HOOFDSTUK 8

 

'Kunnen we ergens praten waar we niet worden gezien?' vroeg Andries uiterlijk kalm. 'We hebben nog een gast, ik kom hem liever niet tegen als hij straks naar huis rijdt. De jongen moet nog naar Oud-Beijerland, maar hij is met een gerij.'

'De bank staat er nog steeds. Krelis heeft hem eens gerepareerd. Als we zacht praten hoort Dientje ons niet.

'Goed dan. Het is beter als ze het niet hoort.'

'Ja, dat is beter.'

'Je weet waarom ik kom, hè?'

'Waarom heb je nooit iets gezegd?' vroeg hij zodra ze zich hadden neergezet. 'Ik dacht dat dat niet noodzakelijk was. Jij had al zorgen genoeg. Je moest je eigen leven leiden.'

'Weet je wat voor leven ik met Magda heb?'

'Ik vermoed het.' Het klonk zacht. Ze zorgde er ook zorgvuldig voor dat ze zo ver mogelijk van hem afzat. Hij had haar graag even aan willen raken, maar durfde niet.

'En al die jaren heb ik gedacht dat jij een leven met je man was begonnen om mij te vergeten. Nu besef ik dat er nooit een ander is geweest.'

'Nee, Andries. Er was nooit iemand anders,' gaf Nelleke fluisterend toe. De tranen drongen naar haar ogen. Hier was ze altijd bang voor geweest, jarenlang, maar nu het zover was voelde ze alleen maar opluchting. Eindelijk kon ze over haar geheim praten, eindelijk kon ze dat met iemand delen. Het grote geheim had haar zo vaak benauwd. Er eindelijk over te kunnen praten was een bevrijding.

'Wanneer is ze geboren? Hoe is het allemaal gegaan?'

Hij zweeg terwijl ze vertelde. Als een niet te stuiten stroom kwamen de woorden over haar lippen. De angst van de eerste maanden, de schande toen zijn familie haar geheim ontdekte en de angst op het kleine zolderkamertje waar ze met hard werken zichzelf in leven hield. Na de bevalling had ze een ander kamertje gehuurd, aan de andere kant van de stad, waar men haar niet kende. Toen was ze begonnen zich voor weduwe uit te geven en was het naaiwerk beter gegaan. Ze kon toen voor welgestelde dames gaan naaien en langzamerhand kreeg ze het wat beter.

Zo nu en dan snikte Nelleke even, van streek door alle halfvergeten emoties die met haar verhaal weer naar boven kwamen. Dan legde Andries als vanzelf troostend zijn hand over de hare. Haar lieve handen, die hem vroeger zo teder strelen konden, iets wat Magda nooit deed. Ze waren nu niet langer smal en glad als de handen van een jong meisje. Ze waren rimpelig geworden en ze waren ruw van het werk. De zijne waren trouwens ook eeltig. Toch was het een genoegen die hand weer te voelen, al bewoog ze rusteloos onder de zijne.

'Ik begrijp niet dat ik het nooit heb gezien. Nooit heb ik iets vermoed,' zuchtte Andries ten slotte. Nelleke zweeg en voelde zich uitgeput. Ze leunde vermoeid achterover. De opluchting was zo groot, de angst was weg, de angst voor ontdekking die haar al die jaren zo had gekweld. Nu zat ze hier met Andries, net als vroeger. Het was nu ver in juni en de natuur geurde in de nachtlucht. Het verlangen kwam weer als vanouds bij haar boven. Ze verzette zich niet toen Andries een arm om haar heen sloeg, haar even tegen zich aan drukte en haar wang met een lichte kus beroerde. Ze draaide haar hoofd naar hem toe, om er meer van te bekomen. Het was allemaal zo bitterzoet, zo lang geleden, ze waren beiden zo ontzettend eenzaam geweest.

Ze kusten elkaar net als vroeger, ze streelde zijn gezicht eveneens net als vroeger, terwijl hij doodstil zat en dat met gesloten ogen gebeuren liet. Maar niet voor lang. Onverwacht schokte hij op en trok hij zich terug. Nelleke legde schuw haar handen in de schoot.

Ik mag Magda niet bedriegen,' fluisterde Andries.

'Nee, dat mag niet. Dat wil ik net zo min. Ik heb het soms al moeilijk genoeg met de gedachte dat ik een onecht kind heb,' fluisterde Nelleke net zo zacht. 'Dat ik er niet over praten kon, dat was het ergste. Maar ik durfde niet, zelfs met de dominee niet. Want als het uit zou komen zou ik jou schade berokkenen.'

'Jij en ik hadden alles moeten trotseren en met elkaar moeten trouwen, Nelleke.'

'Ik wilde je geen nadeel berokkenen,' ging ze verder, alsof ze hem niet had gehoord. 'Maar ik heb het er zo moeilijk mee gehad, Andries. Het geloof werd een strijdpunt in mijn leven, nee, is het eigenlijk altijd al geweest. Hoeveel avonden heb ik hier niet aan tafel gezeten om bij het kaarslicht in de Bijbel te lezen en te vechten. Ik heb wat afgevochten, met mezelf en met God. Het was zo moeilijk. Maar wat er ook gebeurde, ik kon er niet toe komen ook maar iets te doen in jouw nadeel.'

'Je bent zo lief. Ik heb er ook wel eens aan gedacht dat het zondig was en zo, maar ach, ik was niet getrouwd en het was zo mooi. Als iets zo mooi is kan het nooit slecht zijn, dat dacht ik.'

'Dat heb ik ook gedacht, maar de wroeging kwam later, toen ik zwanger was, en toen het kind kwam was ik zo blij dat het geen jongen was. En later ook, toen Dientje zoveel op mij leek. Dan viel het minder op.'

'Niemand mag ervan weten, Nelleke.'

'Dat spreekt vanzelf. Maar hoe moet het nu verder met de meisjes?'

'We kunnen hun de omgang met elkaar niet verbieden. Dat zou argwaan wekken. Dat moeten we voorkomen.'

'Ik hoef Dientje toch niet weg te sturen, hè?' vroeg ze plotseling angstig. 'Dan zou ik zelf ook moeten gaan.'

'Dat kan niet. Ik heb je nodig, nog steeds.'

'Ik kan niets voor je doen.'

'Jawel. Je bent er. Je was er al die jaren. Om een blik op te vangen en te steunen. Jawel, Nelleke, dat hebben we altijd met elkaar gedeeld.'

'Je hebt mij ook altijd geholpen.'

'Dat spreekt toch vanzelf. Net als jij mij hielp door er gewoon te zijn. Dat moet zo blijven, Nelleke. Meer zal het nooit kunnen worden, maar minder mag het ook niet zijn. Denk je niet dat God ons dat beetje geluk gunt? Denk je ook niet dat Hij ons die liefde in ons hart heeft gegeven als een geschenk? Toch nog als een geschenk?'

'Ik ben er, Andries. En Hij ook. Je hebt gelijk. We moeten het maar aanvaarden.'

'Susanne zal wel snel trouwen. Dan is het gevaar minder groot. Dan verliest ze Dientje een beetje uit het oog.'

'Ja.'

'En Dientje?'

'Ze heeft niemand op het oog.'

Ik zal mijn best doen voor haar,' mompelde Andries. 'Zeg maar dat ik je vanavond spreken moest over Susanne. Ik weet niets beters te verzinnen.'

'Het komt wel goed. Ik zal haar zeggen dat ze moet vergeten dat je hier was.'

'Ik moet terug. Magda denkt dat ik in de stal ben.'

'Je bent hier altijd welkom als het je te veel wordt.'

'Ik ben in geen twintig jaar geweest.' Spijt en verlangen streden in zijn stem om het hardst met de moraal. Hij mocht niet. Hij wilde wel, maar het kon niet. Het was een troost dat te weten. Ze voelde zich niet meer zo eenzaam, nu ze dat gevoel met hem delen kon.

Langzamerhand kwam er rust over haar. Ze stond op en was even, heel even nog, heel dicht bij hem. 'Ik zal altijd van je houden, Andries.'

'Ik ook van jou, Nelleke. Maar met dat te bekennen gaan we al te ver.'

'Ja. Het zal voortaan niet meer nodig zijn. We kunnen elkaar troosten en sterken op een afstand. De kracht die we daartoe nodig hebben kunnen we Boven halen. Welterusten, Andries.'

Het duurde nog een hele tijd eer ze weer naar binnenging. Zijn gestalte was allang door het duister opgeslokt, maar de warmte van zijn korte omhelzing was gebleven. Ze had die avond iets ontzettend kostbaars gekregen.

'Wat was er, moeder?'

Was Dientje nog wakker? Nelleke moest even tot zichzelf komen eer ze in staat was om antwoord te geven. 'Niets bijzonders. Het ging over Susanne.'

'O.' Het bleef stil en net toen Nelleke opgelucht vaststelde dat Dientje daar kennelijk tevreden mee was klonk het: 'Wat was er dan met Susanne?'

'Dat kan ik niet zeggen.' Nu trilde haar stem toch, hoezeer ze ook haar best deed om zichzelf te beheersen.

'Heeft het met die Johan te maken?'

'Niet direct. Heus, lieverd, maak je er geen zorgen om. Ik hou veel van Susanne en dat weet de boer. Pieker er maar niet over en misschien is het verstandiger om erover te zwijgen dat hij hier is geweest. Zijn vrouw... en Susanne zouden dat niet begrijpen.

'Goed, hoor. Maar het blijft vreemd.'

'Hij vroeg of jij al een vrijer had.'

'Heus? Waarom zou dat hem interesseren?'

'Hij wil graag dat je goed terechtkomt,' antwoordde Nelleke met een dikke stem. Nu moest ze warempel haar eigen dochter de waarheid onthouden. Er kwam een nieuw, heftig verlangen in haar op om ook haar te kunnen zeggen hoe alles werkelijk in elkaar zat. Dat mocht ze echter niet doen. Nu niet, om hem daarginds in zijn mooie boerderij te beschermen. Toch zou Dientje het eens weten, nam ze zich voor. Als het meisje ouder was, misschien zelf kinderen had, dan moest ze het weten. Ze zou niet vredig kunnen sterven zonder dat. Zou het niet uitkomen als ze ging trouwen? Dan moest je immers van alles opgeven? Ja, ééns zou ook Dientje de waarheid weten. Die gedachte stelde Nelleke weer gerust. Toch wilde de slaap niet komen, toen ze eenmaal in de bedstee lag. Het duurde nog heel lang eer de rusteloze gedachten wilden wijken voor zoete dromen.

 

Intussen was de tijd op Maesvreugt ook niet ongemerkt voorbij gegaan. Johan had lange tijd met Hendrik in de pronkkamer gezeten. Susanne had een poosje toegekeken, maar ze begreep niets van het schaakspel. Toen ze weer in de keuken kwam stond moeder naar buiten te staren. Op Susannes vraag antwoordde ze dat vader bij de kalveren was. Zodra Hendrik en Johan uit de mooie kamer kwamen kondigde moeder aan dat ze naar bed ging. Vader zou zo wel terugkomen.

Zodra ze weg was stelde Johan aan Susanne voor om nog even langs de kreekkant te lopen, voor hij op huis aanging. Hendrik grinnikte opgewekt, pakte zijn glas en goot het nog eens vol. 'Ik dacht al dat je niet voor mij kwam. Maar maak het niet te lang, want het is al nacht.'

'Dat kun je begrijpen, als je zo'n aardige zuster hebt,' pareerde Johan. Op het tweede gedeelte van de zin reageerde hij niet.

Ze waren nog in de tuin toen Johan haar al naar zich toetrok. Zijn ongeduld en zijn vurigheid verrasten het meisje, maar ze wist haar schrik te verbergen en leunde vol vertrouwen tegen hem aan. In haar gedachten hoorde ze de huwelijksklokken al luiden, terwijl ze hem haar lippen bood en bedacht dat het best prettig was om gekust te worden.

'We moeten oppassen dat vader ons niet ziet.'

'Die is toch in de stal?'

'Jawel. Maar hij loopt graag nog even door de hof, op zo'n heerlijke avond als deze.'

'Zou hij bezwaar tegen mij hebben?'

'Tegen jou misschien niet, maar je hebt niet...' Ze had willen zeggen: je hebt nog niet met hem over onze toekomst gesproken, maar ze wist zelf niet waarom ze die woorden weer inslikte. In plaats daarvan zei ze: 'Het is niet netjes om in het donker samen buiten te zijn.'

'Ja, hij zal wel zuinig op je zijn.'

'Wat bedoel je daarmee?'

'Nou gewoon... Mannen zijn altijd gevaarlijk als ze met meisjes alleen zijn.' Hij lachte en zijn tanden blonken in het maanlicht.

'O, dat.'

'Ja, dat.' Hij liet zich echter niet ontmoedigen, maar trok het meisje wat dichter tegen zich aan. Susanne nestelde zich behaaglijk. Ze had nooit vermoed dat het zo prettig kon zijn elkaar te kussen. Waarom waarschuwde moeder altijd zo? Wat kon dat nu voor kwaad? Ze wist wel dat je van een kus nog geen kind kreeg, al zou moeder haar ogen in wanhoop ten hemel heffen als ze iets dergelijks zei. Doch op een boerderij leefde je tamelijk dicht bij de natuur, dus Susanne had wel begrepen dat er nog een ander iets bij te pas kwam, al wist ze dan niet wat.

Pas toen Johan aan het batisten inzetje van haar japon begon te rommelen werd Susanne ongerust. 'Nee,Johan, dat moet je niet doen.'

'Al goed,' mompelde hij, maar zijn vurigheid was toegenomen en Susanne werd ongerust. Ze wilde maar liever naar binnen gaan. Dat zei ze dan ook.

Johan zuchtte in het donker. 'Ik kom volgende week terug,' fluisterde hij. 'Maar ik wil dan niet weer de hele avond in de keuken zitten. Kun je niet naar de dijk komen?'

'Ik zal het proberen. Ik loop wel vaker met Dientje naar de dijk.'

'Als Dientje zo nu en dan de andere kant uitkijkt en zwijgt is het goed. Dan krijgen ze geen argwaan.'

Susanne had graag willen vragen waarom ze zo stiekem moesten doen. Ze konden elkaar toch gewoon leren kennen? Had hij de avond dan niet gezellig gevonden?

Eigenlijk had deze ontmoeting met Johan alleen maar vragen opgeroepen en weinig antwoorden gegeven. Ze voelde zich opnieuw onbehaaglijk in zijn armen. Ze maakte zich zachtjes los.

'Je moet gaan. Vader kan elk ogenblik komen kijken en dan is het afgelopen, dat begrijp je.'

'Ja, dat zal wel.' Hij leek minder overtuigd dan zij.

'Maar goed dat je met het rijtuig bent,' merkte Susanne op na een laatste kus.

'Het zou te ver zijn om te lopen. Dan zou ik niet voor het ochtendgloren thuis zijn. Bovendien weet je in het donker nooit wat je tegen kunt komen. Ik heb een mes in het gerij.'

'Zul je goed uitkijken?' vroeg ze bang.

'Ik heb de lantaarns, zodat ik de weg kan zien.'

Met een zwavelstok stak hij de kaarsen in de koetslantaarns aan. Hendrik kwam ook naar buiten en hielp Johan het paard in te spannen. Susanne trok zich een beetje terug en dacht eraan wat er allemaal was gebeurd. Ze had zich veel te veel laten gaan. Johan had zich niet netjes gedragen en zij nog minder. Ze wist eigenlijk niet zo zeker of ze Johan volgende week wel zo stiekem op de dijk wilde ontmoeten. Toen het rijtuig met ongehoorde snelheid in het donker langs de kreekkant reed, verstopte Andries zich achter een boom, zoals de eerste de beste boef, om niet te worden opgemerkt. Ging die vlegel nu pas weg? Verdraaid, hier sloop hij nu rond als een stuk gespuis, dacht hij, terwijl de gedachten door zijn hoofd tolden. Pas nu hij bij Nelleke weg was leek de waarheid ten volle tot hem door te dringen. Hij had een onechte dochter. Wat leek dat afschuwelijk, tot hij bedacht dat het Dientje was. Lieve, zachte Dientje, precies als Nelleke, een prachtmeid, een dochter om trots op te zijn, al had hij in de opvoeding geen hand gehad, het was geheel Nellekes verdienste dat ze was opgegroeid tot wie ze was.

Andries kreunde licht. Wat een last had hij plotseling te dragen! Moest hij dit aan Magda vertellen? Nee, nee, dat kon hij niet. Ze zou hem nog meer minachten, ze zou in haar ogen een blik van haat leggen en hun huwelijk was al zo koud. Hij zou dat niet kunnen verdragen, want wie weet hoe lang ze het nog samen moesten uithouden. Hoge lieden, zoals prinses Marianne, konden scheiden en dat gaf al een ontzettend schandaal. Maar voor gewone mensen was dat ondenkbaar. De gedachten aan al de jaren die nog moesten komen benauwden Andries tot stikkens toe.

Plotseling was hij de brug van Maesvreugt over en stond hij weer op zijn eigen erf. Hij wist zelf niet meer hoe hij het laatste stuk had afgelegd. Hij hijgde, maar dat was heus niet van vermoeidheid. Een snik welde in hem op. Andries huilde. Hij kon zich niet herinneren wanneer hij dat voor het laatst had gedaan, maar het was zeker vele jaren geleden. Dientje was zijn dochter en al die jaren had hij van niets geweten. Nelleke, lieve Nelleke, had altijd alle zorgen alleen gedragen. En Magda... Nee, die vermoedde niets, gelukkig niet, want dan zou zijn leven pas goed ondraaglijk worden. Toch leek het Andries op dat moment onmogelijk om met zo'n geheim verder te leven. Steeds als hij Nelleke of Dientje zag - en hoe vaak gebeurde dat niet - zou hij aan het geheim moeten denken. Andries kreunde nogmaals. God, help mij! Ik heb zo zwaar gezondigd en toch zou ik dat weer doen. Heb ik haar vanavond niet gekust? O Heer! Geef mij de kracht om sterk te zijn.

Wat liep hij nu hardop te prevelen? Een gebed? Met een woest gebaar wreef Andries de tranen uit zijn ogen. Hij was toch een kerel?

Wat wilde hij dan? Dat hij van niets wist? Dat zijn kind hier opgroeide en hij eens zou moeten sterven zonder dat te weten? Was hij niet juist in zekere zin opgelucht nu hij eindelijk de waarheid wist? Wat jammerde hij dan onder de last van de waarheid? Natuurlijk kon hij het dragen. Hij was sterk. Hij was een nuchter, evenwichtig man. Veel mensen in Ammekerk schatten zijn oordeel hoog. Waarom liep hij dan in de donkere hof te snotteren? Moest hij zijn Heer niet in alle toonaarden danken dat hij zo'n prachtkind als dochter had?

Tegen een boom geleund haalde Andries een paar maal diep adem. Zijn ogen koelden langzamerhand af in de zwarte nachtlucht. Nog even, dan zou het ochtendgloren aanbreken. In deze tijd van het jaar waren de nachten zo kort. Dan zou het werk beginnen, ook al was het zondag, de beesten moesten worden verzorgd, de koeien gemolken. Wat schitterden de sterren aan de hemel. De oneindigheid van de sterrenhemel kalmeerde hem een beetje. Langzamerhand kwam zijn ontdane gemoed tot rust.

Andries hoefde niet langer te snikken of krampachtig te bidden. Hij had er een grote last bij gekregen om te dragen, maar goedbeschouwd zou hij niet anders willen. Hij had fouten gemaakt, een zonde begaan, daarvan moest hij het gevolg aanvaarden. Hij zou er wel mee leren leven, net als dat gebeurd was met Magda. Had hij in het begin van zijn trouwen niet vaak gedacht dat hij het niet langer uit kon houden? En toch was de tijd gewoon verder gegaan. Soms benauwde het hem nog, dat zou het wel altijd blijven doen, maar hij leefde toch gewoon verder. En Magda ook. Hij achtte het onmogelijk dat zij wel gelukkig was. Ze schoten tekort ten opzichte van elkaar, zij beiden.

In dat opzicht had hij gelijk gehad, toen hij vanavond tegen Nelleke zei dat hij nooit met Magda had moeten trouwen. Maar daar viel later niets meer aan te veranderen. Niets, helemaal niets kon hij daaraan doen. Aanvaarding was alles wat hem restte, van dit nieuwe, net zo goed als van het oude leed. Hij kon het wel dragen. Met Gods hulp kon hij het wel dragen.

Andries wandelde nog wat rond. Mijmerend stond hij langs de kreek en dacht aan zijn jeugd, toen alles nog mooi en vol beloften had geleken. Zo was het leven echter niet. Voor hem niet en voor niemand. Maar daarom had je nog niet het recht om de goede dingen te vergeten.

Het was al diep in de nacht toen Andries eindelijk weer naar binnen ging. Magda sliep al lang. Hij greep naar de jeneverkruik en schonk een flinke borrel in. Die had hij nodig. Hij rilde. Koud was het niet, maar het kwam zeker van alle doorstane emoties. Hij voelde zich vermoeider dan na een lange dag van hard werken in het veld.

Met een stijf gevoel in zijn benen en toch nog een branderig gevoel achter zijn ogen stond Andries eindelijk op om ook naar bed te gaan.