HOOFDSTUK 6
Dries legde met een vertrokken gezicht de krant opzij. Waarom moest hem nu juist deze krant onder ogen komen? Juist nu hij toch al van streek was, vond hij die oude krant met het vers op de ramp die hij nog steeds niet vergeten kon.
Toch las hij het vers nog eens door en voor de zoveelste maal in de afgelopen maanden zag hij hoe het bange meisje, dat Pietje had geheten, voor zijn ogen verdronk. Dat beeld zag hij altijd als hij maar even aan die gebeurtenis terugdacht. Soms droomde hij nog van de ramp. Het was maar goed dat niemand dat wist. Andere mensen zouden het niet begrijpen en het zelfs zwak vinden. Maar wat hij ook deed, vergeten kon hij die verschrikkelijke gebeurtenis niet. Net nu hij begon te denken dat het ergste voorbij was, kreeg hij dit artikel weer onder ogen. Net nu, terwijl het leven opnieuw grote moeilijkheden op zijn weg legde.
Dries zuchtte. Soms dacht hij dat het niet eerlijk was; dat hij de laatste tijd veel te veel te dragen had gekregen. Eerst dat ongeval met zijn vader, toen die ramp en daarna ook nog het huwelijk van Sabina. Natuurlijk wilde hij graag dat zijn stiefmoeder gelukkig was, maar hij voelde zich zo ontzettend alleen. Grootvader had een lichte beroerte gehad, dus die kon hij ook niet meer met zijn problemen lastigvallen. Een enkele maal had hij de afgelopen zomer nog om raad gevraagd, maar sinds Nelleke ziek was geworden, was de oude man nog maar een schaduw van zichzelf. Iedereen maakte zich zorgen om de grootouders.
Nelleke lag in de bedstee en haalde moeilijk adem. Eerst, een maand geleden, was ze lusteloos en moe geweest. Toen kwamen de novemberstormen en Nelleke had griep gekregen, griep die was overgegaan in de gevreesde longontsteking.
Tante Susanne en tante Dientje zorgden voor haar, maar ook zij waren moe van de lange tijd van waken en bidden. Het was allengs duidelijk geworden dat het einde onherroepelijk naderde en de stemming in het mooie huis in Ammekerk was bedrukt.
Dries was bij Nelleke geroepen, hoewel ze eigenlijk zijn grootmoeder niet was, maar hij herinnerde zich zijn grootmoeder niet en ook zijn moeder was al vele jaren geleden gestorven. Nelleke was altijd lief voor hem geweest. Hij hield van haar alsof ze toch echt familie waren en nu ging zij hem ook verlaten. Het was bijna te veel.
In de late namiddag kwam Sabina met haar man. Ze hadden Sanne bij zich. Ze zaten een poos naast de bedstee waar Nelleke moeizaam moest vechten voor elke ademtocht. Op gedempte toon sprak Sabina met haar vroegere schoonvader en Sanne verdween in de keuken om daar de handen uit de mouwen te steken. Tante Susannes dochter Hanneke was er ook, samen zorgden de twee meisjes voor alles, terwijl de anderen waakten.
De uren kropen om. Grootvader sukkelde eenmaal in slaap op zijn stoel naast de bedstee. Tante Dientje maakte hem wakker en probeerde hem te overreden een poosje naar bed te gaan, maar dat wilde hij niet.
'Het duurt nu niet lang meer,' fluisterde grootvader aangedaan. 'Ik wil bij haar blijven. Wij hebben elkaar nog nooit in de steek gelaten, zolang we leven niet. Ik laat haar dus zeker niet alleen sterven.'
Tante zweeg, want hier was niets tegenin te brengen, zelfs niet het argument dat zijn eigen zwakke gezondheid nodeloos op het spel werd gezet.
Hoewel Dries het liefst van het sterfbed was weggevlucht, bleef hij toch in de kamer zitten. Dit was nu de tweede keer in zijn leven dat hij iemand zag sterven, maar grootmoeder was oud en ze had samen met grootvader een goed leven gehad. Het greep hem minder aan dan het plotselinge sterven van zijn vader, nu anderhalf jaar geleden.
Dries zuchtte en accepteerde een kop warme soep van Sanne. Hoewel niemand honger had, drongen de meisjes er toch op aan dat men de soep opat. Om op krachten te blijven. Het was inmiddels een uur na middernacht geworden.
De dokter was 's avonds nog even geweest en had slechts het hoofd kunnen schudden. 'Ik denk niet dat ze de morgen nog haalt,' had hij bij zijn vertrek gezegd. Daarom bleven ze allemaal zitten. De tantes en hun mannen, en Dries met Catharina. Alleen tante Johanna was er niet, die hield niet van Nelleke, maar niemand miste haar op dat moment. Aan moeilijkheden had niemand behoefte, zeker nu niet.
Sanne en Hanneke hadden een naaiwerkje gevonden en waren ook in de kamer komen zitten, nadat ze de soepborden hadden afgewassen.
Grootmoeder bewoog en de stilte in de kamer werd slechts onderbroken door de piepende, rochelende ademhaling die een beetje onregelmatig was geworden. 'Dries...'
Bedoelde ze hem? Nee, grootvader boog zich voorover. Grappig, zijn grootvader werd door niemand Dries genoemd, altijd Andries, hun volledige naam.
'Wat is er, liefje?' Huilde grootvader nu? De oudemannentranen over de bleke, vermoeide wangen bezorgden Dries een brok in zijn keel. Het scheelde niet veel, of hij kreeg zelf tranen in zijn ogen. Hij, een jonge, sterke kerel!
'Ik ben... bang.'
'Dat hoeft niet. Je mag je Schepper ontmoeten. Daarvoor hoef je niet bang te zijn.'
'Ik denk aan... vroeger.'
'Denk maar aan mij. Ik moet nu alleen achterblijven. Vroeger is niet meer belangrijk. Je hoeft er niet bang om te zijn.' De oude stem brak en ook de tantes haalden de zakdoeken tevoorschijn. Dries had langzamerhand het gevoel gekregen of hij stikken zou, zijn keel zat potdicht en het liefst zou hij opstaan om naar buiten te vluchten. Maar dat kon natuurlijk niet. Hij wrong zich in de handen en probeerde kalm te blijven.
Sanne huilde ook. O, hoe moest hij dit volhouden? Zou het helpen als hij aan Marieke dacht? Het meisje op wie hij deze zomer verliefd was geworden, het mooiste meisje van Ammekerk, dat echter geen geschikte partij was voor de boer van Maesvreugt. Bovendien lachte ze hem altijd uit. Dries begreep het wel. Ze was gevleid dat hij om haar kwam, maar ze hield niet van hem. Ze speelde met hem en zijn gevoelens, zodat hij niet meer wist wat hij moest doen. Hij kon haar ten huwelijk vragen en waarschijnlijk zou ze nog wel ja zeggen ook, maar niet om hem. Ze had een open oog voor de rijkdom van Maesvreugt en ze hield zeker van de goede dingen in het leven, maar zelf zou ze niets meebrengen dan een vader die dronk. Nee, hij was er helemaal niet zeker van of hij wel met Marieke wilde trouwen, hoe verliefd hij ook was.
Dries schoof onrustig op zijn stoel heen en weer. Het leek bijna zondig om aan een meisje te denken, nu hij aan een sterfbed zat. Haalde grootmoeder niet wat lichter adem?
'Je moet... niet... treuren, Dries.'
'In gedachten blijf ik altijd bij je, Nelleke. Misschien hoef ik niet lang meer te wachten, eer ik je volgen mag.' Lachte grootmoeder nu? Dries vroeg het zich verbijsterd af. 'Ik zie licht.'
'Dat is goed, lieve,' antwoordde grootvader, hoewel zijn stem niet meer was dan een fluistering. 'Waar je nu heen gaat is het Licht.'
'Moeder?' Ineens lichtte grootmoeders gezicht helemaal op, het drukte tegelijkertijd verbazing en blijdschap uit. Ze probeerde overeind te komen en strekte haar armen uit.
Dries hield zijn adem in. Toch was hij niet langer bang. Zag zijn stervende grootmoeder werkelijk de geest van haar eigen moeder? Dat kon toch niet? Maar ze keek zo blij, bijna gelukkig zelfs. De angst die haar eerder zo gekweld had, was helemaal verdwenen. Haar ogen reikten reeds over de grens, die doden en levenden onherroepelijk van elkaar scheidde. In de sterfkamer hield iedereen de adem in, zelfs grootvader huilde niet meer.
'Ja, moeder... moeder... ik kom.' Nog eenmaal een lachje, zo hemels en rustig, zo vol blijdschap dat Dries zijn eigen ogen niet geloofde, toen viel de oude Nelleke krachteloos terug in de kussens. Haar armen reikten niet meer. De ademhaling was opgehouden. Haar geest had het lichaam verlaten om dat te volgen wat ze had gezien, de aarde achter zich latend en ook de mensen voor wie zij zoveel betekend had.
Het bleef lang stil in de sterfkamer. Iedereen was nog bezig met wat ze hadden gezien, met dat ongelooflijke visioen dat de gestorven grootmoeder kennelijk had gehad. Uiteindelijk stond tante Dientje op en sloot haar moeders ogen, vouwde haar handen en trok de dekens glad.
'Laten we God danken, dat ze toch vredig is ingeslapen,' zei tante toen met dikke stem. 'Dat de angst voor de dood haar verlaten heeft voor ze ons verliet. Wat we hier gezien hebben, daar kunnen we met niemand over praten, dat begrijpt men niet, maar wij allen weten dat ze als een gelukkig mens is gestorven.'
Omdat grootvader zo vol emoties zat dat hij niet kon spreken, ging oom Reindert voor in gebed. De stilte in de kamer was diep. Na het gebed bleven ze allemaal nog even zitten, nog bezig met hun gedachten.
Grootvader was de eerste die overeind kwam. Hij liep naar de klok en zette die stil. De wijzers schoof hij terug naar het tijdstip waarop zijn geliefde vrouw was gestorven. Dientje wilde hem helpen, maar een beetje kortaf wimpelde hij haar hulp af. 'Ik wil het zelf doen. Het is het laatste wat ik voor haar kan doen.'
De schoorsteen werd leeggeruimd, de spiegel boven de schoorsteen omgekeerd en oom Reindert liep naar buiten om de blinden te sluiten. De rouw daalde over het huis en ondertussen luisterden de kinderen naar de oude Andries. 'We hebben zoveel meegemaakt, zij en ik. Ik weet nog hoe ze de schoenen afveegde, toen we koolzaad dorsten en ik voor het eerst besefte dat ik van haar hield. Ze was nog maar net in Ammekerk komen wonen, samen met haar zieke vader. Haar moeder was toen al gestorven. Vreemd. Zou ze haar echt hebben gezien? Ik weet het niet...'
Iedereen vroeg zich hetzelfde af. Tante Dientje legde een arm om de oude man heen. 'U moet nu gaan slapen, vader. Het is drie uur in de nacht.'
'Morgen, dan kan ik gaan slapen. Dan mogen jullie voor alles zorgen. Nu wil ik alleen zijn. Jullie moeten naar huis gaan, allemaal. Nee, ik weet best wat ik zeg. Ik wil alleen zijn met mijn Nelleke. Ik wil in de nacht om haar treuren. Ik mis haar zo. Nu al.' Hij huilde weer.
De anderen keken elkaar verward aan, wilden niet gaan, maar de oude Andries stond erop.
Eindelijk was hij alleen. Alleen met Nelleke, zijn grote liefde. Voor het laatst alleen met haar samen.
De kerkklok luidde, toen Nelleke van Bressij, geboren Goutswaert, enkele dagen later ten grave werd gedragen. Dries moest zijn oude grootvader ondersteunen bij die zware gang.
De klokken luidden opnieuw, drie maanden later, toen Ammekerk ook de oude Andries ten grave zag dragen. Vier weken na Nellekes heengaan kreeg hij opnieuw een beroerte, een zware ditmaal, waarna hij verlamd bleef en in bed moest blijven. Meermalen gaf hij te kennen naar het einde te verlangen, omdat het leven zonder zijn Nelleke zo eenzaam was.
Dat einde kwam toch nog onverwacht. Een derde beroerte bleek de oude man fataal te zijn.
Het was een zonnige, windstille dag en het hele dorp leek te zijn uitgelopen om de laatste gang mee te maken van een man die in zijn lange leven het respect van velen had verworven. Hij was een rechtvaardig man geweest, had het ambt van heemraad bekleed, had altijd het nodige kunnen missen voor hen die het minder hadden.
Sanne liep een heel stuk achter Dries, maar ze deed haar best om niet steeds naar hem te kijken. Ze liep nog achter Sabina en Maarten en meestal kon ze Dries niet zien. Dat deed pijn, ze hield zoveel van hem en hij leek vandaag verder weg dan ooit.
Dries zag heel bleek en hij beet steeds opnieuw op zijn lip. Dat verraadde zijn zenuwachtigheid. Hij voelde zich beslist ook heel eenzaam. Sanne wist dat het hem bedrukte, de laatste mannelijke Van Bressij te zijn.
Hij liep direct achter de baar, nog voor zijn tantes, want hij was nu het hoofd van de familie. Wat had ze vandaag graag het recht gehad om naast hem te gaan, om hem te kunnen steunen op de gang die tot nog toe ongetwijfeld de zwaarste van zijn leven was.
Ze frommelde nerveus aan haar batisten rouwzakdoekje en ze besefte bijna net zo van streek te zijn als Dries zelf. Het was een akelige winter geweest. Ze had vaak geholpen om op Dries' grootvader te passen, samen met nicht Hanneke.
Ook Hanneke huilde hartverscheurend. Sanne was blij dat ze in deze weken bevriend was geraakt met het meisje. Daardoor bleef er toch een band met Maesvreugt en Dries bestaan. Dries zag er zo ernstig uit in zijn zwarte kerkpak Hij droeg zelfs de rouwboordeknoopjes, die ooit aan zijn grootvader hadden behoord. Sanne rilde, hoewel het toch helemaal niet koud was.
De kerkklokken luidden nog steeds toen de kist in het graf zakte en Andries voor altijd naast zijn Nelleke kwam te rusten. Dries was de eerste die een schepje aarde op de kist gooide. Hij huilde nu openlijk en geneerde zich daar niet langer voor. Tante Sanne huilde ook en tante Dientje eveneens, hoewel ze een andere vader had. Tenminste, dat was een van die onduidelijkheden waarover in Ammekerk geroddeld werd. Zelf spraken ze er nooit over, maar het scheen dat die tante ooit als een onecht kind geboren was. Sanne haalde diep adem, terwijl ze naar de rand van het graf liep. Nu was het haar beurt om een schepje aarde op de kist te gooien. Sanne merkte dat haar hand trilde en ze durfde niet meer naar Dries te kijken.
Eindelijk was de begrafenis achter de rug. Het was een indrukwekkende stoet rijtuigen, die daarna naar Maesvreugt reed voor het begrafenismaal.
Op de hoeve was deftig gedekt met het rouwservies, dat ooit met Andries' eerste vrouw mee naar Maesvreugt was gekomen. Je kon aan alles zien dat de dode een voornaam en geliefd man was geweest, die men eren wilde. De stemming aan tafel bleef lange tijd gedrukt.
Dries was zo ernstig dat Sanne, die hielp met bedienen, hem het liefst even door het dikke, blonde haar gestreken had. Maar dat was natuurlijk ondenkbaar.
Men praatte gedempt, terwijl de maaltijd voortduurde. Tante Johanna, de enige tante die Sanne nog geen traan had zien laten, na het sterven niet, in de kerk niet en ook aan het graf niet, had rode konen. Ze keek zeker gespannen uit naar het moment waarop de notaris het testament zou voorlezen. Sanne mocht haar niet. Ze leek op Dries' vader, de man met wie Sabina vroeger getrouwd was geweest. Sanne had toen genoeg gezien. Mensen als tante Johanna dachten alleen aan bezit en hadden weinig belangstelling voor de medemens, hoewel dat laatste toch een christelijke deugd was.
Na de maaltijd zat men nog een tijdje bij elkaar, tot de notaris het erf op reed. Eindelijk daalde de stilte over de mensen uit de pronkkamer van Maesvreugt. De notaris schraapte zijn keel en Dries, nog net zo bleek als aan het graf, snoot zijn neus.
Sanne stond bescheiden bij de deur. Met een opmerkzaam oog keek ze naar de hier verzamelde mensen, die zich nu opmaakten om de laatste wil aan te horen van Andries van Bressij. Tante Susanne en tante Dientje staarden naar de gevouwen handen in hun schoot. Tante Johanna monsterde openlijk de twee tinnen kandelaars op de tafel en Sanne kneep onwillekeurig de lippen op elkaar. Hun mannen zwegen eindelijk, na gedurende het begrafenismaal over de landbouwcrisis te hebben gesproken en natuurlijk ook over het vlasoproer, dat twee maanden geleden in 's-Gravendeel had plaatsgevonden.
Daar waren de arbeiders in opstand gekomen, omdat de vlasboeren hun vlas rechtstreeks naar België verkochten. Dit bracht met zich mee dat er grote armoe werd geleden. Mannen die normaal in het vlas hun loon verdienden, wisten nu niet meer hoe ze de hongerige monden van hun meestal grote gezinnen gevuld moesten krijgen. Tot in de kerk toe was er rumoer geweest, omdat enkele grote vlasboeren ook kerkenraadslid waren. De man van tante Johanna was er een van, wist Sanne. Dat had ze Maarten horen zeggen.
Er waren geweldplegingen geweest, die met ander geweld waren onderdrukt. Het was een onverkwikkelijke geschiedenis. Waarom moesten ze daar juist vandaag over praten?
De stilte in de kamer was dieper geworden. Omstandig vouwde de notaris het dikke, gele papier open en sprak de langverwachte woorden uit.
Het is de wens van de overledene, Andries Hendrikszoon van Bressij...'
Sanne huiverde. Het was net of hij Dries bedoelde. Met dezelfde woorden zou eens, hopelijk in de verre toekomst, zijn laatste wil worden voorgelezen.
Naast de gebruikelijke woorden, waarin Maesvreugt officieel van Dries werd, waren er een paar andere zinnen die de aanwezigen schokten of verblijdden, dat was heel verschillend.
Sanne, met haar grote vermogen om mensen te observeren, registreerde de verschillende emoties haarscherp.
'Op dit moment, waarop zowel mijn vrouw Nelleke Goutswaert, als ikzelf de aarde verlaten hebben om naar onze Schepper te gaan, wil ik het volgende voor altijd duidelijk maken. Dientje Moerkerken, geboren Goutswaert, is de buitenechtelijke dochter van mijn tweede vrouw en mijzelf. Er waren destijds omstandigheden die het ons onmogelijk maakten elkaar te huwen, hoewel dat ons beider wens was. Ze is verwekt voor ik mij verloofde en later trouwde met Magda den Hartigh, mijn eerste vrouw, die wij ook nooit bedrogen hebben. Door deze omstandigheden was het mij, Andries van Bressij, onmogelijk mijn dochter te echten. Later, toen de kwestie opnieuw ter sprake kwam bij het huwelijk van mijn dochter, wilde zij zelf de zaak laten rusten, van mening zijnde dat het allemaal al zo lang geleden was en dat het oprakelen ervan alleen nodeloos verdriet zou brengen. Ik hoop echter dat onze Dientje zowel haar moeder en mij, haar natuurlijke vader, lang zal overleven. Ik weet echter ook dat ik pas rust zal hebben als een ieder weet dat ik, en niemand anders, haar natuurlijke vader was. Daarom zal deze dochter ook ten volle delen in de nalatenschap.'
Tante Dientje barstte in snikken uit en tante Susanne legde haar hand op die van de huilende vrouw. Tante Johanna verstrakte echter en keek kwaad om zich heen. Ze zou minder erven dan ze verwacht had, dacht Sanne niet geheel vrij van leedvermaak.
Nadat de andere belangrijke kwesties en de erfdelen van de kinderen en kleinkinderen waren voorgelezen, waren de kleinere zaken aan de beurt.
De sieraden werden met name genoemd en verdeeld, wat goed was omdat er dan geen ruzie over kon ontstaan. Sabina erfde een klok die ze altijd erg mooi had gevonden in de jaren dat ze de boerin van Maesvreugt was geweest. Tante Johanna wierp haar vroegere schoonzuster een woedende blik toe en Sanne hield even de adem in, toen direct daarop haar eigen naam genoemd werd. Nee maar, ze erfde de beugeltas van grootmoeder Nelleke. Haar hart sloeg een slag over, en ze voelde hoe haar ogen zich met tranen vulden. Haar zelfbeheersing had nog maar een kleinigheid nodig om te verdwijnen, besefte ze, maar ze wilde dat niet. Ze wilde sterk zijn. Huilen kon ze vanavond nog genoeg, als ze in de bedstee lag en niemand haar nog kon zien. Nu was er zoveel waarop ze letten moest.
Eindelijk was de notaris klaar. Hij schudde Dries de hand en bood hem zijn diensten aan. Bovendien herinnerde hij de jonge boer aan het feit dat de dood vaak een onverwachte gast was, soms ook voor mensen die nog jong waren. Hij hoopte dat Dries zijn zaken zo snel mogelijk goed zou regelen. Sanne kon zien dat Dries aan het eind van zijn krachten was.
Nog voor het rijtuig van de notaris het erf was afgedraaid, barstte de woedende tante Johanna los. Met harde stem beschuldigde ze tante Dientje van alles wat mooi en lelijk was. Sanne moest zich ontdaan aan de deurpost vastgrijpen.
Dries kwam weer binnen, nadat hij de notaris uitgelaten had. Als aan de grond genageld bleef hij in de deuropening staan. Tante schold nu ook Sabina uit. Ze beschuldigde de jonge vrouw van hebzucht en van liefdeloosheid ten opzichte van haar eerste man en diens kinderen. Sabina boog beschaamd het hoofd en kreeg een hoogrode kleur. Daardoor kwam het leven in Sanne terug.
Ze raakte Dries aan. 'Maak er een eind aan, Dries, onmiddellijk, voor ze nog meer zegt en de schade onherstelbaar is.'
De jongeman haalde diep adem. Een ogenblik aarzelde hij, een ogenblik waarin hij Sanne aankeek. Het was of ze op dat moment tot op de bodem van zijn ziel keek.
Toe maar, Dries. Jij bent de baas hier en je hoeft dit niet te gedogen onder jouw dak. Laat de herinnering aan je grootvader niet bezoedelen door de hebzucht van je tante.'
Hij knikte kort en stapte toen vastberaden naar voren.