HOOFDSTUK 10
Het was het heerlijkste oogstweer dat een boer zich maar kon wensen. Andries stond op het zaadkleed en nam de mensen op het koolzaadveld in ogenschouw. Er heerste de gebruikelijke drukte. Kijk, Nelleke liep als vanouds met verversingen heen en weer. Andries voelde even een steek van pijn als hij dacht aan dat andere oogstfeest, nu al twintig jaar geleden, zo lang al? Er was wel het een en ander veranderd in die jaren. Het eigenlijke dorsen gebeurde nu met paarden. Voor de mannen was het minder zwaar, maar voor sommigen was het ook gevaarlijker.
Anders dan vroeger legde men het zaadstro nu in een ring op het zaadkleed, zodat de onbeslagen paarden erover konden lopen. Andries had drie paarden voor dit werk ingeschakeld. Ze liepen achter elkaar en trapten de peulen met hun hoeven kapot. Het eerste paard was de Bonte, het makste paard van Maesvreugt. Daarop zat Krelis en hij hield toezicht op de paarden. De twee andere dieren, nog jong maar wel sterk, waren bij kop en staart achter de Bonte gebonden. Vanmorgen waren de dieren wat dartel geweest, maar nu deden ze braaf hun werk.
De kleinzoon van Hollaar was binnenschutter en gooide het zaadstro steeds voor de paardenhoeven met zijn grote houten vork, een verantwoordelijke taak en als de dieren nog niet moe waren ook niet geheel zonder gevaar, want dan wilden ze wel eens met de hoeven slaan. Maar de jongen was een echte paardenman en Andries had er geen spijt van dat hij hem had gehuurd. Er was nog een ander pluspunt. De jonge Hollaar dronk niet. Dat was wel een groot voordeel, want menig binnenschutter nam het na een poosje minder nauw, omdat het gebruik nu eenmaal wilde dat men vrijelijk van de verversingen kon nemen wat men wilde op de dag van het koolzaaddorsen.
Neef Willem, die naarmate zijn leeftijd vorderde veel serieuzer was geworden en de laatste jaren zelfs werkelijk hielp als hij voor het oogstfeest op Maesvreugt was, had de taak van buitenschutter gekregen. Hij deed hetzelfde werk als de jonge Hollaar, hij genoot tegenwoordig van het inspannende lichamelijke werk nu hij al zijn dagen gewoonlijk op een kantoor sleet, maar zijn taak was minder gevaarlijk. De binnenschutter stond als het ware tussen de paarden opgesloten, maar de buitenschutter kon in geval van nood gemakkelijk uitwijken. Ja, hij beleefde eer aan neef Willem.
Wat was Susanne toch een flinke meid! Kijk eens, hoe ze de kinderen van de arbeidsters hielp, ze probeerden hier hun karig loon aan te vullen met het lezen van koolzaadstro. En Dientje mocht de schoenen van de gasten afvegen, net als Nelleke dat vroeger had gedaan. Andries had het er nog steeds moeilijk mee het meisje te beschouwen als zijn dochter. Nog steeds was hij niet klaar met dat nieuwe probleem dat op zijn weg was gekomen. Het bracht ongekend heftige schuldgevoelens met zich mee, zowel ten opzichte van Nelleke als ook van Magda.
Waarom kwam Magda niet? Anders vond ze het best aardig om op het land te komen kijken, vooral op een dag als deze, als Maesvreugt in zijn volle glorie lag te pronken achter de linden- en iepenbomen en het veld zwart van de mensen zag. Magda. Voelde hij zich soms schuldig omdat het geheim zo zwaar op hem drukte? Omdat hij al van Dientje hield en niemand er iets van weten mocht? Kom, wat zat hij weer te dromen, nu er zoveel te doen was, hij leek wel een overgevoelig vrouwspersoon. Magda zou wel weer last hebben van haar maag. Dat had ze tegenwoordig zo vaak. Nee maar, daar was Reindert Moerkerken warempel ook. Andries grinnikte, opgelucht door de afleiding van de gedachten die hem bestormden. Het was niet moeilijk te raden wat Reindert kwam doen. Nu, hij zou de laatste zijn die daar wat tegen had. Susanne was de laatste weken wat stil geweest, Reinderts hofmakerij zou haar goeddoen.
Susanne had hem ook gezien. Alweer, dacht ze moedeloos bij zichzelf. De laatste tijd scheen ze Reindert overal te moeten tegenkomen. Hij deed het erom, dat besefte ze wel. Zijn trouwhartige blik lichtte op nu hij naar haar toekwam. Waarom had Johan niet een beetje van zijn betrouwbaarheid of Reindert wat van Johans vrolijkheid en levenslust? Waarom kende ze geen man die beide dingen in zich verenigde? Dan was het vast zo moeilijk niet geweest om eindelijk toe te geven.
'Hallo,' glimlachte Reindert. Jullie schieten goed op, hè? Vind je het gezellig, al die mensen op de akker?'
'O ja, hoor,' mompelde Susanne. Ze keek toe hoe Reindert het gewas nauwkeurig in ogenschouw nam. 'Dat belooft een goede oogst te worden,' prees hij.
'Dat zei vader ook al.'
'Moet je moeder niet helpen, of is ze weer ziek?'
'Ze heeft last van haar maag.'
'Dat heeft ze tegenwoordig bijna altijd. Mijn moeder zegt dat het niet goed zit.'
Susanne schrok. 'Heus?' vroeg ze een beetje bang en voor het eerst richtte ze haar onverdeelde aandacht op hem. Vrouw Moerkerken stond erom bekend dat ze soms dingen voorzag. Men fluisterde dat ze met de helm geboren was en anderen verdachten haar van toverij. Susanne vond het een griezelige vrouw, hoewel je niets bijzonders aan haar zag. 'Waarom denkt je moeder dat?' vroeg ze, terwijl haar hart luid klopte.
'Dat weet ik niet,' antwoordde hij. Zijn peinzende ogen gleden over Maesvreugt. 'Misschien werkt je moeder te hard?'
'Dat wil ze zelf. Van werken is nog nooit iemand doodgegaan, dat zegt ze zelf. Moeder kan er niet tegen om zomaar met de handen in de schoot te zitten.'
'Laten we er dan ook maar niet verder over piekeren. Wat is het heerlijk weer, niet? Toen wij drie dagen geleden ons koolzaad dorsten was het afschuwelijk heet.'
'Ja, het gaat best.' Haar aandacht was weer van hem weggedwaald. Ze moest nu aldoor aan moeder denken, aan de angst die ze nu al weken probeerde te onderdrukken.
'Zeg eens, Susanne,' begon Reindert weer en even leek hij te aarzelen. Zijn opmerkzame ogen namen haar op alsof hij wilde weten wat ze dacht. 'Verbeeld ik het me nu, of heb je werkelijk een hekel aan me?'
'Hoe kom je daar nu bij?' vroeg ze, slecht op haar gemak.
'Zomaar.' Hij was plotseling gespannen. 'Ik heb er al zo vaak over gedacht eens bij je langs te komen, maar steeds was er die blik in je ogen die me daarvan terughield. Alsof ik een griezelig beest ben.'
'Dat verbeeld je je maar, heus.' Ze keek naar haar klompen, haar wangen zouden ongetwijfeld vuurrood zien. Susanne voelde zich zeer slecht op haar gemak.
'Het schijnt dat je een paar maal gezien bent met een vreemdeling.'
Even keek ze op, maar ook hij staarde naar een onduidelijk punt in de verte en ze zou werkelijk niet weten wat hij op dat moment dacht. 'O, dat. Dat is een vriend van Hendrik, die wel eens bij mijn tante in Oud-Beijerland komt ook. Ik praatte ook wel met hem als hij met Hendrik kwam schaken.'
'Ik heb eens naar hem geïnformeerd. Het is een onbetrouwbaar figuur, die zijn vader tot wanhoop brengt en nog geen dag serieus heeft gewerkt. Voorwinden, die is het toch? denkt dat het hele leven een pretje is en hij heeft lak aan God en gebod.'
Ze voelde zich betrapt en gekwetst. Een ongekende, driftige woede schoot in haar omhoog. 'Wat gaat dat jou allemaal aan?'
'Meer dan je denkt,' antwoordde Reindert rustig. 'Het is immers de bedoeling dat jij over enige tijd naar Kreekestein komt?'
'Ik ben geen stuk vee!' barstte Susanne los. Ze moest iets doen om haar stem te dempen. Ze had graag willen schreeuwen, maar ze kon hier natuurlijk geen schandaal maken door een openlijke ruzie met Reindert. Ze draaide zich trillend van woede om en wilde van hem weglopen voor ze domme dingen deed, hij had haar zo diep gekwetst, maar hij liep rustig met haar mee tot ze verder bij de anderen uit de buurt waren.
'wJe wist toch dat dat de bedoeling was?'
Ik weet alleen dat moeder er me de kop gek over zeurt dat ik moet trouwen en dat het hoog tijd wordt omdat ik al negentien ben.' Het kostte haar de grootste moeite om te antwoorden.
'Wil je niet?'
O, waarom hield hij toch aldoor aan? Voelde hij dan niet dat ze hem mijlen ver weg wenste?
Is dat soms een aanzoek?'
Nu werd hij rood, al wist ze niet of het van ergernis of van verlegenheid was. 'Nee. Ik wilde alleen maar weten waarom je altijd zo onvriendelijk bent. Ik geloof dat ik het nu weet, je hebt het idee dat je ouders je willen dwingen. Het is begrijpelijk maar niet waar, Susanne. Ik zal niet ontkennen dat ik voor het huwelijk ben, het is passend en ik mag je graag, en...'
'O, zo passend,' viel ze hem in de rede. 'En o, je bent zo netjes en braaf en gelovig en weet ik wat allemaal.'
Reindert was duidelijk van zijn stuk gebracht. 'Wat is daarop tegen?'
'Niets, helemaal niets,' snikte Susanne, omdat haar zelfbeheersing haar in de steek liet. 'Het is allemaal zo ontzettend vervelend.' Toen holde ze bij hem vandaan. Ze wilde niets meer horen. Ze wilde niet gekweld worden door dat angstwekkende gevoel dat de val zich langzaam maar zeker sloot.
Het was een zegen weer tussen de andere mensen te komen. De drukte van het oogstfeest was altijd gezellig en ze genoot er elk jaar van. Waarom dit jaar dan niet?
In de grote woonkeuken zat Magda van Bressij werkeloos aan de grote keukentafel. De gewone norse trek was van haar gezicht geweken en had plaatsgemaakt voor een uitdrukking van grote vermoeidheid.
Iedereen was op het land. Het gebeurde niet vaak dat men op een boerderij helemaal alleen was, maar ze genoot van de stilte. Eindelijk had ze tijd om over enkele dingen na te denken. Ze had het gevoel dat dat nodig was.
Haar maagpijnen verontrustten haar soms. Ze wist niet goed meer wanneer het precies begonnen was, maar dat was in ieder geval al een hele tijd geleden. Eerst had ze gedacht dat het de gal was, omdat ze zo slecht koffie verdroeg, maar steeds vaker was de pijn naar haar maag getrokken. In het begin hielp het als ze wat warme melk dronk met een beetje nootmuskaat erin, maar de laatste tijd gaf dat geen verlichting meer. Soms was ze wat angstig voor de toekomst en verlangde ze ernaar daar met Andries over te praten. Maar ze wist dat dat niet kon. Ze hadden twintig jaar langs elkaar heen geleefd en dat veranderde niet meer. Ze hadden een redelijk huwelijk, in die zin dat ze elkaar verdroegen omdat dat nu eenmaal moest. Ze gingen elkaar zo veel mogelijk uit de weg en het enige waar ze over praatten waren Maesvreugt en de kinderen. Ze had zelf schuld daaraan. Ze had nooit met hem moeten trouwen, maar ze had altijd al op Maesvreugt willen wonen, die mooie boerderij. Als kind al had ze dat gewenst. Toen ze er eenmaal woonde had ze ontdekt dat het haar niet gelukkig maakte en die ontdekking had haar verbitterd. Ze had Andries nooit liefgehad en hij haar niet. Misschien dat er daarom geen zegen rustte op hun huwelijk. Ze had echter altijd haar plicht gedaan. Ze had hem kinderen geschonken en Hendrik zou op een goede dag Maesvreugt van zijn vader overnemen. De erfenis zou niet te veel hoeven worden opgedeeld, zoals dat in grote gezinnen vaak gebeurde. Het was goed dat ze slechts één zoon hadden. Nu kon ze dat denken ondanks het verdriet om de twee gestorven jongetjes. Daar kon dus ook geen onenigheid over komen. Als ze het zo beschouwde kon ze tevreden zijn over haar leven, maar als ze in haar hart keek wist ze dat ze dat niet was. Op de een of andere manier, ze begreep zelf niet goed waarom, had ze het gevoel ontzettend veel gemist te hebben.
Magda zuchtte en stond eindelijk op. Hoewel ze nergens zin in had lag er nog genoeg werk te wachten. Misschien had ze er toch nog een meid bij moeten nemen, afgelopen mei. Andries had het voorgesteld, maar ze had er niet van willen horen. Nu ze zich zo beroerd voelde had ze er spijt van. Wat een mensen, ginds. Maar waarom kwam Susanne naar huis?
'Moeder, is alles in orde?' vroeg het meisje, zodra ze in de keuken stond. Magda pookte juist het fornuis op, om er een ketel water op te zetten zodat ze voor zichzelf een beetje thee kon maken. Ze dronk veel thee nu ze koffie zo moeilijk verdroeg.
'Ja, hoor. Waarom niet?' vroeg de oudere vrouw, die toch wel in verwarring was gebracht door de vraag van het meisje. Had het kind haar gedachten gelezen?
'Zomaar. Ik vond het zo vreemd dat u binnenbleef.'
'Het is ginds veel te druk voor mij.'
'Daarom juist. Gewoonlijk vindt u dat gezellig. Bent u ziek, moeder?'
Magda wilde al heftig ontkennen, maar de bezorgde blik in Susannes ogen ontroerde haar plotseling zo, dat er een brok in haar keel schoot. 'O kind,' aarzelde ze.
'Komt het van de maag?'
'Dat denk ik. En ik ben aldoor maar zo moe. Helemaal niet zoals gewoonlijk.'
'U moet er met vader over praten.'
'Nee, nee, dat wil ik niet. Beloof me dat je niets zult zeggen, Susanne.'
'Maar waarom?' wilde het meisje weten.
'Daarom, daarom.' Magda zweeg en Susanne begreep dat haar moeder er niet meer over wilde praten. Dus zocht ze een ander onderwerp om de pijnlijke stilte te verbreken en haar eigen gedachten wat te ontwarren. 'Reindert is er ook.'
Er kwam weer leven in moeders ogen. 'Hij geeft veel om je.'
'Dat heb ik begrepen.' Susanne zuchtte diep.
Er was iets in het meisje dat Magda diep ontroerde. 'Kindje, trouw niet zonder van je man te houden,' zei ze onverwachts en daarmee verried ze haar diepste gevoelens. Ze waren beiden onder de indruk, moeder en dochter, maar voor het eerst wisselden ze een blik van begrip die meer zei dan woorden. Toen hield Magda een hand voor haar mond en kreunde diep.
'Moeder!' Susannes ogen werden groot van schrik.
'Het is niets,' zei Magda beverig. 'Ik moet even rustig zitten, dat is alles.'
'Maar... dat is bloed...' hakkelde het meisje.
'Nee, nee. Ik heb alleen wat overgegeven. Dat gebeurt wel vaker. Laat me maar even rusten.'
'Altijd bloed?' drong Susanne aan. Haar moeder zag bleek en er stonden zweetdruppeltjes op haar voorhoofd en bovenlip.
'Nee, niet altijd.'
'Zal ik het opruimen?'
'Graag. Niemand mag het zien.'
'U moet het tegen vader zeggen.'
'Nee, nee, maak je maar niet ongerust. Echt niet. Dat is nergens voor nodig. Beloof me dat je hierover zwijgt.'
Na veel aarzeling knikte Susanne. Toen begon ze het op te ruimen. Maar diep in haar hart bleef ze bang.
Tien dagen later ging het mis. Midden op de dag kreeg Magda een hevige bloeding en net op dat moment was de keuken vol mensen. Bets was aan het karnen, Susanne kneedde het deeg en Dientje was er om verstelwerk te doen. Bleek en half onmachtig bleef Magda op de stoel zitten. Bets gilde en Susanne had voor enkele ogenblikken het gevoel alsof alle leven uit haar wegtrok. Doch onmiddellijk daarna daalde er een onnatuurlijke rust over haar.
'Dientje, ga zo snel mogelijk naar de vlasplukkers en haal vader. Daarna moet je je moeder waarschuwen zodat ze hier komt helpen en Krijn moet de chirurgijn gaan halen. Kun je daarvoor zorgen? Bets, help me om moeder in de bedstee te krijgen en ruim daarna alles op.'
'Maar de boter...'
'Die moet maar wachten. Als vader dit ziet schrikt hij zich ongelukkig.'
'Maar Susanne...' aarzelde de meid, die al zo lang bij de familie was dat ze zich bijna een gezinslid voelde.
'Het is niet de eerste keer,' zei Susanne. 'Al was het wel de ergste. Kom.'
Magda hing slap tussen Bets en Susanne in. Bets hijgde, want ze was twee jaar ouder dan de boerin zelf, maar ze was flink en ze besefte dat dit heel ernstig was. Susanne was blij dat moeder niet langer tegensputterde.
Zo goed en zo kwaad als het ging kleedden de twee vrouwen de zieke uit en trokken haar een nachtpon aan. De slaapmuts bleef niet zitten, maar dat deed er niet toe.
Eindelijk lag moeder tussen de lakens en Susanne schrok ervan hoe slecht ze eruitzag.
'Zal ik wat warme melk voor u maken?' vroeg ze zacht.
'Nee. Ik hoef niets te hebben.' Zelfs moeders stem was krachteloos, al bewogen haar handen rusteloos over de dekens. 'Je vader mag het niet weten,' begon ze opnieuw. Haar ogen keken Susanne onrustig aan.
'Maakt u zich maar geen zorgen. Ik zorg voor alles. Waarom heeft u anders een volwassen dochter?'
Moeder reageerde niet. Haar ogen waren weer gesloten en ze haalde hortend adem. Zou moeder bang zijn? Wat moest ze verder doen?
Terwijl Susanne nog stond te aarzelen stormde vader naar binnen. Zo op zijn vuile klompen in de mooie herenkamer. In de haast had hij vergeten ze uit te schoppen.
'Wat is er gebeurd?' vroeg hij ontdaan en Susanne vertelde het hem.
Ik kan het niet geloven.' Vader moest even gaan zitten. Susanne kreeg eindelijk tranen in haar ogen. De onnatuurlijke rust begon haar te verlaten en de ernst van de situatie drong nu ten volle tot haar door. 'Ik heb om Nelleke om de chirurgijn gestuurd.'
'Dat is goed.' Vader staarde met doffe ogen naar de roerloze gestalte in het bed. Een wurgend gevoel van angst en schuldbesef kneep zijn keel dicht.
'Vader,' hakkelde Susanne, 'het is niet de eerste keer.'
'Wat?!?'
'Ze heeft al eerder lichte bloedingen gehad.'
'Waarom heeft ze daar niets over gezegd?'
'Dat weet ik niet. Ze wilde niet dat u zich ongerust maakte. Ik mocht er niets van zeggen.'
'Och, schaap. Heb je je zorgen gemaakt?'
'Ja.' Eindelijk biggelden de tranen over haar wangen.
'Kindje.' Hij stond op en zijn grote werkhand greep de hare. 'Je moeder had het recht niet, dat van jou te eisen.'
'Ze wilde niemand ongerust maken,' verdedigde Susanne haar.
'Wil je bij haar blijven? Ik zie dat Nelleke eraan komt.'
Susanne bleef achter en Andries haastte zich de keuken in. Bets had alles opgeruimd, maar niet voor hij ze had gezien en hij was nog nooit in zijn leven zo geschrokken. Hij liep door naar buiten en ontmoette Nelleke vlak voor de deur.
Ze keken elkaar enkele seconden sprakeloos aan. 'Magda heeft een maagbloeding gehad. Ze is er slecht aan toe. Help me, Nelleke.'
'Dat weet je toch. Hoe is ze, Andries?'
'Slecht, heel slecht. Ik heb om de dokter gezonden.'
'Ik geloof dat hij er aankomt.' Inderdaad kwam er in de verte een rijtuig langs de kreekkant naar de boerderij. 'Wat moet ik doen?'
'Blijven,' mompelde hij met dikke stem. 'Zorg dat het huishouden doordraait, maar het is er mij vooral om te doen dat je er bent. Ik heb last van schuldgevoelens, Nelleke.'
'Ik weet wat je bedoelt,' fluisterde ze. 'Ik blijf zo lang je me nodig hebt.'
'Je bent er altijd, hè?'
'Als het nodig is, ja.'
'God bewandelt rare wegen met onze levens.'
'Ja, het is niet altijd gemakkelijk om Zijn bedoeling te begrijpen.' Ze ging naar binnen en knikte naar Bets, die klaar was met karnen en nu de boter niet langer kwaad kon, kwamen ook bij haar de tranen. Nelleke duwde haar op een stoel bij de keukentafel. 'Neem maar een borrel, Bets. Dat helpt voor de schrik. En maak daarna de koffie warm. We hebben allemaal behoefte aan iets extra's.'
Bets knikte en veegde haar neus af aan haar mouw. Nelleke liep door naar de herenkamer. Hoewel ze was gewaarschuwd, schrok ze toen ze Magda zag. De arme Susanne snikte op haar stoel. De aanvankelijke kalmte had haar nu totaal verlaten, ze trilde over haar hele lijf. Nelleke voelde diep medelijden met het meisje. Ze legde troostend een arm om de schokkende schouders. 'Stil maar, Suus. We moeten nu om je moeder denken. Misschien hoort ze je en dat is niet goed voor haar. Ze moet rusten.'
'Nelleke, ik ben zo bang.'
'Dat weet ik. Niemand weet hoe dit moet aflopen. Je moet proberen sterk te zijn, kind. Snuit je neus eens.' Ze duwde Susanne zacht voor zich uit de kamer uit. Toen ging ze zelf op de stoel naast de bedstee zitten en keek naar Magda.
Ze wist zelf niet goed wat ze op dat moment voelde. Medelijden in de eerste plaats, ja dat wel. De rusteloze handen op de dekens ontroerden haar. Met een beklemd gevoel op de borst legde ze haar warme handen op de koude van de zieke. Hoe goed begreep ze dat Andries innerlijk werd verscheurd. 'Magda, is er iets?'
Er kwam geen antwoord uit de bedstee. Na een poosje kwam de dokter binnen en hij was enige tijd met de boerin bezig, maar toch viel er niet veel te doen. De zieke moest rust hebben en ze konden er verder alleen maar het beste van hopen.
Toen hij weer verdwenen was, bleef Nelleke weer met Magda alleen. De zieke had nu de ogen geopend, maar ze leek geen belangstelling te hebben voor hetgeen in de kamer gebeurde. De ogen staarden naar de zoldering en ze knipperden zo nu en dan. Nellekes ogen vielen na een tijdje op de oude familiebijbel. Ze sloeg hem open en las de psalm 'De Heer is mijn Herder'.
Het gaf haar rust iets te doen. Vlug ging het niet, omdat ze niet zo goed kon lezen, maar toen ze klaar was en naar Magda keek waren het gezicht en ook de handen tot rust gekomen. Daar putte ze kracht uit om verder te gaan.
Ze bladerde even in het boek en ging toen verder met psalm 31.
'Wees mij genadig, o Here, want ik ben benauwd; van verdriet kwijnt mijn oog, mijn ziel en mijn lichaam. Want mijn leven vergaat in kommer en mijn jaren in zuchten'.
Toen kon Nelleke niet verder meer lezen. Hoe was ze ertoe gekomen juist deze regels te lezen? Het was het bittere leven van Magda van Bressij ten voeten uit. Er liep een traan uit Magda's ooghoeken. Met de punt van haar schort veegde Nelleke die af. Ze legde haar hand weer over die van de zieke en bladerde met de andere hand in de Bijbel. Toen las ze het hoofdstuk over de liefde, het hoofdstuk uit de Bijbel waarvan Andries haar eens had verteld dat hij dat het mooiste vond. Het kostte nu meer moeite om rustig te lezen, want de tranen welden steeds opnieuw op in haar ogen. En toch wilde ze verder gaan. Ze had het gevoel dat ze hier mee iets van haar schuld aan Magda goed kon maken. Toen Nelleke het hoofdstuk eindelijk uit had, was Magda in slaap gevallen. Op haar tenen sloop Nelleke de mooie kamer uit. Anderhalve dag later, laat in de avond, kreeg Magda opnieuw een hevige bloeding. Een uur later blies ze de laatste adem uit.
Susanne vouwde haar ijskoude handen in de schoot. Ze rilde keer op keer. Buiten regende het. Ze hadden ook in de regen de kist gevolgd, eerst naar de kerk en toen naar het graf. Ze had niet gehuild aan de groeve, ze had slechts met ontzetting toegekeken hoe de kist in de diepte werd neergelaten, verbijsterd als ze steeds was geweest sinds moeder een paar dagen geleden toch nog plotseling was gestorven. Dat uur na de fatale bloeding had ze bij moeder gewaakt, samen met vader, Hendrik en Jacoba. Ze was uitzinnig van angst geweest, toen die bloeding kwam. Ze had luid geschreeuwd, op dat moment was ze alleen geweest, maar op haar geschreeuw was iedereen naar de herenkamer gekomen.
Vader had gehuild aan moeders sterfbed en om vergiffenis gesmeekt. Ze had niet goed begrepen waarom. Moeder had even haar hand bewogen en die van vader aangeraakt. Toen was hij rustig geworden.
Nelleke had ook gehuild toen moeder stierf, hoewel ze steeds zo flink was geweest en prachtig voor alles zorgde. Later had ze geholpen met sluiten, de spiegels te keren en vader had de klok stilgezet. De volgende morgen was hij met Hendrik in het hele dorp gaan aanzeggen, terwijl Krijn naar Oud-Beijerland was gestuurd en er met de post een brief naar Dordrecht ging.
Heel Ammekerk was uitgelopen voor de begrafenis en nu zat de herenkamer zowel als de keuken vol gasten die na het begrafenismaal praatten over de oogst en over moeder, gelukkig was moeder nog niet helemaal vergeten. Want de mannen dronken hun borrels, rookten een pijp en leken zich best te vermaken, net als met het kortavonden.
Susanne rilde weer. Na een poos was ze de tuin ingelopen, eerst om naar het stilletje te gaan, maar het stond haar nu tegen om weer naar binnen te gaan en met de gasten te praten. Nelleke was er, samen met Dientje en Bets zou zij voor alles zorgen. Vader zat bij de mannen en Hendrik schonk steeds weer borrels in. Ze hadden haar daarbinnen niet nodig. Tante Martha had zich een beetje over Jacoba ontfermd, het arme schaap was al die dagen van streek, het meest van allemaal.
Susannes ogen staarden nietsziend over het water. Hoewel het prima oogstweer was, zag je nergens in Ammekerk een boer op het land. Wel knechten, maar die zouden niet veel doen als er geen toezicht was.
'Susanne,' klonk het achter haar en ze schrok.
Het was warempel Johan, die de brutaliteit had gehad om met tante Martha mee te komen. Ze voelde afkeer in zich opstijgen en ze wilde dat hij maar weg zou gaan.
'We hebben elkaar niets meer te zeggen, Johan.'
'Het spijt me dat alles zo gelopen is,' mompelde hij. Toen keerde hij zich inderdaad om. Gelukkig maar. De borrels waren zeker toch aantrekkelijker dan dat afwerende meisje. Net toen Susanne opgelucht adem wilde halen omdat ze weer alleen was, kwam er een ander naar haar toe. Ditmaal was het Reindert.
Wel, het zou allemaal wel goed bedoeld zijn, maar waarom lieten ze haar toch niet met rust?
Reindert wilde zeker weten of zij nu de taak van haar moeder overnam op Maesvreugt.
'Susanne, het spijt me zo voor je. Ik wil je wel met je verdriet alleen laten, maar je moet toch weten dat ik je graag wil helpen. Als ik ooit iets voor je kan doen, wil je het me dan laten weten?'
Ze zuchtte opgelucht.
'Dank je, Reindert.'
Je hebt een afschuwelijke tijd doorgemaakt. Probeer God om kracht te vragen, dan zal Hij je helpen om het verlies te dragen.'
'Geen gepreek, alsjeblieft,' fluisterde ze.
'Nee, dat doe ik niet. Ik weet immers hoe je over me denkt. Het was alleen het beste wat me te binnenschoot. Ik zou je graag willen troosten, maar ik weet hoe je daar overdenkt. Viel Voorwinden je lastig?'
'Nee.'
'Goed. Sterkte dan, Susanne. Ik kom nog wel eens langs.'
'Dank je, Reindert.'
Ze keek nog een poos naar de eenden in de kreek, maar het leek toch of ze niet langer zo vreselijk alleen was.