HOOFDSTUK 14
Susanne huiverde in haar trouwjapon. Hoewel buiten de eerste tekenen van de lente al duidelijk waren te bespeuren, was het in de kerk nog klam en kil, zoals het de hele winter het geval was geweest. Ze wenste dat ze ten minste nog een warme stoof had gehad. Zelfs haar voeten in de keurige zwarte schoenen met de zilveren gespen waren koud.
Ze droeg moeders mooiste kap van Brusselse kant, hoewel de rouwtijd nog niet voorbij was. Vader had erop gestaan. Verder was haar bruidstooi natuurlijk sober. Haar trouwschort van changeant-zijde was licht gekreukt omdat ze er steeds aanzat. Weliswaar trouwden alle boerenbruiden in het zwart, maar als sieraden kon ze slechts granaten dragen. Ze droeg moeders halssnoer, dat ze had geërfd, en zilveren spelden met een granaatje erin.
Vlak voor de bruiloft was er nog opschudding ontstaan. Reinderts middelste broer, Adriaan, die al vijf jaar verloofd was en met een bruiloft wachtte tot Reindert was getrouwd, was plotseling door zijn verloofde bedankt. Het meisje had nu een andere vrijer, eentje die niet jarenlang hoefde te wachten om te weten of zijn broer misschien een plaatsje had op de boerderij. In de streek erfde nu eenmaal de jongste zoon de hoeve en het gebeurde wel vaker dat de oudere broers eindeloos moesten wachten met hun eigen bruiloft. Vaak eindigde zo'n lange verloving dan toch nog in een onverwacht huwelijk, omdat er een kind onderweg bleek. Dat was natuurlijk wel een schande, maar dan een waar men wel begrip voor had.
Tijdens de preek - dominee had trouwens weer schitterend gepreekt en was gedreven door een vuur dat hem veel te vaak ontbrak - had Susanne met medelijden aan Adriaan gedacht. Hij was al zevenentwintig en zou nu binnenkort een oude vrijer zijn. Nu Reindert de boerderij overnam en vader en moeder Moerkerken zich terug zouden trekken in het oude zomerhuis dat helemaal opgeknapt was en een haard had gekregen, voelde Adriaan zich te veel op Kreekestein. Maar ze kon niets voor hem doen. Voorlopig zou hij deze zomer als een soort knecht bij hen blijven en daarna zouden ze wel verder zien.
Susanne speelde met de trouwring die om haar vinger blonk. Ze had haar jawoord fluisterend gegeven, want ze had haar echtgenoot niet lief en bedroog hem dus nu al. Haar huwelijksbeloften waren niet gemeend. Ja, ze zou hem dienen en moeten gehoorzamen tot de dood een einde aan de kwelling maakte, dat had ze rustig kunnen beloven. Ze kende haar plicht en zou deze vervullen. Maar liefhebben, nee. Misschien dat er een tijd zou komen dat er kinderen kwamen die de leegte in haar hart zouden opvullen. Misschien lag het alleen aan haar, was ze gewoon niet in staat om lief te hebben.
O, er was zoveel dat ze haar moeder had willen vragen. De afgelopen week had ze haar ontzettend gemist. Ze had graag iets willen weten over de 'huwelijkse plichten'. Ze voelde zich dom en ze was bang. Ze had wel enkele vermoedens, ten slotte woonden ze op een boerderij, maar verder... Ze was bang voor Reindert, bang voor de huwelijksnacht, ze wilde die vreemde man niet als echtgenoot, niet bij zich in de bedstee. Maar de val was dichtgeklapt. Voor het oog van God en de wereld waren ze in de echt verbonden en niets, niets zou haar nog kunnen redden.
Nu had ze toch de halve dienst zitten dromen en piekeren. Reindert straalde en dat kon ze niet uitstaan. Waarom hij wel? Zijn geluk, dat zo duidelijk op zijn gezicht was af te lezen, irriteerde haar. Gunde ze het hem niet? Was ze dan zo slecht? Er lag een frons op haar voorhoofd, een frons die menig toeschouwer in de kerk op dat moment deed denken dat Susanne zo nu en dan toch op haar moeder leek. Susanne wist zich echter op het laatste moment toch te vermannen. Ze likte langs haar lippen en beet erin, waarschijnlijk zag ze bleek omdat ze zich zo ongelukkig voelde. Met enige aarzeling legde ze haar hand op die van Reindert. Samen liepen ze het pad door. De lachende en knikkende gezichten van de dorpelingen vloeiden ineens samen tot een waas. Had ze nu toch tranen in haar ogen? Laat iedereen maar denken dat het tranen waren van geluk. Met moeite dwong ze haar mond tot een glimlach. Zo was het goed. Zo kon vader eer met haar inleggen en dat had hij verdiend. Niemand hoefde te weten hoe ze zich voelde.
De rit naar Maesvreugt was kort. Ze hadden best kunnen lopen, maar vader had erop gestaan dat ze rijtuigen gebruikten. Haar bruiloft moest toch al sober gehouden worden, dus mocht ze best de luxe hebben van een echte trouwstoet. Ze zat samen met Reindert in de sjees van Kreekestein, aan het hoofd. Gelaten nam ze alle felicitaties in ontvangst. Haar hoofd gonsde ervan. Kon ze maar even alleen zijn, een paar ogenblikken maar. Voortaan zou ze zelfs 's nachts niet meer alleen kunnen zijn. O, ze haatte dat.
Haar kaken voelden stijf aan van dat krampachtige glimlachen. Op de deel werden voorbereidingen getroffen voor het bruiloftsmaal. De gasten hadden nu hun koffie en gebak op, de borrelglazen waren tevoorschijn gehaald en de stemming begon te stijgen. Niemand sprak nog over moeder. Zelfs vader lachte de hele dag en Hendrik liep trots met zijn meisje rond. Vader had wel reden om tevreden te zijn.
Plotseling hield Susanne het niet langer uit. Ze moest even alleen zijn. De hele avond zou de drukte nog duren, onder de maaltijd en onder de toneelstukjes daarna, de rit naar Kreekestein, nee, daar wilde ze helemaal nog niet aan denken. Susanne vluchtte naar de pronkkamer, maar vond daar oom Willem uit Dordrecht, die een borrel dronk met grootvader Den Hartigh. Daar kon ze ook niet zijn. In de keuken was het topdrukte, waar moest ze dan heen?
Ten slotte kwam ze in Nellekes opkamertje terecht. Daar zonk Susanne op een stoel neer. En eindelijk kwamen de tranen tevoorschijn die haar de hele dag al hadden gekweld. Zou Nelleke haar gezien hebben, of was het toeval omdat ze iets van haar kamertje moest hebben? In ieder geval kwam ze binnen, ze stond enkele ogenblikken als aan de grond genageld toen ze de ontredderde bruid zag, maar sloot snel de deur achter zich.
'Wat is er aan de hand, liefje?' vroeg ze zacht. Haar liefdevolle gezicht boog zich naar het meisje over.'Wil je erover praten?'
Susanne deed een manmoedige poging zichzelf weer meester te worden. 'Het gaat wel weer.'
Ze produceerde toch een glimlach.
'Blijf zitten. Ik haal even een natte waslap en een glaasje vruchtenwijn. Het is overal zo druk dat het niet opvalt. En anders zeg ik wel dat de drukte mij te veel is geworden.'
'Je bent lief,' zei Susanne nog, maar Nelleke was de deur al doorgeglipt en hoorde haar niet meer. Het huilen was opgehouden, het had haar toch opgelucht. Ze voelde zich niet langer zo tot stikkens toe beklemd, hoewel haar ogen nog brandden.
De waslap was heerlijk koel. Susanne verfriste er haar gezicht mee en drukte keer op keer de koele lap tegen haar ogen. De wijn was lekker, ze had nog niet veel wijn gedronken, maar nu kalmeerde het haar overspannen zenuwen.
'Zo beter?' vroeg Nelleke en ze keek de bruid onderzoekend aan.
'Stukken beter,' beaamde Susanne.
'Het was niet alleen het gemis van je moeder, hè?'
'Nee.'
'Susanne, ik probeer haar altijd zo veel mogelijk te vervangen. Maar als je, zoals jij, in de bruidsdagen bent, zijn er veel dingen die een meisje zich afvraagt. Ik begrijp het wel.'
'Heus?' vroeg ze, terwijl haar lippen nog een beetje natrilden, zodat ze ook het laatste slokje wijn uit het glas nam.
'Natuurlijk. Ben je bang?'
Susanne knikte. 'Dat hoeft niet,' troostte Nelleke. 'Als je van je man houdt is het niet erg.'
Susanne keek van Nelleke weg.
'Ik begrijp het,' zei deze heel zacht, zodat Susanne opnieuw een prop in haar keel kreeg. 'Dan wens ik je veel kracht toe, meisje. Vertrouw op God, dan zal alles toch nog goed komen. Wil je één vraag beantwoorden?' Susanne keek Nelleke eindelijk aan. 'Is het om mij, dat je weggaat?'
Haar verbazing was oprecht. 'Om jou? Maar Nelleke, zo lief als jij bent!'
Nu was het de beurt aan de oudere vrouw om een paar ontroerende tranen over de wangen te laten lopen.
'Moeder wilde dit huwelijk zo graag en vader ook,' legde Susanne uit. 'Er was toch niemand van wie ik kon houden. Ik denk dat ik niet kan liefhebben.' Nu had ze eindelijk haar diepste gedachten onder woorden gebracht.
'Daar hoef je nooit bang voor te zijn.' Nelleke streelde Susannes hand. 'Iemand met zo'n karakter als jij kan beslist liefhebben. Heb wat geduld en een beetje vertrouwen, Susanne. Dan komt alles wel terecht. En als er iets is, wel, Maesvreugt ligt niet zover van Kreekestein vandaan.'
Eindelijk lachte Susanne, en het was niet langer een grimas. De kleine opvoerinkjes waren in een roes aan Susanne voorbijgegaan. De buren waren gekomen om haar geluk te wensen en ze waren op vaders uitnodiging gebleven, zodat het toch nog een vrolijke bruiloft was geworden. Maar slechts het zingen van een psalm, zo nu en dan, had Susanne als prettig beleefd. Dan kwam er een plechtig gevoel over haar en dat paste beter, nu ze de bruid was, dan een gevoel van uitbundigheid. Reindert had zo nu en dan fors in het borrelglas gekeken. Dat verontrustte haar een beetje, maar aan de andere kant hoopte ze dat hij zo dronken zou zijn, dat hij snel in slaap zou vallen. De rit naar Kreekestein kwam angstig snel dichterbij.
Om maar niet langer aan zichzelf te moeten denken en aan alles wat nog komen moest, begon Susanne beter op de bruiloftsgasten te letten. Dat hielp. Dat leidde de gedachten af. Kijk, Dientje zag er vrolijk uit vanavond. Eindelijk. Ze zat bij zwager Adriaan en zelfs deze was weer wat opgevrolijkt. De resten van de maaltijd werden wat later op de avond opnieuw op tafel gezet, bij al dat drinken was het goed om te eten, dan had men er minder last van. En vader was geweldig in zijn element. Waar was hij nu? O daar, hij stond druk met Nelleke te praten in een donker hoekje, waar geen lampen brandden. De olielampen waren eigenlijk onvoldoende om de grote deel helemaal te verlichten. Tot vreugde van de jongelui waren overal schemerige hoekjes te vinden waar men zich een poosje kon terugtrekken om wat te schertsen. Oom Willem was de eerste kerel die in het hooi viel en niet meer wakker was te krijgen. Zijn gesnurk amuseerde de mensen uit Ammekerk. Zo zag je maar dat die deftige man in niets verschilde van gewone boerenmensen.
Susanne zocht naar het flesje reukwater in de prachtig geborduurde beugeltas. Beide waren bruidsgeschenken van tante Martha, die gefluisterd had dat ze op zo'n belangrijke dag ook wel iets mocht krijgen waar ze alleen zelf plezier van had. Nuttige cadeaus waren er toch wel en voor de rest kreeg ze zeker zoals gebruikelijk geld.
Haar uitzetten, kleren en de geschenken waren al naar Kreekestein gebracht. Zelf was ze het laatste vrachtje, dacht ze spottend. Waarover zou vader toch zo heftig met Nelleke praten?
Het meisje noch iemand anders in de overvolle deel had er enig idee van. Andries had na enige borrels moed gevat. Toen hij Nelleke staande had kunnen houden, net toen ze zich in het donkere hoekje bevond, had hij haar brutaalweg bij de arm gegrepen.
'Wat zou je ervan zeggen als er binnenkort nog een bruid op Maesvreugt komt? Zodra de rouw voorbij is?' Ze had hem verkeerd begrepen, want onmiddellijk zochten haar ogen naar Dientje. Toen ze die rustig bezig zag met het bedienen van de gasten keek ze Andries weer aan.
'Ik bedoel jou, ja.' Hij zei het heel zacht en hij keek plotseling ernstig.
'Begin daar nu weer niet over.'
'Begrijp je het dan niet, Nelleke? Het is niet alleen om het verleden.'
'Het verleden is voorbij,' zei ze nadrukkelijk. 'Je hebt altijd goed voor me gezorgd.'
'Jij was er ook altijd als ik je nodig had. Je bent er nog steeds.' Zijn stem klonk nu heftiger. Na de geneugten van het feest was zijn beheersing minder groot dan anders.
'Dat is toch voldoende,' probeerde Nelleke te kalmeren.
'Nee, dat is het niet. Toe, Nelleke, hoe ziet onze toekomst eruit? Binnen enkele jaren zal Maesvreugt in Hendriks handen overgaan, Wat moet er dan van ons worden? Word ik dan een zielenpoot die bij genade van zijn schoondochter in een kamertje mag wonen? Het opkamertje waarschijnlijk. En jij dan? Dan ben je hier niet langer nodig. Ga je dan terug naar dat krot? Naaien tot je ogen zo slecht zijn dat je geen steek meer van de andere kunt onderscheiden en tot je ziek en arm aan de kerk komt?'
'Ik heb Dientje.'
'Zelfs jij zult haar geen toekomst toewensen waarin ze alleen voor haar oude moeder te zorgen heeft.'
'Nee, nee.'
'Weet je wat het is? Je wilt de werkelijkheid niet onder ogen zien.'
'Stil toch, Andries.'
'Ja,' hij kalmeerde onmiddellijk toen hij haar bezorgde blik zag. 'Toch is het de waarheid, Nelleke. We worden oud. We zijn op leeftijd, al voelen we ons nog jong. Maar mijn gevoelens voor jou zijn eeuwig jong.'
'Ik wil alles voor je doen, Andries. Maar Magda heeft haar rechten en die zal ik nooit met voeten treden.'
'Magda is heengegaan. We hebben haar nooit bedrogen.'
'Laat het dan zo blijven,' drong Nelleke aan.
'Goed dan,' zuchtte hij ten slotte. 'Ik kan het ook niet helpen, ik zou alles voor je willen doen.'
'Dat weet ik,' zei ze mild. 'Zo is het omgekeerd ook.'
Hij deed een stap dichter naar haar toe. Zijn ogen waren heel dichtbij, maar ze ontweek ze niet. 'Zou je me wegsturen, als ik vannacht naar je kamertje kwam?'
Ze wilde ja zeggen, maar meer nog wilde ze eerlijk zijn. 'Heb ik je ooit weggestuurd?' stelde ze daarom een tegenvraag.
'Hoe hebben we het volgehouden, meer dan twintig jaar, om ons altijd te beheersen en niemand onrecht te doen. Misschien hebben we het grootste onrecht wel onszelf aangedaan.'
Toen stapte hij eindelijk van haar weg. Nelleke volgde hem nog een hele tijd met de ogen. Toen zuchtte ze diep. Ze hoopte dat hij zou komen. Hij had gelijk. Ze waren onmenselijk sterk geweest. Misschien mochten ze op hun oude dag zo nu en dan aan hun zwakheid toegeven. Ze zouden er niet langer iemand mee kwetsen. Maar trouwen? Nooit.
Eindelijk was het moment van vertrek aangebroken. Reindert hielp haar in de ingespannen sjees, er werd met rijst gestrooid opdat ze vruchtbaar zou blijken, en oom Willem, die na een sterke kop koffie weer uit het hooi was gekomen, had naar stadse gewoonte oude schoenen achter het rijtuig gebonden. Er stonden meer rijtuigen ingespannen. Vader en moeder Moerkerken en Adriaan zouden achter hen aanrijden. Wat stond Adriaan nog met Dientje te smoezen? Vader stond naast Nelleke en na haar troost in het opkamertje vond Susanne dat helemaal niet erg en hinderde de gedachte haar niet, dat moeder daar eigenlijk had moeten staan.
Reindert was naast haar komen zitten en pakte de teugels op. Met droge, doch brandende ogen keek Susanne naar Maesvreugt. Het donkere silhouet in de voorjaarsnacht, de kreek erachter, de linden die bescherming leken te bieden. Alle vensters waren verlicht, want overal waren nog mensen en sommige gasten waren bezig zich gereed te maken voor de nacht. Nu verliet ze Maesvreugt voorgoed.
Natuurlijk zou ze er vaak terugkomen, maar dat was toch anders. Dan was het haar thuis niet meer. Ze hoorde voortaan bij Reindert.
Haar wangen gloeiden, want ze had nog een paar glaasjes vruchtenwijn gedronken. Voor het eerst begreep ze iets van die vreemde behoefte van de mannen om zich altijd moed in te willen drinken.
Er kwam beweging in de sjees. De paardenhoeven klonken hol op het bruggetje. Nu reed ze het erf af. Maesvreugt... Haar jeugd was voorbij. Aarzelend hief Susanne haar hand op. Vader, Nelleke, Dientje, Hendrik en zelfs de slaperige Jacoba, allen wuifden ze terug. Toen draaide ze zich om. Het was voorbij. Haar ogen hield ze strak op de weg gericht, die door de brandende kaarsen in de koetslantaarns nauwelijks werd verlicht, maar de dieren wisten hun weg toch wel te vinden. Ze briesten in de koude van de nacht, er kwam damp uit hun neusgaten. Ze hoopte dat ze straks een extra portie haver zouden krijgen.
De rit naar Kreekestein duurde niet langer dan een kwartier. Over het grind, achter hen, ratelden de wielen van het tweede rijtuig, dat ze van Maesvreugt hadden geleend. Reindert zweeg, net als zijzelf. Ze spraken geen woord, de hele thuisrit lang. Ten slotte draaiden ze het vreemde erf van Kreekestein op. Waarom leek het zo vreemd? Ze was hier toch vaak genoeg geweest?
'Ziezo. Eindelijk ben je thuis, Susanne.'
Was ze dat? Ze liet zich uit het rijtuig helpen en wenste welterusten aan haar schoonouders, die naar het zomerhuis gingen. Voor hen zou de nacht ook wel onwennig zijn, in hun nieuwe huis.
Adriaan zorgde voor de paarden en Reindert geleidde haar naar de voordeur. 'Deze keer moet je door de voordeur naar binnen.' Zijn gezicht had weer die plechtig-verrukte uitdrukking die er vanmiddag in de kerk ook op had gelegen. Susanne zuchtte en besloot dat alles maar moest komen zoals het kwam.
Haar nachtpon en slaapmuts lagen al klaar. Ze draalde toen ze zich moest klaarmaken. Gelukkig had Reindert haar alleen gelaten. Ze had zich beslist erg ongemakkelijk gevoeld als hij haar nu al in ontklede staat had willen zien. Toen ze klaar was glipte ze onder de dikke doorgestikte deken, omdat ze zijn voetstappen hoorde. Met de lakens opgetrokken tot het puntje van haar neus keek ze de vreemde pronkkamer rond. Het was hier even voornaam als op Maesvreugt, dat wel, maar het was nu eenmaal Maesvreugt niet.
Reindert leek evengoed met zijn figuur verlegen, dat vertederde haar een beetje. Haastig legde hij zijn nette zwartlakense bruidegomspak over een stoel, zijn kousen, zijn hemd. Ook zijn nachthemd wachtte al. Meteen blies hij de kaars in de kandelaber uit. De bedstee kraakte.
Wat was het benauwd, zo dicht tegen elkaar aan te liggen. Ze voelde zijn lijf over de hele lengte tegen het hare. Een tijdje bleef het stil, haar ogen wenden wat aan het donker, maar toen ging Reindert weer zitten. Hij trok de deurtjes van de bedstee bijna geheel dicht. 'Ziezo. Dan hebben we geen last van de tocht.'
Weer bleef het stil, tot ze zijn aarzelende handen voelde, die haar in zijn armen trokken. Onwillig liet ze hem begaan. Nu zou het komen, die raadselachtige huwelijkse plichten. Eindelijk zou ook dat laatste geheim haar worden geopenbaard. Reinderts mond vond de hare, ondanks de duisternis. Ze schrok toen hij zijn handen onder haar nachtpon stak en naar haar borst tastte. Was het dat? Nee, maar, dat hij haar zo intiem aanraakte, Susanne moest zich verbijten om hem niet weg te duwen. Huwelijkse plichten!
'Susanne,' hijgde Reindert. Ze hoefde zijn gezicht niet te zien om te weten dat hij opgewonden was. Gelukkig liet hij haar borst nu met rust. Ze zocht naar de koordjes, om het hemd goed dicht te doen.
Lieve help, was Reindert dan gek geworden? Wat deed hij nu? Susanne verstrakte. En terwijl de tranen langzaam uit haar ogen drupten werd het haar eindelijk duidelijk wat 'huwelijkse plichten' waren.