HOOFDSTUK 4

 

'Een iets oudere man geeft je leiding, geeft je steun. Daar heb je houvast aan.' Vaders gezicht stond op storm en zijn stem was onverzoenlijk. Het mankeerde er nog maar aan, dat hij niet met zijn vuist op tafel sloeg, dacht Sabina, terwijl ze zich dieper over haar breiwerk boog.

'Ik wil niet met Hendrik trouwen.'

Hoe vaak had ze die woorden de afgelopen maanden al herhaald? Desondanks bleef vader aandringen. Hij had zich dat huwelijk in zijn hoofd gezet en niets, maar dan ook niets zou hem daarvan af kunnen brengen. Sabina was bang.

Zodra de rouwtijd voorbij was, begon vader erover. Niet vriendelijk, zoals vroeger, maar doordringend en elke dag opnieuw. Sabina's weerstand maakte hem razend en halsstarrig. Hij vond het een bezoeking een weerspannige dochter te hebben, dat liet hij elke dag opnieuw duidelijk weten.

Als hij nu een slecht huwelijk voor haar in gedachten had, zou hij het nog kunnen begrijpen, maar een man als Hendrik en een boerderij als Maesvreugt... En dan begon de hele tirade weer van voren af aan.

Sabina vreesde dat ze niet lang meer tegen de druk opgewassen zou zijn. Als haar moeder nog had geleefd, had ze tenminste enige steun kunnen verwachten. Moeder dacht ook aan andere dingen dan geld en goed. Naar haar had vader zeker willen luisteren, als ze naar voren had gebracht dat Hendrik te veel dronk en dat er in het dorp wel werd gefluisterd dat hij zijn eerste vrouw soms had geslagen. Als Sabina iets dergelijks zei, lachte hij haar uit en zei dat ze niet naar oudewijvenpraat moest luisteren. Bovendien had vader één keer geantwoord, dat het gezinshoofd het recht had zijn vrouw te kastijden, en dat ze zeker niet anders had verdiend. Toen was Sabina werkelijk wanhopig geworden.

De enige die zo nu en dan nog voor haar opkwam was Sanne, maar wat vermocht een kind van vijftien? Geertje zweeg en ook daarover was Sabina diep teleurgesteld. Een enkele keer dacht ze dat Geertje het alleen maar prettig zou vinden als zijzelf trouwde en wegging van Poelwijck, zodat ze dan geheel de taak van de boerin op zich kon nemen. Even later haatte ze zichzelf dan weer om de gedachte, hoewel ze duidelijker dan vroeger besefte dat Geertje van hen allen het meest op vader leek.

Ze knikte stilletjes, toen Geertje zwijgend de koffiepot boven haar kopje hield en haar aankeek. Ze vertrouwde op dat moment haar eigen stem niet en de hele sfeer op Poelwijck dreigde haar te verstikken. Ze had zelfs geen echte vriendin met wie ze over haar problemen praten kon. Zoals steeds de laatste maanden, als ze zich net zo wanhopig voelde als nu, dacht ze aan die ontmoeting op het ijs. Dat was al meer dan drie maanden geleden, maar ze was het nog niet vergeten. Het ijs was allang gesmolten en het voorjaar was gekomen; de natuur bloeide en groeide. Ze waren op Poelwijck niet meer in de rouw. De zomer was in aantocht. Buiten vlogen de zwaluwen af en aan naar hun nesten in de schuren. Overal was nieuw leven te bespeuren. Maar vanbinnen was het bij Sabina koud en kil.

Gelukkig kwam net Krijn binnen toen vader weer wat wilde zeggen. Sabina haalde opgelucht adem, want nu was zij niet langer het mikpunt van vaders ontevredenheid. Hij zorgde er wel voor dat niets van de onenigheid op Poelwijck buiten de muren van het huis kwam. Je weet toch, dat door het gebruik van mangelwortels en knollen de boter een scherpe smaak krijgt,' sprak vader met luide stem tegen de arme knecht, die met deemoedig gebogen hoofd voor zijn baas stond en zenuwachtig zijn pet in zijn handen ronddraaide. Arme Krijn. Ook hij durfde niets te zeggen en hij was nog wel een man van vijfendertig.

Je moet de kopeinden van de knollen snijden en de worteleinden ook. Ik zal voortaan beter op moeten letten.'

Het zal niet meer gebeuren, baas.'

Luiheid, dat is het. Met verspilling heeft het niets te maken, want het jongvee en de ossen lusten kop- en worteleinden even graag als het beste deel van de wortels. Het is alleen maar gemakzucht, alle koeien hetzelfde vreten te geven. Het is de laatste dagen gelukkig warmer geworden. Als het gras goed doorgroeit en de weilanden niet drassig meer zijn, kan het vee snel naar buiten.'

'Het voer is haast op,' waagde Krijn op te merken. Hij sukkelde de laatste weken een beetje met zijn gezondheid. Hij was verkouden en had koorts, zijn gemakzucht had niets met luiheid te maken, wist Sabina, maar vader luisterde niet naar dergelijke onbenulligheden. Een man moest zijn werk doen en daarmee basta. Anders nam hij wel een andere knecht. Dat wist Krijn en daarom probeerde hij zijn werk te doen als altijd, hoewel hij er eigenlijk niet toe in staat was.

Omdat haar vader niet langer op haar lette, sloop Sabina de keuken uit. Eenmaal buiten liep ze naar de dijk, klauterde naar boven en zocht aan de andere kant een plekje in het gras waar ze over het water kon kijken. Dat deed ze wel vaker nu het warmer werd. Daar kwam ze van tot rust.

Zoals zo vaak dacht ze aan de mogelijkheid om Maarten nogmaals te ontmoeten. Soms leek het al zo lang geleden dat ze hem had gezien, dat ze eraan twijfelde of haar herinnering wel juist was. Bestonden er wel jonge mensen die zo aardig en begripvol waren als hij? Kon ze maar een aannemelijke reden bedenken om een bezoek te brengen aan nicht Saar, maar ze wist er geen. En vader hield haar met argusogen in de gaten. Soms kon hij dreigend vragen of er soms een ander was, maar dan kon ze naar eer en geweten antwoorden dat dat niet zo was. Zo was het toch?

Ze dacht wel veel aan Maarten, maar hem echt kennen, dat deed ze niet. Ze hadden elkaar slechts eenmaal ontmoet, hooguit een uurtje met elkaar gepraat, meer niet. Daar zou niemand waarde aan hechten. Dat deed ze zelf ook niet. Maar waarom kon ze hem dan niet vergeten? Als ze nu eens met zo'n man zou moeten trouwen, dan had ze graag gewild. Nu was haar afkeer voor Hendrik buiten alle proporties gegroeid; hoe meer vader aandrong, hoe erger dat werd.

Sabina staarde met haar hoofd in haar handen over het water. Ze had die dingen al zo vaak overdacht, maar nooit was er een oplossing gekomen. Ze was bang, omdat ze niet zag hoe ze aan dat akelige huwelijk kon ontsnappen. Vader had gelijk als hij zei dat ze jaren geleden al getrouwd had kunnen zijn. Haar vroegere vriendinnen hadden kinderen en ze zag hen niet veel meer. En alleen blijven wilde ze toch ook niet. Sabina zuchtte. Ze kwam er niet uit. Ze moest proberen de beslissing nog wat uit te stellen. Misschien, heel misschien zou ze Maarten dan nog eens ontmoeten en dan zou ze wel begrijpen dat ze zich aan een hersenschim had vastgeklampt. Dan zou het niet langer zo moeilijk zijn.

 

De volgende middag nam ze de enige uitvlucht te baat die ze nog had, om even van de boerderij weg te komen. Onder het eten, toen vader beter gemutst bleek dan de dag tevoren, zei ze: 'Ik ga straks even bij tante Catharina langs.'

Tante was juist bezig de strozakken in de bedstee te keren. Toen ze zag dat Sabina was binnengekomen, zette ze haastig haar doordeweekse gehaakte mutsje recht. Deze witte kapjes, tante was heel handig in het haken ervan, hadden van achteren een plooisel en de banden waren onder de kin vastgestrikt. Zodra de muts weer naar behoren zat, keerde haar glimlach terug. 'Ik heb de bel niet gehoord. Ben je niet door de winkel gekomen?'

'Nee, ik liep achterom, want opoe Kruithof stond voor de winkel te praten met de buurvrouw.'

'Ik begrijp het.' Tante lachte opnieuw. Er waren er meer dan alleen Sabina, die de leden van de Daatjeskerk ontliepen. Niet omdat ze de mensen niet mochten, maar om aan hun eeuwige gepreek te ontkomen. Gelukkig behoorden er niet veel dorpelingen tot die kerk, waarvan de leden altijd zwarte kleding droegen als teken van rouw over hun zonden. De mannen droegen daartoe een zwarte rozet op de pet. Over opoe Kruithof ging het verhaal over het jochie, dat eens op straat zijn vingertjes had gebrand omdat het met zwavelstokjes speelde. Ze had het kind gevraagd: 'Heb je je vingertjes gebrand? Zo is het ook in de hel, maar daar is het voor altijd.' Sabina vertelde tante waar ze aan moest denken.

'Opoe dreigt graag met de hel.'

'Die zijn er meer,' meesmuilde Sabina. 'Heeft u tijd, tante, om een kopje koffie met me te drinken?'

'Voor jou altijd, kindlief. Ik zie je veel te weinig tegenwoordig. Weet je niet dat ik je mis?'

Als vader het maar goed vond, dan kwam ik al te graag wat vaker,' antwoordde Sabina, zonder haar spijt onder stoelen of banken te steken.

'Ik begrijp het niet,' zei tante. 'Ik kan je hulp zo goed gebruiken. Dat je thuis moet blijven om je moeders plaats in te nemen is lariekoek. Geertje kan het best aan met Sanne en de meid.'

'Sanne mag ook niet meer naar de naaischool. Vader vindt dat ze genoeg heeft geleerd.'

'Jij moest er destijds ook mee stoppen, weet je nog?'

'En nu heeft hij zich in het hoofd gezet dat ik moet trouwen,'zuchtte Sabina met een somber gezicht.

'Nu ja, dat is niet anders te verwachten.' Tante haalde er haar schouders over op.

'Ik weet wat u zeggen wilt. Ik heb de leeftijd, enzovoorts. Dat heb ik allemaal al zo vaak gehoord. Dat is het probleem niet.'

'Wie moet het worden?'

'Vader wil dat ik met Hendrik van Bressij trouw.'

'Dus toch! Ja, daarover praat men in het dorp.'

'Ik kan het echt niet.'

'Waarom dan niet, meisje?'

'Tante, begrijpt u dat niet? Zo gaat het thuis de lieve ganse dag en juist daaraan wilde ik een uurtje ontsnappen. Ik kan er niet meer tegenop.'

'Arm kind. Je bent op van de zenuwen. Hè, verdraaid.' De winkelbel rinkelde en tante moest naar voren. 'Zo gaat het altijd. Er komt altijd iemand als het je even niet uit komt.'

'Maakt u maar koffie, dan help ik de klant wel. Is het meisje vrij?'

'Graag. Nu jij me niet meer helpt, wordt het me soms wat te veel. De kleine bedoelt het wel goed, maar ze kan nog niet veel. Ze is pas twaalf en moet nog veel leren.'

'Misschien vindt vader het goed als Sanne zo nu en dan eens komt,' opperde Sabina.

'O, nee. Ik ken Daniël. Wat die in zijn hoofd heeft, laat hij nergens anders schieten. Ga maar.'

Eerst zag ze niet wie er over het kamgaren gebogen stond, maar toen de gestalte zich omdraaide, kregen beide vrouwen een schokje.

'Nee, maar.' De oude vrouw was de eerste die sprak. 'Als dat onze Sabina niet is.'

Het meisje ergerde zich aan dat 'onze', maar de oude dame was zo'n lieverd dat ze er niets van zei.

'U bent wel de laatste die ik hier had verwacht,' hakkelde ze.

'Waarom?' Nelleke van Bressij haalde de borstelig geworden wenkbrauwen op. Haar mond bleef echter vriendelijk glimlachen.

'Och...' Sabina aarzelde. Ze had er nooit zo over nagedacht, maar bij wie zou ze haar hart beter kunnen uitstorten dan juist bij deze vrouw? Als iemand haar begrijpen zou, moest zij het zijn. Ze voelde hoe haar hart ineens begon te bonzen. Vrouw van Bressij was in vroeger jaren de huishoudster van Maesvreugt geweest, en kort na Hendriks eerste huwelijk was ze met diens vader Andries getrouwd, omdat de mensen kletsten. Van haar werd verteld dat ze Hendrik net zo min mocht als Sabina zelf, ja, het was nog sterker. De oude Andries lag regelmatig met zijn zoon overhoop. De oude mensen woonden in een voornaam huis aan de Voorstraat, even voor tantes winkel. De oude man ging nog regelmatig helpen op de boerderij, die hij zoveel jaren had bestuurd.

'Heeft... heeft u haast?' aarzelde Sabina.

'Kindje, er is toch niets mis?' Wat een lieve, bezorgde blik in die zachte blauwe ogen.

'Nee, nee, ja toch wel. Ik zou graag even met u praten. Tante maakt koffie. Wilt u niet even meekomen naar achteren?'

'Dat spreekt.'

Sabina wees het oude vrouwtje, geheel onnodig overigens, de weg. Tante keek bevreemd op, toen ze zag wie er binnenkwam, maar niettemin heette ze de bezoekster hartelijk welkom.

'Ook een bakje?' bood ze aan. 'Wil je met haar praten? Alleen?' kwam er in een adem achteraan.

'U mag er best bij zijn. We hadden het er immers net over.'

'O, het huwelijk.'

Pientere Nelleke knikte. 'Ik heb er Hendrik al over gehoord. Hij wil hertrouwen.'

'Ja, met mij,' antwoordde Sabina bedrukt.

'Zo te zien vind je het maar niks.'

'Ik wil niet, echt niet. Ik vecht er al drie, vier maanden tegen, maar vader zet zijn zin door.'

Dat is dom.'Ja, Nelleke was een kras oud vrouwtje.

Ik ben bang voor Hendrik en ik mag hem helemaal niet.'

Zeg dat dan tegen je vader.'

'Dat heb ik gedaan. Tot vervelens toe.'

'Waarom luistert hij dan niet naar je?'

'Omdat hij het met Hendrik eens is. Het is de beste partij die ik kan doen.'

'Ja, dat huwelijk is net wat voor mijn stiefzoon. Op Poelwijck zijn geen zoons, dat weet hij maar al te goed. En hij heeft Andries al, die over een paar jaar misschien wil trouwen. Hendrik is niet zoals zijn vader, die er genoegen mee neemt in het dorp te wonen en alleen nog op Maesvreugt komt om zijn zoon te helpen. Hij heeft er verdriet genoeg van, zoals het daar toegaat. Nee, als Hendrik met jou trouwt, kan hij in het uiterste geval naar Poelwijck gaan en daar boeren, tot jullie een zoon hebben die volwassen is. Tegen die tijd is hij zo oud dat hij niet anders meer kan. Zo stelt hij zich dat zeker voor.'

'Heus?' Zelfs tante leek wat te zijn geschrokken.

'Ze zijn als een open boek voor me, alle van Bressijs.'

'Vader is sterker23 dan ik.'

'Dat moet je niet zeggen.'

'Ik mis mijn moeder zo in deze tijd. Zij zou het voor me hebben opgenomen.'

'Misschien, maar ten slotte zou ze naar je vader hebben geluisterd,' mengde tante zich in het gesprek. 'Daniël heeft nooit veel rekening met haar gehouden.'

'Precies,' knikte Nelleke. 'Zoals het met Andries en mij is, was, zo is het zelden. Maar zo en niet anders moet het zijn.'

'Ze zeggen ook dat Hendrik zijn vrouw sloeg,' hakkelde Sabina.

'Och, ze zeggen zoveel. Ik ben er nooit bij geweest, maar ik sluit het ook niet uit. Als hij te veel gedronken heeft is hij voor geen rede vatbaar.'

'Dat schijnt nogal eens voor te komen,' bromde tante. 'Stel als voorwaarde voor je huwelijk dat hij lid wordt van een geheelonthoudersvereniging, als je niet anders kunt dan toestemmen, Sabina.'

Een flauwe lach kwam om de lippen van het meisje. 'Gelooft u dat zelf?'

'Lieve kind, je kunt altijd bij mij komen, als het je te veel wordt. Vergeet dat niet.' Tante legde haar hand over die van Sabina. Troostend. Waarom troostend?

'Gelooft u ook niet meer, tante, dat ik aan dat huwelijk ontkomen kan?'

De ogen van de oudere vrouw werden heel zacht. 'Je bent net als je moeder, Bientje.' En daarmee was wat haar betreft alles gezegd.

'Onzin. Het meisje moet niet trouwen als ze er zo'n afkeer van heeft.' Vrouw Van Bressij snoof verontwaardigd. Je vader kan je immers niet naar het altaar slepen.'

'Er zijn meer manieren, sluipender wegen, om iemand tot iets te dwingen,' zuchtte Sabina. 'Geloof me, daar heb ik al een hele tijd mee te maken. En ik weet niet, of ik er nog lang tegen zal kunnen het vol te houden.'

'Hendrik is mijn stiefzoon, maar als, als je met hem trouwt, krijg je het niet gemakkelijk, mijn kind. Hou je soms van een ander?'

'Nee. Als dat zo was, zou het gemakkelijker zijn om vol te houden. Nu is het op Poelwijck net zoals ik denk dat het op Maesvreugt zal zijn. Het is allebei akelig.

'Vroeger heerste er op Maesvreugt vrede en geluk,' mijmerde het oude vrouwtje.

'Dan toch niet nadat jij er bent gekomen. De eerste vrouw van Andries was hard. Hendrik lijkt sprekend op haar in zijn doen en laten. Magda was net zo gierig als haar zoon.'

'Ja, zijn uiterlijk heeft hij voornamelijk van Andries, maar zijn innerlijk is inderdaad dat van Magda. Sabina, wees standvastig. Ik kan niets voor je doen, maar ik beloof je dit: je mag altijd bij me komen om te praten. Ik kan niet naar je vader gaan om hem voor Hendrik te waarschuwen.'

'Dat weet ik en dat zou ik ook niet willen.'

'Vergeet niet, dat ik me geen betere schoondochter zou kunnen voorstellen dan jou.'

En daar moest Sabina het mee doen. Toen ze een halfuurtje later tante gedag had gezegd en in de drukke straat stond, had ze het gevoel dat het donkere web nog dichter om haar heen was getrokken. Er waren genoeg mensen die haar wilden helpen, maar niemand, niemand was er werkelijk toe in staat. Weer scheen het huwelijk onontkoombaar een stukje dichterbij te zijn gekomen. Ze voelde een brok in haar keel. Veel lust om direct naar Poelwijck te lopen had ze niet. Maar waar kon ze anders heengaan? Nergens, nergens was immers een oplossing te vinden?

Een paar meisjes speelden vlak naast de winkel kaasjewegen. Ze stonden ruggelings met de armen in elkaar gehaakt en tilden elkaar beurtelings met de voeten van de grond. Waar was de tijd gebleven dat ze zelf onbezorgd had gespeeld met haar zusjes? Kom, Sabina, die tijd is voor altijd voorbij.

Met lood in haar klompen liep Sabina naar de dijk. Zelfs het altijd rustig kabbelende water van de Binnenmaas bracht haar vandaag geen vrede.

Helemaal in gedachten verzonken wendde ze haar schreden ten slotte naar Poelwijck.

 

'Als je twee kruintjes hebt, ben je met de helm geboren,' beweerde Trijnie.

'Nu, Sabina is met de helm geboren en heeft er toch echt maar één,' lachte Geertje. Ze waren in de hof en plukten de eerste aardbeien. Sabina luisterde naar hun vrolijk gepraat, terwijl ze op enige afstand het groentebed wiedde en zo nu en dan een framboos in haar mond stak. Het was Pinksteren geweest en het ging al snel naar Sint Jan. Het lekkere weer duurde voort.

'Zeg Sabina, weet je echt van tevoren wie er in Ammekerk gaat sterven?'

'Nee, hoor,' stelde ze Trijnie gerust.

'Dat dacht ik.'

'Er is met mij niets bijzonders aan de hand.'

'Dus je bent niet als vrouw Moerkerken?'

'Dat zijn immers ook maar praatjes.'

'Als je in de toekomst wilt zien, moet je bij zo iemand over de linkerschouder kijken, zegt m'n moeder. Dan kun je het ook zien.'

'Onzin.'

Zelfs Geertje schudde haar hoofd en lachte toen opgewekt. Geertje was de laatste tijd vaak opgewekt, besefte Sabina. Het was niet prettig te weten dat je eigen zuster je zo graag weg wilde hebben.

'In Westmaas woont een vrouw van wie vaststaat dat ze kan heksen,' ging Trijnie onverdroten verder. 'Als 's avonds de schemering valt komen haar klompen vanuit de klompenloods vanzelf haar huisje binnenwandelen. D'r buurvrouw heeft het met eigen ogen gezien. Als je haar huisje voorbijgaat, moet je je duimen in je gesloten vuisten klemmen, dan kan ze je geen kwaad doen.'

'Klem je je duimen ook in je vuisten als ik voorbijkom?' spotte Sabina. Trijnies verhalen maakten haar doorgaans aan het lachen, want er werd zo'n onzin beweerd. Al werd je soms bang als je je realiseerde hoeveel mensen werkelijk nog in toverij geloofden. Ja, ze verdachten ook haar. Door die geschiedenis met Dana vreesde ze, dat ze een stempel had gekregen dat ze haar leven lang mee zou moeten dragen.

Eindelijk gingen de twee bij het aardbeienbed op iets anders over. 'Heb je al gehoord wat ze bij Kruithof op zijn schuur hebben geschilderd?' vroeg Trijnie.

Sabina lachte in zichzelf, want ze was juist nog die morgen naar het dorp geweest om tante, die te bed lag met een hevige bloedneus, wat te helpen. Ze had iemand naar Poelwijck gestuurd om Sabina te halen, maar na de middag was ze weer zover opgeknapt dat ze toch was opgestaan.

'Jij hebt het zeker in de winkel gehoord?' vroeg Geertje een beetje jaloers.

'Het is heerlijk om in een winkel te werken, dan hoor je nog eens wat,' vond ook Trijnie.

'Wat stond er dan?' drong Geertje aan.

'Luister.' Trijnie trok een plechtig gezicht. 'Er staat: 't Is heel de zondag Here Here, maar op maandag stelen ze je peren.'

De meisjes lachten tot ze niet meer konden. Sabina moest vanzelf meedoen. Ze lachte nog zo zelden tegenwoordig. Vader hield in de verte toezicht op het hooien en het was zo heerlijk rustig als hij weg was. Dan stuurde ze Geertje met de koffie naar het land en hoefde ze hem een hele dag niet te zien.

'Wie heeft het gedaan?' grinnikte Geertje, toen ze eindelijk uitgelachen waren.

'Het mooiste komt nog,' gniffelde Sabina. 'Had je dat nog niet gehoord, Trijnie? Hij moet er zijn buurman wel van verdenken, want vanmorgen vroeg stond er op diens schuur te lezen: 'Deze schuur is opgericht, van dunne melk en slecht gewicht'.'

Trijnie moest erbij gaan zitten en kreeg tranen in haar ogen van het lachen. Zelfs Geertje schaterde het uit, heel even was ze weer het zusje van vroeger.

'Wel, wel, wat een plezier. Mag ik ook meedoen?'

Waar kwam vader zo plotseling vandaan? Meteen was Sabina's plezier over.

'U bent vroeg.

'Ja. We moesten maar bijtijds eten. Ik ga vanavond nog even weg.'

Waarheen? U gaat anders toch altijd op zaterdag naar de scheerwinkel?'

Ik ga naar Maesvreugt.'

Sabina schrok. 'Waarom?' vroeg ze, met een opstandige trek op haar gezicht, die de anderen onmiddellijk herkenden. Trijnie en Geertje werkten nu ijverig door.

'Eens rondkijken.'

'Vader, alsjeblieft.'

'Zeur niet, meisje. We hebben er nu lang genoeg over getwist. Het verzoek om te komen kwam van Hendrik zelf. Ook hij begint ongeduldig te worden.'

'Maar...'

'Mond houden. Er is nu genoeg gepraat en geaarzeld. Het wordt tijd dat je je bewust wordt dat je een volwassen vrouw bent, met alle plichten die daarbij horen.' Met een boos gezicht beende hij weer weg.

Woedend smeet Sabina haar schoffel van zich af. Nooit, siste ze in zichzelf. Nooit van m'n leven.

Geertje en Trijnie werkten stug verder. Ze leken haar niet op te merken. Sabina voelde hoe haar ogen zich met tranen vulden.

Maarten, dacht ze. Heb ik je ooit echt ontmoet? Of ben je maar een droombeeld, een onbereikbaar ideaal?

Ze liep weg van de andere twee, naar binnen toe, maar daar was vader en kon ze ook niet uithuilen. De stal dan maar. Ergens was toch wel hulp voor haar?

Natuurlijk was er niemand. Er was geen mens in heel Ammekerk die zo alleen was als zij. Sabina liep naar de Vlugge, het enige paard op stal, omdat het kreupel was. Ze sloeg haar armen om de hals van het dier en legde haar betraande wang tegen zijn glanzende vel.

'Jij bent nog de enige, Vlugge,' snikte ze. 'Wat moet ik toch doen?'

Het paard snuffelde vriendelijk in haar hals en hapte naar haar muts. 'Och, rare,' zei Sabina, terwijl ze met de rug van haar hand de tranen uit haar ogen veegde. 'Niemand helpt me. Niemand weet, hoe ik nog geholpen kan worden. Jij bent ook maar een stom beest. Ja, je bent lief.' Ze aaide de fluwelen neus. Het huilen had haar toch opgelucht. Er was een kalm gevoel over haar gekomen. Ze wist hoe haar moeder dat gevoel zou hebben genoemd. Berusting.

Ze had gedaan wat ze kon. Maar als er geen andere mogelijkheid was, zou ze ten slotte het onvermijdelijke moeten aanvaarden.