HOOFDSTUK 8

 

De slacht had dat jaar al voor het huwelijk plaatsgevonden en dat was wel prettig, dacht Sabina, terwijl ze Grietje, de achttienjarige meid van Maesvreugt, de les las. Het meisje had de jonge boerin zojuist verteld die nacht te hebben gedroomd van een uitgevallen kies en nu was ze verschrikkelijk bang. Ze was ervan overtuigd dat er daarom een sterfgeval ophanden was. Daarna stuurde ze het meisje naar de pronkkamer om de meubelen in de was te zetten. Eindelijk was de keuken leeg en had ze een paar ogenblikken voor zichzelf. Naar die ogenblikken zag ze de hele dag uit. Dat was wel het moeilijkste van het huwelijk: dat je nooit meer alleen was, ook niet in de bedstee, om eens rustig over de dingen van het leven na te denken.

Sabina schonk het laatste restje koffie in haar kopje, zoals ze dat op Poelwijck ook zo vaak had gedaan. Hendrik en zij waren nu drie weken getrouwd, en het was minder erg dan ze aldoor had gevreesd. Hendrik ging gewoonlijk zijn eigen gang, zelfs in de bedstee haalde hij haar alleen op zaterdagavond aan en ze verdroeg het door dan aan Maarten te denken. Ach, Maarten, mijn lieve hartevriend, het lijkt wel een ander leven waarin ik jou heb bemind.

Hendrik dronk inderdaad veel, zoals de achterklap in het dorp wel zei, maar hij was alleen lastig als hij werkelijk dronken was, en dat was na hun huwelijksdag maar eenmaal gebeurd. Wat veel goed maakte waren de kinderen. Andries was een open, aardige jongen, wat zwijgzaam misschien, praktisch en met een grote liefde voor Maesvreugt en vooral voor paarden. Hij leek veel op zijn grootvader. Catharina was iets moeilijker. Soms was het meisje hooghartig en vertoonde ze een neiging tot gierigheid die, naar men zei, ook Hendriks moeder eertijds bezeten had. Het best van allen kon ze met haar schoonmoeder overweg, dat was toch zo'n schat. Maar ze was al oud en niet meer zo sterk. Omdat ze reuma had en daardoor slecht ter been was, kwam ze niet vaak op Maesvreugt. Susanne was buitengewoon hartelijk geweest en had Sabina geholpen vertrouwd te worden met de gang van zaken op de boerderij. Ze was er langzamerhand aan gewend geraakt die statige boerin bij haar voornaam te noemen. Gelukkig kwam Sanne vaak op bezoek. Ze klaagde er dan over dat Geertje zo kattig tegen haar was geworden sinds Sabina was getrouwd. Dit moest beter en dat moest anders en ze zou wel nooit een goede huisvrouw worden. Waarschijnlijk was Geertje wat al te voortvarend begonnen Sannes opvoeding af te maken, nu moeder dat niet meer kon doen. Ze zou er Geertje op moeten wijzen.

Kijk, zo ging het nu altijd, dacht Sabina terwijl ze de laatste slok koffie nam. Ze dwong haar gedachten ertoe om zich met anderen bezig te houden. Dan hoefde ze niet aan zichzelf te denken en dan was het gemakkelijker haar eigen ongeluk te vergeten. Ze probeerde haar gevoelens te verdringen en dat kostte veel kracht. Ze bad veel, tegenwoordig, omdat ze niet wist waar ze die kracht anders vandaan moest halen. Er was bovendien meer dan genoeg te doen. Je kon als jonge boerin niet werkeloos in de keuken blijven zitten, dus stond Sabina weer op. Het brood zou intussen wel gerezen zijn, ze moest gaan kijken of de oven in het bakhuis heet genoeg was. Zolang je je bezigheden had, hoefde je ook niet te piekeren.

De avonden waren moeilijker om door te komen. Dan zaten ze met zijn allen om de keukentafel, ieder met zijn eigen werkjes. Gelukkig kwamen er regelmatig buren of bekenden om wat mee te praten. Kortavonden heetten die visites, die vooral in de wintertijd werden afgelegd, 's Zomers had men het daarvoor meestal te druk. Zelf gingen ze ook regelmatig bij anderen kortavonden, maar liever bleef Sabina op Maesvreugt.

Buiten was het donker en grauw, de harde wind joeg grijze wolkenmassa's in een genadeloze vaart door de lucht. Over tien dagen zou het al Kerstmis zijn. Ze zou blij zijn als de feestdagen voorbij waren. Ze zag ertegen op om die op Maesvreugt te moeten doorbrengen. De eerste keer was zoiets altijd moeilijk, bovendien zou ze zich doorlopend afvragen of Maarten zich eenzaam voelde. Soms voelde ze een groot verlangen om de tilbury te laten inspannen en naar hem toe te rijden, maar dat ging natuurlijk niet. Hoewel, als het voorjaar kwam, wilde ze beslist een keer naar nicht Saar. Dan was ze in ieder geval bij Maarten in de buurt en misschien zou ze dan horen hoe het hem verging.

De kou wilde maar niet echt doorzetten, en dat jaar was Kerstmis net zo donker en grauw als de dagen ervoor. Vanzelfsprekend gingen ze op eerste kerstdag met zijn allen naar de kerk. Hendrik, Sabina en de kinderen in het rijtuig, maar het personeel moest gaan lopen. Na de urenlange dienst in de kille kerk, waar het stonk naar petroleumwalm van de lampen, reden ze ondanks de gloeiende kolen in de stoven verstijfd van de doordringende kilte, naar het huis van Hendriks ouders. Alle kinderen kwamen daar de eerste kerstdag doorbrengen. Na de koffie en de maaltijd zouden ze de tweede kerkdienst bezoeken voor ze weer naar Maesvreugt terug zouden rijden. Zoals altijd was de oude Nelleke in haar nopjes als alle kinderen thuis waren.

De deftige Susanne had haar meid meegenomen en Sabina was er blij om dat zij Grietje ook bij zich had. De twee meiden konden dan voor alles zorgen en de vrouwen hadden zodoende tijd om gezellig bij elkaar te blijven zitten en wat te praten. Sabina had in haar karbies een breiwerkje meegenomen, opgezet op de koperen pennen die ze voor Sinterklaas van Nelleke had gekregen. Je breiwerk gleed op koperen pennen veel prettiger dan op de goedkopere ijzeren pennen. Ook Susanne had nieuwe breipennen gekregen en al snel zaten de vrouwen gezellig te breien, terwijl ze ondertussen praatten en genoten van de gloeiendhete koffie en de eigengebakken koekjes, die Nelleke had gemaakt.

'Het kostte me moeite, dit jaar,' bekende de oude vrouw. 'Ik merk steeds meer dat ik toch echt een dagje ouder word. Vooral de handen, hè, en de knieën. Het is maar te hopen dat er gauw ander weer komt. Zodra het droog weer is, neemt de pijn een stuk af. Ik ben helemaal stijf na de kou in de kerk.'

'Ik ook,' troostte Susanne. 'Een stoof helpt bij lange na niet voldoende.'

Haar jongere zuster Jacoba snoof. Sabina mocht haar niet zo graag. Ze leek veel meer op Hendrik dan ze op haar trouwdag had gedacht. Jacoba bezat ook die vreemde hooghartigheid, net als Catharina. Het ging haar man goed in het vlas. Zo'n vijftien jaar geleden was de vlas- en lijnzaadmarkt in Dordrecht gesloten en sinds die tijd was de vlasindustrie in 's-Gravendeel opgekomen. Het ging hun goed en Jacoba beloofde net zo statig te worden als Susanne. De boeren hadden op het hele eiland trouwens een tiental goede jaren gekend. Alleen het afgelopen jaar was het minder geweest.

Hendrik vertelde juist aan zijn zwager dat hij het komende jaar ook land zou verhuren aan een vlasboer. Het werd langzamerhand de gewoonte om het land zaaiklaar te verhuren, waarna de vlasser dan voor de teelt zorgde. Hij zei ook op

meer land aardappelen te zullen poten. De afgelopen herfst had hij zijn jammen via een commissionair aan een aardappelschipper verkocht. Dat was hem prima bevallen, zeker omdat Ammekerk zo gunstig aan het water lag. Onder het praten door kwam de jeneverkruik reeds op tafel. Sabina zuchtte en probeerde haar aandacht te houden bij hetgeen er aan de vrouwenkant werd besproken. Natuurlijk ontbrak het niet aan de gebruikelijke roddeltjes.

'Heb je al gehoord van Joost Post bij ons uit het dorp? Hij betovert 's avonds de tafel waaraan zijn vrouw zit te breien, zodat het ding gaat dansen.'

'Wat zeg je me nou?'

'Ja, echt. Doch op een gegeven moment werd ze het zat en als ze roept: 'Schei uit met die onzin', dan gaat het niet meer. Ze is sterker dan hij, als het erop aan komt.'

'Dat is een aardig verhaal, Jacoba.'

'Niets geen verhaal. Het gebeurt echt. Hij zegt dat hij dan met geesten kan praten.'

De andere vrouwen lachten een beetje gegeneerd, omdat je bij zulke verhalen nooit wist wat je moest geloven of niet. Alleen Dientje haalde haar schouders op. 'Het geloof in toveren en heksen lijkt hier in de streek niet uit te roeien. Zelfs op Kreekestein hebben we er last van.'

'Je schoonmoeder leeft toch niet meer?'

'De verhalen duren voort. Bovendien is Susanne met de helm geboren en dat lokt nieuwe praatjes uit.'

'Dat is dan net als met mij,' merkte Sabina op. 'Nadat Dana stierf kletsten de mensen ook nog ik weet niet hoe lang. Maar op den duur wordt het wel minder.'

'Genoeg mensen die het nooit vergeten,' zuchtte Susanne. 'Ik weet nog goed hoe jullie op Poelwijck werden gemeden.'

'Ja, het was een nare tijd.' Eigenlijk wilde Sabina er niet te veel over praten.

'Laatst was ik bij je tante in de winkel,' mengde Nelleke zich in het gesprek, 'toen iemand me zei dat het nog steeds niet helemaal pluis was op Poelwijck. Ik moest er maar aan denken wat er met Dana was gebeurd. Men zegt ronduit dat ze aan hekserij is gestorven.' 'Mijn schoonmoeder stierf van verdriet, omdat ze erop aangekeken werd,' meende Dientje. Ze was nog in de rouw, want het was het afgelopen voorjaar gebeurd.

'In het dorp zijn er wel, die beweren dat Dana's kist met honderd spijkers dichtgetimmerd had moeten worden, zodat de heks nooit meer zou kunnen toveren.'

Sabina lachte opnieuw, al was het niet van harte. 'Er is wel eens iemand geweest, ik zal geen namen noemen, die altijd eerst over de sloot sprong eer hij bij ons het erf opkwam, want als je over water gaat ben je veilig voor betovering. We plaagden hem ermee, maar hij geloofde het vast en zeker.'

Jacoba keek haar nieuwe schoonzusje hooghartig aan, zodat Sabina weer in haar schulp kroop. Nu mocht ze Jacoba nog minder, dacht ze. Het kostte moeite dat niet te laten blijken.

'Laten we ons liever met iets anders bezighouden,' zei Dientje.

'Op Maesvreugt hebben we in het geheel geen braakland meer,' vertelde Hendrik juist aan zijn zwagers. Een ander zei meer erwten te telen, meer haver ook, en minder paardenbonen.

'De suikerbietenteelt pleegt roofbouw op de grond,' bracht de vlasboer naar voren, een veel gehoord standpunt uit die dagen.

'Dat is maar een dom vooroordeel,' wisten de zwagers van Kreekestein. Ondertussen vulde Hendrik de glazen nog eens bij. 'Kennen jullie Drikus de Neus?'

'Die woont dichter bij 's-Gravendeel dan bij Ammekerk.'

'Vorige winter moest hij op een avond in de vlaskeet zijn, waar het natuurlijk aardedonker was. Op de tast zocht hij naar de ladder, maar toevallig stak hij zijn armen door de sporten van de ladder heen, met het gevolg dat hij zijn neus, waar hij toch al zo om bekend staat, tegen de ladder stootte. En niet zo zachtjes ook. Het schijnt dat hij geroepen heeft: 'Och Heer, wil mij ontfermen. Nou is m'n neus nog langer dan m'n armen.'

Iedereen moest ontzettend lachen en het werd toch wat gezelliger. Jacoba breide driftig verder, maar deed geen poging meer om Sabina van streek te maken. Na nog een borrel was het tijd om aan tafel te gaan en kort nadat de voor de armen de maaltijd beëindigd was, moest men zich alweer gereed gaan maken voor het volgende kerkbezoek. Dominee bad meer inspiratie dan tijdens de morgendienst, vond Sabina. Het was nog even kil in de kerk en de stoven waren ook nu onvoldoende om een beetje warm te blijven, maar vanmiddag was er even die stille, gewijde sfeer, die maakte dat je je werkelijk gesterkt voelde, als je na de dienst naar buis ging.

Hendrik was bijna gezellig, die avond. De vele borrels van deze feestdag hadden hem vrolijk gemaakt, maar bij had geen kans gehad zich te buiten te gaan. Ze speelden 's avonds met de kinderen een spelletje ganzenbord en hoewel met het vorderen der uren ook Hendriks kleur steeg, werd hij niet echt vervelend. Hij had haar nog niet eenmaal geslagen, peinsde Sabina voor ze in de bedstee kroop. Die praatjes moesten zeker uit de lucht zijn gegrepen. Al met al was ze verre van gelukkig, maar het leven was nog wel uit te houden. De bedstee kraakte, toen ook Hendrik onder de dekens schoof. Ze rook zijn drankadem en het bekende gevoel van lichte afkeer kwam over haar, zodra Hendrik zijn arm over haar heen legde.

Hij zuchtte tevreden. 'Kom eens een beetje dichter bij me liggen, m'n knappe vrouwtje.'

Geluidloos deed ze wat hij vroeg. Het paste een vrouw niet om te laten blijken wat dan ook te voelen op zulke momenten. Geen afkeer en zeker niet iets anders. Zoals dat met Maarten was geweest... dat was zonde. Ze mocht niet vergeten dat dat slecht was geweest, al had het toen heel anders geleken. Hendriks adem gleed over haar gezicht en met moeite onderdrukte Sabina een huivering. Zo, dus hij vond haar knap.

Nu, het was goed een tevreden echtgenoot te hebben, die was gemakkelijker te hanteren. Hendrik maakte tot nog toe niet al te veel aanmerkingen.

'Ik zou je zo graag een plezier doen,' merkte hij in het donker op. Sabina slikte even. Ze wist wel wat hij bedoelde. Hij wilde dat ze zich zou voelen zoals toen met Maarten, maar met deze man was dat onmogelijk. Dat begreep hij natuurlijk niet. O, wat was deze man zelfgenoegzaam. Dachten mannen dat ze een vrouw konden lokken met een mooie boerderij en dat dat genoeg was? Leefden mannen eigenlijk niet veel meer voor bezit dan de meeste vrouwen? Dat was dom, als je het goed beschouwde, en het ergste was dat ze het zelf zo vanzelfsprekend vonden.

'Nu?' drong Hendrik aan en hij streelde haar schouder onder de nachtpon.

'Schei toch uit,' had ze willen roepen, maar dat mocht natuurlijk niet. 'Ik zou erg graag eens een reisje maken, naar Rotterdam of zo,' antwoordde ze, meteen de stoute schoenen aantrekkend. 'Met de stoomboot en de paardentram. Weet je dat ik nog nooit in Rotterdam ben geweest?'

'Wat?' klonk een ontnuchterde stem.

Ze glimlachte. Nu kwam hij eens een keer van de koude kermis thuis. Zelfgenoegzame man! 'Is dat zo vreemd? Een vrouw zit altijd maar in de keuken.'

'We zijn nog maar een paar weken getrouwd.'

'Op Poelwijck kwam ik ook al haast nooit van het erf. Is zo'n reisje te veel gevraagd?'

'Nee, natuurlijk niet. Dat zullen we wel een keer doen, als het voorjaar komt.

'Afgesproken.'

Goed dan. En nu...' Wat kwam was in ieder geval gemakkelijker te verdragen nu ze iets had om aan te denken en naar uit te kijken. Na een poosje trok Hendrik zich tevreden terug.

'Ik hoop er de volgende kerst een zoon bij te hebben,' liet hij na een tijdje weten.

'Ik wil ook graag een kind hebben.'

Haar antwoord deed hem kennelijk plezier. Met een hand streek hij even over de haarlok die onder de nachtmuts vandaan kwam. 'Je bent een lief kind. Ik heb er geen spijt van dat ik met je ben getrouwd.'

Hij niet, dacht ze bitter en ze keerde zich van hem af. Hendrik merkte nooit iets van haar afkeer, zoals hij ook nooit iets merkte van hetgeen ze voelde. Hij was nu eenmaal een man en veel te veel met zichzelf bezig. 'Welterusten,' zei hij eer hij zich omkeerde. Eindelijk kwam Sabina tot rust. Ze staarde nog een poos in het donker voor zich uit en zoals altijd als ze troost nodig had, dacht ze aan Maarten.

 

Oudejaarsavond werd zoals gebruikelijk gevierd, met oliebollen en het gezamenlijk zingen bij de kerk na de twaalfde klokkenslag om middernacht. Nadat de laatste tonen van het 'Uren, dagen, maanden, jaren' waren weggestorven, volgde het gewone geroezemoes en gelukwensen. De volgende morgen na de kerkdienst begonnen de Nieuwjaarsvisites.

Het was net als met Kerstmis. Doordat de drank rijkelijk vloeide verkeerde Hendrik in een uitstekende stemming. Het enige wat hem ontstemde was de komst van het duidelijke blijk dat Sabina nog steeds niet zwanger was. Hij merkte het doordat ze hem afweerde op de gebruikelijke zaterdagavondvrijerij en wilde weten waarom ze haar huwelijksplichten meende te kunnen verzaken. Hij was boos en zij opgelucht, maar op Nieuwjaarsdag was die ontstemming alweer vergeten. Na de kerkdienst waren ze eerst naar zijn ouders gereden en later zouden ze naar Poelwijck gaan. Sabina verlangde er opnieuw hevig naar, dat de feestdagen maar voorbij zouden zijn. Als je veel werk had, voelde je je meestal beter, peinsde ze. Dan lukte het je beter om te vergeten. Nu moest ze zo vaak aan Maarten denken en ze voelde gewoon dat hij ongelukkig was. Ze kon niets meer voor hem doen. Dan voelde ze zich wegzinken in een diepe sombere put, waaruit geen ontsnapping mogelijk was. Er moest iets van de triestheid die ze voelde te zien zijn, want toen ze op een gegeven moment met haar oude schoonmoeder alleen in de keuken was, vroeg deze onmiddellijk: 'Je bent nog steeds erg ongelukkig, nietwaar?'

'Ach, moeder, ik verwachtte ook niet gelukkig te worden.'

'Ik herinner me het gesprek dat we bij je tante hadden,' peinsde de oude vrouw hardop. 'Vreemd, dat het leven ons altijd weer zo'n bitter kruis oplegt.'

'U ook?' vroeg Sabina verbaasd.

'In het verleden.' De blik in de oude ogen was een paar momenten ver weg, voor ze hun gewone liefdevolle uitdrukking herkregen. 'Later is alles goed gekomen.'

'Was uw eerste huwelijk dan ook ongelukkig?'

Even keek Nelleke haar verbaasd aan, toen schudde ze het hoofd. 'O, dat. Nee, ik heb altijd van Andries gehouden.'

Even herinnerde Sabina zich het gerucht dat ze nooit had willen geloven. Dat Dientje een halfzuster van Hendrik zou zijn. Ze werd vuurrood en Nelleke moest wel raden wat de jonge vrouw dacht. 'Het is zo,' zei ze eenvoudig. Andries en ik weten dat er nog steeds over wordt gepraat, maar anderen hoeven het niet te weten. Ik heb altijd van Andries gehouden.'

Sabina's hart klopte wild. Dus wat haar en Maarten was overkomen, gebeurde anderen ook! Zelfs zulke gerespecteerde mensen als haar schoonouders. Wat een opluchting was het om dat te weten! Nelleke legde de blos en de opluchting in Sabina's ogen anders uit. Liefdevol streelde haar knokige, door de reumatiek vervormde oude hand zich over de rozige wang van Sabina. 'Geef nooit je hoop op een gelukkiger leven op, mijn kind. Zonder hoop kan een mens niet leven.'

'Dat weet ik,' fluisterde ze aangedaan en vergeefs probeerde ze de tranen tegen te houden die in haar ogen sprongen. 'U bent lief.'

'Weet, dat er altijd iemand is die je verdriet begrijpt.'

'Ik hou zoveel van die ander. We leerden elkaar te laat kennen en, ach...'

'Een mooie boerderij was niet voldoende om hem te vergeten.'

'Nee.'

'Dat verbaast me niets. Jij bent niet zo. Luister, lieve kind. Toen Susanne trouwde, voelde ze zich net zo als jij, maar een jaar later was ze dol op haar man en dat is ze nog steeds.'

'Heus?' Daar wist ze ook niets van. Alweer een verrassing. Wat hoorde ze vandaag veel. 'Maar in mijn geval is dat onmogelijk. Ik hou van een ander en ik heb Hendrik nooit willen hebben, zelfs niet toen ik hem nog niet kende.'

Nu zuchtte ook Nelleke. 'Hendrik lijkt op Magda, helaas. Ja, het zal moeilijk zijn met hem te leven. Ook Andries leed eronder, indertijd.'

'Ik hoop op een kind.'

'Dat is goed. Daar kun je troost uit putten en je liefde aan geven. En denk erom: nooit de moed opgeven.'

'Nee, moeder. Ik zal eraan denken. Ik hou veel van u.'

Ze kuste de perkamenten wang en Nelleke lachte. 'Kom, we moeten weer naar de anderen toe.'

Wat voelde ze een diepe liefde voor de kleine, gebogen gestalte, die nu voor haar uit naar de kamer liep. Hier was nog iemand van wie ze hield, naast Maarten. Ze was niet zo alleen als ze gedacht had dat ze zou zijn, nu ze was getrouwd. En ze was trots. Ja, ze twijfelde er niet aan of ze zou het wel vol weten te houden.