HOOFDSTUK 2
Later kon Dries zich al die gebeurtenissen niet allemaal meer even goed voor de geest halen. Soms leken zijn gedachten een beetje wazig, soms ook liep alles wat door elkaar. Maar heel helder stond het hem voor ogen dat de ramp met de Oude Maas, die twintigste januari van het jaar 1885, heel diep in zijn leven had ingegrepen. Sommige dingen zou hij nooit meer kunnen vergeten, tot aan zijn dood toe niet.
Er waren bij de ramp acht mensen verdronken en ook was er vee en lading verloren gegaan. De schipbreukelingen waren door de Zeemeeuw aan wal gezet, hoewel ook dit schip veel averij had opgelopen. Iemand had Dries een gloeiend hete kop koffie in de handen gedrukt. Hij had zijn zakdoek natgemaakt en daarmee zijn betraand gezicht en bebloede handen schoongemaakt.
Ergens had een jonge vrouw zijn linkerhand verbonden, waar een flinke snee in zat en waarvan hij alleen maar kon hopen dat de wond niet zou gaan zweren. Thuis moest hij er Sabina naar laten kijken. Thuis...
Dries knikte, toen iemand zijn koffiekom wilde bijvullen. Opnieuw voelde hij zich vreemd slap in zijn lijf, zodat hij moest gaan zitten. Dat was de reactie op dat verschrikkelijke gebeuren, besefte hij. Zijn gedachten wilden hetgeen hij meegemaakt had nog niet loslaten en ook om hem heen werd over niets anders gepraat. In gedachten zag hij opnieuw hoe het bange meisje voor zijn ogen verdronk, hoorde hij opnieuw de doodskreten in de voorkajuit, zag hij hoe wanhopige drenkelingen zich vastklampten aan de Zeemeeuw. Ondanks het levensgevaar dat zij liepen waren ze toch gered.
De koffie smaakte hem niet, maar hij werd er wel warm van. Er zat iets in, cognac dacht hij, dat proefde hij nu pas.
De dekknecht, die eerst op de uitkijk had gestaan en zich later met gevaar voor eigen leven zo verdienstelijk had gemaakt, zat op een kist en huilde hartverscheurend. Nu de spanning was geweken, kwam ook bij hem de reactie. Dries voelde hoe er een brok in zijn keel schoot, die steeds groter werd; hijzelf was zeker niet de enige die door zijn emoties was overmand. 'Als we niet zo dicht onder de wal gebleven waren, was het schip met man en muis vergaan,' snikte hij.
'Wel wis en zeker,' bromde een oudere man. 'Gelukkig dat de Zeemeeuw kon bijdraaien door de stroom.'
Ook de andere dekknecht, Albert heette hij, kreeg cognac in zijn koffie. Hij was de laatste die het rampschip had verlaten. 'Ik kan er nog niet over uit,' mompelde hij, nadat hij zijn kop had leeggedronken, 'dat de Onderneming zomaar voorbijvoer.'
Dat was waar. Dries had het in alle consternatie niet gezien, maar het scheen dat de boot die van Rotterdam op Middelharnis voer, zomaar aan het rampschip was voorbij gevaren zonder enige hulp te bieden.
Dries rilde een paar maal, maar gelukkig duurde dat niet lang. In Rotterdam kwam hij niet meer, die dag. Een ander zusterschip nam de gestrande passagiers mee terug naar Oud-Beijerland, hoewel de meesten wel iets moesten overwinnen eer ze zich opnieuw de gevaarlijke rivier op lieten voeren.
De mist was voor een groot deel opgetrokken, maar desondanks bleef het stil en bedrukt op de terugreis. Een enkeling mopperde dat de ramp onnodig was geweest, als de kapitein van het andere schip niet met een ongehoord hoge snelheid over de gevaarlijke rivier had gestoomd. Maar dat waren slechts geruchten, dacht Dries terneergeslagen. Hij staarde steevast naar de wal en ondanks alle verstandige redeneringen kon hij zich er niet toe brengen om in een van de kajuiten plaats te nemen. Het kostte hem zelfs veel moeite zichzelf een klein beetje te hervinden, nu hij veilig en wel op weg was naar huis.
Het was al ver na het middaguur, toen Dries eindelijk op Maesvreugt terugkeerde. De brok in zijn keel, die daar maar aldoor bleef zitten, werd groter toen hij de veilige, warme keuken binnenkwam, die hij vroeg in de ochtend nog zo zorgeloos had verlaten. Sabina zat aan de keukentafel met een naaiwerk. Haar zusje Sanne was er ook. Ze zoomde een laken voor haar uitzet. De meid was bezig met strijken. Het ijzer stond op het fornuis en ze deed juist een paar gloeiende kolen in het ijzer zodat het warm zou blijven.
'Ik ben terug,' hakkelde Dries. Werden zijn ogen nu vochtig door de plotselinge warmte?
'Nu al?' vroeg Sabina verbaasd. 'Hoe kan dat nu?' Ze legde het naaiwerk opzij en stond op.
'We hebben... een aanvaring gehad.' Dries was nog steeds niet zichzelf. Hij ging zitten aan de grote keukentafel, waaromheen het nu doodstil was geworden. Iedereen keek hem aan, maar Dries moest eerst de grote keuken eens rondkijken, de veilige keuken. Hij was gered en veilig op Maesvreugt teruggekeerd. Die gedachte drong nu ten volle tot hem door en dat maakte hem het spreken voor een paar ogenblikken onmogelijk.
De grote keukentafel in het midden, het lichtgroene fornuis onder de schouw, dat een behaaglijke warmte verspreidde, de grote kast met het serviesgoed erin. Alles zo vertrouwd, zo veilig. Zijn thuis.
Opnieuw kwam die verraderlijke zwakte over hem. Hij deed eindelijk zijn pet af en de hand waarmee hij zijn blonde haar een beetje meer tot orde probeerde te brengen, trilde. Zijn diepblauwe ogen keken onzeker van de een naar de ander.
'Geef me eens een borrel, Sabina.' Sinds zijn vaders dood noemde hij zijn stiefmoeder bij de voornaam, omdat ze zo weinig in leeftijd scheelden.
Sanne staarde hem met open mond aan. 'Vertel eens wat er is gebeurd,' drong ze aan.
'Straks,' mompelde Dries bijna onverstaanbaar. Hij had gewoon even tijd nodig om helemaal tot zichzelf te komen, nu hij warm en wel in zijn eigen veilige keuken zat.
Eindelijk lukte het hem de vreselijke herinneringen min of meer terug te dringen, zodat zijn stem redelijk neutraal klonk voor hij begon te vertellen. Hij hoefde de vrouwen immers niet te laten blijken hoe bang hij in werkelijkheid was geweest.
Terwijl Dries zijn verhaal deed, beleefde hij toch alles weer opnieuw. Ondanks zijn verwoede poging om daar niet aan toe te geven, haperde zijn stem zo nu en dan.
'We waren eerder al op een griendplaat gelopen, de mist was zo ijzig en dik, dat je geen verschil zag tussen land en water, maar niemand dacht toen aan een mogelijke ramp.'
'Ramp?' vroeg Sabina, die wit wegtrok bij het woord alleen.
'Zijn er doden gevallen?' Iedereen keek hem gespannen aan.
Dries knikte met een bezwaard hart. 'Naar ik heb gehoord zijn er acht mensen verdronken. Misschien wordt dat later meer.'
'Wat vreselijk,' zuchtte Sabina, die nu opstond om voor hen allemaal koffie in te schenken, want aan werken dacht op dat moment niemand meer.
'Een meisje, dat ik had geholpen zodat ik dacht dat ze veilig was, verdronk toch nog, pal voor mijn ogen.' Het lukte Dries gewoon niet daarover te zwijgen, hoezeer hij ook zijn best deed.
'Je mag straks wel iemand met een boodschap naar je grootvader sturen,' raadde Sabina aan. 'Als ze het nieuws van de ramp vernemen, zullen ze zich grote zorgen om je maken. Ze moeten voor die tijd weten dat je veilig thuis bent gekomen.'
'Ik heb er niet aan gedacht om even bij hen langs te gaan, toen ik door het dorp kwam. Ik wilde alleen zo snel mogelijk naar huis.'
'Dat spreekt toch vanzelf. Hoe kon zoiets vreselijks toch gebeuren?'
We werden aangevaren en onmiddellijk daarop begonnen we water te maken. Het ergste was het in de voorkajuit. Ik had daar nog een halfuur van tevoren gezeten...' Weer haperde Dries' stem. 'Daar vielen de meeste doden, en
nog zo kort tevoren had ik met verschillende van hen nog gewoon zitten praten, zoals je dat doet als je op reis bent. O, dat geluid van hun doodsstrijd, ik zal het nooit van mijn leven meer kunnen vergeten.' Hij moest zwijgen, want hij wilde niet meer huilen, niet meer nu hij veilig was en de vrouwen hem allemaal aankeken, maar de tranen verstikten keer op keer zijn stem. Een hele tijd zat hij naar het gloeiende fornuis te staren en rilde met korte tussenpozen. Het duurde een tijd, eer hij zichzelf weer in redelijke mate meester was.
'Ik hoop maar dat je niet ziek wordt,' mompelde Sabina ten slotte. 'Je zou er goed aan doen de rest van de dag naar bed te gaan. Ik zal de beddenpan voor je vullen met gloeiende kolen.'
'Nee nee, ik ben jong en gezond. Het is alleen maar...'
'Je trekt het je te veel aan. Daar is toch niets ongewoons aan? Het is nogal wat, wat je hebt meegemaakt.' Dries schoof zijn stoel met een ruk naar achteren. 'Ik moet iets te doen hebben. Ik ga melken.'
'Jij?' Sabina keek hem verbaasd aan. De meiden molken en zij, als de boerin, hield daar altijd toezicht op.
'Ik moet iets om handen hebben, anders word ik gek,' snauwde Dries.
Sabina deed haar mond al open, maar zweeg toen wijselijk. Ze ging weer zitten en staarde naar haar handen, terwijl Dries naar de stal ging.
'Laat hem maar even betijen,' mompelde Sanne verlegen.
'Soms wilde ik dat we meer in leeftijd scheelden,' antwoordde Sabina hoofdschuddend. Ook zij was uit haar doen door het nieuws van de verschrikkelijke ramp.
'Waarom?'
'Dan had ik meer overwicht op hem.'
'Kom nu. Dries is een volwassen kerel.'
'Zo denk jij erover, maar Hendrik...'
'Hendrik was een moeilijke man, die een veel te zwaar kruis op jouw schouders legde,' antwoordde Sanne, terwijl ze het laken weer oppakte. Ze wist immers maar al te goed, hoe ongelukkig haar zuster was geweest tijdens haar huwelijk en hoe ze nog leed, nadat ze haar man op zijn sterfbed had moeten beloven nooit met een ander te hertrouwen. Ze wist ook dat Sabina al heel lang van een andere man hield. Nee, de mensen van Maesvreugt waren allerminst gelukkig. Sabina niet, Catharina misschien ook niet en Dries al helemaal niet.
Dries... Haar kleur verdiepte zich, terwijl ze zich over haar werk boog.
Ze kende niemand in heel Ammekerk die ze zo graag mocht als Dries, hoewel hij haar vaak plaagde en met haar omging op dezelfde wijze als met zijn zuster Catharina.
Sanne prikte in haar vinger en zoog nijdig het druppeltje bloed weg dat prompt verscheen.
Sabina staarde naar buiten. Ze had niets gemerkt van Sannes verwarring. Nu, dat was maar goed ook, dacht Sanne en ze zuchtte diep. 'Sabina?'
'Ik was met mijn gedachten mijlenver weg,' schrok deze.
'Je keek zo triest, Bientje.'
'Het leven is soms erg moeilijk.'
'Je moet de moed niet verliezen, hoor. Eens word je gelukkig. Dat weet ik zeker.'
Sabina glimlachte vaag. 'Laten we het maar liever over jou hebben. Volgende week word je eenentwintig. Het wordt tijd dat je een vrijer zoekt.'
'O, nee, alsjeblieft niet. Nog niet. Ik wil nog niet trouwen.'
Grietje lachte even, eer ze het strijkijzer wegzette om eveneens naar de stal te gaan voor de melkerij.
'Ik meen het, Sabina,' ging Sanne verder, zodra ze samen met haar oudere zuster was achtergebleven. 'Ik wil niet trouwen, zeker voorlopig nog niet.'
'Niet iedereen wordt zo ongelukkig in zijn huwelijk als ik ben geweest,' antwoordde Sabina peinzend. 'Bovendien voel ik me verantwoordelijk voor jou. Moeder is er niet meer en vader en Geertje denken alleen aan geld en goed. Is er echt niemand die je graag zou willen hebben, Sanne?'
'Niemand.' Ze hield het laken omhoog. 'Misschien trouw ik wel nooit.'
'Jij bent er niet voor in de wieg gelegd om alleen te blijven. Je hebt zo'n vrolijke natuur, je zult eens zien hoe gelukkig het je maakt als je kinderen krijgt om voor te zorgen. Daar kun je heel veel liefde aan geven.'
'Heb jij dat ooit ook gedacht?' Hierop wist de oudste geen antwoord te geven. Ze stond op en zei Sanne de tafel te dekken, terwijl ze eens ging kijken hoe het melken opschoot.
'Ik eet niet mee,' liet Sanne haastig weten.
'Waarom niet?'
'Ik moest thuiskomen van Geertje.'
Geertje was de zuster die thuis op Poelwijck regeerde en zelfs hun vader deed tegenwoordig wat Geertje zei.
'Je mag niet net als Geertje worden,' zei Sabina plotseling bedrukt.
'Daar hoef je nooit bang voor te zijn.'
'Nee, dat weet ik wel. Jij hebt een heel andere natuur.'
In de stal liep Dries iedereen in de weg. Niet omdat hij niet in staat was om koeien te melken, natuurlijk kon hij dat, maar gewoon omdat hij zijn hoofd niet bij het werk hield.
Sanne aarzelde, toen ze langskwam en hem zag staan. 'Dries,' mompelde ze ten slotte, omdat ze merkte dat de meid op haar lette en ze zich ongemakkelijk begon te voelen. 'Loop eens even mee.'
Onwillig en met een vragende uitdrukking op zijn gezicht volgde hij haar, de stal uit en het erf over, tot het houten bruggetje dat over de sloot om het erf lag. Pas daar, waar echt niemand haar horen kon, hield het meisje stil.
Ineens wist ze wat ze moest zeggen. Had ze niet altijd gehoord dat de beste manier om je eigen leed te vergeten, was om anderen te helpen? Misschien dat dat ook voor Dries gold.
'Ik maak me zorgen om Sabina,' zei ze daarom. 'Ik weet dat je het zelf ook moeilijk hebt, vandaag, maar dat van Sabina zit me al een hele tijd in de weg.'
'Wat is er dan?' Dries keek haar ongeduldig aan en dat kon ze wel begrijpen. Ze wendde haar ogen niet af, maar ondanks alles dacht ze er op dat moment aan dat hij een van de knapste kerels was die ze kende. Ze moest om zichzelf lachen en de vage lach die daardoor om haar lippen verscheen, deed zijn wenkbrauwen vragend in de hoogte schieten.
'Dat, wat ze je vader moest beloven op zijn sterfbed.' Zijn gezicht vertrok. Ineens leek hij ontzettend boos te worden en Sanne voelde dat hij haar een beetje angstig maakte. 'Sabina! Uitgerekend nu begin je over je zuster. Wat voor dag heb ik achter de rug, denk je? Nou, Sanne? Zou je je niet liever zorgen maken om mij? Hoe denk je dat het is om iemand voor je ogen te zien verdrinken? Om de doodsstrijd van mensen en dieren te horen, terwijl je niets voor ze kunt doen? Om te bidden tot Hem Die op dat moment niet wenst te antwoorden? Hoe denk je dat dat is, Sanne?' 'Ik weet het niet.' Het meisje boog beschaamd haar hoofd, van streek door de stortvloed van woorden.
'O, ik ben doodmoe.' Dries was weer even snel gekalmeerd als hij kwaad was geworden. Sanne voelde een vreemde drang haar hand over de zijne te leggen, maar dat durfde ze toch niet. Hij was zo van streek en ze had niets liever gewild dan hem helpen, hem troosten, maar daar was ze schijnbaar niet toe in staat. Ze kon hem niet helpen en Sanne zuchtte. Met veel meer kalmte dan ze vanbinnen voelde keek ze hem aan. 'Dan had je naar bed moeten gaan, zoals Sabina wilde.'
'Nee. Ik durf mijn ogen niet te sluiten.'
'Ben je bang het dan allemaal opnieuw te beleven?'
'Dat weet ik wel zeker.'
'Vraag Sabina of ze warme melk met honing voor je maakt. Daar val je wel van in slaap.'
Eindelijk ontspande Dries zich een beetje. 'Je zult het wel goed bedoelen. Eigenlijk ben je veel aardiger dan Catharina.'
Ja, dacht het meisje, zijn zusje was beslist niet aardig te noemen. Catharina was zelfzuchtig en hooghartig. Maar ze was er toch niet blij mee dat hij haar vergeleek met zijn zusje. Ze zou liever...
Haar gedachten gingen opnieuw een richting uit die ze niet kon toestaan. Ze riep ze resoluut een halt toe en keek Dries weer aan. 'Je kunt toch je herinneringen niet buitensluiten alsof er niets is gebeurd. Je moet het zien te aanvaarden, Dries. Ik weet zeker dat je hebt gedaan wat je kon. Dan moet je er verder ook vrede mee hebben. Ook al begrijpen wij niet waarom dergelijke dingen moeten gebeuren, het zal toch wel ergens voor dienen? Zulke rampen kunnen toch niet zomaar gebeuren, Dries?'
'Ik zou het ook niet weten. Als je antwoord wilt hebben op zulke vragen moet je ermee naar dominee gaan.'
'Heb je al iemand naar je grootvader gestuurd?' vroeg ze haastig, om hem van haar eerdere vragen af te leiden. Ze had wijzer moeten zijn en dat moeten laten rusten, zo kort na het tijdstip waarop hij dat allemaal had meegemaakt. Haar inval was geen goede geweest.
'Ja, Krelis is erheen.'
Ik moet nu echt gaan, Dries. Door alle toestanden ben ik al veel te lang gebleven. Geertje zal wel op me mopperen. Maar denk toch eens aan Sabina, als je kunt, ja? Ik maak me echt zorgen om haar, hoor. Jij en ik zouden haar moeten helpen, weet je. Wij zijn de enigen die dat kunnen.'
Hij schokschouderde en huiverde opnieuw. Sanne haalde diep adem. 'Ga maar liever weer naar binnen en zorg dat je warm blijft,' riep ze nog, eer ze zich omkeerde en aan de tocht naar huis begon.
Ze moest Ammekerk door om op Poelwijck te komen en gedurende de hele weg terug was ze zich bewust van het feit, dat Dries haar niet zag zoals ze wilde dat hij haar zou zien. En die gedachte deed toch meer pijn dan ze wilde toegeven.
Zoals gebruikelijk was de ramp aanleiding om er een vers over te maken, dat weldra overal in de streek te horen was en dat als volgt begon:
Weer drong een noodkreet door het land.
Weer werd een bange klacht vernomen.
De Oude Maas is door de mist
Een schrikkelijk onheil overkomen.
Wiens hart bloedt niet op het bericht?
Welk hart wordt niet opnieuw bewogen?
Want medelij is Christenplicht,
Laat liefde weer de tranen drogen.
Dries kon het lied niet aanhoren, wilde dat ook niet. Een week lang was hij bijzonder stil en de hele dag door zocht hij allerlei werkjes om bezig te kunnen blijven. Toch was het voor iedereen duidelijk dat er op die afschuwelijke rampdag iets was gebeurd dat een blijvende invloed op zijn leven zou hebben. Meer nog dan het geval was geweest na het noodlottige ongeluk van zijn vader, was Dries door de vreselijke gebeurtenissen een volwassen man geworden. Hij bezat een wijsheid en een rust die je maar zelden zag bij iemand van zijn leeftijd, maar die de mensen in Ammekerk deden zeggen dat de jonge Dries sprekend ging lijken op zijn grootvader, de oude Andries van Bressij.