HOOFDSTUK 3

 

Met het verstrijken der maanden vergat Suus het voorval. Haar vader poogde nog éénmaal om haar tot andere gedachten te brengen, maar toen dat niet lukte liet hij de kwestie verder rusten.

De weken verstreken en werden maanden, de seizoenen wisselden elkaar af in hun vaste regelmaat. Mineke werd eindelijk volwassen en ook Hendrik ontwikkelde zich langzaamaan tot een aardige kerel, die om Magda begon heen te draaien, de dochter van tante Hanneke en de mooiste meid van het hele dorp. Suus kon erom glimlachen.

Het was zomer geworden, herfst, de jaarwisseling kwam en daarna nog een. Opnieuw werd het zomer, het jaar 1908 en in die junimaand werd Suus voor het eerst in haar leven verliefd. Komende september zou ze al eenentwintig worden, maar noch vader noch moeder repten over een huwelijk. Dirk Leeuwestein zag ze even zelden als vroeger. Was dat ene, vreemde gesprek er niet geweest, dan zou hij nog altijd een vreemde voor haar zijn. Maar een enkele keer, als ze hem in de kerk zag tijdens een bezoek aan zijn tante, vingen zijn ogen de hare en steeds was er een gekwetste trots in te lezen. Voor zover ze wist, was hij nog steeds niet getrouwd.

De pijl van Amor trof het meisje dan ook als de bekende donderslag bij heldere hemel en toen ze van de eerste verwarring bekomen was, wist ze dat deze liefde haar niets dan narigheid zou brengen.

De man die haar zo onverwacht had weten te boeien, heette Barend Hagoort. Hij was echt knap te noemen en had een vrolijke en innemende natuur, een tikje luchthartig weliswaar, maar daar lette het meisje niet zo op. Hij was niet zo jong meer, tegen de dertig al, maar dat was niet het ergste. Barend Hagoort was getrouwd en alleen daarom al stond het vast dat haar verliefdheid niets anders dan verdriet kon brengen. Hoe had het toch plotseling zover kunnen komen? Barend bewoonde de hoeve naast Maesvreugt en kwam regelmatig bij hen langs. Met een koe voor de stier of een pasgeboren kalf bekijken. Soms kocht hij een paar biggen van haar vader. En in de winter kwamen hij en zijn broodmagere, teringachtige vrouw soms kortavonden.

Vroeger had Suus nooit zo op Barend gelet, maar op een avond waren ze ineens samen buiten bij de kreekkant. Suus spoelde op de stoep aan de kreekkant een kleed uit waar koffie overheen was gegaan en dat dus meteen moest worden uitgewassen, wilde de vlek er nog uit gaan.

Barend stond ineens achter haar. Hij was bij vader geweest om te vragen of hij het gerij een dag mocht lenen. Zijn vrouw moest een dokter in de stad bezoeken, want ze dachten dat ze aan de gevreesde ziekte leed. Ze spuwde de laatste weken soms wat bloed. De dokter van het dorp kon er niets meer aan doen. Suus had intens medelijden met het jonge paar, maar nu hij buiten was keek Barend niet langer treurig. Integendeel, in zijn felblauwe ogen blonken pretlichtjes en ze herkende de onmiskenbare bewondering die ze ook zo vaak bij de jongens gewaar werd. Suus voelde zich toen niet zo heel erg op haar gemak.

'Zal ik je helpen?'

'Ik ben nog niet klaar met spoelen.'

'Haast heb ik niet. Ik kan de mand zo wel even voor je naar binnen dragen. Ik wacht wel even. Het is zo'n heerlijke avond.'

'Ik ben heus niet van porselein. Zo'n mand kan ik heus zelf wel tillen.'

'Neem me niet kwalijk, Suus. Het is zeker dat ik zo gewend ben bij alles te moeten helpen. Bep is niet zo sterk meer als vroeger.'

'Het spijt me voor je vrouw, Barend.'

'Ach ja, het is een braaf mens. Het zou me spijten als ik haar moest missen.' Maar hij keek helemaal niet bedroefd, constateerde Suus een beetje geïrriteerd.

'Zover is het toch nog niet?'

'Nee, nee, natuurlijk niet. Als er geen enkele hoop meer was, hoefden we niet helemaal naar Rotterdam te reizen om daar een andere dokter te raadplegen. Beppie is er nog nooit geweest, in de stad, bedoel ik.'

'Ik ook nog niet zo vaak, maar het is er schitterend. Overal havens met zeilschepen en stoomboten. De markt is er zo groot dat er geen einde aan lijkt te komen. Er rijden een hele massa trams en ook paardentrams. Zelfs auto's, zoveel dat je op de weg allesbehalve veilig bent.'

'Ik hoor het al, jij maakt wel graag een uitstapje naar de stad.'

'Wie gaat er niet graag eens een dagje uit?'

'Dat is het voordeel van de jeugd, Suus.' Barend lachte, maar iets in zijn lach joeg haar het bloed naar de wangen. Ze voelde zich slecht op haar gemak, al wist ze op geen stukken na waarom.

Barend nam de tijd om zijn pijp te stoppen. Suus nam hem tersluiks op. Zijn blonde, lichtkrullende haar glansde in de avondzon. Ze voelde een lichte verwarring in zich opstijgen.

'Ik wilde maar dat ik ooit op jou had gewacht, Suus,' zei hij plotseling en ineens had zijn stem een nieuwe, intieme klank.

Suus was nog meer in de war gebracht. 'Op mij? Hoezo?'

'Ik had best met jou getrouwd willen zijn.'

'Zo?' Ze herinnerde zich ineens dat ze bij Barend thuis een huis vol kinderen hadden. Zijn ouders waren welgesteld, maar als je met acht of negen kinderen was, die allemaal in de erfenis moesten delen... nee, op zo'n vrijer zat vader voor haar niet te wachten. Niet met Dirk Leeuwestein op de achtergrond.

Dat wist Suus maar al te goed. Gelukkig drong die zich tegenwoordig niet meer op. Na die onaangename gang van zaken met Dirk had vader nooit meer over een huwelijk gerept. Al wist ze dat het zijn ongenoegen opwekte dat ze zo weinig haast maakte. Vader wilde dat ze goed onder dak zou komen. Dat wilde ze zelf ook, maar er was niemand die ze zo graag mocht lijden dat ze het met hem aan zou durven. De boerderij waar Barend nu op zat was van zijn vrouw. Ze was enig kind geweest. Als zij zou sterven was de hoeve van Barend. Kinderen waren er nog niet. Barend zou er goed uitspringen als hij weduwnaar werd. Zouden zijn gedachten hovaardig worden en een kant uitgaan die allerminst geoorloofd was?

Lieve help, zijn vrouw was ernstig ziek, dat wel, maar... Suus wilde ineens dat hij wegging. En toch, die man had iets. Zoals hij nu gezellig stond te praten over de laatste nieuwtjes, ze moest zich wel vergist hebben. Beslist, alleen haar eigen gedachten waren slecht geweest. Barend was weer gewoon de joviale buurman van altijd.

Zo, is het spoelen nu klaar, Suus?'

'Ja, hoor.'

'Kom maar, ik zal de mand voor je naar de waslijn dragen.'

'Dat is aardig van je. Wanneer gaan Bep en jij naar de stad?'

'Eind van de week, denk ik. Het hangt er een beetje vanaf. Bep moet een goede dag hebben, zodat ze zich sterk genoeg voelt om de reis te kunnen maken.'

'Dat spreekt vanzelf. Gaan jullie helemaal met het gerij?'

'Nee, we rijden naar Krooswijk. Vandaar gaan we verder met de stoomtram. De dokter woont op vijf minuten lopen van de halte in de Rosestraat.'

'Het moet verschrikkelijk zijn, je vrouw zo te zien lijden.'

'Ja, we hadden het graag anders gezien en ook een paar koters gehad.'

'Een zoon?' Suus glimlachte ineens. Barend was eigenlijk een vreemde mengelmoes van een volwassen man en een wat verlegen jongeman. Ineens mocht ze hem wel. Hij zou zich wel vaak eenzaam voelen. Dat was het. Daarom zocht hij nu zo nadrukkelijk haar gezelschap. Had hij niet vanavond nog tegen moeder zitten vertellen, dat Bep vaak al om een uur of zeven naar bed ging, zodra ze hadden gegeten en zij de afwas aan de kant had? Omdat ze dan zo moe was dat ze tot niets meer in staat was. Ze kon zich wel voorstellen hoe Barend dan alleen in de keuken zat, met als enig gezelschap de krant. Dat was op de duur inderdaad geen leven voor een jonge kerel.

Misschien was het heel begrijpelijk dat Barend ineens zo zijn best deed om haar aandacht te trekken. Ze voelde een vleugje medelijden met hem. Het was hard als je toekomstverwachtingen allemaal aan flarden gingen.

'Bep en ik hadden ons ooit zoveel van het leven voorgesteld, toen we trouwden. Ik was er trots op een eigen hoeve te krijgen, eigen baas te worden. Zelfs al was die hoeve lang zo groot niet als die van mijn vader. We zijn met zovelen thuis. En Bep had iemand nodig om haar te helpen, toen haar ouders gestorven waren en ze helemaal alleen achterbleef. Nu ben ik mijn eigen baas, en dat is prettig. Als Bep... Mijn grond grenst aan Maesvreugt, Suus.'

'Ja.'

'Ik heb de beste buren getroffen van heel Ammekerk.'

Suus moest lachen en Barend lachte terug. Nu leek hij wel tien jaar jonger dan zoëven, toen zijn gezicht een zorgelijke uitdrukking had gehad. Er vonkte iets in zijn ogen en even voelde Suus opnieuw een vreemde verwarring. Tegelijkertijd was het net of er een vonk tussen hen oversprong. Ze kreeg het er warm van en haar verwarring was groter dan ooit tevoren. Die avond kwam ze moeilijk in slaap en droomde ze van Barend Hagoort.

 

Vanaf die tijd kwam Barend vaker op Maesvreugt dan vroeger en hij was nog maar zelden vergezeld van zijn vrouw. Die ging óf vroeg naar bed óf zat 's avonds rustig een poosje buiten, als het warm weer was. Nog was Bep in staat om de boel draaiende te houden in haar huishouding, maar niemand wist hoe lang ze dat nog zou volhouden. Bep Hagoort had de tering, de dokter in Rotterdam had het ook gezegd. Eigenlijk moest ze nu veel rusten en frisse lucht hebben, maar ze was boerin en een meid konden ze daarginds niet betalen. De boerderij was niet groot, maar niettemin was er meer dan genoeg werk voor één enkele vrouw.

Sanne van Bressij deed wat ze kon voor haar zieke buurvrouw, dat was christenplicht. Soms leende ze Grietje een dag uit, zodat die het zware werk kon doen waarvoor Bep te veel was verzwakt. Ze stuurde Suus zo nu en dan met iets lekkers naar de buren. Een pannetje versterkende soep, een stuk gekookt spek, een paar sneden krentenbrood. De buurvrouw was zo mager, ze moest spijzen eten die weer wat vlees op de botten brachten. Mensen stierven niet altijd aan de tering, er waren er die genazen.

Iedereen in het dorp sprak bewonderend over Barend, die het lijden van zijn vrouw zo moedig verdroeg en zelfs niet te beroerd was om iets in het huishouden te doen, als Bep te moe was. Iedere man die gezien zou worden met een bezem om de vloer van de keuken te vegen, of de was op de bleek ging leggen, zou in de hele streek uitgelachen worden. Maar Barend deed het omdat zijn vrouw er zo slecht aan toe was en daarom lachte niemand. Integendeel. 'Ja,' zuchtte Barend soms, 'een mens wikt...' En dan knikten zijn toehoorders met ingehouden bewondering.

Het verging Suus van Bressij niet anders. Zij bewonderde Barend ook mateloos, maar deed dat wel in stilte. De julimaand was voorbijgegaan en de oogst begon, het koren moest worden gemaaid. In die drukke tijd leende moeder Suus uit aan Bep, om daar de koffie naar het land te brengen. Mineke had op Maesvreugt aan moeten pakken, wat ze mopperend deed. Suus ging met kloppend hart naar de buren.

Bep moest in de keuken een beetje huilen van opluchting, want ze had onnoemelijk tegen de drukte van de oogst opgezien. Omdat de zomer zich van zijn beste kant liet zien, zette Suus een stoel voor Bep buiten in het zonnetje, zorgvuldig uit de wind. Ze had de laatste krant meegenomen, vader gaf de gelezen kranten altijd door aan de buren, zodat die er zelf geen hoefden te kopen.

'Ga jij nu maar lekker een poosje zitten lezen, Bep. Ik klaar het wel met het werk. Op Maesvreugt zijn we wel wat drukte gewend.'

'Maar...' sputterde Bep nog tegen, al was het maar voor de vorm, want juist op die dag zag ze er wel erg slecht uit.

'Toe maar. Barend heeft ons verteld dat je van de dokter zo veel mogelijk van rust en de buitenlucht moet profiteren.'

'Dat is zo, maar...'

'Doe dat dan, nu je de kans krijgt.' Suus knikte hartelijk. 'Het is de enige kans die je hebt om weer beter te worden. Die moet je dankbaar benutten, zeker als je er de mogelijkheid toe krijgt.'

'Ja,' zuchtte de bleke vrouw, wier hoekig gelaat en ingevallen wangen haar tien jaar ouder deden schijnen dan ze was.

Weer had Suus een intens medelijden met de jonge vrouw. Hoe zou je je voelen als je wist dat je leven eigenlijk al voorbij was, nog voor het goed en wel was begonnen?

Ze huiverde licht, ondanks de warmte. Dan toog ze aan het werk. Ze zette koffie, luchtte de keuken eens goed door, smeerde de dik gesneden boterhammen en belegde ze zorgvuldig, ervoor wakend dat veel zuiniger te doen dan ze op Maesvreugt gewoon waren. Op de meeste boterhammen ging gewoon stroopjesvet, maar op die van Bep ging spek en ook maakte ze er twee voor Barend met spek klaar. Hij was de boer, hij mocht wel wat extra's hebben. Ze zwaaide nog even naar Bep, eer ze de zware mand en de koffieketel oppakte om naar het land te gaan.

Het was een zwaar vrachtje om te sjouwen, maar dat was ze gewoon. Toch kleefde haar muts om haar hoofd eer ze bij de maaiers was. Vandaag of morgen zou ze beslist met de nieuwerwetse mode gaan meedoen en doordeweeks blootshoofds gaan en de krullenmuts zou ze dan alleen nog op zon- en feestdagen dragen. Vader zou het niet leuk vinden, maar ze zou doen wat ze wilde. Alle mannen deden hun uiterste best hun vrouwen in de klederdracht te houden, maar er kwamen steeds meer vrouwen, hoofdzakelijk de jongeren, die deze aflegden. Suus stond er niet zo bij stil dat dit hoofdzakelijk vrouwen waren uit de betere kringen, die ook in Ammekerk eerst heel voorzichtig, maar nu steeds vastbeslotener mee gingen doen aan de mode, die uit de grote stad kwam overwaaien.

Ah, daar is mijn reddende engel.' Suus schrok op uit haar overpeinzingen. Barend stond pal voor haar. Hij grinnikte overmoedig. Zijn blonde krullen zaten op zijn bezwete voorhoofd vastgeplakt, zijn pet propte hij vaak in zijn broekzak en zijn helderblauwe ogen straalden haar overmoedig tegemoet. Suus kreeg het nog warmer.

'Fijn, dat jullie Bep zoveel helpen,' zei hij toen met een gewone glimlach, maar zijn stem behield de warme, strelende klank.

'Er is nog altijd een kans dat ze er weer bovenop komt, als ze zichzelf voldoende in acht neemt,' antwoordde Suus hartelijk, terwijl ze haars ondanks snel wegkeek van die mooie ogen die zo overduidelijk vertelden dat hij blij was om haar te zien. Zelfs al zwegen zijn lippen.

Ze bleef bij de mannen zitten om wat met hen te schertsen, terwijl ze zo nu en dan met de in een blauwe theedoek geknoopte ketel rondging om de koffiekommen bij te vullen. De mannen die Barend had ingehuurd als maaiers waren allemaal armoedzaaiers. Ze aten gretig van de door Suus meegebrachte mondvoorraad, ook al brachten ze gewoonlijk hun eigen eten mee. De arme mannen waren altijd blij met een extraatje, zeker als er zo hard gewerkt moest worden. Nu de oogst begonnen was, werkte men van zonsopgang tot zonsondergang, zolang het mooie weer aanhield. Dat hield je niet vol op een lege maag, zo had ze het thuis op Maesvreugt altijd geleerd. Ze zag heus wel dat Barend een bedenkelijke blik wierp op de extra boterhammen. Dat zouden de meeste boeren doen. Maar vader zei, dat als je iets meer uitgaf voor je arbeiders, je dat altijd met rente terugkreeg. En hij had gelijk. Op Maesvreugt konden ze altijd de beste mensen krijgen. De gewone man werkte graag voor een boer met een hart in zijn lijf, maar al te vaak maakten ze het totaal anders mee.

Alle boterhammen waren in een mum van tijd verdwenen, als sneeuw voor de zon. Ook de koffieketel voelde niet zwaar meer aan. Ziezo, de mannen begonnen alweer overeind te komen, maar al te bereid om hun beste beentje voor te zetten voor een boer die goed voor zijn volk zorgde. Barend zei dat tegen Suus, een beetje verrast was hij wel. Zijn vader hoorde bij de krentiger boeren. Suus wist dat heel goed. 'Vraag het maar aan m'n vader,' lachte ze. 'Dat beetje geld van die boterhammen verdien je dubbel terug doordat ze harder werken. Het is echt waar, Barend. Nu zul je het zelf eens zien.'

'Suus, je bent gewoon een wonder.'

'Welnee, ik doe gewoon wat ik thuis altijd heb geleerd.' Maar ze voelde weer die vreemde verlegenheid over zich komen, toen hij haar zo strak aankeek. Was ze nu echt verliefd op hem?

Nog voor die gedachte goed en wel tot haar was doorgedrongen, deed Barend een stap naar haar toe. Hij stond nu vlak voor haar en zijn diepblauwe ogen boorden zich doordringend in de hare. 'Het is heel erg jammer dat ik al getrouwd ben, Suus. Er is in heel Ammekerk niemand zoals jij. Mooi én lief. En bovendien...' Hij beet op zijn lip.

En bovendien is Maesvreugt er, dacht ze, maar zo wilde ze niet denken. Ze wierp haar hoofd achterover en blikte hem vol aan, ineens gedreven door een nieuwe, vreemde drang die maakte dat ze hem helemaal wilde doorgronden.

'Bovendien...' Hij aarzelde slechts kort. 'De beste boerin die een man zich maar kan wensen.'

Weer steeg die verraderlijke kleur naar haar wangen en Barends ogen kregen een vreemde glans. 'Zulke dingen moet je liever niet zeggen, Barend.'

'Ik zou niet weten waarom niet. Elk woord is er van waar. Suus...'

'Ik moet gaan. Bep zal zo zachtjesaan ook wel een kop koffie lusten. Ze zit lekker in het zonnetje.' Ineens was het heel erg veilig om over zijn vrouw te praten.

Hij knikte kort. 'Ben je er straks nog?'

'Ik kook nog voor jullie. Moeder heeft gezegd dat ik zo lang kan blijven als nodig is.'

'Blijf dan tot na de middagkoffie. Ik heb zelden zo'n lief plaatje gezien, als toen jij daarnet langs de goudgele tarwe liep, met de koffie en de mand. Zo'n mooi, rank figuurtje en...' Weer maakte hij zijn zin niet af, maar hij keerde zich abrupt om en ging weer aan het werk.

Suus werd iets nieuws gewaar. Voor het eerst bemerkte ze dat vrouwen soms een vreemde macht over mannen hadden. Zij had dat met Barend. Wat betekende dat? Zou hij... Zou hij misschien ook oprecht verliefd zijn op haar? Van haar houden zelfs? Waarom maakte haar hart nu ineens een sprongetje van blijdschap?

Nu kreeg ze ineens haast. Ze moest naar Bep terug. Bep, zijn vrouw. Zijn ziekelijke vrouw, die wellicht ten dode was opgeschreven. Wat lag haar leven ineens overhoop.

Nog voor ze bij de boerderij terug was, had ze wel viermaal omgekeken naar dat blonde hoofd bij de arbeiders. Tweemaal daarvan had ze zijn ogen getroffen. Daardoor voelde ze zich diep in haar binnenste geraakt.

Ze was wel wis en waarachtig verliefd op de buurman, wist ze, toen ze binnen de mand en de ketel op de keukentafel zette. En buiten wachtte zijn vrouw, die slechts goedheid bij haar had gezien. Het leven was ineens hopeloos ingewikkeld geworden.

 

De augustusmaand liep nu langzamerhand naar het einde en overal werden reeds voorbereidingen getroffen voor de viering van Koninginnedag, op de laatste dag van die maand.

Suus en Mineke hielpen een avond mee met het maken van papieren bloemen bij de dominese thuis. Het weer hield zich goed. Zo nu en dan viel er een buitje, maar nu bijna overal de tarweoogst binnen was, vonden de boeren dat wel best. Met zulk groeizaam weer konden ze over een poosje een prima aardappeloogst tegemoetzien.

De avond voor het feest kwam Barend weer eens op Maesvreugt langs.

'Goedenavond, samen,' luidde zijn gebruikelijke groet en onmiddellijk daarna zochten zijn ogen die van Suus. Ze boog zich diep over haar breikous. Barend moest maar liever niet zo naar haar kijken waar vader of moeder bij waren.

Hoewel hij tot nog toe niets tegen haar gezegd had, twijfelde ze nu niet langer aan zijn gevoelens voor haar. Die waren overduidelijk en aldoor was ze bang dat een ander het ook zou zien. Het was heerlijk, maar verwarrend tegelijkertijd. Voor het eerst in haar leven had Susanne van Bressij haar hart verloren, totaal en onvoorwaardelijk. Ze wist echter maar al te goed dat het een onmogelijke liefde was. Maar dat deed niets af aan haar gevoelens. Ze voelde zich altijd gelukkig als Barend zo naar haar keek. Op zulke momenten vergat ze alle andere dingen.

Vader was al een geanimeerd gesprek met zijn jonge buurman begonnen en moeder haastte zich om melk te warmen voor de koffie. Mineke was nog buiten, bezig de aardbeienbedden na te lopen voor de napluk. Omdat Suus het ineens zo warm had gekregen door Barends aanwezigheid, zei ze vlug dat ze Mineke wel een poosje zou gaan helpen. Ze vluchtte, ze wist het maar al te goed.

Buiten was het heerlijk. De zomeravonden waren niet langer zoel en warm, want vroeg in de morgen en ook 's avonds was het al goed te merken dat de herfst zich begon aan te dienen. Vogels kwetterden alom en in de kreek zwommen een paar zwanen voorbij. Hoog boven in de blauwe lucht die slechts hier en daar onderbroken werd door een speels wit wolkje dat met onbekende bestemming voorbijzeilde, scheerden de zwaluwen onrustig. Een dezer dagen zouden ze wegtrekken naar het warme zuiden.

'Ik kom je een poosje helpen,' glimlachte Suus naar haar jongere zusje.

'Graag. Ik ben nog maar halverwege, maar het lijkt niet op te schieten.'

'Zitten er nog zoveel aardbeien aan?'

'Ja, het lijkt wel juni in plaats van de napluk.'

'Ik zal even meehelpen.'

'Mijn rug doet zeer van al dat bukken.'

Suus moest lachen, Ze wist dat Mineke zich altijd aan vervelende werkjes onttrok, maar vanavond was ze toegeeflijk gestemd. 'Ga dan maar vast naar binnen. Moeder heeft de koffie haast klaar en ik ben wel graag buiten bezig, als het zo lekker is. Het is zonde om op een mooie zomeravond binnen te zitten. Straks als het regent, denk je eraan terug en dan heb je de hele winter weer voor je.'

'Ik ga vanavond vroeg naar bed. Morgen moet ik de hele dag naar het dorp voor het feest. Ik ga ook dansen, weet je.'

'Laat vader het maar niet horen. Hij zou het niet goed vinden, vrees ik.'

'Je zegt toch niets, hè?'

'Welnee. Ga nu maar.'

Het was heerlijk om een poosje alleen te zijn. Suus bukte zich en begon verder te plukken op de plaats waar Mineke gebleven was. Ze had het nog steeds warm en ook had ze een klein beetje hoofdpijn. Daar had ze met de warmte geregeld last van, omdat het oorijzer van de krullenmuts dan zo ging knellen. Wacht, ze was nu toch alleen. Ze zou de muts afdoen. Ze hing de muts met de ondermuts van zwart katoen en het krulijzer aan de takken van een bessenstruik naast het aardbeienbed. Ziezo. Dat was heerlijk koel. Nu voelde je de avondwind door je haren strijken. Het herinnerde haar aan vroeger. Kinderen hoefden zo'n muts niet te dragen, hooguit een strik en dat had ze al erg genoeg gevonden.

Suus plukte verder, terwijl haar gedachten alle kanten uitgingen behalve die ene die ze zo graag wilde. Barend. Nee, ze wilde niet aan hem denken, niet aan die verwarrende gevoelens toegeven. Het was verleidelijk, zeker, maar Barend was getrouwd en dat mocht ze nooit, nooit vergeten.

Ze schrok ontzettend toen hij ineens in de moestuin stond. 'Wat doe jij hier,' hakkelde ze, terwijl ze een schichtige blik op het huis wierp.

'Ik wil met je praten. Dat wil ik al een hele tijd, maar het is bijna onmogelijk om je alleen te treffen.'

'Allicht. Het is onbehoorlijk als een man alleen is met een ongetrouwd meisje'

'Suus, je moet me niet plagen. Luister naar me.'

'Dat doe ik. Praat maar. Ik pluk intussen verder, zodat mijn vader ziet dat er niets aan de hand is.'

'Zou hij je dan in de gaten houden?'

'Dat weet ik niet. Het zou nergens voor nodig zijn, wel Barend?'

'Hoe kun je zoiets zeggen, Suus? Dag en nacht moet ik aan je denken, verlang ik ernaar dat mooie blonde haar van je te zien, die ogen van je op me gericht te voelen, je roze wangen en mooie mond. Suus, je weet toch wel dat ik op die manier aan je denk?'

Ze wilde die vraag niet beantwoorden. Alsof hij gewoon over het weer sprak, werkte ze door, maar haar handen waren klam geworden en ze trilden van ingehouden emotie.

'Barend, zulke dingen mag je niet zeggen. Zelfs niet denken. Je vrouw...'

'Ik zit niet om een preek verlegen, Suus. Ik hou van je, zoveel dat ik er gek van word. Ik wéét dat je net zo over mij denkt.' Er klonk een hartstocht in zijn stem door die haar benauwde. Zulke emoties kende ze niet. Ze deed haar uiterste best om kalm te schijnen.

'Zo? Ik vrees toch dat je je vergist, Barend.' Suus rechtte haar rug en probeerde te lachen. Hij moest eens weten hoe haar hart opsprong bij die woorden. Maar tegelijkertijd maakten die woorden haar ook onzeker en bang. Het was slecht dat hij zulke dingen zei. Er kwam narigheid van, dat voelde ze. Aan de ene kant wilde ze nu niets liever dan opstaan en in zijn armen vliegen om zich een beetje te laten liefkozen. Maar dat kon niet, nu niet en nooit en Barend wist dat even goed als zij. Maar aan de andere kant sprak haar geweten en zag ze Bep, met haar lijdende gezicht, en dan voelde ze zich slecht en schuldig. Het was het veiligste om te doen alsof zijn woorden haar niet raakten.

'Suus, dat kan niet,' pleitte hij hartstochtelijk.

Eindelijk stond het meisje op, maar ze zorgde ervoor dat ze vanuit het woonhuis niet langer gezien kon worden. 'Barend, denk toch aan je vrouw.'

'Dat doe ik ook. Maar direct daarna moet ik dan altijd aan jou denken. Waarom zijn wij geen paar, Suus?'

Ze voelde zich hoe langer hoe slechter op haar gemak. 'Zelfs al was je niet getrouwd, dan nog zou er niets van kunnen komen. Mijn vader zou het niet goedvinden.' Ineens voelde ze iets van de trots van het oude boerengeslacht waaruit ze stamde in zich omhoogkomen. Het gaf haar kracht om hem aan te zien en vol te houden. Want hoezeer ze ook verliefd was geworden op deze man, hier gebeurde toch iets dat ze niet wilde. Hij had geen recht om zo te spreken, daar was ze zich heel sterk van bewust.

'Nee,' antwoordde Barend bitter. 'De dochter van Maesvreugt is te goed voor een jong uit een overvol nest.'

'Nu doe je mijn vader onrecht aan.'

'Ja?' teemde hij.

'Barend, hou op. Alsjeblieft.' Ze voelde hoe de tranen nu naar haar ogen drongen en ze moest op haar lippen bijten om ze in te houden. 'Ik mag je graag, maar zo... zo ken ik je niet.'

'Je weet nog bitter weinig af van de liefde, kleintje, en ook van alles wat daarbij komt kijken.'

'Kan zijn, maar van een meisje kun je nauwelijks anders verwachten. Wat ik echter drommels goed besef, is dat jij momenteel geen meester bent over je eigen gevoelens. Later als je weer bij Bep bent, krijg je er beslist spijt van dat je dergelijke dingen hebt gezegd. Ik weet het zeker.'

'Jij weet een heleboel zeker, nietwaar?'

Even keek ze hem onzeker aan. 'Natuurlijk, het is...' Ineens deed hij een paar stappen naar haar toe en de verdere woorden bleven Suus in de keel steken, zijn armen waren om haar heen en voor ze het wist lag ze in zijn armen. Suus kon niet anders dan de eerste kus die ze in haar leven kreeg beantwoorden met hetzelfde vuur als waarmee die kus gegeven werd.

Welk een emoties namen nu bezit van haar. Ineens was ze niet meer zo zeker van alles wat hoorde en niet hoorde, wat goed was en wat slecht. De verwarring die haar tegenwoordig zo vaak besloop, nam intens bezit van haar.

'Toe.'

Toen Barend haar losliet, glimlachte hij. 'Zie je nu wel?'

'Barend, het is niet eerlijk. Je weet dat ik gelijk heb. Er kan niets van komen.'

'Nog niet, Suus, nog niet. Maar jij houdt van mij en ik van jou.'

'Daarover mogen we niet praten. Je bent getrouwd.'

'Beppie is ziek.'

Ineens werd ze ijskoud en toen duwde ze hem van zich af. 'Je bent walgelijk' Ze stond te trillen op haar benen van verontwaardiging.

'Het is de waarheid. Ik zie die onder ogen.'

Ze staarde hem sprakeloos aan. Zo, dus dat zag hij. En wat zag hij nog meer. Maesvreugt? Zeker zou hij het welvarende Maesvreugt zien, grenzend pal aan zijn eigen hoeve. De hoeve was van zijn vrouw, maar die had ouders noch broers en zusters. En kinderen waren er niet gekomen. Als Bep stierf, wat God mocht verhoeden, was de hoeve van hem en zou hij zich van alles in het hoofd halen. Maar wat min, om daar nu op te zinspelen. Wat minderwaardig, om er zelfs maar over te denken!

'Ik zal je vertellen wat ik zie. Een pedante man met gedachten waarvoor hij zich slechts zou moeten schamen. Laat één ding je gezegd zijn, Barend Hagoort. Zelfs al zou jij niet gebonden zijn, dan nog zou ik niet met je willen trouwen. Ik trouw helemaal niet.'

Hij lachte, maar zijn onzekerheid was duidelijk merkbaar. 'Kom nou, Suus. Je bent een van de knapste meisjes van Ammekerk.'

'Dat heeft er niets mee te maken. Je bent echt de eerste niet, die met me wil trouwen. Er zijn er meer geweest. Ik heb de afgelopen jaren twee serieuze huwelijksaanzoeken afgewezen. Verwacht maar niets. Je bent geen lelijke vent om te zien, dat is waar en dat weet je zelf nog wel het beste, maar denk daarom nog niet dat dat voldoende is. Je zou me een groot plezier doen als je nu vertrok.'

Even staarde hij haar perplex aan. Toen deed hij, tot haar onvoorstelbare opluchting, wat ze vroeg. Hij vertrok inderdaad.

Suus liet haar tranen eindelijk de vrije loop. Wat een zottin was ze geweest, om verliefd te worden op zo'n man. Goed, hij was knap om te zien en zijn bewondering was vleiend. Maar zijn gedachten... Nee, van zulk een man wilde ze niet houden. Ze wilde niet wachten totdat... totdat... Haar gedachten weigerden dienst.

Toen Sanne van Bressij een kwartiertje later Suus met een kopje koffie opzocht, zat Suus nog op precies hetzelfde plekje tussen de aardbeienplanten.

'Wat is er?' vroeg haar moeder geschrokken.

'Niets,' antwoordde Suus afwerend. 'Ik wilde over een paar dingen nadenken, moeder. Dat was niet gemakkelijk, maar nu zie ik alles weer helder. Fijn dat u me een kop koffie bracht. Ik heb er behoefte aan.'

'Je bleef zo lang weg.' Wat Sanne ook mocht vermoeden, ze zweeg wijselijk. Ze liet haar dochter alleen met haar gedachten en dat was ongetwijfeld het beste wat ze op dat moment kon doen.