HOOFDSTUK 4

 

Het was moeilijk om Barend te ontlopen, de weken die op Koninginnedag volgden, maar Suus deed haar uiterste best. Ze zocht zijn boerderij alleen op als ze er zeker van was dat hij ergens op de akkers bezig was en niet in staat om bij de arbeiders weg te gaan. Barend werkte zelf mee, omdat hij zich geen vaste knecht kon veroorloven. Wist Suus niet zeker of Barend thuis was, dan bedacht ze een smoes en moest Mineke naar de buren.

Een paar maal probeerde Barend haar alleen te spreken te krijgen: op haar verjaardag in september, en ook later, maar Suus wendde al haar behendigheid aan om dat te voorkomen. Al haar wilskracht ook, want hoezeer ze zich teleurgesteld voelde in haar eerste liefde, ze had nog steeds verwarrende gevoelens als hij haar aankeek. Een enkele keer, als ze heel, heel eerlijk was, moest ze toegeven dat ze nog steeds verliefd op hem was. Dan was het net, of dat vervelende voorval niet was gebeurd en moest ze ondanks alles aan zijn warme kus denken.

Doch ze stamde niet voor niets uit een trots boerengeslacht, dat nu al vele, vele generaties lang op de statige hoeve woonde en vader had verteld dat de familie daarvoor uit Dordrecht stamde, uit een werkelijk deftig geslacht. Maar eens had een jongere zoon van de familie zich blijvend op Maesvreugt gevestigd en daarmee was de reeks boeren begonnen die Maesvreugt had gemaakt tot de hoeve die het nu was. De trots van het oude geslacht lag ook in Suus' binnenste gesloten. Ze was er in die weken blij om.

Niemand had haar gevoelens voor de charmante buurman geraden. Ze had haar familie niet te schande gemaakt. Ze kon het hoofd fier opgeheven houden en iedereen in de ogen zien. Zelfs Bep Hagoort, die eindelijk iets leek aan te sterken en bijna geheel geen bloed meer opgaf. Daar was Suus erg blij om. Ze wilde dat Bep in leven bleef. Ze wilde niet dat Barend vrij voor haar zou komen te staan. Ze had schuldgevoelens, omdat ze zich door hem had laten kussen. Schuldgevoelens ook om de gedachten die ze om hem heen geweven had. Wie beweerde dat je jeugd de gelukkigste tijd van je leven was? Het was zeker al erg lang geleden dat je jong was, als je zoiets zei. Misschien was je dan de pijn vergeten?

Eind september begon een langdurige regenperiode. Nu kwamen de mensen niet meer zo vaak buiten als in de zomertijd en Suus was er blij om. Dan hoefde ze Barend niet te zien. Als de buren kwamen kortavonden zou zijn vrouw erbij zijn. Dan zou ze naast Bep gaan zitten en allerhartelijkst met haar praten. Ze zou zich niet laten kennen! Zij, Susanne van Bressij, was een trotse vrouw. Dat zou ze nu tonen, nietwaar?

Er brak een betrekkelijk rustige tijd aan, waarin Suus een volwassen vrouw werd. Haar moeder kon zich soms over haar oudste verbazen, over de nieuwe rijpheid die ze bij Suus waarnam, maar de oorzaak daarvan wist ze niet. Natuurlijk had ze, als moeder, gemerkt dat Suus verdriet had. Ze vermoedde ook wel, dat dat te maken had met een man, maar wijselijk vroeg ze niets en Suus vertelde ook niets. Een enkele maal deed haar moederhart pijn. Ze had haar dochter graag geholpen. Ze had erg graag vertrouwelijk met haar willen zijn. Maar kinderen kon je koesteren en troosten, volwassenen niet. Je kon alleen laten merken dat ze veel voor je betekenden, maar je kon niet voorkomen dat ze pijn leden. Alle mensen leerden verdriet kennen, vroeg of laat. Het was nu eenmaal niet anders.

Zo vergleden de weken. De novemberstormen raasden over het land en Sinterklaas deed zijn intrede in Ammekerk. Niet dat daar veel aan gedaan werd. Degenen die het betalen konden, deden elkaar een kleinigheid cadeau. Van arme gezinnen had Sinterklaas kennelijk nog nooit gehoord en die waren er toch genoeg. Heus niet alleen in Ammekerk. Voor de arbeidersbevolking op het platteland waren het zware tijden.

Al sinds de grote landbouwcrisis van vijftien, twintig jaar geleden trokken steeds meer arbeiders weg uit de streek, om een beter betaalde baan te zoeken in het snel groeiende Rotterdam, waar de havens zich in hoog tempo uitbreidden. Of ze trokken weg om hun geluk te beproeven in het verre Amerika, waar ook een armoedzaaier nog iets bereiken kon. Als hij tenminste in staat was om hard te werken. Toch bleven er nog genoeg armelui over, om tegen een karig loon het zware werk te doen op de akkers en in de stallen. De landarbeider werd slechter betaald dan de werkman in de stad, maar als je een goede boer trof, dan schoof die nog wel eens iets extra's af in de vorm van eten of afgelegde kleding van hemzelf of de boerin. Je kon zelf een varken mesten en een lapje grond bebouwen zodat je je eigen aardappelen en vlees had. Op die manier probeerde men dan de honger uit de schamele woningen te weren, al viel het niet mee als je een hok vol jong had. Vooral in die gezinnen kreeg moeder de vrouw doorgaans ieder jaar bezoek van de ooievaar.

Ooievaars, waarin het kleine grut grif geloofde, omdat ze gewoon in de streek voorkwamen en ze die dus best wel zagen, al was het dan nooit op weg met een kindje en was moeder altijd van de trap gevallen, als er een kleine was gebracht.

Zo naderde langzaam het einde van het jaar, met als grote lichtpunt in de donkere wintermaanden het kerstfeest. Het werd niet passend geacht voor iemand die waarlijk geloofde om een kerstboom in huis te halen, maar ironisch genoeg brandden op Kerstmorgen in de kerk alle rode kaarsjes in de grote kerstboom. Oud en jong verheugden zich op de kerstdienst en reeds vroeg liep het eeuwenoude gebouw van Ammekerk vol met gelovigen. De kleintjes met verwachtingsvolle ogen en een kreet van bewondering voor de mooie boom op de lippen, de groten stil, een weinig ontroerd, ieder weer anders al naar gelang de eigen aard. De een verwachtingsvol omdat het leven zo slecht nog niet was, de ander berustend en wellicht wat eenzaam, zich ervan bewust hoeveel hem of haar gedurende het leven reeds ontnomen was. Maar ieder voelde dat bijzondere dat men kerstvrede noemt.

Suus schrok een beetje toen ze Dirk Leeuwestein tussen het kerkvolk aantrof. Het was bekend dat zijn tante de laatste tijd vaak ziek was. Moeder had haar ook wel eens een bezoekje gebracht. Kijk, zijn ouders waren er ook. Zijn lengte moest Dirk van zijn vader hebben, maar voor de rest leek hij op zijn moeder. Vrouw Leeuwestein was ook al zo donker, al zag je daar bij haar niet veel van door de keuvel die ze droeg. Maar haar ogen waren zeker even donker als die van Dirk. Zelfs de huid had nog steeds een gebruinde tint, hoewel het nu midden in de winter was. Er gingen praatjes over vrouw Leeuwestein, wist Suus. Moeder zei het ook. Het was geen gemakkelijke vrouw, dat was zeker en verder werd er gefluisterd dat ze zich met hekserij bezighield. Ineens ontmoette ze Dirks ogen over de gemeenteleden heen en snel keek ze van hem weg, pijnlijk herinnerd aan de dag dat ze haar belijdenis had gedaan.

Waarom had ze eigenlijk zo'n hekel aan deze man? Omdat hij haar een huwelijksaanzoek had gedaan? Ze zou hem meer moeten hoogachten dan Barend. Barend, die dingen tegen haar zei die zonder meer zondig waren. Barend, die getrouwd was met een ander maar desondanks liet blijken dat hij verlangde naar de tijd dat hij weer vrij zou zijn, omdat hij ervan overtuigd was dat zij hem dan zou nemen. Eigenlijk was hij een verwaande kwast en toch was ze verliefd op hem geweest. Geweest? Was ze het eigenlijk niet nog steeds? Een beetje weliswaar, maar... Ondanks al haar gezond verstand, dat haar zei dat hij haar gevoelens niet waard was, lukte het haar toch nog steeds niet zich geheel aan zijn charme te onttrekken.

Weer dwaalden haar ogen door de kerk, nu om heel even te blijven rusten op Barends blonde haar. Knap was hij, zeker, overtuigd van zichzelf ook. Eigenlijk zou hij goed voor zijn vrouw moeten zijn, die hem een eigen stee bezorgd had. Hij zou wel nooit van haar gehouden hebben. De meeste boeren trouwden om geld en goed, wat ze als duurzamer beschouwden dan liefde. De liefde kwam vanzelf wel, als je maar getrouwd was. Vader had ook wel eens zoiets gezegd. Zou hij moeder ook om de erfenis hebben getrouwd?

Dat was een schokkende gedachte, die haar nu geheel in beslag nam, zodat ze niets meer van de preek hoorde. Ze vergat Dirk en ze vergat zelfs Barend. Nooit had ze de indruk gekregen dat er iets schortte aan het huwelijk van haar ouders, maar wat wist ze ervan? Van de dingen die in het verleden waren gebeurd was ze niet op de hoogte. Natuurlijk had ze wel eens horen fluisteren over oude familieschandalen. Haar overgrootvader had een kind gekregen bij een dienstbode en niet van zijn vrouw gehouden. Toen de laatste gestorven was, had hij zijn dienstbode alsnog getrouwd, maar iedereen had van die Nelleke Goutswaert gehouden, tot haar dood toe. Evengoed was het een groot schandaal geweest dat Ammekerk op zijn kop had gezet en dat men zelfs nu nog niet geheel vergeten was. En dan was er nog moeders jong gestorven zusje, dat behekst was geweest en waarvoor men kruiden had gekookt, hoewel dominee had geprobeerd het dwaze bijgeloof uit te roeien. Men praatte veel over hekserij in de streek. Veel oudere vrouwen, vooral de lelijke, werden ervan verdacht. Ook als je met de helm geboren was, bleef je je leven lang in een verdachte hoek zitten. Dat was het geval met tante Sabina en zelfs nog een beetje met moeder, hoewel er niemand was die gewoner was dan juist zij. Vader en moeder hadden niet veel met bijgeloof op. Maar als je eenmaal een bepaald stempel opgedrukt had gekregen in een klein dorp als Ammekerk, dan raakte je dat je leven lang niet meer kwijt. Tante Sabina had ook al voor opschudding gezorgd door met een schoolmeester te trouwen. Welke boerendochter wilde nu met een schoolmeester trouwen? Suus begreep dat niet. Zelf zou ze nooit iets anders willen zijn dan boerin. Dus, zoals vader het haar nuchter voor kon houden, deed ze er goed aan om uit te zien naar een boer die een mooie stee had.

Suus zuchtte. Nu was ze weer terug waar ze begonnen was. Vader dacht nog aan het afgewezen huwelijk met Dirk, daar was ze zeker van, hoewel hij er nooit meer over praatte. Hij was beslist de beste partij in de verre omtrek geweest. Er zou niet gemakkelijk een boerenzoon te vinden zijn die aan hem kon tippen. Ze was al eenentwintig, ze had de leeftijd om te trouwen en eigenlijk al meer dan dat, en toch... Als ze maar van iemand houden kon. Nee, niet van Barend. Ze was verliefd geweest, maar dat was geen echte blijvende liefde. Om een man te kunnen liefhebben, moest je hem hoogachten en dat zou ze met Barend nooit meer kunnen, hoe graag ze hem ook mocht lijden. Barend was hoogmoedig en... ach, ze moest er maar liever over ophouden en zich bepalen tot het Woord. Ze was eenentwintig, goed, ze was pas eenentwintig. Er was nog tijd genoeg om rond te kijken. Beter wat laat getrouwd dan te vroeg en dat de rest van je leven berouwen. Al zou ze een oude vrijster worden, wat dan nog? probeerde ze zichzelf wijs te maken. Nu moest Suus zelfs glimlachen om haar eigen gedachten. Nee, zover zou ze het toch niet laten komen, dan zou ze nog liever iemand nemen als... nu ja, als Dirk Leeuwestein zelfs. Oude vrijsters werden altijd een beetje zielig gevonden. Vrouwen die waren overgeschoten omdat niemand ze wilde hebben. Dat was niet altijd zo, want er waren beslist vrouwen die liever alleen bleven dan zich te moeten onderwerpen aan een man die ze niet mochten. Maar zo dacht men er doorgaans over.

Suus voelde zich opgelucht toen de dienst bijna voorbij was, want ze begreep niet wat haar vandaag bezielde, nu haar gedachten alsmaar hun eigen gang gingen en het haar niet lukte om bij de dienst te blijven. De kerstdienst nog wel, ze schaamde zich er werkelijk over. Nu klonk het bekende Ere zij God en het joeg een brok naar haar keel. Kerstmis. Waarom zat ze toch te piekeren over haar eigen zorgen? Kerstmis was de mooiste tijd van het jaar, omdat er dan niet zoveel werk was, maar wel veel gezelligheid. Straks zouden ze thuis van een heerlijke maaltijd genieten; tante Sabina en oom Maarten zouden met hun kinderen komen na de dienst.

Moeder had drie kippen gebraden, er was een grote pudding en er was krentenbrood. In huis had moeder mooie witte kaarsen neergezet, die de rest van de dag zouden branden. Want al was het dan niet passend om een kerstboom neer te zetten, kaarsen brachten ook warmte en sfeer in huis. En in een mooie oude vaas stond een bos hulst uit de tuin.

Bij de dokter en ook bij de notaris stond wel een kerstboom in huis, ook al gingen zij elke zondag naar de kerk. Het gebruik werd steeds algemener en Suus begreep niet zo goed wat er nu precies zondig was aan een kerstboom. Omdat het misschien een heidens gebruik was? Van zulke dingen had ze niet zoveel verstand, ze wist alleen dat de kerstboom in de kerk prachtig was om te zien en dat de kaarsjes zo helder brandden en het kille gebouw zo behaaglijk warm leken te maken, al was dat natuurlijk maar schijn. Als er nu wel een boom in de kerk mocht staan, waarom dan niet bij de mensen thuis? Dat was weer een van de dingen die ze niet begreep. Lieve help, nu gingen haar gedachten alweer op de loop.

Het duurde een tijdje eer de overvolle kerk was leeggestroomd, maar de gemeenteleden hadden geen haast. De mensen maakten rustig een praatje, dat kon op zon- en feestdagen als er toch niet gewerkt kon worden. Kijk, daar liep Dirk, vlak voor haar.

Wat was het toch een boom van een vent. Hij stak een hele kop boven haar uit en er was geen enkele man in heel Ammekerk die hem van gelijke hoogte in de ogen kon zien. Het leven zou heel gemakkelijk zijn, als ze van hem hield en niet van Barend. Maar ja, het leven was nooit gemakkelijk, dat zeiden alle oude mensen. Vroeger had ze daarom gelachen, maar nu begon ze te vermoeden dat ze gelijk hadden.

Ineens liep Dirk naast haar. Hij knikte kort.

'Dag,' groette ze zacht, al wist ze ogenblikkelijk dat de mensen erop letten.

'Het gaat niet zo goed met mijn tante. Met oudejaar zijn we weer in Ammekerk.'

'Het spijt me van je tante.'

'Komen jullie ook om middernacht naar de Kerkstraat, om op het slaan van de klok te wachten?'

'Ja, dat doet iedereen hier die er maar enigszins toe in staat is.'

'Ik zal er ook zijn.'

Nogmaals knikte hij kort en direct daarop was hij een stuk voor haar uit.

Ze voelde zich in de war gebracht. Wat bedoelde Dirk nu weer?

Het zou toch allemaal niet nog eens opnieuw beginnen?

Oudejaarsdag hielp Suus haar moeder met oliebollen bakken. Een oude gietijzeren pot werd met reuzel gevuld en het fornuis werd extra hoog opgestookt. Oplettend keek Suus samen met haar zusje Mineke toe, toen moeder het beslag klaarmaakte. Zelfs Hendrik danste van plezier rond de keukentafel en het fornuis en schreeuwde iedere keer tegen Grietje als die binnenkwam, dat ze er nu niet meer uit mocht omdat het beslag anders zou inzakken. Moeder Sanne moest keer op keer lachen en had een rode blos van genoegen op haar wangen. In de grote meeltrog, die ze nog elke week gebruikten om brood te bakken, deed ze het meel, de krenten en rozijnen en de geraspte appels. Op Maesvreugt heerste geen gebrek, daar hadden ze altijd al krenten gehad in de oliebollen, maar in arme gezinnen moesten de vrouwen hun bollen bakken van enkel meel.

Nu was de gist opgelost in een pannetje met melk. Voorzichtig goot moeder dat bij het meel en daarna stroopte ze haar mouwen op en begon het beslag door elkaar te mengen. Het plopte een beetje. Wat een gezellig geluid was dat. Suus keek goed toe, zodat ze voortaan zou weten hoe ze oliebollen moest bakken. Eens zou ze dat doen op haar eigen hoeve, voor haar eigen gezin. Wanneer zou dat 'eens' zijn?

Moeder dekte het beslag voorzichtig af met een roodgeblokte theedoek en zette de trog achter het fornuis om te rijzen.

'Ziezo, nu hebben we mooi de tijd om koffie te drinken. Hendrik, haal je vader eens, maar doe voorzichtig met de deur.'

Op kousenvoeten sloop Dries van Bressij de gezellige keuken van zijn boerderij in, op de hielen gevolgd door Grietje en Ploon, Maesvreugts vaste knecht. Bovendien was Barend Hagoort er ineens ook. De keuken zat plotseling helemaal vol en Sanne keek vergenoegd rond. Mineke moest met Suus voor de koffie zorgen en omdat het ineens zo feestelijk was, deelde moeder forse sneden peperkoek rond.

'Het ruikt al heerlijk, vrouw.'

'Het beslag staat te rijzen. Zoveel valt er niet te ruiken.'

Nu deed Barend een duit in het zakje. 'Ik wilde maar dat het bij mij thuis ook zo gezellig was, maar die drukte kan Bep niet hebben. Ze is zelfs niet in staat om oliebollen te bakken.'

Het klonk wat gemelijk, dacht Suus.

'Jullie gaan de avond toch zeker wel bij je ouders doorbrengen?' vroeg vader.

'Jawel, maar Bep wil niet tot middernacht blijven.'

'Het is al heel wat dat ze langzaamaan vooruitgaat,' merkte moeder op.

Ineens zag Suus dat haar moeder de jonge buurman met een licht misprijzen aankeek. Had moeder iets gemerkt? Of had ze zich misschien vergist, want nu lachte moeder weer.

'Suus zal straks wel een schaaltje bij jullie brengen. Wij hebben er meer dan genoeg.'

Barends ogen glommen en niet alleen van plotselinge dankbaarheid. 'Graag, buurvrouw, dat is verschrikkelijk aardig.'

'Laat Mineke dat maar doen,' bromde Suus verschrikt. 'Ik heb de beurt om Grietje met het melken te helpen.' Tegenwoordig hadden Suus en Mineke elk een week lang de beurt. Degene die niet hoefde te melken moest moeder helpen in de keuken met het klaarmaken van de maaltijd.

'Ja, dat is waar. Nu, dan doet Mineke het wel.'

Suus slaakte een zucht van opluchting. Ziezo, nu hoefde ze niet bang te zijn dat Barend haar opwachtte op een donker plekje. Het was nu drie uur. Als de oliebollen klaar zouden zijn, zou het zeker al schemerig worden. Ze ving Barends blik, maar deed net of ze het niet zag.

Vader had gelukkig niets in de gaten. Die zat nu gezellig zijn pijp te stoppen en had zo'n haast niet meer om aan het werk te gaan. In de winterdag had een boer het lang zo druk niet als 's zomers en bovendien was dit niet zomaar een dag.

'Ik hoorde vanochtend een prachtig verhaal over een neefje van de notaris,' begon Dries, nu al een glimlach op zijn gezicht bij wijze van voorpret. 'Luister. Jullie weten allemaal in Oud-Beijerland het lanencomplex dat het paradijs heet, nietwaar?'

Een instemmend gemompel ging op en verwachtingsvolle ogen richtten zich op Dries van Bressij, die nu hardop lachte, terwijl hij het verhaal nog moest vertellen. Even later had hij zich echter weer in bedwang en vertelde hij verder. 'Er loopt daar een bewaker rond die Luijendijk heet, die moet daar oppassen, jullie begrijpen wel wat ik bedoel. Nu goed, op een dag vertelde de juffrouw van dat neefje in de klas het verhaal van de zondeval in het paradijs en daarna kregen de kinderen te horen, zoals dat ook in de Schrift staat, dat na de zondeval een engel met een vlammend zwaard het paradijs ging bewaken.' Weer moest Dries even lachen voor hij verder kon gaan. 'Weet je, wat dat bijdehante joch toen door de klas riep?'

'Nee juf, geen engel met een zwaard. Daar loopt Luijendijk met een stok.'28 Iedereen lachte zich de tranen in de ogen en zodra men een beetje bekomen was van het lachen, joeg Sanne alle kerels de grote keuken uit en vroeg Suus een broodkorst in de reuzel te steken om te kijken of het vet voor de oliebollen al heet genoeg was.

Het vet siste om de broodkorst. Suus glimlachte. 'Ik denk dat we wel met het bakken kunnen beginnen, moeder.'

Even later gleden de eerste lepels met beslag in het vet, dat opbruiste en een heerlijke oliebollengeur begon zich algauw te verspreiden, eerst door de keuken en later door het hele woonhuis. Natuurlijk brandden ze allemaal hun mond aan de eerste bollen, die ze veel te heet wilden opeten, zodat moeder Sanne moest lachen en een kan melk uit de koude kelder haalde. 'Om de brand te blussen,' zei ze lachend.

Toen de schaal bijna vol was, haastte Suus zich naar de koestal, het inderdaad aan Mineke overlatend om een schaaltje oliebollen bij de buren te gaan brengen.

De avond verliep als altijd. Moeder dekte de tafel met oliebollen, brood en spek, met krentenbrood en een schaal glimmend gewreven appelen. Na het eten speelde het hele gezin ganzenbord. Zelfs Grietje, de meid, mocht meedoen, omdat ze geen familie in de buurt had waar ze deze avond kon gaan doorbrengen. Ploon was bij zijn eigen vrouw, in het arbeidershuisje.

Om een uur of tien kregen ze allemaal slaap, maar vader nam een borrel, schonk voor moeder een glaasje cognac met suiker in en de kinderen kregen een glaasje boerenjongens. 'Jullie zijn dit jaar alle drie zo groot geworden, dat het nu wel kan,' grapte vader goedmoedig.

De wijzers van de klok tikten steeds verder. De kinderen hadden nu rode wangen van de slaap en de ongewone lekkernij. Nadat ze zelfs een tweede glaasje hadden mogen proeven stond vader op. "Vrouw, zet je zondagse keuvel op. We gaan ons klaarmaken. Meiden, jullie ook. Kom goed voor de dag. We gaan het oudejaar uitluiden.'

Het was al een oud gebruik in Ammekerk. Elke oudejaarsavond verzamelde de hele dorpsbevoking zich tegen twaalf uur in de Kerkstraat, waar men zwijgend de laatste minuten zag wegtikken op de boven alles uittorenende kerkklok. Het was altijd een heel stil moment, die laatste minuten van het voorbije jaar, waarin de meesten veel te overdenken hadden. Men dacht dan aan hetgeen het jaar had gebracht, goed of kwaad. Men dacht aan degenen die er nu niet meer bij konden zijn, aan hen die men graag om zich heen had willen hebben, maar elders waren. Ach, er waren er veel die verdriet hadden op zo'n moment, maar toch waren de meesten hoopvol gestemd. Nog even, dan verdwenen de spoken. Dan begon er een nieuw jaar, met nieuwe hoop en hernieuwde verwachtingen.

Muisstil was het nu en iedereen staarde omhoog, naar de wijzers van de oude kerkklok. Suus huiverde even in de late avondlucht. Dan, langzaam en zwaar, galmde de eerste slag door de stilte, ver dragend in de stille nachtlucht. Hier en daar pinkte een vrouw met de punt van haar schort een traan weg. Nog steeds stonden de mensen dicht opeen in de Kerkstraat. Het was een heel plechtig moment... vier... Suus keek voorzichtig om zich heen. Daar was Barend. Alleen. Hij keek niet omhoog, hij keek naar haar... zeven, acht... Daar stond ook Dirk Leeuwestein, zoals altijd stak hij boven iedereen uit. Hij leek nergens anders op te letten dan op de torenklok, elf, twaalf.

De laatste slag galmde door de straat en heel even nadat ook het laatste geluid was weggestorven, bleef het doodstil. Dan, ergens in de massa mensen, zette een zware mannenstem het traditionele lied in. Waarschijnlijk was het dominee zelf. 'Uren, dagen, maanden, jaren...' Nu waren alle stemmen hem bijgevallen. De zang klonk ootmoedig door de drukke Kerkstraat. 'Vlieden als een schaduw heen.'

Toen ook de laatste tonen waren weggestorven brak eindelijk de gebruikelijke drukte los. Iedereen wenste nu degene die naast hem stond een gelukkig Nieuwjaar toe, zijn familieleden en later ook gewoon bekenden, maar ook anderen. Voor even, één keer per jaar, leken rangen en standen weg te vallen. Dominee wenste de bakker een gelukkig Nieuwjaar, de veldwachter schudde onbekommerd de hand van rijke boeren en stak zo nu en dan een dikke sigaar in zijn pet. Suus gaf haar moeder een kus, haar vader een hand, ja, zelfs Barend wenste ze welgemeend veel geluk toe en ze voegde eraan toe: 'Ik hoop dat Bep dit jaar helemaal zal genezen, Barend.'

Zonder op antwoord te wachten draaide ze zich om en maakte ze dat ze bij hem vandaan kwam. Ineens stond ze tegenover Dirk Leeuwestein.

'Wel, Susanne, de allerbeste wensen en dat meen ik uit de grond van mijn hart.' Zijn grote hand omvatte de hare heel stevig.

'Dank je wel, Dirk. Jij van hetzelfde. Laten we hopen dat je tante toch nog zal herstellen.'

'Ja, hopen mogen we altijd. Wat is het goed om de jaarwisseling hier mee te maken.'

'Zeker. Niet alle dorpen in de streek vieren oud en nieuw op deze manier, maar er zijn er wel meer dan Ammekerk, waar het zo gebeurt.'

'Ik weet het. Zeg, Susanne...' Hij trok haar iets opzij, zodat ze een paar passen van de andere mensen vandaan kwamen te staan.

'Je bent nog steeds ongetrouwd, is het niet?'

Ze bloosde, maar gelukkig zou dat in het donker niet te zien zijn. 'Dat klopt.'

'Waarom?'

Ze keek hem bevreemd aan. Wat gaat jou dat aan, wilde ze zeggen, maar ze beheerste zich. 'Er is niemand met wie ik het aandurf om zo'n belangrijke stap te zetten.'

'Wij hebben elkaar nooit echt leren kennen, zoals ik dat graag wilde, weet je nog? Misschien is het nog niet te laat om daar verandering in te brengen?'

Dat wil ik niet, dacht ze, maar hij hield haar bij haar arm vast, zodat ze zwijgend naar hem opkeek. Hopelijk zou haar zwijgen hem ontmoedigen. Dat was echter niet zo.

'Ik kom binnenkort nog eens op Maesvreugt langs. Samen met mijn moeder om de jouwe Nieuwjaar te wensen. Het is lang geleden dat wij bij jullie zijn geweest. Weet je nog die keer dat ik naar jullie paard kwam kijken? Ik heb haar nog steeds. Zeg maar tegen je vader, dat ik nog eens langskom.'

Suus haalde diep adem om rustig te blijven. 'Ik denk er nog net zo over als toen, Dirk.'

'Dat weet ik. Daar gaat het niet om. Zeg nu maar gewoon tegen je vader, dat we binnenkort een keer langskomen. Misschien blijven we een keertje kortavonden. Dat is alles, Susanne. Soms vergeet je wellicht dat de wereld niet alleen om jou draait. Mijn moeder was vroeger bevriend met de jouwe en veel vriendinnen heeft ze nooit gehad. Verder hoef je er niets achter te zoeken.'

Voor ze kon vragen: o nee? was hij weg. Weer huiverde ze. Wat wilde hij van haar? Misschien was ze wat overgevoelig geworden waar het mogelijke huwelijkskandidaten betrof? Zocht ze er iets achter dat er niet was?

En toch... Ze kon het niet vergeten. Ze haastte zich terug naar haar familie en was blij toen ze eindelijk terug begonnen te lopen naar de boerderij, de stille kreekkant langs. Ze kon nog even nadenken, voor ze in bed zou kruipen. En morgen, als ze geslapen had, zou ze zeker weten dat ze iets geheel anders achter Dirks woorden had gezocht dan hij had bedoeld. Morgen zou ze lachen om de beklemming die haar nu in bezit nam.