HOOFDSTUK 11

 

Suus was er nog steeds niet aan gewend, dat op Mastland de verspillende gewoonte heerste om suiker over de zoetemelksepap te strooien. Net zo goed als het gebruik van kaas én boter op één boterham overal als een grove verkwisting werd beschouwd. Maar lekker was het wel, dat moest ze toegeven en als iedereen hier het deed, waarom zij dan niet? Zeker nu ze voor twee moest eten.

Dirk was ontzettend trots nu Suus eindelijk een kind zou krijgen. Het kind zou zo ongeveer in oktober moeten komen. Het was nu augustus, maar Suus was al erg dik. De baker had al eens geïnformeerd of er misschien tweelingen voorkwamen in haar familie, maar daarover was Suus niets bekend. Over die opmerking had ze tegenover Dirk trouwens maar wijselijk gezwegen.

Ze waren nu bijna een jaar getrouwd en Suus begon de hoop op te geven dat haar schoonmoeder haar vriendelijker zou gaan behandelen. Zelfs nu ze zwanger was, waren de hatelijke opmerkingen en de stiekeme plagerijen gebleven. Ze probeerde het te aanvaarden, maar diep vanbinnen wist ze dat ze dat niet kon. Ze bad in stilte dat Dirk zijn moeder eens een keer zou horen, al was het maar per ongeluk, als ze tegen Suus uitviel. Misschien dat hij haar dan eindelijk geloven zou. Voor de rest zweeg ze.

Het gevoel van kameraadschap dat ze had gevoeld toen ze in het huwelijk was getreden, had langzamerhand plaatsgemaakt voor een soort verdoving. Het kon haar allemaal niet zoveel meer schelen. Ze geloofde niet dat er voor haar nog veel geluk was weggelegd. Je leefde om te werken en dat was dat. Als ze in het kraambed zou overlijden, zou ze dat niet eens zo erg vinden. Wie zou haar trouwens missen?

Hendrik had nu vaste verkering met Magda den Hartigh en vader en moeder waren in hun sas. Op Maesvreugt was niet langer plaats voor haar, ook daar stonden veranderingen voor de deur.

Het middagmaal was afgelopen. Vader Leeuwestein zou zich nu in de voorkamer terugtrekken om te rusten. Hoewel de operatie zijn leven had gered, was hij daarna nooit meer helemaal de oude geworden. Zwaar werk kon hij niet meer aan en hij het nu werkelijk alles aan Dirk over. Dirk had voor de zomer een extra knecht gehuurd, een jongen die Chiel heette en op Mastland in de kost was. Hij sliep op zolder en was pas zeventien jaar.

Moeder droeg Suus op om het onkruid in de moestuin te wieden. Ze had weinig consideratie met Suus' toestand. Zelfs nu de middaghitte verzengend boven het land hing, moest Suus buiten werken. Ze zou zeker eerst het kind moeten verliezen, dacht Suus bitter en tegelijkertijd haatte ze zichzelf, omdat ze niet meer de kracht vond om zich te verzetten tegen de tirannie van de oudere vrouw. Ze was murw geworden door het verdriet.

Zuchtend begon ze aan het zware werk. Na een kwartier kreeg ze al rugpijn en opgelucht zag ze hoe Pieternel eraan kwam.

'Ik ben meteen na de afwas gekomen om u te helpen, juffrouw. U had beter af kunnen wassen.'

'Het is nog maar dat je me niet gewoon Suus noemt, anders was ik net als jij de meid hier,' zei Suus zwaarmoedig.

'Ik snap de baas niet. Dat hij zoiets goed vindt.'

'Hij gelooft me niet als ik er iets over zeg.' Ze was nooit van plan geweest haar diepste zorg aan de meid toe te vertrouwen, hoe graag ze Pieternel ook mocht lijden, maar ze was nu zo vol van haar zwarigheden dat ze eenvoudig niet anders meer kon.

'Dan moet u het tegen uw vader zeggen. Dat is een rechtschapen man en hij zal zeker voor uw belangen opkomen.'

'Ach, Pieternel, ik hoorde helemaal niet zo met je te praten, maar ik weet niet tegen wie ik die dingen anders kan zeggen. Hoe kan ik er mijn ouders nu mee lastigvallen? Ze hebben trouwens niets nodig met mijn zorgen. Laat ze maar denken dat ik gelukkig ben. Ik ben jong en sterk. Het zal allemaal wel vol te houden zijn.'

Maar toen Chiel even later uit het huisje kwam, waar hij de ton had gehaald om die te legen in de moestuin, het heette dat de inhoud ervan ervoor zorgde dat de gewassen er zo goed op groeiden, moest Suus onverwacht verschrikkelijk overgeven.

'De warmte is u te veel geworden,' zei Pieternel bezorgd. 'Kom mee, juffrouw, ik breng u naar binnen.'

Omdat Suus behoorlijk duizelig was geworden van al dat ongemakkelijke bukken in de grootste middaghitte had ze ineens niet langer de kracht om zich flink te houden. Ze liet toe dat Pieternel haar ondersteunde en liet zich eerst op de witte bank in de schaduw zetten, onder de bruine beuk aan de voorkant van het huis. 'Rust nu maar even uit, juffrouw. De bazin doet toch haar dutje. Ik haal even een glas fris water voor u. Daar knapt u wel van op.'

Dirk zag haar zitten, juist toen hij naar het land wilde gaan waar de tarwe werd gemaaid. Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Wat is er, Suus, heeft moeder geen werk meer voor je?'

Het werd haar allemaal te veel. Zonder dat ze er iets aan kon doen, barstte ze in snikken uit. 'Jij, o jij, ga toch alsjeblieft weg. Je bent al net zo'n onmens als je moeder.'

Ze schoot overeind om naar binnen te vluchten, gaf niet toe aan een nieuwe duizeling die haar beving en strompelde naar binnen, waar ze zich huilend op het bed wierp. Niemand kwam naar haar toe. Pieternel bracht haar het beloofde water en sloot de deur, terwijl ze zei het werk wel alleen te klaren. De juffrouw moest maar eens goed uitrusten. Suus viel inderdaad in slaap en werd pas wakker toen Dirk naast haar bed stond.

'Ben je ziek?' vroeg hij, nu toch wel ongerust

'Nee. Ik ben zwanger. En al doen jij en je moeder dan wel net of dat niets is, ik merk wel degelijk dat ik niet zo sterk ben als gewoonlijk. Heel het gewicht van die dikke buik sleep ik aldoor met me in het rond.'

'Moeder zegt dat zwanger zijn heel gewoon is.'

'Natuurlijk. En jij gelooft nu eenmaal alles wat je moeder zegt.' 'Waarom zou ik dat niet doen?'

'O, jij!' Er liepen opnieuw tranen over Suus' wangen. 'Ik wilde dat ik nooit met je getrouwd was. Jullie zijn onmensen, allebei.'

'Maar Suus toch...' mompelde hij hulpeloos en nu toch duidelijk ontdaan. Hij begreep haar niet goed.

De jonge vrouw kromp ineen van de klop op de deur, vrezend dat haar schoonmoeder nu ook binnen zou komen. Ze voelde zich zo moe. Ze was niet in staat zich tegen beiden te verdedigen.

Maar het was Pieternel. Met een gezicht alsof ze niet wist dat Dirk ook in de kamer was, bracht ze een beker krachtige bouillon naar binnen. 'O,' zei ze. 'Ik wist niet dat u hier ook was, baas. Maar u kunt trots zijn op de juffrouw. Weet u dat ze vanmiddag zelfs geprobeerd heeft de moestuin te wieden? Mijn moeder heeft tien kinderen gebaard, waarvan ik de oudste ben en ik weet dus wel wat van zwangerschappen af, maar ik heb nog nooit zo'n dappere vrouw gezien als de juffrouw.'

Ze zei er nog net geen 'ziezo' achter, dacht Suus met iets van humor dwars door alle ellende heen. Wat een schat was Pieternel. Die had goed onthouden wat er die middag was gezegd.

Dirk keek als een domme schooljongen die voor het eerst van zijn vriendjes heeft gehoord dat Sinterklaas niet bestaat. 'Waarom ging je dan wieden?' vroeg hij na een tijdje. 'Als dat te zwaar voor je is als je zwanger bent?'

'Het moest van je moeder.'

'Moeder zou je nooit iets opdragen dat te zwaar voor je was.'

'We hebben al vaak onenigheid over je moeder gehad, Dirk. Misschien dat ik iets gelukkiger zou zijn als je niet altijd partij koos voor haar, maar ook een enkele maal voor mij. Een heel enkele keer maar.'

'Mijn moeder zou je nooit iets opdragen dat het kind zou kunnen schaden,' hield hij koppig vol.

'Je bent een uitgesproken moedersjongen,' zei ze verdrietig.

Hij keek haar aan alsof ze aan verstandsverbijstering leed. Suus voelde zich weer even hulpeloos als steeds wanneer ze over dit onderwerp aan de praat kwamen.

'Ben je dan niet gelukkig, Suus?' Hij stelde de vraag zo, alsof hij die mogelijkheid al op voorhand uitsloot.

Ze richtte zich op. Eindelijk bespeurde ze weer een beetje vechtlust bij zichzelf. 'Nee, Dirk, ik ben helemaal niet gelukkig hier. Dat ligt voornamelijk aan je moeder, maar ook wel aan jou omdat je domweg weigert mij te geloven. Als ik het over kon doen zou ik nooit, nooit meer met je willen trouwen. Ik haat Mastland.'

Ze had hem nog nooit gezien als nu. De altijd zo trotse boer van Mastland staarde haar aan als een geslagen hond.

'Dat meen je niet,' mompelde hij ontdaan.

'Dat meen ik wel. Laat me nu maar met rust. Ik ben zo ontzettend moe. Ik wil alleen maar rusten. Dagenlang zou ik kunnen slapen, geloof ik.'

'Ze is alleen maar lui.' Deze keer was de deur ongemerkt opengegaan. Als een engel der wrake stond Dirks moeder in de deuropening. 'Een kind krijgen is niets bijzonders. Toen ik Dirk verwachtte, kon ik ook gewoon alles doen, dus is er geen enkele reden waarom jij overdag in je bed moet gaan liggen. Vooruit, opstaan. Het wordt tijd om de tafel te gaan dekken.'

'Moeder, ze blijft hier.' Ineens leek Dirk vastbesloten. 'Suus voelt zich niet lekker en ik zou niet willen dat ze het kind verloor. U toch ook niet?'

Suus luisterde ademloos. Wat was dit? Nam hij haar eindelijk in bescherming?

Dirk aarzelde, dat bleek in de komende weken. Zijn moeder maakte nog steeds haar hatelijke opmerkingen, nu vaak gevolgd door het gezegde dat Suus haar zwangerschap gebruikte om te kunnen luieren. De jonge vrouw zelf wist zich in stilte gesteund door Pieternel. Als er werk bleef liggen, deed de meid dat er extra bij, zonder daarover woorden vuil te maken.

Dirk was toch wel behoorlijk geschrokken van de gedachte dat Suus het kind zou kunnen verliezen omdat ze te hard moest werken. Suus begreep dit zelf nu ook en deed niet meer dan ze kon. Als ze tegen Dirk zei dat ze moe was, geloofde deze haar zonder meer. Eenmaal snauwde hij zelfs zijn moeder af, toen deze zich over Suus beklaagde waar hij bij was en zei dat ze er dan nog maar een meid bij moesten nemen.

'Alsof dat niets kostte,' was het gemelijke antwoord van de oudere vrouw. 'Met zijn huwelijk was zeker de verspilling op Mastland begonnen.' Maar ditmaal geloofde Dirk haar niet. Zijn moeder ging daarmee te ver en Dirks ogen begonnen langzamerhand open te gaan. Voornamelijk dankzij Pieternel, dacht

Suus. Maar haar leven werd er tenminste dragelijker door.

Ze hield zich nu steeds meer bezig met het breien van truitjes en allerlei naaigoed dat in orde moest worden gemaakt voor de boreling. Daar hield ze van. Vanzelfsprekend vond moeder Leeuwestein al snel iets anders om op te mopperen. Suus was gewoon om op de nieuwerwetse manier te breien, waarbij in tegenstelling tot vroeger een breinaald onder de arm werd gestoken zodat het breien gemakkelijker ging. Maar net als moeder Leeuwestein dachten veel oudere vrouwen dat deze manier van breien schadelijk voor de gezondheid was. Ze vond het nodig daar keer op keer met Suus over te kibbelen.

De jonge vrouw zat ook regelmatig 's middags een uurtje op de bank onder de beuk om rustig te naaien. Nu Dirk haar een beetje in bescherming nam tegen zijn moeder, haatte ze hem niet langer. Ze begon toch weer te geloven dat hij uit gewoonte zijn moeder te veel had vertrouwd. Er was een schok voor nodig geweest om hem te doen beseffen dat zijn vrouw anders was dan zijn moeder, maar nu zijn ogen eindelijk geopend waren, zorgde hij op zijn manier voor Suus.

De laatste week van september bracht schitterende nazomerdagen en Suus was nu zo dik, dat Pieternel haar 's ochtends moest helpen met aankleden, want haar kousen en muilen kreeg ze zelf niet meer aan. Ze waggelde wat door het huis en was blij met de mooie, zonnige dagen, zodat ze in haar eentje buiten kon gaan zitten en dan bevrijd was van de stekelige ogen van haar schoonmoeder. Altijd weer lag daarin een onuitgesproken verwijt te lezen.

Suus begreep de oudere vrouw niet. Ze dacht dat moeder misschien jaloers op haar was, maar waarom dan toch? Zou dat komen omdat Dirk altijd enig kind was gebleven? Ze hoopte maar dat ze zelf nooit zo zou worden. Of zou het meer komen doordat moeder Leeuwestein in het dorp werd gemeden omdat ze er werd verdacht van hekserij. Ze moest erg eenzaam zijn, dacht Suus wel eens. Nooit ging ze vriendschappelijk met andere vrouwen om, ging ze eens gezellig ergens een kopje koffie drinken zoals haar eigen moeder dat een enkele keer deed. Er was de hele winter niemand naar Mastland gekomen om te kortavonden. Ze had die gezellige praatjes om de brandende kachel, met een kom koffie en een lekker stuk koek of krentenbrood, vreselijk gemist. Zou het eens op Mastland zo worden als ze op Maesvreugt gewoon was geweest? Eens, als zij er uiteindelijk toch de boerin was geworden?

Oktober kwam en het weer sloeg om, zodat Suus genoodzaakt was om binnen te blijven. Ze begon er nu heftig naar te verlangen dat het kind maar zou komen, zodat ze van haar zware last bevrijd was en zich weer gewoon bewegen kon. Maar de geboorte liet zich door dergelijke gedachten niet afdwingen. Ze moest net als alle andere aanstaande moeders wachten tot haar tijd gekomen was.

 

'Ik hoorde eens van een aanstaande moeder die van een vis schrok en zich daarbij met de hand op het bovenbeen sloeg. Toen het kind geboren was, had het op dezelfde plek van het dijbeen schubben.'

De oude baker lachte kakelend om haar eigen bakerpraatje. Ze dronk op haar gemak koffie en vroeg eens aan vader Leeuwestein hoe het hem na de operatie was vergaan. Suus hield zich intussen zo groot mogelijk door niet te laten blijken dat ze pijn had.

Eindelijk was het zover dat de baker gewaarschuwd was. De halve nacht had ze in bed liggen draaien, zodat Dirk er ten slotte wakker van geworden was en brommerig had gezegd: 'Wat is er in vredesnaam met jou aan de hand?'

'Ik denk dat het kind komt,' fluisterde Suus hem toe, waarna hij ineens klaarwakker was. Dat was om vier uur geweest. Hij had thee voor haar gemaakt. Ze zei dat de pijn wel steeds terugkwam, ze was daar wakker van geworden, maar dat het nog niet kort op elkaar kwam. 'Laten we niet voorbarig zijn,' smeekte ze. 'Dan wordt je moeder weer boos op me.'

'Moeder wordt heus niet boos, dat verbeeld je je maar.'

'Laten we wachten tot vijf uur. Dan staat iedereen op en misschien wil je Driekus dan naar de baker sturen voor hij aan zijn werk begint.'

Zo was het ten slotte gebeurd. De baker was rond koffietijd gekomen, want voor een eerste kind hoefde je nooit zo'n haast te maken, zei ze. Nu genoot ze van een goede kop koffie en die kreeg ze niet al te vaak. De rijken betaalden wel voor hun hulp, maar er waren veel armoedzaaiers in het dorp en daar ging ze net zo goed heen. Voor die hulp kreeg ze een vergoeding uit de gemeentekas. De baker was geliefd in heel Westmaas. Nu vertelde ze nog meer bakerpraatjes en Suus moest toegeven dat ze zich zo langzamerhand wel bij deze vrouw op haar gemak begon te voelen. Misschien was dat juist de bedoeling geweest.

Eindelijk stond de vrouw op om kleertjes te gaan inspecteren en droeg ze Pieternel op om te zorgen voor voldoende warm water. Je wist nooit van tevoren wanneer je dat nodig had als de bevalling eenmaal op gang kwam. Suus mocht opblijven tot het water was gebroken, zei ze, en wat dat was merkte de jonge vrouw pas ruim een uur later, toen ze van onderen ineens helemaal nat werd, net alsof ze een flinke plas in haar broek had gedaan.

'Mooi, nu zijn de vliezen gebroken. Nu moet je naar bed gaan, meisje. De pret gaat nu pas echt beginnen. Zou de baas het goed vinden als ik een borrel kreeg? Daar lopen bevallingen lekker op.'

'Pieternel, haal jij de kruik eens,' droeg Suus met een glimlach op. Deze keer trok ze zich niets van die zwarte ogen aan, die alweer boos keken. Tussen de weeën door voelde Suus zich heel goed.

De baker begon er eigenlijk al over te denken nog maar een poosje naar huis te gaan, toen de weeën toch sneller op elkaar begonnen te komen, dus besloot ze ten slotte toch te blijven.

Het middagmaal in de keuken werd fluisterend gebruikt en de mannen stonden meteen na het eten weer op. Alleen Dirk trotseerde de baker zowel als zijn moeder om even bij Suus om de hoek te kijken. 'Gaat het?' vroeg hij met de voor mannen gebruikelijke onhandigheid in dergelijke situaties.

'Alles gaat zoals het moet gaan, geloof ik. Het is best te verdragen. Maak je maar geen zorgen.'

'Vort,' bromde de baker. 'Geen mannen in de kraamkamer.'

Dirk drukte snel een kus op haar voorhoofd en Suus was blij dat hij weer weg was. Hij hoefde niet te zien dat ze zoveel pijn had. Het was al erg genoeg dat moeder Leeuwestein erbij moest zijn. Ze had Pieternel gezegd een boodschap naar Ammekerk te sturen. Ze verlangde in deze uren naar haar eigen moeder. Die zou haar helpen. Die zou niet aldoor met gespitste oren rondlopen om een kreun op te vangen. Later zou ze dan beslist te horen krijgen dat ze zich had aangesteld. Kinderen baren was immers de normaalste zaak van de wereld? Nee, Suus was vastbesloten om geen smartelijk geluid over haar lippen te laten komen.

De uren van de middag gleden langzaam voorbij en de pijn werd erger en erger. Ook kwamen de weeën nu kort op elkaar. Ze had geen tijd meer om uit te rusten tussen de perioden van pijn door. Gelukkig, daar was moeder, die haar gezicht afwiste met een koele waslap. Wat friste dat lekker op.

'Je houdt je kranig, meid. Ik vind het zo fijn dat ik eindelijk oma ga worden.'

Suus glimlachte waterig. 'Duurt het nog lang, moeder? Ik word zo moe.'

'Je moet het nog even volhouden, kind. Hier, pak mijn hand en knijp er maar in, als er weer een wee komt. Dat helpt.'

De pijnen kwamen nu zeer kort op elkaar, maar de klok in de opkamer van Mastland tikte de uren weg zonder dat er veel schot in de bevalling kwam. De baker kletste niet meer en ze nam ook geen borrel meer. Dit beloofde een van die bevallingen te worden, waarin gevochten moest worden om moeder en kind in leven te houden. Het arme kind in dat nieuwerwetse ledikant zag intussen wit van vermoeidheid, het meisjesachtige lichaam kromde zich onder de hevige, alsmaar voortdurende weeën, maar er kwam geen kik over de samengeperste lippen. Zoals zij waren er maar weinig, wist de baker uit jarenlange ervaring. Dat waren de vrouwtjes voor wie je moest oppassen. Als je dat niet deed, glipten ze zonder één kik onder je handen uit het leven weg. Ze had dat al meer meegemaakt en ze achtte het waarschijnlijk dat het nieuwerwetse hulpmiddel van de tang eraan te pas zou moeten komen om het kind uiteindelijk te halen. De avond was allang overgegaan in de nacht en in de keuken ijsbeerde Dirk ongerust heen en weer. Niemand wist hoe de jonge boer zich voelde. Tot dan toe was in zijn leven alles van een leien dakje gegaan. Hij was geboren als enige zoon op een grote boerderij en door zijn ouders en het personeel op handen gedragen. Vooral zijn moeder had haar enige zoon altijd naar de ogen gezien. Dat hij geen verwende egoïst was geworden, was meer te danken aan zijn eigen inborst dan aan de in alles toegevende opvoeding die hij had gehad. Later was hij verliefd geworden op een meisje dat achter de rug van haar moeder haar tong naar hem uitstak, een knap en kordaat ding. Hij had toen al besloten dat hij haar wilde hebben en niemand anders en dat hij rustig zou wachten tot ze oud genoeg was. Toen het eenmaal zover was, wilde ze hem niet en dat was de eerste tegenslag in zijn leven geweest. Maar hij was trots en vasthoudend geweest en had haar ten slotte toch voor zich gewonnen. Moest hij nu boeten voor het feit dat hij daarna het geluk weer even vanzelfsprekend had gevonden als hij dat vroeger altijd vond? Vanavond stortte zijn wereld immers aan alle kanten in. Ginds achter die deur streed Suus voor haar leven en voor dat van het kind. Maar was dat wel het ergste? Dirk Leeuwestein had een uurtje geleden iets gehoord dat zijn leven op de grondvesten had doen trillen.

Vader was naar bed gegaan en zijn moeder was nog even in de slaapkamer geweest om het een of ander te halen. Hij had er zo geen erg in gehad. Zelf had hij nog een borrel willen hebben, maar de kleine kruik was in de kraamkamer en daar kwam hij niet meer in. Dus wilde hij de kruik uit de mooie kamer halen tegenover de slaapkamer van zijn ouders. Hij was nog twee stappen van de open deur af toen hij het had gehoord.

Vaders stem, die slaperig vroeg: 'Schiet het nog niet op, vrouw?'

'Nee, misschien gaat onze schoondochter wel dood. Nu is dat het ergste niet, want er sterven wel meer vrouwen in de kraam, maar dat onze Dirk dan het beste erfdeel uit de buurt zal mislopen is veel erger.'

Hij had zich ineens erg beroerd gevoeld en was op zijn kousenvoeten naar de keuken teruggeslopen. In de verste verte had hij nooit vermoed welke gedachten zijn moeder had over Suus en zijn huwelijk, maar deze opmerking had hem tot in het diepste van zijn ziel gegriefd.

Suus lag misschien wel op sterven, daarginds achter de deur van de opkamer. De angst kreeg Dirk in zijn greep, een wurgende angst die hem verlamde en die hem tegelijkertijd vervulde met zelfverwijt. Hoe vaak had Suus niet geprobeerd hem duidelijk te maken dat het niet boterde tussen zijn moeder en haarzelf? Hij had er nooit al te diep over nagedacht, want vrouwen zeurden wel vaker over allerlei kleinigheden. Maar dit was geen kleinigheid geweest. Dat besefte hij nu pas. Suus moest er meer onder geleden hebben dan hij had vermoed. Hij had het voor haar opgenomen, toen hij besefte dat ze zo hard moest werken dat ze er het kind van had kunnen verliezen, maar daarna... Ach, moeilijkheden oplossen was nu eenmaal niet zijn sterkste kant. Hij wilde geen gezeur in huis. Lag ze misschien daarom op sterven? Kon het zijn dat ze zo ongelukkig was geweest, dat ze eenvoudig niet langer wilde leven? Had ze niet eens gezegd dat ze Mastland haatte en dat ze wilde, dat ze nooit met hem getrouwd was? Hij had gedacht dat ze alleen maar over haar toeren was geweest, maar nu... De twijfel kreeg Dirk in zijn greep en dat was geen aangename gewaarwording.

Maar dat mocht niet gebeuren. Hij moest haar zeggen hoe bang hij was, hoe schuldig hij zich voelde, dat hij haar nodig had! Daaraan mocht ze niet langer twijfelen.

Zonder mankeren stond hij op, wierp zijn volle gewicht tegen de deur van de kraamkamer die krakend openschoot. Dirk stoorde zich niet aan de verontwaardigde kreten van de baker.

'Suus?' Hij stond al voor het bed en schrok van haar. Zo teer en bleek zag ze eruit! Die enorm dikke buik deed haar nog smaller lijken. Haar ogen waren ingevallen en gesloten en haar gezicht had een gemartelde uitdrukking.

'Suus, je moet het halen, hoor je?' Zijn stem was gebroken door de plotseling opgekomen, maar nog altijd ingehouden tranen. De oogleden trilden even en Suus sloeg haar ogen op. 'Duurt het nog lang?' fluisterden de gebarsten lippen krachteloos.

'Nee, lieverd, het duurt niet lang meer,' fluisterde hij even zacht terug.

Even ontspande het gezichtje in de kussens zich. 'Dan is het goed. Ik ben zo moe... zo ontzettend moe...'

De laatste woorden kon hij nog maar nauwelijks verstaan. Toen werd er een hand op zijn schouder gelegd.

'Kom, Dirk, nu moet je gaan. De tang komt eraan te pas en dat is geen prettig gezicht. Je moet nog een poosje geduld oefenen.' Dat was vrouw Van Bressij, haar ogen stonden donker van bezorgdheid. Ook zij voelde de verlammende angst die hem in zijn greep had gekregen.

Hij stond op en drukte de oudere vrouw even tegen zich aan. 'Laat haar niet doodgaan, moeder.'

'Het is nu allemaal in Gods hand. Als het ons lukt om het kind met de tang te halen, zal Suus het wel overleven, maar het kind...'

'Suus gaat voor, moeder.'

'Ja, jongen, dat spreekt immers vanzelf. Kun je koffie zetten? Ook ik heb het gevoel alsof ik elk moment in elkaar kan zakken.'

'Ik geloof dat Pieternel wakker is, moeder. Ze is gebleven, vannacht.'

'Goed, zorg voor alles, Dirk. En maak nu maar dat je wegkomt.'

Hij haalde Pieternel, die op zolder was gaan liggen om bij de hand te zijn als dat nodig was. Ze had deze nacht niet naar huis durven gaan. Met gespitste oren volgden ze in de keuken de geluiden uit de opkamer. Gedempte stemmen en allerlei gedoe dat hij niet thuis kon brengen. De ergste, wurgende angst was nu weggeëbd, maar de onrust was gebleven. Zou Suus in leven blijven?

Eindelijk klonk er ook een ander geluid. Een klagelijke, hartverscheurende gil. Dirk stond alweer bij de deur. Hij had de kruk al in zijn hand, maar, nee, hij zou daar alleen maar in de weg staan. Het zweet brak hem uit. Dit was dus

angstzweet. Hij had nooit gedacht dat hij zich nog eens zo zou voelen.

De kreet die Suus ondanks alles toch over de lippen was gekomen, ging gepaard met iets anders. De baker had met de tang iets mee naar buiten getrokken. Een kindje. Ze leefde nog. Suus voelde iets van hoop in haar uitgeputte lijf terugglijden. Nu was er ineens drukte om haar heen. Moeder Leeuwestein was in de weer en haar eigen moeder kreeg tranen in de ogen. 'Een jongen, Suus. Nu is het echt voorbij, hoor. Nog even, dan mag je eindelijk uitrusten.'

Ze probeerde te glimlachen, maar het lukte niet. Een nieuwe, ontzettende wee joeg alle dofheid uit haar lichaam weg. Ze kreunde, ze gilde, ze was vergeten dat ze dat niet had willen doen, niet had durven doen voor die blik uit de boze, bruine ogen, maar ze kon niet anders, o, ze kón echt niet anders.

'Er komt er nog een, ik heb het wel gedacht,' zei de baker met een ernstig gezicht. Opnieuw ging ze met de tang aan de slag.

'Moeder?' fluisterde Suus ontdaan.

'Je krijgt twee baby's, lieve schat. Nog even, echt nog maar héél even flink zijn.'

Als Dirk niet was gekomen, daarnet, met die bange ogen, had ze nu de moed opgegeven, dacht Suus, terwijl ze een soort schemering leek binnen te glijden waarin ze niets meer voelde. Geen vermoeidheid, geen pijn, geen boze blikken. Niets meer, helemaal niets. Alleen maar rust. Ze wilde alleen maar met rust gelaten worden.

Nee, hoor, dat klagelijke gehuil... er was een kindje, een zoon die haar nodig had... ze kreeg nóg een kind... ze moest leven. Leven... Dirk... Ah, die pijn, die vreselijke folterende pijn...

Opnieuw kreunde Suus hartverscheurend.

'Daar is het.' De baker had eindelijk tijd zich het zweet af te wissen. Suus hoorde het niet meer, weer gleed ze weg in die rustige schemerwereld, maar nu was het moeder die een koele hand op haar voorhoofd legde. 'Suus, nu is het voorbij. Je hebt een tweeling gekregen, kindje, jongens allebei. Mastland heeft nog nooit zo'n grote dag gehad.'

Met haar allerlaatste krachtsinspanning lukte het toch weer om de ogen te openen. Moeder pakte iets af van moeder Leeuwestein. Het was een doek met iets erin. Het voelde zo zwaar in haar arm, maar nu zag ze het. Het was rood, bol en had zwart haar. 'Je oudste zoon, kind. Nu is echt alle pijn voorbij.'

'Mag ik een slokje drinken, moeder? Ik heb zo'n verschrikkelijke dorst.'

'Ja, nu wel. Nu heb je geen weeën meer.'

'Geef haar bouillon,' zei de vroedvrouw ferm. 'Ze heeft iets nodig om op krachten te komen. Of een slok cognac. Het geeft niet wat. Ze moet nog even bijblijven. Het is een Godswonder dat ze nog leeft, maar de nageboorte moet nog komen.'

'Het is uw kundigheid en die enge tang,' fluisterde moeder Sanne, die alweer aangedaan was. Ze trok de deur open en riep de keuken in: 'Een slok cognac voor de kraamvrouw, Dirk, snel.' Hij holde naar het bed, zette de kruik aan die in- en inbleke lippen, goot er de helft naast maar daar lette niemand op. Suus voelde het goedje in haar keel branden. Ze probeerde haar hoofd weg te draaien, maar Dirk hield haar vast en goot er nog een slok in. Wat gloeide dat! Ze voelde hoe de schemering ineens verdween. Nu leek alles te branden, maar ze was niet langer zo krachteloos. Ze sloeg de ogen op en zag hoe de tranen over zijn gezicht liepen. 'Je leeft,' hakkelden de trillende lippen.

'Nu is alles voorbij,' zuchtte ze.

'Twee jongens, Dirk,' klonk de stem van vrouw Leeuwestein trots.

'Ja, moeder.' Dirk richtte zich op. 'U mag mijn Susanne wel dankbaar zijn. De oudste zal Wouter heten, naar vader, en de jongste Andries naar zijn andere grootvader.'

'Pieternel, warm de bouillon op voor je bazin,' commandeerde moeder Sanne, die de cognacfles uit Dirks handen had getrokken en er zelf ook een ferme slok van nam. 'Heremijntijd, ik sta te trillen op mijn benen.'

'Er is verse koffie,' fluisterde Pieternel, die al druk in de weer was beschuiten te smeren. Beschuit met muisjes. 'Morgenochtend zal ik twee blauwe linten aan de voordeur om de klopper strikken. Dat zal me een opschudding geven in het dorp, baas. Een tweeling en nog wel jongens, allebei.'

Dirk had zijn ogen weer drooggedept en zat naast Suus op de rand van het bed, haar hand had hij in de zijne genomen. 'Gaat het nu weer, Suus?'

'Zo'n dorst,' fluisterde ze opnieuw. 'En pijn...'

'Als de bouillon warm is, mag u terugkomen.' De baker zette hem opnieuw de kraamkamer uit. 'De nageboorte komt eindelijk. Dat is echt het allerlaatste, dan mag het vrouwtje rusten.'

Een paar minuten later was alles echt achter de rug. De kersverse opa was uit bed gehaald en wonder boven wonder krijsten de twee baby's dat het een aard had.

Heel Mastland was in rep en roer. Het was drie uur in de nacht en nog even, dan zou de nieuwe dag weer beginnen. Maar de angst verdween van de hoeve en blijdschap kwam ervoor in de plaats. De jongens én de kraamvrouw hadden het gehaald, zelfs de baker had dat in de ergste uren voor onmogelijk gehouden.

'U mag onze lieve Heer wel danken, Leeuwestein,' zei de oudere vrouw tegen de baas van Mastland, toen de kinderen en de kraamvrouw eindelijk sliepen en ze in de keuken zat met koffie en dikbelegde sneden brood.

'Denkt u niet dat ik dat niet allang heb gedaan?' was het ernstige antwoord.

'Dan is het goed, mijn jongen. Ik heb gezien dat je echt met je vrouw was begaan. Ik zie het vaak genoeg anders, heus. Ze verdient haar rust, het schaap. Er zijn er niet veel zo moedig als zij.'

'Heeft u dat gehoord, moeder?' vroeg hij en keek zijn moeder strak aan. De ander knikte kort maar zei niets. Ze verliet zwijgend de keuken om nog een uurtje naar bed te gaan.