HOOFDSTUK 6
'Au, verdraaid, au, au! Moe-oe!' Minekes kreten verjoegen de vroege zondagmorgenrust. Ongerust kwam Sanne van Bressij de keuken ingesneld, op de hielen gevolgd door Suus.
'Wat is er, kind?'
'Ik heb me gebrand.' Tranen waren in Minekes ogen gesprongen. 'De theeketel schoot uit en ik kreeg een scheut over mijn arm, hier.'
De plek was vuurrood en Sanne schrok ervan. 'Vlug, Suus, geef me het flesje olijfolie.'
De rode plek werd met olie ingesmeerd en daarna strooide moeder net zo lang meel over de zere plek, tot het meel niet meer door de olie werd doortrokken, maar erop bleef liggen. Daarna wond ze voorzichtig een zachte lap om de deegmassa en de zere arm.
'Ziezo, kind, dit is de beste behandeling voor brandwonden. Nu houdt de pijn zo op en je zult zien dat je over een poosje niets meer van de plek ziet. Ga maar lekker zitten. Suus maakt je werk wel af.'
Mineke snikte nog een beetje na, terwijl Suus behendig twee schepjes thee in de ketel met kokend water deed, waarna ze de ketel op een hoekje van het fornuis zette, zodat de thee kon trekken. Daarna sneed ze het brood en maakte ze de tafel af. Een kwartier later schoof het hele gezin, inclusief de meid, aan tafel. Ploon was na het melken en het uitmesten van de stallen naar zijn eigen huisje gegaan, om daar met zijn eigen vrouw te ontbijten.
Het was geen goed begin van de dag, dacht Suus bedrukt. Na het eten zouden ze met de tilbury naar de kerk rijden en daarna... Ze rechtte haar rug en dacht aan het gesprek dat ze gisteravond met haar vader in de mooie kamer had gehad.
'Wel, kind,' had vader vriendelijk gezegd na de avondkoffie. 'Kom eens even mee. We moeten iets bespreken.'
Zodra ze gezeten was, haar handen helemaal koud van de zenuwen, ging hij verder. 'Morgen is het een belangrijke dag voor je, Suus. Je moet een beslissing nemen die zo belangrijk is dat je maar enkele malen in je leven zo'n keuze maakt. Ik weet dat je de afgelopen dagen aan niets anders hebt gedacht en ik zou het op prijs stellen als je me zou willen vertellen wat je hebt besloten.'
'Waarom?' probeerde ze nog om tijd te winnen, want ze was nog evenzeer ten prooi aan twijfels en onzekerheden als die woensdag van het feest, nu een halve week geleden.
'Lieve kind, als je besloten hebt morgen je jawoord te geven aan iemand als Dirk Leeuwestein, dan is dat een dag om op gepaste wijze te vieren. Mijn oudste dochter... ik zou er trots op zijn, dat weet je, maar voor geen goud wil ik je dwingen tot iets dat je tegenstaat. Daarvan heeft onze familie in het verleden te veel ellende gezien. Ik vertel je die oude familiegeschiedenissen nog wel een keer.'
'Vader...' even aarzelde Suus, toen won de nieuwsgierigheid het van haar respect voor de man die haar vader was. 'U weet dat ik niet van Dirk hou, maar er is ook niemand anders' - hier haperde haar stem slechts licht - 'met wie ik zou willen trouwen. Hielden moeder en u van elkaar, toen jullie in het huwelijk traden?'
Dries van Bressij stond slechts heel kort in tweestrijd. Eerlijkheid was ook nu het beste. Zijn leven lang had hij onoprechtheid niet kunnen uitstaan, maar het was moeilijk om eerlijk te blijven tegenover je kinderen als er zoiets ter sprake kwam. Toch, hij kon niet anders. Vroeger niet en ook nu niet, nu hij een man van middelbare leeftijd was geworden, zijn haar vergrijsde en zijn rug zich langzaam boog onder het harde werk en ook zorgen, die hem niet bespaard waren gebleven.
'Je moeder hield zielsveel van mij, maar ik had dat niet zo in de gaten. Ik wil graag eerlijk zijn, Suus, maar het valt niet mee. Ik zag je moeder meer als een soort zusje. Ik respecteerde haar en achtte haar hoog, maar de waarheid is dat ik haar niet liefhad toen ik haar vroeg mijn vrouw te worden.'
Ze was niet zozeer pijnlijk getroffen dan wel duidelijk verrast. Ze had altijd gedacht, nee, ze wist dat het huwelijk van haar ouders goed was. Ze had het elders maar al te vaak anders gezien.
'Net zoals ik me voel ten opzichte van Dirk,' hakkelde ze verlegen.
'Ja, kind, precies zo. Maar mijn gevoelens veranderden ongemerkt. We hadden eerst die vreselijke nacht waarin Kreekestein afbrandde, het ouderlijk huis van je tante Hanneke en als gevolg daarvan kwam jij ter wereld, te vroeg nog wel. Pas toen besefte ik dat ik van je moeder was gaan houden. Het is al een oude geschiedenis en ons geslacht telt er vele. Je moeder en ik hebben veel om dankbaar voor te zijn. Ik weet zeker dat je niet ongelukkig zult worden met een man als Dirk. Hij is sterk en standvastig, de beste paardenman die ik ken en een goede boer. Je toekomst zou bij hem in goede handen zijn, daarvan ben ik overtuigd.'
'Maar als ik... over een poos... van een ander ga houden?'
'Ja, kindje, dat zou onherroepelijk grote moeilijkheden geven. Het huwelijk is voor eeuwig en een scheiding is bijna onmogelijk, dat weet je. Maar als je gaat wachten op iets dat wellicht nooit komt, krijg je later spijt.'
'Zoiets zei Dirk ook. Ik heb er de afgelopen dagen aldoor aan moeten denken. Ik ben niet zo'n meisje dat om de haverklap haar hart verliest en dat maar voor korte duur.'
'Lieve kind, je moeder en ik zijn er vast van overtuigd dat je geen spijt zult krijgen van dit huwelijk. Anders zouden we het je nooit aanraden, hoe rijk je toekomst ook zou zijn. Maar Dirk als man heeft ons grootste respect en we weten dat dat ook met jou zo is.'
'Jawel, maar...'
'Ja: maar. De twijfels houden je in de greep, hè? Hoelang al, Suusje? Een jaar of drie, sinds Dirks eerste aanzoek? Je begrijpt toch wel dat hij het heel goed met je meent? Een trotse man als Dirk zou anders nooit een tweede aanzoek doen. Toch kan alleen jijzelf die aarzeling overwinnen. Je moet maar te rade gaan bij Hem die op alle vragen antwoord weet, meisje. Alleen Boven kun je hulp vinden als je er zelf niet uit komt. Ondanks de hoop van je moeder en mij aangaande dit huwelijk, is het jouw beslissing, jouw leven. Als je het niet zeker weet, vraag dan nog een keer uitstel, al zal Dirk dat niet leuk vinden.'
'Nee, vader, ik ben nu tot een besluit gekomen. Mijn twijfels zouden blijven voortduren, hoeveel uitstel ik ook zou krijgen. Ik zal met Dirk trouwen. Misschien krijg ik er nog eens spijt van. Maar het is het beste dat ik nu kan doen. Ik heb me gerealiseerd dat al mijn vroegere vriendinnen intussen getrouwd zijn. Ik wil niet overschieten. Ik heb ook altijd zeker geweten, dat ik niets anders zou willen zijn dan boerin. En wat de liefde betreft... ach, vader, er is iemand geweest, dat wil ik nu wel toegeven, maar dat ging niet. Ik geloof dat ik mijn jongemeisjesidealen eindelijk heb begraven en de realiteit van het leven aanvaard. Dirk heeft alles, behalve dat ik niet van hem kan houden. Maar u heeft gelijk. Ik respecteer hem ten zeerste. Ik zal gemakkelijk op Mastland kunnen aarden. Het zou dom zijn om het aanzoek niet te aanvaarden. Ik ben sterk, vader. Ik sla me er wel doorheen. Wat er ook van moge komen.'
Dries had tranen van ontroering in zijn ogen gekregen. 'Lieve kind. Je bent zo helemaal mijn dochter. Ons geslacht heeft veel ferme mannen en vrouwen gekend. Je bent een ware Van Bressij. Dirk mag in zijn handen knijpen en ik ben ervan overtuigd dat je later met een glimlach op deze dagen terugkijkt. Kind, levens enkel vol geluk bestaan niet. Ik ben blij dat je dat inziet, zo jong als je bent. Zolang een mens tevreden is met de goede dingen, die er altijd zijn als je ze zien wilt, zolang zal Gods zegen op dat leven rusten. Mijn kind, vergeet nooit hoe trots ik op je ben. Niet omdat je een goede partij doet, maar om het karakter dat je nu, vandaag, hebt getoond. Nu ben je eindelijk volwassen. Nu ben je een Van Bressij. Ik zal de goede Schepper heel wat te danken hebben, morgen in de kerk.'
Doordat ze ineens zo'n vreemde prop in haar keel had gekregen, had ze haar vader niet meer kunnen antwoorden, gisteravond. Maar nu de belangrijke dag was aangebroken en ze op het punt stonden om ter kerke te gaan, voelde Suus toch weer hoe diep ze geraakt was geweest. Haar keel zat opnieuw dicht van ontroering. Dat ze vandaag deftig met de tilbury naar de kerk reden, dat deden ze alleen op hoogtijdagen. Alle andere zondagen liepen ze naar de kerk omdat het paste om nederig Gods huis te bezoeken. Die deftigheid zou heel Ammekerk tonen dat er wat bijzonders gaande was. En als Dirk... zou hij bij de kerk zijn? Suus werd steeds zenuwachtiger. De beslissing was genomen, maar ondanks haar woorden was diep in haar binnenste de twijfel gebleven.
Dirk was er niet en ze was zowaar opgelucht. Natuurlijk werden er veel blikken op de familie geworpen. Ze waren allemaal op hun paasbest gekleed, de mooie kanten mutsen waren gesierd met al het goud dat Maesvreugt rijk was. Suus droeg de sieraden die ze van haar grootmoeder had geërfd. Moeder en Suus droegen op hun mutsen een keurige fluwelen kapothoed, versierd met struisvogelveren, zoals de mode dat wilde. Van tijd tot tijd werd het mode om op de kanten mutsen van de klederdracht een hoed te dragen, een lichte voor de zomer en een zwartfluwelen, versierd met gitten, voor de winterdag. De keuvelhoed of kiep, zoals deze hoeden in de streek werden genoemd, werd als erg deftig beschouwd en in de grote steden was het dragen van een kapothoed algemeen gebruik geworden, maar hier op het platteland deed je alleen aan die mode mee als je welgesteld was.
Hoeden op de keuvels waren wel lastig, vond Suus. Je moest de hoed goed vastzetten, met hoedenspelden die bijna net zo lang waren als een breinaald. De hoeden werden nog eens extra stevig vastgezet met een haak en oog achter de bol van de keuvel, dat was het gedeelte waarin de vrouwen hun haar opborgen.
Vader had trots opgekeken, toen moeder en zij zo rijk gekleed in de tilbury waren gestapt. Vader was zo blij met haar rijke huwelijk, dat Suus er vanzelf ook blij om werd. Ze moest nu maar liever haar twijfels vergeten. Straks kwam Dirk en zou haar toekomst worden beklonken. Ze zou, hier in de kerk, bidden om God te vragen haar besluit te zegenen. Dan zou ze zeker wel gelukkig worden. Waarom twijfelde ze daaraan? Dirk was immers een beste man? Ze dacht weer aan zijn royale gebaar tegenover de armeluiskinderen, ze dacht aan zijn trouwe hondenogen, die hem een goede lobbes deden lijken, ze dacht... ach, er was te véél om aan te denken. Ze moest nu haar aandacht bepalen bij de dienst. Als ze de godsdienst verwaarloosde, zou God zeker Zijn zegen niet op haar toekomstig huwelijk laten rusten.
Suus ontspande zich en knikte naar die en gene. Ja, dacht ze. Kijk maar eens goed. Wij hebben op Maesvreugt iets te vieren vandaag.
Was het toeval, dat dominee juist vandaag preekte over verdraagzaamheid en opofferingen? Suus was door de preek geboeid, zoals ze dat zelden was geweest Ze vergat haar zenuwachtigheid en ze dwaalde niet langer weg met haar gedachten. Ze werd rustig, heel rustig. Wat er ook van mocht komen, het was goed. Ineens was ze daar heel zeker van. Het maakte haar blij en een mengeling van rust en ontroering kwam over haar. Zo moest het altijd zijn, wist ze, als je de kerk bezocht. Als je zo geraakt werd door hetgeen er werd gezegd, dan was het niet moeilijk om te geloven en standvastig te blijven. Dan twijfelde je niet meer, zoals zij zo vaak had gedaan. Al zou dat serene gevoel straks weer verdwijnen, de herinnering eraan zou blijven. Ze beschouwde het als een gunstig voorteken. Wat er ook nog in haar leven zou gebeuren, het zou uiteindelijk wel goed komen. Al zou ze er misschien wel eens anders over denken, want welk mens begreep Gods ondoorgrondelijke wegen? Als je geluk had en je keek in je ouderdom op je leven terug, wetende dat het goed was en dat je lijden niet vergeefs was geweest, ja, dan had je reden om dankbaar te zijn. Maar als je jong was, keek je niet zo licht terug. Dan keek je liever vooruit en wilde je dat de toekomst enkel zonneschijn zou brengen.
Suus zuchtte heel diep, voor ze zich weer gewoon voelde, voor die grote ontroering had plaatsgemaakt voor het opnieuw beseffen hoe de mensen vandaag op haar letten.
Voor de kerk wachtte Dirk Leeuwestein. Hij was met de tilbury gekomen en droeg zijn beste pak. Zijn glimmend geborstelde paard glansde prachtig in het zonlicht. Toen hij eerst haar ouders en daarna Suus de hand schudde, klonk het geroezemoes al op in de Kerkstraat, waar zoals gebruikelijk de mensen nog wat samengroepten om even na te praten.
Suus rechtte haar schouders en ving haar vaders blik.
'Meisje, jij rijdt zeker wel met Dirk terug naar Maesvreugt?'
'Ja, vader,' fluisterde ze en ze zag hoe een blijde lach over zijn gezicht trok Zijn onmiskenbare vreugde ontroerde haar opnieuw. Nog voor ze goed en wel naast Dirk in de tilbury zat, staken de vrouwen van Ammekerk hun hoofden al bij elkaar.
Zwijgend reden ze achter Suus' ouders de Kerkstraat uit.
Aan de rand van het dorp gekomen begon Dirk te praten. 'Suus, je vader gaf me een duidelijke wenk. Betekent dat... dat...'
Zijn hoopvolle aarzeling ontroerde haar.
'Ja, Dirk. Ik heb mijn beslissing genomen. Mijn vader is bijzonder in zijn nopjes, dat kan ik wel zeggen.'
Heel de verdere weg vertelde hij over Mastland.
Thuis werden ze samen in de mooie kamer gelaten, al moest de deur op een kier blijven voor het fatsoen, want een meisje mocht niet zonder meer met een jongeman alleen blijven. Zelfs niet voor een paar minuten.
Dirk aarzelde niet. 'Suus, nu zijn we samen en mag ik je de belangrijkste vraag van mijn leven stellen. Wil je me de eer aandoen mijn vrouw te worden?'
Ze slikte en haar aarzeling was nauwelijks merkbaar. 'Ja, Dirk, je hebt mijn woord,' antwoordde ze met schorre stem, maar toch vertoonde haar gezicht een glimlach.
'Nu mag ik je wel een kus geven, hè, Suus?' Het verlangen in zijn stem ontroerde haar toch. Even zag ze het gezicht van Barend Hagoort voor haar geestesoog, maar ze wilde daar niet aan denken. Zeker vandaag niet. Ze hief haar gezicht op naar de man met wie ze haar leven zou delen. Zijn lippen drukten zich licht op de hare, ze voelden warm aan en het was niet onplezierig om gekust te worden, dacht Suus.
'We zullen ons nu gauw verloven, Suus. Als het aan mij ligt trouwen we nog dit najaar.'
'Ja, dat is goed,' antwoordde ze iets te snel, want de opnieuw opgekomen aarzeling mocht nu geen kans meer krijgen. De teerling was geworpen en nog maar een uur geleden was ze zo zeker van zichzelf geweest, had ze trots en vastberaden de kerk rondgekeken.
Moeder had gezorgd voor koek bij de koffie en algauw kwamen de flessen op tafel om het heuglijke feit te vieren. Zelfs Mineke en Hendrik kregen een glaasje vruchtenwijn om op de toekomst van hun zuster te drinken.
Door de borrels werd het gesprek al snel geanimeerd. De spanning was verdwenen en iedereen was gelukkig. Zij ook, zij vooral, hield Suus zich voor.
Grietje had het druk met het bijvullen van de glazen, vader stak met Dirk een grote sigaar op en juist op dat moment kwamen Bep en Barend Hagoort op koffievisite.
Nu deden ze dat wel vaker, maar het leek wel of Barend er een neus voor had om op Maesvreugt aan te lopen als er iets bijzonders gaande was, dacht Suus.
Vooral als het iets was, waarbij zij betrokken was.
'Kom binnen, kom binnen, buurman,' nodigde Dries hen joviaal uit om zich bij de anderen in de mooie kamer te zetten, want het was vandaag een van de gelukkigste dagen van zijn leven. 'Drink een borrel mee op het geluk van onze oudste dochter. Jullie zijn de eersten die het grote nieuws horen, al denk ik wel dat het dorp al gonst van de geruchten.' Dries lachte luid om zijn eigen woorden. 'Suus gaat trouwen met de flinkste boer uit de hele streek.'
Barend keek zuinigjes en Suus deed wanhopig haar best om zijn ogen te ontwijken. O, Barend was knap en vrolijk, ze was nog steeds verliefd op hem, maar hij was getrouwd en dat zou nooit veranderen. Bep leek te genezen, hoe weinig geloofwaardig dat iedereen had geleken. Die knappe stadse dokter die haar had behandeld, had haar zover gekregen dat ze bleef leven en zei nu zelfs ook, dat ze nog op een kind mocht gaan hopen. Ja, het was toch goed dat ze nu zelf bij Dirk hoorde.
Dirk zelf was, door de opluchting dat hij Suus ten slotte toch nog zou krijgen én de derde borrel die vader Van Bressij juist voor hem had ingeschonken, de vrolijkste van allemaal. Suus had al eerder gemerkt dat hij een gezellige prater was, maar nu, omdat ze niet meer op Barend wilde letten, richtte ze bewust haar volle aandacht op haar aanstaande man, die juist begonnen was om Hendrik een paar paardenrijmpjes te leren.
'Wees in de omgang met uw paard,
geduldig, flink en toch bedaard.
Laat varen zweepslag en getier,
want 't paard is een goedaardig dier.
Alvorens op stal bij een paard te gaan,
spreek het dier eens vriend'lijk aan.'
Dries van Bressij grinnikte. 'Die regels zouden ze alle boerenjongens moeten leren nog voor ze moeten rekenen. Of direct na: Wien Neerlands bloed door de aderen vloeit.'
'Die kwajongens hebben immers meer belangstelling voor streken, zoals ruitentikken,' bromde Dirk goedmoedig. 'Als kind heb ik trouwens ook vaak een naald in een kozijn gestoken om er een klosje op te schuiven en natuurlijk had ik ook altijd een keitje aan een draadje sajet bij me om op en neer te laten gaan en zo tegen de ruiten te laten tikken. Dan verborg ik me met mijn kornuiten achter een heg en rolden we om van het lachen als de mensen keer op keer voor niets naar buiten kwamen. We gingen vooral ergens plagen, waar een meisje met een jongen vrijde, maar ik mag nu hopen zelf van die streken verschoond te blijven. Gelukkig ligt Mastland wat te ver van het dorp om last te hebben van schooljongens.'
'Nee, je moet eerder beducht zijn voor de vechtersbazen van Ammekerk,' waarschuwde Dries. 'Ze zullen het niet leuk vinden als je hier een van de mooiste meisjes weg komt halen.'
'Daar kun je zeker van zijn,' deed Barend een duit in het zakje, met een stem die Suus aan het blozen bracht. 'Je zult nog wel eens een flink pak slaag toegediend krijgen.'
Het klonk of hij niets liever wilde dan het karwei zelf ter hand te nemen en wel ogenblikkelijk. Nu keek de arme Bep zo gekwetst, dat Suus opnieuw een kleur kreeg. Ze wilde maar dat de buren opstapten, maar Barend deed vooralsnog of zijn neus bloedde.
'Kom, Barend,' suste Dries in onbezorgde onwetendheid. 'Je moet Dirk geen schrik aanjagen.' Waarop de goedaardige reus in vrolijk gelach uitbarstte. 'Voor wie zou ik nu bang moeten zijn?'
'Zo is dat. Vertel me nu eens, mijn aanstaande schoonzoon, hoe jullie boerderij aan de naam Mastland komt.'
Het gevaar was afgewend en het gesprek bevond zich weer in veilige banen. Dirk vertelde hoe zijn grootvader, die de vroegere hoeve van de familie had laten afbreken en rond 1840 had laten vervangen door een grotere, gloednieuwe boerderij, een goede vriend was geweest van de in de hele streek bekende dominee uit die tijd, die enkele jaren in Westmaas had gestaan en die Van Koetsveld heette. Hij was een heel geleerd man geweest, die dan ook niet lang in zijn eerste gemeente was gebleven, maar er wel vrienden had gemaakt voor het leven.
'U weet dat dominee Van Koetsveld een boek schreef over ons dorp en dat daarin Mastland noemde. Nu, onze hoeve werd juist in die tijd gebouwd en daarom gaf mijn vader hem de naam van het dorp in het boek. 'De pastorie van Mastland' stond bij ons thuis naast de Bijbel. Zijn leven lang heeft mijn grootvader met de dominee gecorrespondeerd. Daar kan ik nog leuke dingen van vertellen.'
'Vertel,' drong Suus aan, blij dat Barend niet meer de kans had om zijn mond open te doen.
'Van Koetsveld was heel geleerd en jullie weten allemaal dat hij later hofpredikant is geworden en zelfs onze dierbare Koningin heeft gedoopt. Maar het is minder bekend wat hij van ons vroegere vorstenpaar dacht.' Ineens grinnikte Dirk. 'Hij heeft de koningin-moeder, Emma, die ten tijde van het dopen nog heel jong was, eens een snoeperig koninginnetje genoemd en hij durfde het aan om met prinses Marianne te dineren. Daar was moed voor nodig, want die dame veroorzaakte schandaal op schandaal doordat ze zich liet scheiden en later een kind kreeg van haar koetsier. Ze was het zwarte schaap van de hele Oranjefamilie. Maar Van Koetsveld schreef aan mijn grootvader dat hij de eigenzinnige prinses wel mocht lijden. We bewaren die brieven nog in het kabinet.'
"t Is toch, 't is toch,' mompelde moeder, want een scheiding was zo'n schandaal dat een christenmens er niet eens over praatte.
'Wisten jullie trouwens ook, dat het wel gebeurde dat de koning boos uit de kerk wegliep, als dominee Van Koetsveld preekte? Hij was een van de zeer weinigen, die Zijne Majesteit de waarheid durfde te zeggen. Hij schreef grootvader eens dat het een zeer driftig heerschap was. Maar nu is zijn kleine dopeling een flinke koningin geworden en zelf moeder van een klein prinsesje.'
'Dat zijn leuke verhalen, Dirk,' vond Dries van Bressij glimlachend.
'Ja, en ze zijn allemaal waar gebeurd. Geen dorpsgeroddel, maar de bewijzen liggen bij ons thuis. Moeder bewaart ze zorgvuldig in een kistje. Als u ze eens wilt lezen, kan dat wel.'
Dries bromde wat en hield de jeneverkruik nog eens omhoog.
'Nog een, Dirk?'
'Nee, ik ben aan mijn taks. Ik drink zelden en ik word zowaar al licht in mijn hoofd.'
'Dan eet je hier een stukje mee en ga je daarna pas op huis aan,' besliste vader grinnikend. 'Jij nog, Barend?'
'Ja, ik wel. Ik heb een sterke maag,' zei buurman met een duidelijke minachting in zijn stem, die de spanning in de kamer terugbracht, net nu Dirk zich zoveel moeite had getroost die te verjagen. Suus zag hoe hij zijn wenkbrauwen fronste en Barend onderzoekend opnam. Daar zou hij zeker nog eens op terugkomen, vreesde ze. Ze zou Barend moeten vertellen waar het op stond. Dat was geen prettig vooruitzicht. Gelukkig, nu stond hij toch op. Hij sloeg de pas ingeschonken borrel met één teug naar binnen. 'Kom Bep, wij gaan zometeen ook eten.'
De rijstepap met krenten werd uit de hooikist gehaald, want vader wilde niet dat de zondag onnodig ontheiligd zou worden. Het werk moest op de dag des Heren zo veel mogelijk worden beperkt en dus aten veel gezinnen op zondag dit gerecht, dat de avond tevoren reeds kon worden gekookt.
Dirk at met smaak. De sfeer was helemaal opgeklaard na Barends vertrek. Na het eten trokken vader en moeder zich terug voor het gebruikelijke zondagmiddagdutje en Dirk vroeg of hij met Suus een wandelingetje langs de kreek mocht maken, eer hij op huis aanreed.
Ze waren nog maar net op het erf toen Dirk over Barend begon. Zie je wel, dacht Suus bedrukt. Daar had je het al. Barend betekende moeilijkheden, altijd weer. Waarom bleef ze dan toch verliefd op hem? Ze begreep dat niet zo goed.
'Wat een vreemde snoeshaan is die buurman van jullie. Als ik niet beter wist, zou ik zeggen dat hij jaloers was.'
Suus haalde diep adem en dacht aan vaders woorden van de vorige avond. Oprechtheid was het beste, maar ook het moeilijkste, besefte ze nu. Maar het was toch nodig. Ze was immers net als vader, ze kon niet goed huichelen en ze wilde dat ook niet.
'Barend is een beetje verliefd op me geweest. Er was een tijd dat zijn vrouw heel ziek was en in die tijd zinspeelde hij er eens op, dat hij wel met mij zou willen hertrouwen, als zijn vrouw er niet meer was.'
'De schoft,' siste Dirk met onmiskenbare minachting en Suus beet op haar lip.
'Ach, dat klinkt zo overdreven. Het was meer een gemoedsstemming, denk ik. Hij zal zich eenzaam gevoeld hebben. In ieder geval kan het niet veel betekend hebben. Zoals je ziet is zijn vrouw weer opgeknapt.'
O, ondanks de mooie woorden die ze nu zei was ze nog lang niet vergeten hoe ze zich had gevoeld. Wist ze, dat ze nog steeds een zwak had voor de blonde Barend, maar ze wist dat velen zouden denken wat Dirk daarnet had gezegd. Nu was ze toch niet helemaal oprecht, maar als ze dat wel was, zou ze Dirk alleen maar diep kwetsen en dat wilde ze niet. Zeker niet. Ze dacht weer terug aan de tijd dat Bep zo ziek was. Had ze zich zelf ook niet onbehaaglijk gevoeld bij Barends woorden? Geschokt zelfs? Ja, ze zuchtte. Het was echter allemaal al zo lang geleden. Het was niet meer belangrijk. Ze moest het maar liever vergeten. Het had geen zin het allemaal op te rakelen. De teerling was immers geworpen? Bep was blijven leven en zelf hoorde ze nu voor altijd bij Dirk.
Toch schoot de twijfel weer omhoog. Ze kon het niet helpen. De vredige gevoelens tijdens de kerkdienst leken ineens zo veraf. Nu begon ze zich weer af te vragen, of ze er wel goed aan had gedaan om met dit huwelijk in te stemmen.
Nee, nee, het was goed. Dirk was gelukkig en haar ouders waren dat ook. Ze mocht zich nu niet langer aanstellen. Ze moest zich vermannen. Barend was het niet eens waard, dat ze haar prille geluk door hem liet verstoren.
'Toe, Dirk, laten we het maar vergeten,' drong ze aan en ze lachte hartveroverend naar haar donkere reus, die een geheel andere blik in zijn ogen kreeg en haar een eindje verder, achter de bescherming van een wilgenbosje, onstuimig in zijn armen trok. Suus liet het met gesloten ogen over zich komen. Het was toch goed zo. Het moest goed zijn!