toch een beetje. Ik ben bang dat mijn krachten tekort zullen schieten. Of dat het kind te klein is. Maar ik ben erg dik, hè? Misschien is het toch wel een zware baby. Wat denkt u, zou het een moeilijke bevalling worden?'
'Dat moeten we afwachten, kindje. De weeën komen nu vlugger dan vannacht, hè?'
'Ja, maar ik heb er minder last van, lijkt het. De pijn is vager en zit meer in de rug.'
'Maar je buik spant zich en wordt zo hard als een plank. De rust heeft je goed gedaan. We moeten het verder maar afwachten. Heb je het niet koud?'
'Nee, niet hier, pal naast het fornuis. Dat brandt al lekker door.'
'Het zal de hele dag branden om water heet te maken. Ziezo, wil je nog wat hebben? Ik lust zelf ook nog wel een kop koffie. Ik weet niet meer hoeveel ik er vannacht gehad heb. Ik ben eraantoe.'
'U bent zo flink.'
'Zal ik je eens wat zeggen? Ik doe maar alsof. Soms trillen mijn knieën alsof ze van pudding waren gemaakt.'
'O, tante, ik doe al net zo als u. Ik wil niet dat men later op mij neerkijkt. Ik wil zo graag moedig zijn.'
'Dat ben je ook, meisje, wis en zeker.'
Daarna ging alles zeer snel. De weeën werden sterker en nog voor Dries terug was braken de vliezen, waarna tante Susanne haar nichtje onmiddellijk naar de bedstee stuurde. De vroedvrouw was nog niet geweest. Ze bleek in het dorp bezig te zijn met een andere bevalling.
'Volle maan,' bromde tante Susanne. Bezorgd was ze nu wel. De ochtend kroop voorbij. Dries kwam terug en kuste Sanne teder op het voorhoofd.
'Maak je geen zorgen, vrouw. Alles zal wel in orde komen. Ik weet het zeker,' troostte hij haar. Ze begreep wel dat hij eerder zichzelf wilde geruststellen en het was prettig te weten dat hij zo over haar in zat. En eindelijk waren zijn armen even om haar heen, waar ze zo naar verlangd had. Ze kreeg er nieuwe kracht door.
De weeën kwamen nu zo kort op elkaar, dat Sanne tussendoor niet meer kon rusten. Langzaam maar zeker voelde ze haar krachten afnemen, naarmate het ene uur na het andere verstreek. Sabina kwam en nam de taak van tante over, die ze resoluut naar bed stuurde omdat de arme vrouw van vermoeidheid niet meer op haar benen kon staan. Eindelijk kwam ook de baker, maar toen waren de weeën al zo sterk dat Sanne nauwelijks meer merkte wat er in de pronkkamer gebeurde. Haar gedachten werden beheerst door de pijnen die haar uitgeputte lichaam in tweeën leken te scheuren. De ene wee volgde op de andere in een eindeloos lange reeks.
Ze wist op geen stukken na meer hoe laat het was, toen eindelijk de pijnen anders werden. Iemand liet haar een paar slokken warme bouillon drinken, dat was heerlijk, en ook werd haar gezicht met een waslap gebet.
'Duurt het nog lang?' Sanne sloeg de ogen op en zag dat Sabina over haar heen gebogen stond.
'Nu moet je meewerken, Sanne. De persweeën zijn begonnen en dat betekent dat het goed is opgeschoten.'
'Echt waar?'
'Ja, het is waar. Nu zal het niet zo lang meer duren.' De vroedvrouw zei niet veel, maar haar gezicht stond ernstig. Natuurlijk wist ze van de vreselijke brand en ook was ze al op de hoogte gesteld van de rol die de kraamvrouw had gespeeld. Het meisje was nu aan het einde van haar krachten en dat was te vroeg, veel te vroeg. De persweeën vroegen altijd veel van een kraamvrouw. Ze tastte opnieuw onder het laken dat Sanne bedekte. Haar kundige handen voelden naar de toestand in het gepijnigde lijf. 'Geef haar een waslap om op te bijten, dat helpt,' raadde ze Sabina aan.
Toch kon Sanne niet voorkomen dat ze een paar maal moest schreeuwen. De pijnen waren zo allesoverheersend. Nog nooit in haar leven had ze zoiets meegemaakt. Haar hele lijf deed zeer, en niet alleen de plaats waar het kind door moest. Ze was zo moe, zo ontzettend moe. Nog even en ze zou zelfs geen kracht meer hebben om te schreeuwen. Opnieuw beet ze in de waslap. Een hand met een andere koele lap wiste haar gezicht af. Dat was lekker. Zou het dan nooit voorbij gaan? Zou ze moeten sterven in deze zee van pijn en nooit het kindje zien waarvoor ze dit alles doorstond? Nee. Nee! Ze móést leven. Ze wilde niet dat haar kind moederloos opgroeide. Hoe vaak had ze haar eigen moeder niet gemist? Haar kind moest op haar kunnen rekenen.
Die gedachte gaf weer nieuwe kracht. Kracht die net voldoende was om de nieuwe pijnscheut te verdragen. Hijgend zonk Sanne in de kussens terug toen de pijn eindelijk een ietsje afnam, maar ze lag nog maar net toen er al een nieuwe wee kwam, nog erger dan de vorige. Ze moest schreeuwen, ze wilde niet, maar ze kon er niets aan doen. Sanne zag niets meer, schreeuwde en schreeuwde, ze was zich ervan bewust dat er iets gebeurde, maar de stemmen die tegen haar spraken verstond ze niet meer.
Eindelijk was de pijn weg. Slap zonk ze terug in de kussens. Vreemd, ineens moest ze huilen. Sabina boog zich over haar heen. Sanne keek haar hulpeloos aan, en voor haar ogen schemerde het in een vreemd roodachtig waas. Ze kon echter zien dat Sabina opgelucht keek.
'Het kind is er. Nu heb je het ergste gehad. Hier, bijt nog maar even op de waslap.' De lap was zacht en koel aan haar gebarsten lippen.
Hoorde ze een kreetje? Met haar laatste krachten tilde ze het hoofd op. De vroedvrouw had de navelstreng doorgeknipt en hield een hoopje in haar handen, waar haastig een doek omheen was geslagen.
'U heeft een dochter, vrouw Van Bressij.'
Ze wilde het kind aan tante Susanne geven, die ineens ook weer in de kamer was. Sanne had daar niets van gemerkt. Er was een teil warm water om het kind schoon te maken.
'Laat me haar even vasthouden,' smeekte Sanne.
'Ze moet gewassen worden,' bromde de vroedvrouw bij zoveel weekhartigheid. Toen herinnerde ze zich wat de kraamvrouw allemaal had moeten meemaken en haar gezicht verzachtte zich. 'Heel even dan.'
Ze leefde nog, besefte Sanne. Ze had zelfs nog de kracht om haar armen uit te strekken. Gelukkig, ze gaven het kind aan haar en legden het naast haar in de bedstee.
Eventjes maar, hoor,' lachte Sabina, terwijl ze nogmaals Sannes gezicht afwiste.
Het toetje was rood, zoals ze had gehoord dat alle baby's waren. Het kleine mopsneusje had geen enkele vorm, maar de kin was stevig en vierkant als die van Dries. De haartjes waren licht en donzig, hoewel ze kleverig vastgeplakt zaten. Ze schreeuwde niet meer, maar maakte protesterende geluidjes, alsof het niets prettig was te komen van een warme, donkere plaats, naar de aarde waar alles licht was en hard aanvoelde. Sannes ogen sprongen alweer vol tranen. Een ontroering zoals ze nog nooit had gekend, maakte zich van haar meester. Zelfs het feit dat het kind een meisje was, kon daar niets aan afdoen.
Tot haar verbijstering voelde ze hoe haar lichaam zich opnieuw samenkrampte. Het meisje werd weggehaald en met ogen vol plotselinge angst keek ze de vroedvrouw aan. 'Ik dacht dat het voorbij was.'
'Dat is het ook. U krijgt nu nog een paar lichte weeën, tot ook de nageboorte er is. O, daar komt al wat, geloof ik.' De tijd kroop voorbij en Sanne liet alles over zich heenkomen. Het kindje werd gewassen en ingepakt, waarna ze schoon beddengoed en een schone pon aankreeg. Daarna lag ze uitgeput met gesloten ogen. 'Waar is Dries?'
'Kraamvrouwen zijn ongeduldig,' bromde de baker, maar Sabina lachte. 'Even nog, Sanne. Zo, nu krijg je je dochter weer in de armen en nu mag Dries binnenkomen. Hij staat al ongeduldig in de gang.'
Sabina stuurde iedereen de kamer uit en Dries kwam naar Sanne toe. Vergeten was alle pijn, alle vermoeidheid, alle angst. Ze was moeder en ze leefde. En de man die nu op haar toekwam had die blik in de ogen waar ze al zo lang vergeefs op gewacht had. Verbeeldde ze zich maar wat, omdat ze er al zo lang op hoopte?
Ze huilde weer. Kon ze door haar vermoeidheid de realiteit niet meer onderscheiden? Opnieuw bonkte Sannes hart in haar borst.
'Het is een meisje, Dries.'
'Ik heb het gehoord. Laat me eens kijken.'
Hij keek en Sanne keek naar hem. Zijn grote, ruwe handen streelden het wangetje en Sanne moest een paar maal slikken om zichzelf weer meester te worden.
'Ben je ziek?' vroeg hij bezorgd.
'Welnee. Alleen maar moe. En gelukkig, erg gelukkig.'
'Ze ziet er knap uit. Zou ze op jou gaan lijken?'
'Ik dacht daarnet dat ze jouw kin had.'
Hij lachte. 'Ik hoop dat ze op jou gaat lijken. Voor gisteren was ik me nooit zo bewust wat een sterke en moedige vrouw je bent, Sanne.'
'Ik ben heel bang geweest. En heb je me niet horen schreeuwen?'
'Jawel. Het ging door merg en been, maar dat was geen wonder na alles wat je al had meegemaakt. Vroeger, Sanne, je moet begrijpen...' Hij aarzelde ineens.
'Ik weet het. Ik was altijd een soort zusje voor je,' hielp ze hem.
Ze keken elkaar aan. Dries slikte een paar maal. Zag ze nu een traan in zijn ogen?
'Misschien. Maar die fout zal ik voortaan niet meer maken, Sanne. Ik hou van je. Toen je naar de brand kwam, zo dik en plomp, maar zo doortastend en met rode wangen van inspanning en vermoeidheid, toen wist ik eindelijk dat ik van je hield.'
'O, Dries.' Wat ze verder al had willen zeggen, werd gesmoord in een nieuwe golf van tranen. Eindelijk duwde hij een zakdoek in haar handen.
'Malle. Snuit je neus. Tante Susanne heeft gezegd dat ze zo een beker bouillon voor je zou brengen.'
'Het is lief dat ze ons alleen laten. Dit is zo'n belangrijk moment in mijn leven, Dries.'
'In het mijne ook, Sanne. Ik ben nog nooit zo moe en kapot geweest. Ik weet dat het zwaar is om een kind te krijgen, maar machteloos op de gang te moeten staan en niets te kunnen doen, dat is ook verschrikkelijk. Ik heb me heel klein gevoeld.'
'Ik wist dat je er was. Daar putte ik kracht uit.'
'Mag ik haar even vasthouden?'
'Voorzichtig, hoor.' Met de onhandigheid die kersverse vaders eigen is, pakte Dries het meisje op.
'Hoe zullen we haar noemen?' vroeg hij.
'Nu, mijn moeder heette Johanna.'
'De mijne ook, maar er zijn al zoveel Johanna's in de familie en als ik eerlijk ben moet ik bekennen dat ik het altijd een afschuwelijke naam heb gevonden.'
'Als ik zelf al geen Sanne heette, zou ik haar wel naar tante Susanne willen vernoemen. Je hebt er geen idee van hoe tante me geholpen heeft.'
Maar de mensen zullen er wat van te zeggen hebben, als we het kind niet naar onze moeders vernoemen.'
'Ze moet naar mijn familie heten, want als de volgende een jongen is, wordt hij naar jouw vader vernoemd.'
'Dan heet ze Susanne Johanna, heel deftig. Wij noemen haar dan Suusje.Iedereen tevreden en toch geen tweede Sanne,' besliste Dries resoluut. 'Ben je het ermee eens?'
'Ja.' Sannes ogen straalden.
'Hier, dan leg ik Suusje bij je terug. Nu moet je gaan slapen, liefste. Je mag geen koorts krijgen of op een andere manier ziek worden. Ik zou je niet kunnen missen.'
'Geef me een kus, Dries,' zei Sanne verlangend, en ze strekte haar vrije arm uit naar de man die altijd zo veraf was geweest, maar na alle doorstane rampspoed en ellende ineens zo dichtbij was.
Ze kreeg haar kus en hij duurde niet al te kort. Nogmaals fluisterde Dries dat hij van haar hield en Sanne wist niet dat het mogelijk was je zo gelukkig te voelen.
Toen stond tante Susanne ineens in de kamer met de dampende bouillon. 'Nou, nou,' mompelde ze. 'Ga nu maar gauw vort, Dries. Sanne heeft rust nodig en de kleine ook.'
'De kleine heet Suusje, tante, naar Sanne en ook een beetje naar u. Sanne zegt, dat u geweldig voor haar geweest bent.'
Het gemoed van de oudere vrouw schoot vol. Emoties kwamen gemakkelijk aan de oppervlakte nu iedereen zo moe was. Ontroerd nam tante de kleine Suus in de armen, zodat Dries Sanne van de bouillon kon laten drinken. Toen de beker leeg was sloot Sanne eindelijk haar ogen. Nu was ze te moe voor wat dan ook. Nu wilde ze eindelijk gaan slapen. Dries sloop de kamer uit om de anderen te vertellen wat ze hadden besloten over de naam en Sanne bleef met tante achter. Sanne luisterde naar haar tante. Met een heel zachte stem zong de oudere vrouw een wiegeliedje:
Suja, suja kindje,
Wat ben je toch bitter stout,
Heb je pijn in je buikje?
Of zijn je voetjes koud?
Vuurtje zullen we stoken,
Pap voor Suusje koken,
't Wiegje gaat van krikkrak,
Voor mijn kleine dikzak.
Nog voor het versje uit was, sluimerde Sanne in. Na alle ontberingen en de openbaring van haar nieuwe geluk was ze aan het einde van haar krachten. De slaap ontfermde zich over haar en maakte het mogelijk om nieuwe krachten op te doen.
Tante legde met tranen in haar ogen Suusje in de kribbe en herinnerde zich de dag dat haar eigen eerste kind was geboren, een jongetje dat ze weer had moeten missen. Toen had ze ditzelfde liedje gezongen, nog onwetend van het verdriet. Het leven was soms zo wreed.
Na een lichte aarzeling sloop ze op haar tenen de pronkkamer uit. De kamer waar ze zelf lang, lang geleden geboren was.