HOOFDSTUK 5

 

De as in de haard gloeide nog een beetje. Nelleke hoefde alleen maar te blazen om de vlammen weer tevoorschijn te laten komen. Ze legde er een turf op en weldra begon de warmte zich door de keuken te verspreiden. Daarna vulde ze de ketel met vers water en hing die aan de haak boven het vuur.

Haar wangen gloeiden nog van de slaap, zelfs al had ze in het donker door de kille herfstlucht gelopen om op Maesvreugt te komen. Het was vreemd weer op Maesvreugt te dienen, maar het was slechts voor een poosje. De boerin was ziek, ze had een week geleden een miskraam gehad, en enkele avonden terug was Andries plotseling bij haar huisje verschenen. Aarzelend had hij gevraagd of ze hem wilde helpen. De kinderen waren jengelig en Bets kon al het werk niet aan. Ze had zeker al wel gehoord dat Magda een miskraam had gekregen? Na de geboorte van Jacoba, een jaar geleden, was ze nooit meer helemaal de oude geworden. Ze leek haar verdriet maar niet te kunnen overwinnen.

'Het is niet gemakkelijk voor haar,' had Nelleke hem geantwoord. 'Zeker niet omdat Bets ook onderweg is.' Bets was in het voorjaar met de bouwknecht van Maesvreugt hertrouwd, maar toen was de kleine al onderweg. De boerin was er vreselijk boos om geweest, maar zoiets gebeurde immers maar al te vaak. En Bets was er blij om: van haar eerste man had ze nooit kinderen gekregen.

'Wil je me helpen, Nelleke?' Zijn donkerblauwe ogen waren dichtbij als vroeger en het was ineens allemaal zo vertrouwd, dat ze iets weg moest slikken eer ze kon antwoorden. Een bijna onbedwingbare neiging om door zijn blonde haar te strelen, dun en fijn als dat van Dientje, kon ze nog net onderdrukken. Ze had dus maar geknikt en was naar de deur gelopen. Na een kort bedankje was hij onmiddellijk weer vertrokken. Nelleke was behoorlijk uit haar doen geweest. Dat hij - na negen jaar! - nog steeds die macht bezat.

De volgende morgen was ze om vijf uur op Maesvreugt gekomen. Ze had Dientje meegenomen; het meisje zat bij haar in de warme keuken en deed het verstelwerk dat niet kon blijven liggen. Dientje kon al heel goed naaien, 's Avonds, als ze doodmoe weer in hun eigen huisje kwamen en Dientje meteen in de bedstee kroop, deed Nelleke het naaiwerk dat het meisje nog niet aankon. Ze werkte soms een halve nacht door, tot haar ogen prikten en traanden en ze niets meer kon zien. Ze mocht haar vaste klanten niet teleurstellen, al hielp ze op Maesvreugt. Ze was sterk, ze kon dit nog wel even volhouden. En zondag, dan zou ze de hele middag gaan slapen om het tekort in te halen!

Het water begon boven het vuur te zingen en Nelleke zette de borden en koppen van wit porselein op tafel. Terwijl ze het brood sneed haalde Dientje de boter uit de kelder, de kaas moest ook op tafel. Andries had de verspillende gewoonte om op zijn brood zowel boter als beleg te willen hebben. Nelleke had nog nooit gehoord van boeren die zoiets deden. De boerin mopperde er altijd op en de knechten mochten natuurlijk helemaal geen boter, maar slechts zo nu en dan een klein stukje kaas of spek. Bets zei wel dat de baas het soms wat hoog in de bol had, wat dan zou komen door zijn deftige familie in de stad.

Gelukkig, het water was aan de kook en Nelleke vulde de theepot. Nu was er ook in de pronkkamer gestommel te horen en vanuit de koestal klonk het gerammel van melkemmers. Bijna op hetzelfde moment kwam Bets de keuken in.

'Móge,' mompelde ze, terwijl ze naar het vuur liep. 'Wat is het hier al lekker.' Bets huiverde. 'Het is ineens zo koud geworden. De herfst is nu echt begonnen.'

'Wil je thee? Ze is net gezet.'

'Graag. Ik zal even een kop pakken.'

'Laat mij maar. Ze staan boven in het kabinet en in jouw toestand mag je niet met je armen boven je hoofd reiken, anders komt de navelstreng om het hoofd van het kind en stikt het.'

'Ik begin naar de geboorte te verlangen,' zuchtte Bets en ze ging op de biezen stoel naast de haard zitten. 'Nu het nog maar een paar weken duurt begint m'n buik in de weg te zitten. Had jij dat ook?'

'Ja.' Nelleke glimlachte, maar niet van harte. Ze sprak liever niet over die tijd. Het was niet goed als de mensen daar te veel over zouden horen. Dat zou alleen maar lastige vragen oproepen.

'Kun je vandaag voor het broodbakken zorgen, Bets? Dan zal ik karnen. Dat is veel te zwaar voor je. Komt vrouw Noteboom nog om de was te doen?' Andries had een van de vrouwen uit het dorp gehuurd als wasvrouw en strijkster, dat was al zo sinds Magda van Jacoba liep, vorig jaar. Daarna was de wasvrouw gebleven. Dat scheelde een heleboel. In een grote boerenhuishouding was altijd meer dan genoeg te doen.

'Ik ga kijken of de kinderen aangekleed zijn.' Bets ging de trap naar de zolder op en Nelleke kon horen hoe ze grapjes maakte. De oudste kinderen sliepen op zolder, maar kleine Jacoba lag nog in de krib bij haar ouders in de bedstee. Andries stapte de keuken in, juist toen Nelleke een paar vetpotjes op tafel zette om wat meer licht te hebben. Hij droeg Jacoba op de arm. Het meisje trok kraaiend aan zijn snor, die hij sinds een paar maanden had laten staan en die hem een gedistingeerd uiterlijk gaf.

'Wat is het hier gezellig,' prees Andries. Hij gaf de kleine aan Nelleke en kietelde Jacoba onder de voetjes.

'Niet doen, Andries. Anders gaat ze later stotteren,' schrok Nelleke.

'Bakerpraatjes,' merkte Andries zorgeloos op. 'Zijn ze nog niet klaar met melken?'

'Het zal denk ik niet lang meer duren.'

'Ik werd wakker van de dorsvlegels.' Andries pakte vast een boterham en deed er dik boter en kaas op. 'Hier, voor jou.'

'Maar...'

'Toe, schiet op. De anderen hoeven het niet te zien. Je mag best iets extra's hebben. Je hebt nog steeds het figuur van een jong meisje.'

Ja, Magda was in alle opzichten een welgedane boerin geworden. Nelleke keek verlegen de andere kant uit. Ze hield er niet van als Andries liet blijken dat hij zich herinnerde wat er vroeger was gebeurd. Dat maakte alles alleen maar moeilijker. Elkaar helpen, goed. Maar dit soort dingen zou anderen aan het denken zetten, als ze het zagen.

'Heeft de boerin vannacht goed geslapen?'

'Beslist niet! Ze draait zich tien keer in het uur om, zodat ik nauwelijks ruimte heb om adem te halen en elke keer wakker word. Als ze niet gauw beter wordt ga ik in de andere bedstee slapen. Jij lag altijd muisstil, Nelleke.'

'Stil toch.' Haar ogen keken schichtig naar de deur.

'Je hebt gelijk. Maar ik moet er nog vaak aan denken.'

'Wil je thee?' Ze wilde niet meer naar hem luisteren; het was zo gevaarlijk. Hij wist zelf niet hoe gevaarlijk.

Dientje kwam binnen met het verse water dat ze had geput. Het juk was eigenlijk nog te zwaar voor het tengere meisje, maar Nelleke wist al heel lang dat het meisje taai was. Behendig viste ze de plankjes uit de emmers, die ervoor zorgden dat het water niet spatte onder het lopen. Bijna op hetzelfde moment kwam Bets met de kinderen naar beneden. Nelleke stuurde Susanne naar de stal om te kijken of men daar al opschoot. Eindelijk zat iedereen om de grote keukentafel geschaard en kon Andries het tafelgebed uitspreken. Ze begonnen te eten. Andries praatte gemoedelijk over de reis naar Rotterdam, die hij de komende week zou maken. Daar zou hij neef Willem ontmoeten, die een belangrijk man was geworden sinds zijn vader niet meer leefde. Hij zou met de nieuwe stoomboot meevaren. De Prins Frederik voer in twee uur naar de stad, wat ongehoord snel was. De boot werd aangedreven door grote raderen en was een jaar geleden in de vaart gekomen. In het begin waren alle boeren uit de streek met hun sjezen naar de haven gereden om het wonder met eigen ogen te aanschouwen.

'Ik zou er niet op durven,' liet Bets prompt weten en schudde het hoofd. 'Wat moet een mens met dergelijke nieuwigheden die toch nergens voor deugen.'

'Ik wel,' zei Hendrik. Hij wilde dolgraag met zijn vader mee, maar Andries vond hem nog wat te jong.

'Nee, maar, Magda, ben je opgestaan?' klonk Andries' stem ineens verrast. Magda stond in de deur. Ze had zich aangekleed en hoewel ze nog wat bleek zag, knikte ze stug.

'Ik voel me weer sterk genoeg. Een mens kan niet eeuwig blijven treuren om de bezoekingen die hem worden opgelegd. Schenk eens thee voor me in, Nelleke.'

'Doe jij dat eens even, Bets. Nelleke is doodop nu ze zowel haar naaiwerk heeft als hier helpt.' Andries nam het, zoals zo vaak, voor haar op en even zo vaak was Nelleke bang voor wat de anderen daarvan dachten.

'Het geeft niet,' zei ze haastig. 'Voor Bets zijn het ook zware weken.'

Magda leek zichzelf weer goed in de hand te hebben. Misschien had ze meer in de put gezeten door het verlies van de baby dan ze wilde toegeven.

Nelleke bleef nog tot zondag. Toen was de toestand op Maesvreugt weer zo dat ze gemist kon worden. Het was precies op tijd, wist ze. Al dat extra werk had haar verschrikkelijk vermoeid. Ze had zich eens te meer gerealiseerd hoe blij ze moest zijn dat ze zelf altijd gezond was. Als zij eens ziek werd was er immers niemand om haar werk te doen.

Een paar dagen later vertrok Andries naar de stad. Nelleke was zich ervan bewust hoezeer ze in de laatste weken gewend was geraakt aan zijn dagelijkse aanwezigheid. Ze miste zijn vriendelijke opmerkingen, zijn kleine verwennerijtjes, dat beetje aandacht. Ze besefte schrijnender dan ooit hoe alleen ze eigenlijk was en ze besefte nog wat anders. Na al die jaren en na alles wat er was gebeurd, hield ze nog even veel van hem als vroeger.

Het was onbegonnen werk. Andries vloekte binnensmonds, maar dat hielp natuurlijk niets. De knecht had de paarden bij het bit gepakt en liep naast de Bonte om ze te leiden. En al die tijd bleef het maar regenen. Hij had het zo gezellig gehad met neef Willem in de stad. Ze waren zelfs een avond naar het theater geweest; het was maar goed dat men dat op het dorp niet wist! Ze hadden gepraat over de pas aangenomen grondwet van Thorbecke, waarvan hij het rechte niet geweten had, maar neef Willem bleek uitstekend op de hoogte. Hij had Andries aangeraden een abonnement te nemen op de Dordrechtse Courant. Maar welke boer las er nu een krant? Ze waren het ook niet eens geweest over allerlei andere dingen, maar het was prettig om met neef Willem een beet je over dat alles te bekvechten. Hij had ervan genoten om een week lang van Magda bevrijd te zijn geweest. Maar de thuisreis was verschrikkelijk! Het regende nu alweer twee dagen aan één stuk en de toestand van de wegen was al slecht geweest toen Krelis hem had weggebracht. Nu was er bijna geen doorkomen meer aan. De sjees zat zowat tot aan de assen in de modder. Andries sprong eruit en lette er niet langer op dat zijn deftige leren schoenen met de zilveren gespen onder de modder kwamen te zitten. Zijn kleren ook, maar zonder bedenken leidde hij het andere paard. 'Vort.' De paarden zakten zowat tot aan de knieën weg. Andries mopperde nog meer. 'Dat nieuwerwetse gedoe met die grindwegen haalt ook niet veel uit. Ze worden al net zo slecht als de oude wegen. Onze zware boerenwagens rijden alles kapot. Zo, dat was wel het slechtste stuk. Voort Bruin, hei Bonte. Mooi, mooi. Zo, nu gaat het wel weer.'

'U kunt nu wel weer in de sjees gaan zitten, baas.'

'Gelukkig. De modder is in mijn schoenen gelopen.'

'Ja, baas. In mijn klompen is het ook niet meer droog.'

Toen Andries eindelijk weer zat en het koud kreeg in al die nattigheid en ook door zijn doorweekte schoenen, moest hij ineens denken aan die thuiskomst van jaren geleden. Toen was het ook zo modderig geweest. Maar toen was hij zelf nog een jonge kerel die het een en ander van het leven verwachtte. Nu besefte hij, hoe dwaas die jeugdige overmoed was geweest. Het leven bracht slechts zorgen en teleurstellingen. Een mens moest niet te veel verwachten. Thuis, op Maesvreugt, zou Magda er weer zijn, met die eeuwige ontevreden trek om haar mond en haar vaak zo bazige gedrag.

Andries zuchtte. Je moest alles maar aanvaarden wat er op je weg kwam, dat was nog het beste. Maar het was soms verschrikkelijk moeilijk, zelfs al had hij nu troost gevonden in zijn geloof. Iets wat hem vroeger ondenkbaar had geleken. En toch verlangde hij er zo nu en dan hartstochtelijk naar om nog eens even jong en hoopvol te zijn, vol verwachting, net als de jonge Andries van Bressij die hij voor negen jaar was geweest. Nu was hij een man van middelbare leeftijd, teleurgesteld in veel opzichten en door het leven getekend, zonder nog verwachtingen te hebben. Andries rilde even. Nee, nu was hij toch al te somber. Er waren best wel lichtpuntjes, als hij nu toch bezig was de balans van zijn leven op te maken. Hij had zich ontwikkeld tot een man die men graag om raad vroeg. Hij straalde gezag en leiderschap uit. Vroeger had hij het al prettig gevonden om leiding te geven. Hij bleef altijd rustig en de nieuwe dominee was de laatste tijd min of meer zijn vriend geworden. Hij was ongeveer van zijn eigen leeftijd en ze praatten over de dingen die hen onzeker maakten in het geloof, ja, de dominee ook. Dat die ook zijn twijfels had, had Andries toch wel goedgedaan. Er waren nog steeds veel dorpelingen die graag wilden dat hij een beroep zou krijgen en dat ook zou aannemen, omdat ze hem te licht vonden. Dominee had het daar soms moeilijk mee.

 

Andere dorpelingen hadden zich bij de afgescheidenen aangesloten, omdat die 'de leer zuiver wilden houden', wat ze daar dan ook onder verstonden. Ze kwamen bijeen in de huiskamer van de oude Hollaar. De man met de hoorn was het vorig jaar gestorven en nu werd zijn zoon de oude genoemd, omdat die ook al volwassen kinderen had. De zoon was erg precies in de leer. Andries verbaasde zich soms over de mildheid van de dominee ten opzichte van de afgescheidenen, al deugde er volgens die groep geen spat van hem. Zo mild te zijn ondanks de herhaaldelijke aanvallen, dat bewonderde Andries. En ook de chirurgijn was geen kwade man. Ook met hem kon Andries goed overweg. Te zijner tijd hoopte hij nog eens tot heemraad benoemd te worden; dat zou hem aanstaan.

Kijk, daar lag Maesvreugt. Ondanks Magda was hij toch blij thuis te zijn. Wat was Ammekerk eigenlijk een nietig dorp, als je net uit de stad kwam. Rotterdam was wel niet zo belangrijk als Dordrecht, maar het ging er allemaal heel anders aan toe dan hier op het platteland.

Het eerste wat hij gewaar werd toen hij thuiskwam, was dat Magda er niet

was. Het was de kleine Susanne die het hem vertelde.

'Moeder is voor tante Martha zorgen. Ze ligt in bed. Er heerst braakloop in Oud-Beijerland.'

Andries schrok. Braakloop was gevaarlijk. 'Is tante erg ziek?'

'Ja, en Pieternel ook, geloof ik. Moeder moest erheen. Bets is er om voor ons te zorgen en Nelleke komt elke morgen om eten te koken en andere noodzakelijke dingen te doen.'

Was de ene zorg nog niet afgelopen, dan diende de volgende zich al aan. Andries huiverde nogmaals en stapte toen de keuken in. Magda was beslist nog niet voldoende hersteld om een ernstig zieke te verplegen.

Het was warm in de keuken en het vuur op de haardplaat brandde uitnodigend. Het rook in de keuken naar vers brood en gebakken spek. De dampende koffiepot stond naast het vuur. Nelleke, vuurrood van de warmte, droeg juist de warme melk naar de tafel, waar de andere kinderen zaten. Ze kregen anijsmelk ter ere van vaders thuiskomst.

In de keukendeur bleef Andries even staan. Hij vergat zijn koude, natte voeten en de vermoeiende reis.

Zo thuis te komen! Die warmte en gezelligheid. Niet Magda's ontevreden gezicht, maar het lieve, verlegen gezichtje van Nelleke. Haar wat magere gestalte die door de keuken draafde en zorgzaamheid had voor iedereen. Nu zag ze hem. Haar ogen lichtten op. Ze was beslist blij hem te zien. Een onverwachte brok schoot Andries naar de keel. Hij voelde zich voor een paar tellen een kleine jongen. Daar stond hij nu. De boer van Maesvreugt. Sterk, rijk en gezond. En toch was dat allemaal onbelangrijk. Alle zekerheden van het leven zou hij op dat moment met plezier opgeven voor het enige wat werkelijk waarde had: liefde. Een grote, sterke liefde. Zoals hij die voor Nelleke voelde en zij ook voor hem. Dat wist hij. Daar had hij nooit aan getwijfeld. Ze praatten er niet over en dat hoefde ook niet. Niemand wist ervan. Maar als zij hem nodig had hielp hij haar, zoals in de hongerwinter. En andersom was het precies hetzelfde. Na Magda's miskraam en ook nu weer. Hij wist dat dat kostbaarder was dan al het zilver dat hij in de pronkkamer had staan.

'Is er iets?' vroeg ze en Andries vermande zich.

'Ik geloof dat ik spoken zag,' zei hij aarzelend. Toen stapte hij de keuken in zonder zich om de modderige sporen te bekommeren die hij op de plavuizen naliet. Vermoeid, plotseling heel moe naar lichaam en geest, zette Andries zich op de stoel naast het haardvuur.

'Doe je schoenen uit,' drong Nelleke aan. Dientje was al weggestuurd om een dweil te halen. De anderen dronken hun melk en genoten zichtbaar. Je bent toch niet ziek?' Nu was het bezorgde gezichtje vlak bij hem. Ze had zijn schoenen al uit en stroopte nu de modderige sokken van zijn voeten.

Andries keek op haar neer. Een bijna overweldigend verlangen haar aan te raken, dat gezichtje te kussen, maakte zich van hem meester. Slechts met de grootste moeite maakte hij zich uit de betovering los. 'Nee, ik ben niet ziek,' zei hij bruusk.

'Maak je je zorgen om de boerin?'

'Dat spreekt. Heb je een borrel voor me?'

'Natuurlijk. Hier.' Ze gaf hem de kruik jenever en een glaasje. Andries nam een flinke teug. Het brandde vanbinnen en hij werd weer warm. Zijn hoofd werd helderder en eindelijk kon hij Nelleke gewoon aankijken. 'Nu wil ik graag een kop warme koffie. Sinds wanneer is Magda weg?'

'Sinds eergisteren. We weten niet hoe lang het zal duren.'

'En zoals altijd was jij er om ons te helpen,' kon hij niet nalaten op te merken.

Ze keek hem ernstig aan. 'Dat spreekt toch vanzelf.'

Meer hoefden ze niet te zeggen. Ze begrepen elkaar. Hij knikte kort en stond toen op om droge kleren aan te gaan trekken. Ze moesten weer overgaan tot de orde van de dag.

Een volle week bleef Magda weg en Andries was blij dat het niet langer duurde. Dat intieme samenzijn met Nelleke en het gezin in de warmte van het huis was gevaarlijk. Het bracht niet alleen onrust in hem, het bracht ook gevaarlijke gedachten in zijn hoofd. Eén avond was hij er heel na aan toe geweest naar het kleine huisje te gaan, zoals dat in vroeger jaren ook was gebeurd. Om te krijgen wat hij zo verschrikkelijk miste en wat Magda hem nooit zou kunnen geven. Slechts met de grootste krachtsinspanning was het hem gelukt om niet aan dat verlangen toe te geven, om rustig thuis bij het vuur te blijven zitten. Hij had de Bijbel gepakt om daar al lezende troost en kracht uit te putten, zodat hij de verleiding kon weerstaan. Het lukte hem ten slotte, maar het had maar weinig gescheeld.

Zo kon het gebeuren dat Andries werkelijk blij was toen Magda terugkeerde. Haar zuster was in leven gebleven, het was bijna een wonder, maar het meisje was gestorven en ze was lang niet het enige slachtoffer. Zuchtend vertelde Magda van de verschrikkelijke ziekte, hoe de ongelukkigen niets binnen konden houden, voortdurend braakten en aan de diarree waren, tot het lichaam uitdroogde en de strijd opgaf. Sommigen stierven al na enkele uren, maar meestal duurde het enkele dagen eer de dood zijn prooi kwam halen. Bij Pieternella had het drie dagen geduurd. Dat haar zuster weer genezen was, daar begreep Magda zelf ook niets van, al was die niet zo hevig ziek geweest als het kind. Nu was ze gebroken en ook Magda was aangeslagen. Ze hield van haar zuster, op haar manier. Iedereen was de hemel dankbaar dat Ammekerk voor die verschrikkelijke ziekte bleef gespaard.