HOOFDSTUK 10

 

Zoals elk jaar hield men in Ammekerk op tweede paasdag een ringrijderij en de dorpsbevolking zag er altijd weer reikhalzend naar uit. De ringrijderij was een van de weinige vaste pleziertjes die het eentonig leven onderbraken, en waar ook de gewone man zich op kon verheugen.

Op het feestterrein bij de kreekkant, waar het hele gebeuren zou plaatsvinden, was het al vroeg in de morgen een drukte van belang. Boerenzoons kwamen op hun beste werkpaarden, ongezadeld en met touwen als leidsels. Ze monsterden eikaars rijdier alsof ze dat nog nooit eerder hadden gezien, roskamden de dieren tot ze glommen en versierden het hoofdstel met papieren bloemen. De wedstrijden werden altijd zonder zadel gereden. Er zou ook een wedstrijd voor sjezen gehouden worden en daarop zaten de deelnemende boerenparen in hun beste zondagse kerkkleren, de vrouwen met wapperende krullenmutsen en getooid met hun bloedkoralen of granaten. Natuurlijk probeerden verschillende lieden een graantje mee te pikken van het vrolijke feest. De herbergier richtte op het feestterrein een tent op, waar hij verversingen verkocht, er waren de gebruikelijke venters en zelfs verscheen er zo nu en dan een landloper. De wedstrijd trok altijd veel volk, ook uit de dorpen en buurtschappen om Ammekerk heen.

Natuurlijk zouden ook de bewoners van Maesvreugt geen verstek laten gaan bij zo'n belangrijke gebeurtenis. Hendrik deed mee met de sjezenwedstrijd en had vanzelfsprekend zijn jonge vrouw naast zich willen hebben.

Sabina had zich achter het kind verscholen. Ze wilde niet naast Hendrik zitten. Na hun uitstapje, de week tevoren, was haar weerzin voor hem nog toegenomen. Ze kon het eenvoudig niet. Haar argument dat het te wild toeging voor het kindje dat ze bij zich droeg had Hendrik zonder morren geaccepteerd. Nu zou Johanna haar plaats innemen, maar ze moest natuurlijk wel naar het feestterrein gaan om haar echtgenoot te zien rijden. Ze begreep zelf niet waarom ze daar zo tegen opzag. Vroeger had ze de jaarlijkse ringrijderij altijd ervaren als een van de weinige hoogtepunten die het boerenleven kende.

Lusteloos kleedde Sabina zich die morgen aan. Zoals altijd waren haar armen moe toen de krullenmuts eindelijk naar behoren zat. Ze droeg opnieuw haar nieuwe blauwe jurk, die stond haar het beste en maakte haar minder bleek. Ze wilde wel dat ze wat wangenrood had, zoals ze bij de stadse dames had gezien, maar hier op het platteland droegen alleen onbehoorlijke vrouwen dat en zulke vrouwen had je niet in Ammekerk, voor zover ze wist.

Sabina wist zelf niet waarom ze zo tegen de komende dag opzag. Was ze soms bang dat Hendrik opnieuw een reden zou bedenken om ontevreden over haar te zijn? Nee, ze was niet langer bang voor Hendrik, daar was ze zeker van. Ze had ontzag voor zijn roekeloze buien, als hij te veel dronk, en zorgde er dan zo veel mogelijk voor uit zijn buurt te blijven, of als dat niet kon, te zwijgen, maar bang was ze niet meer. Om angst voor je man te voelen moest je misschien meer met je man verbonden zijn. Hij kon haar lichaam bezitten, maar haar geest was voor hem onbereikbaar. Misschien was hij zo snel boos op haar, omdat hij ergens onbewust besefte dat ze altijd onbereikbaar bleef?'

Natuurlijk reed ze wel met Hendrik in de sjees naar het feestterrein. Ze had geen enkele zinvolle reden kunnen bedenken om zich daaraan te onttrekken.

De andere bewoners van de hoeve volgden het echtpaar lopend, op een oude knecht na die niet meer tegen de drukte kon. Hij bleef op Maesvreugt om op te passen, want op dagen als deze waren er altijd landlopers en ander gespuis in de buurt en iedereen had angst dat deze lieden uit onvoorzichtigheid brand zouden veroorzaken.

Hendrik was ongetwijfeld trots op de jonge vrouw die hij in de sjees vervoerde. Zijn gezicht glunderde en Sabina dacht: hij is zo trots als een kalkoense haan. Opnieuw voelde ze de bittere stemming in zich opkomen en even vroeg ze zich af of ze ooit haar innerlijke rust zou terugvinden. Misschien als het kindje er was? Als ze veel liefde aan de baby kwijt kon, vergat ze haar verbittering wellicht. Ze hoopte het maar. Anders zou het niet lang duren of ze was een oude vrouw, en niet een van de lieve, wijze soort zoals haar schoonmoeder. Ze kon zich op dat moment niet voorstellen ooit op die manier oud te worden.

'Kijk eens wat vrolijker,' bromde Hendrik naast haar. 'Je ziet eruit alsof we naar een begrafenis rijden.'

'Neem me niet kwalijk.'

'Voel je je niet goed?'

'Dat gaat best.' Sabina bloosde, want eigenlijk voelde ze zich prima. Ze had over het geheel genomen weinig last van haar zwangerschap, als ze er maar voor zorgde behoorlijk te eten en zich niet te veel te vermoeien. Dat eerste was niet moeilijk, want ze had doorlopend honger.

'Je kunt bij mijn vader gaan rusten, als je moe wordt.'

'Waarom zeg je nooit: bij mijn ouders?'

'Daarom. Nelleke is mijn moeder niet.'

'Maar ze is al jaren met je vader getrouwd en ik geloof dat het een heel goed huwelijk is.'

'Dat heeft er niets mee te maken. Moeder mocht haar niet.'

'Wat vreemd,' mompelde Sabina. Ze kon zich niet voorstellen dat er ook maar iemand onvriendelijk over die lieve Nelleke zou denken.

'Het is helemaal niet vreemd als ik aanneem dat mijn moeder de waarheid kende.'

'De waarheid?' vroeg ze geschrokken.

'Mijn vader en Nelleke hadden iets stiekems samen.'

'Nee.'

'O ja. Wist je niet, dat hij Dientjes natuurlijke vader is?'

Sabina werd vuurrood. 'Dat zijn maar praatjes.' Intuïtief wilde ze niet verraden wat haar schoonmoeder haar in vertrouwen had verteld. Zelfs niet tegen Hendrik, juist niet tegen hem. Hij zou er immers niets van begrijpen.

'O, nee. Ik weet het nog niet lang. Er werd altijd omheen gedraaid. Ze verzwegen het voor mij, heus waar. Vraag het maar aan Susanne, als je mij niet gelooft. Die weet het al jaren.'

'Nee, ik weiger te geloven dat er iets mins gebeurde. Het kan niet zo zijn geweest als jij zegt. Nelleke zou je moeder nooit bedrogen hebben.'

'Dan moet je het zelf maar weten. De meeste mensen lijken niet wat ze zijn. Ziezo, we zijn er. Kijk nu toch wat vrolijker. Ik ga eerst voor de sjees en de paarden zorgen.'

'En ik ga naar Susanne. Ze staat daar met Reindert bij Nelleke.'

'Goed, hoor. Geloof je me nog steeds niet?' Hij lachte, niet vrolijk maar gemeen en neerbuigend, zodat ze opnieuw een kleur kreeg, maar nu van verlegenheid.

'Let toch op je woorden,' beet ze hem kortaf toe.

'Het is een publiek geheim.'

'Je kon het fatsoen hebben je niet aan dergelijke achterklap te storen.' Zo waardig mogelijk draaide ze zich om en liep regelrecht in de armen van een bezorgde Nelleke.

'Wat is er aan de hand?' vroeg de oude vrouw.

'Niets. Nu ja, we hadden een meningsverschil.'

Nelleke trok haar een beetje bij de anderen vandaan. 'Alweer? Je bent niet erg gelukkig, wel?'

'Ik had het van tevoren kunnen weten, ik verwachtte ook niet anders,' zei Sabina moedeloos.

'Arm schaap. Waar ging het deze keer om?'

Opnieuw werd Sabina vuurrood en ze keek van Nelleke weg.

'Moeder, toe...' smeekte ze hulpeloos.

'Heeft hij je onheus behandeld?'

'Nee, mij niet. Kom, ik wil Reindert en Susanne begroeten.'

'Dientje haalt haar jongens bij de paarden vandaan.'

De manier waarop Sabina reageerde bij het noemen van Dientjes naam deed Nelleke een licht opgaan.

'Aha, ging het om die oude geschiedenis?' Haar ogen priemden in die van Sabina.

Ontkennen had geen zin. 'Het is gemeen van Hendrik, er zo over te praten,' fluisterde ze. 'Hij ziet het helemaal verkeerd.'

'Lieve kind, ik zal je het hele verhaal wel eens vertellen. Dan begrijp je het volkomen, dat weet ik zeker.'

'Het kan niet zijn zoals hij zegt. U heeft zijn moeder nooit bedrogen, is het wel?' Ze voelde zich ontdaan, en dat kwam niet alleen door haar ruzie met Hendrik.

'Het gebeurde allemaal voor Andries zich met Magda verloofde. Hij wilde dat niet, maar hij kon niet anders.'

Net als ik, dacht Sabina. O ja, dat begreep ze. Nelleke ging verder. 'Hendrik lijkt erg veel op zijn moeder.' Nu keek de oude vrouw alsof ze niet lang meer te leven had. 'Ik weet zeker dat jij het begrijpt. Net als Susanne en Dientje het begrijpen.'

'Dat is zo,' zei de jonge vrouw, plotseling vol tederheid voor die lieve, oude vrouw, die niet zo volmaakt was als ze vaak dacht. Maar, dacht Sabina, misschien was ze juist daarom zo'n lieve, wijze, oude dame geworden.

'Ik heb ook eens liefgehad. Daarom begrijp ik het heel goed.' Het was niet meer dan een gefluisterde bekentenis, die onwillekeurig aan haar lippen ontsnapte.

Nelleke glimlachte kort, begrijpend, en loodste haar toen naar de andere familieleden. Met een bijna onmerkbaar gebaar beduidde ze Sabina dat ze moest proberen zich vrolijk te tonen. Uiteindelijk was het een feestdag. Het meisje begreep opnieuw zonder woorden wat er werd bedoeld. Hier zouden ze later, op een geschikter tijdstip, nog wel eens over praten. Ze voelde zich opgelucht en het kostte geen moeite om te lachen. Ze was niet langer zo ontzettend alleen. Er waren er meer zoals zij. Daar kon ze voortaan troost uit putten.

De wedstrijd op de ongezadelde paarden ging vooraf aan die van de sjezen. De eerste prijs, een sigarenpijp met zilverbeslag, werd gewonnen door de zoon van een arme pachtboer en Sabina gunde de jongen zijn mooie prijs van harte. Daarna begon de strijd met de sjezen. Het besturen van het gerij en het tegelijkertijd vasthouden van de houten stok, die al rijdende door de ring moest worden gestoken, was geen sinecure. Het vereiste niet alleen rijkunst, maar ook een vaste hand. De in de sjezen zittende dames dienden eigenlijk alleen voor de sier en voor het evenwicht. Hendriks blik was zeer geconcentreerd, want hij was

eerzuchtig en hoewel hij al een mooie beurs had, wilde hij graag de beurs met zilverbeslag winnen, die als eerste prijs was uitgeloofd. Omdat zijn zuster Johanna, speciaal uit 's-Gravendeel gekomen, op het laatste moment ook niet in de sjees wilde zitten omdat Hendrik te hard reed, zat zijn dochter Catharina nu glunderend naast hem. Ze genoot ervan om de dame te zijn in de mooie sjees van Maesvreugt.

Ineens had Sabina helemaal geen zin meer om naar de rijders te kijken. Nog voor Hendrik aan de beurt was, had ze zich van het strijdtoneel afgewend en dwaalde ze doelloos tussen de mensen en de kramen door. Ze wist zelf niet waarom ze dat deed, want Hendrik zou er stellig iets op aan te merken hebben, dat was zeker. Ze wilde niet toekijken om te doen alsof ze hem bewonderde. Het was zo huichelachtig. Ze zou het maar op de baby schuiven. Daar was zo'n zwangerschap toch wel gemakkelijk voor. De warmte en de drukte. Was ze nog niet een week geleden flauwgevallen?

Het zou een leugen zijn, want ze voelde zich vandaag in het geheel niet akelig. Niet alleen had ze voldoende en op tijd gegeten en een prima nachtrust genoten, maar bovendien was alles hier vertrouwd. Daarom was deze drukte lang niet zo enerverend als alle nieuwe indrukken die ze in de stad had opgedaan.

Bijna ongemerkt was ze van de mensen weggelopen en vond ze een zonnig plekje langs het water van de kreekkant. Zonder zich om haar japon te bekommeren ging ze in het gras zitten. Ze had het tamelijk warm, want de zon scheen en was al behoorlijk krachtig. Hier langs de kreekkant voelde je bovendien de sterke wind niet, die het op het feestterrein een stuk koeler maakte.

'Sabina,' klonk een stem achter haar en hoewel ze er totaal niet op was voorbereid, herkende ze die uit duizenden.

'Maarten!' Haar blij gezicht keerde zich naar hem toe. 'Kom even bij me zitten. De mensen letten nu niet op.'

'Moet je niet naar je man kijken?'

'Nu ik de kans heb met jou te praten? O, Maarten, ik heb zo vaak aan je gedacht. Hoe is het toch met je?'

'Goed.'

'Dan heb ik me aldoor voor niets zorgen om jou gemaakt.'

'Zorgen om mij?' vroeg hij schaapachtig.

'Ik heb zoveel aan je gedacht, de hele winter door. Je bent nooit uit mijn gedachten, Maarten.'

Hij negeerde dat. 'Hoe heb je het nu?' vroeg hij, terwijl hij over het water staarde. Hij keek haar niet aan.

'Ik had nooit moeten trouwen,' zuchtte ze.

Zijn gezicht stond onzeker. Sabina aarzelde even, toen ging ze verder. 'Hij is niet slecht voor me en slaat me niet. Maar zijn scherpe tong kan iemand meer pijn doen dan een paar klappen. Ik ben niet gelukkig, Maarten.' Haar bekentenis deed hem pijn, ze zag het. 'En jij?' fluisterde ze bezorgd.

'Ach.' Hij haalde zijn schouders op, maar de blik in zijn ogen en de trieste klank in zijn stem zeiden haar genoeg.

'Ik heb vaak gedacht dat we alles hadden moeten negeren en voor elkaar hadden moeten kiezen,' merkte ze op.

'Ik was niet vrij. Mijn verplichtingen konden niet zomaar opzij worden geschoven. Bovendien was jij er niet aan gewend om het arm te krijgen.'

'We zouden het niet breed hebben gehad, dat is zo,' beaamde ze. 'Maar honger hadden we niet hoeven te lijden, met Poelwijck op de achtergrond.'

'Je vader zou je een dergelijke stap nooit vergeven hebben en zich er niet om hebben bekommerd of je honger had of niet.'

'Misschien.' Ze keek hem onderzoekend aan. 'Ben je verbitterd?'

'Nee. Ik wilde zelf dat je het goed zou hebben.'

'Het is dom te denken dat 'goed hebben' en rijkdom hetzelfde is. Dat weet ik maar al te goed.'

'Heb je er spijt van?' zijn stem klonk schor.

'Als ik eraan terugdenk hoe het tussen ons was, ja. Ik denk vaak aan het geboortefeest van de prinses. Om het vol te kunnen houden.'

'Soms kan ik de gedachte niet van me afzetten hoe je daar in de bedstee ligt en hij aan je zit.'

'Dan weet je ook, dat we verkeerd deden door alleen aan anderen te denken.'

'Er is niets meer aan te veranderen.'

'Nee. Ik moet een kind krijgen.'

'Zo gauw al?' Er was plotseling angst in zijn ogen en ze wist dat hij nu aan zijn jonge vrouw dacht.

'Ik ben gezond, Maarten, en alles gaat goed,' stelde ze hem onmiddellijk gerust. 'Het was immers niet anders te verwachten? Ik hoop dat ik gelukkiger word als het kind geboren is. Daar klamp ik me aan vast. Was het jouw kind maar geweest, Maarten.'

'Nee,' schrok hij.

'Nee, dat zou ook niet goed zijn,' beaamde ze. 'Ben je gekomen om mij te zien?'

'ja.'

'Ik ben er blij om. Ik had een keer naar nicht Saar willen gaan, maar Hendrik vond het niet nodig. En nu ik zwanger ben krijg ik de kans niet meer.'

'Hoopt hij op een zoon?'

'Hij heeft al een zoon en een dochter. Maar een tweede zoon wil hij graag hebben.' 'En jij?'

'Het maakt me niet uit. Zelfs niet, als ik in de kraam sterf, denk ik soms.'

'Sabina!' Hij leek opnieuw geweldig te zijn geschrokken. 'Dat mag niet gebeuren.'

'Waarom? Omdat je zoiets al eens hebt meegemaakt? Arme Maarten. Wees maar niet bang. Ik zal aan jou denken en aan jouw verdriet. Dan kan ik niet sterven.'

'Echt?'

'Ik weet dat jij er bent en dat is een hele troost.'

Zijn ogen werden weer rustig. Hij ontspande zich. 'Ik stelde me vaak voor dat jij nu gelukkig was. Dan was het te dragen. Het doet zo'n pijn dat ik je nooit meer kan zien.'

'Eerst hoopte ik echt, dat je me zwanger had gemaakt. Dan was er niets meer aan te veranderen geweest. Was je dan toch met me getrouwd?'

'Je was niet zwanger.'

'Nee. Ik was zowel opgelucht als teleurgesteld toen ik dat ontdekte.'

'Ik heb moeite met de zonde,' bekende hij.

'Ja,' gaf ze aarzelend toe. 'Het is een grote zonde die we hebben begaan, maar op dat moment leek het helemaal niet slecht. Ik heb er vaak met dankbaarheid aan teruggedacht, Maarten. Zondig of niet, het gaf me steun eraan te denken. Want zoals het toen was, zo moet het zijn. Het gaf me troost te weten dat ik dat eens had meegemaakt. Daardoor kon ik het huwelijk verdragen.'

'Vreemd,' zei hij en nog steeds had hij van die trieste, starende ogen. 'Vreemd, dat jij er troost aan hebt gehad. Mij heeft het zo vaak benauwd. Ik heb er zoveel strijd om gehad, met mijn geweten en vooral met mijn geloof.'

'Ik ook wel, maar kennelijk lang niet zoveel als jij. We hadden het nooit mogen doen, dat weet ik, en toch voel ik dat... het onvermijdelijk was. Soms denk ik dat het een bedoeling had, dat het gebeuren móést.'

'De duivel had er zeker zijn aandeel in.'

'Jullie dominee preekt zeker net zo gloedvol over de hel en het gekerm van de zondaars in het eeuwige vuur... Ja, soms ben ik ook bang als ik daaraan denk. Toch staat er geschreven dat God liefde is en dan weet ik het niet meer. Ieder mens is zondig en alles, hoor je Maarten, alles kan vergeven worden.'

'En daar praten jij en ik over te midden van het feestgedruis,' zei hij zuchtend.

'Gelukkig wel, ja,' meende Sabina. 'Want er zijn genoeg mensen om mee te feesten, Maarten de Raet. Maar er is er maar één met wie ik over die diepe dingen praten kan. En dat ben jij.'

Eindelijk lachte hij en de lach bereikte zelfs zijn ogen. 'Ik moet weer gaan.'

Toe, nog even. Zoals je nu kijkt, is het goed. Zo wil ik me je herinneren. Wees niet al te ongelukkig, Maarten. Je bent mijn hartenvriend, mijn zielsverwant, daar kan niemand iets aan afdoen. Dat blijft altijd tussen ons bestaan.'

'Denk je dat dat de bedoeling is? Dat we elkaar op die manier tot steun moeten zijn?' vroeg hij, opnieuw ernstig.

'Het is moeilijk om dat te beoordelen,' antwoordde ze peinzend. 'Ik voel het als een geschenk te weten dat ik je ken.'

'Ik zal proberen er voortaan net zo over te denken.'

'Ja. Ik moet je nog eens ontmoeten.'

'Dat kan niet.'

'Jawel. Zo nu en dan, op dagen als deze.'

'Laat het je nicht weten, als je kind geboren is. Dat wil ik graag weten.'

'Daar zal ik voor zorgen.'

Tegenwoordig kom ik wel eens bij je nicht Saar en neef Olivier thuis. We kennen elkaar nu beter. We doen met twee andere mensen een gezamenlijke bijbelstudie.'

'Het is fijn te weten dat we via Saar elkaar iets kunnen laten weten, als dat nodig is. Dat is een nieuwe troost, Maarten.' 'Je moet komen, Hendrik kan winnen.' Plotseling klonk Susannes stem vlak achter haar en Sabina schrok vreselijk. Ze zag hoe Susanne bevreemd naar Maarten keek.

'Dit is mijnheer De Raet en hij bracht een boodschap van mijn nicht Saar uit Maasdam,' zei ze en ze prees zich gelukkig omdat ze niet hakkelde.

'Die herinner ik me van de bruiloft. Ze is toch niet ziek?'

'Zo nu en dan heeft ze last van haar voeten en is ze moeilijk ter been.'

Dat was zo. Hoe kwam Maarten daar zo snel op? Het was tenminste geen leugen. Destijds was Saar veel te vroeg op haar voet gaan lopen en ze bleef er maar pijn aan houden. Zelfs de strijker uit Westmaas had daar niets aan kunnen doen.

Susanne lachte vriendelijk. De brave vrouw vermoedde niets, zag Maarten. Gelukkig maar. Het zou voor Sabina verschrikkelijk zijn als haar man er ooit achter kwam dat zijn vrouw van een ander hield.

'Gaat u mee, om Hendrik te zien winnen?' nodigde Susanne hartelijk uit.

'Nee, dank u. Ik heb al een poosje gekeken en ben al langer gebleven dan ik wilde.'

'Jammer. Kom je nu, Sabina? Straks mis je het nog.'

Ze kon toch niet weggaan van Maarten zonder afscheid? Eén kus, niets in de wereld wilde ze liever dan een kus van hem. Geen echte liefdeskus, die pijnlijk duidelijk zou maken hoe ongelukkig ze wel waren, maar een tedere, vriendschappelijke, bemoedigende kus.

Susanne drong opnieuw aan. 'Kom nu toch.'

'Ja, ik kom eraan. Loop maar vast. Ik moet mijnheer De Raet nog een ding zeggen. Je kwam net twee minuten te vroeg.'

'O.' Nu keek Susanne wantrouwend, maar ze liep toch een eindje weg.

Sabina deed een stap naar Maarten toe. 'Ik kan niet langer blijven, want dan wordt ze achterdochtig. Maak het me niet moeilijk.'

Hij leek weer even ernstig als die keer op het ijs, toen ze elkaar hadden leren kennen. 'Ik zal vaak aan je denken, als je dat troost.'

'Dat doet het. Mijn gedachten zijn ook bij jou. Pieker niet meer over zonde, Maarten. Er is een bedoeling voor alles. Dus ook voor dat. Tot ziens, mijn lief.'

Ze keerde zich om en haastte zich naar Susanne, die op een afstandje stond te wachten, zodat Sabina het tergende verlangen naar een omarming had moeten beheersen. Ze voelde zich nu al verlaten en wie weet wanneer ze haar hartenvriend weer terug zou zien?

Even was de stilte tussen de twee vrouwen pijnlijk en Sabina besefte dat ze iets moest doen om Susannes wantrouwen in de kiem te smoren. Maarten, vergeef me, deed ze een schietgebedje, voor ze glimlachte en zuchtte: 'Gelukkig, je kwam net op tijd, Susanne. Die mijnheer De Raet had dominee moeten worden. Neef en nicht doen samen met hem een bijbelstudie en die man is een halve dominee. Hij preekt altijd en tegen iedereen. Maar ik wilde graag weten hoe het met nicht Saar was.'

'Ja?' Susanne lachte en keek weer even hartelijk als altijd, want even, héél even had de argwaan haar inderdaad beslopen.

Want toen ze zelf pas getrouwd was, was ze heel ongelukkig geweest en veel ervan had ze tot haar verdriet bij haar nieuwe schoonzuster herkend. Deze wist het natuurlijk niet, maar verdriet dat je zelf ondervonden had, was zo gemakkelijk bij anderen te herkennen. Toch had ze na een poosje ontdekt dat ze was getrouwd met een man uit duizenden en daarna was ze heel gelukkig met hem geworden. Ze twijfelde er niet aan, of zo zou dat met Sabina ook gaan.

'Hij zal wel gauw tot ouderling worden benoemd,' ging Sabina verder. Haar gezicht lachte, maar haar ogen volgden Maarten en haar hart huilde om hen beiden. Mijn lief, nu verloochen ik je, net als de discipelen deden in de Bijbel. Waarom ben ik zo slecht en zwak? Zou ik nu met jou samen zijn geweest, als ik moediger en sterker was geweest?

Het antwoord op die vraag zou ze nooit krijgen, wist ze. Nu moest ze oppassen hem niet meer pijn te doen. Ze moest voor hen beiden vechten. Hen allebei beschermen en dat kon ze slechts doen door te liegen. Vergeef je me, Maarten?

'Dan ben je zeker wel blij dat hij niet in Ammekerk woont?'

'Reken maar.'

Nu waren de kleinste ringen opgehangen en de overgebleven deelnemers zouden strijden om de prijzen. Hendrik was als eerste aan de beurt. Sabina probeerde verheugd te kijken. De mensen lachten vriendelijk en begrijpend. Het was wat. Die roddeltantes zouden wel druk de oorzaak bespreken waarom ze nu niet naast haar man zat. Ze wuifde naar Hendrik om de indruk te wekken dat ze hem bemoedigen wilde voor de laatste strijdfase.

Hij tikte met de leidsels op de billen van het paard, dat onmiddellijk in beweging kwam. Snel stoof Hendrik op de ring af, richtte en... een luid hoera ging door de menigte. Sabina klapte. Ze speelde enthousiasme en deed dat gedurende de hele resterende wedstrijd. Doodmoe werd ze ervan, maar ze wachtte zich er wel voor dat te laten blijken. Uiteindelijk won Hendrik niet de beurs, zoals hij had gehoopt, maar de tweede prijs: een met zilver bewerkte lucifersdoos. Sabina kuste haar man met voorgewende vreugde, wat bijval ontlokte aan de toeschouwers. De mensen bedoelden het niet slecht, hield ze zichzelf doorlopend voor. Ze verwachtten alleen dat pasgetrouwde stellen vanzelfsprekend gelukkig zouden zijn. Toch was het goed, dat ze even later rustig naar het huis van haar schoonouders kon gaan om wat te rusten.

Eindelijk hoefde ze niet meer te doen alsof. In haar schoonvaders gemakkelijke stoel deed ze een dutje en droomde ze over Maarten.

Toen Nelleke haar wekte met een kopje thee stond het gezicht van het oudje bezorgd.

'Voel je je wel goed?'

'Ik was moe.'

'Verder niet?'

Hoe kon ze zeggen wat er was gebeurd? Zeggen, dat ze zich zo eenzaam voelde zonder Maarten? Dat het zijn kind had moeten zijn dat ze nu onder haar hart droeg? 'Nee, moeder, verder is er niets. Ik was trots op Hendrik.'

'Dan is het goed.' De oude vrouw roerde aarzelend in haar thee. 'Sabina...' Toen vatte ze moed en keek ze de jonge vrouw open aan. 'Was het Hendrik, die onaardige dingen zei over Dientje?'

Ze bloosde. Door alles wat er vanmorgen was gebeurd, was ze dat al haast vergeten. 'Ja.'

'Andries en ik hielden van elkaar. Hij was nog niet getrouwd, maar een huwelijk tussen ons was onmogelijk,' mijmerde Nelleke.

Sabina's hoofd draaide zich met een ruk naar haar schoonmoeder toe. 'En toen?' Het was gewoon griezelig hoe de geschiedenis zich leek te herhalen.

'Zijn vader stierf, vrij onverwacht. Hij moest voor Maesvreugt zorgen en kon niet anders doen dan met Magda trouwen. We hadden aldoor geweten dat het er eens van moest komen.'

'Maar later...'

'We hebben Magda nooit bedrogen, al suggereert Hendrik dat. We hielpen

elkaar, als dat nodig was.'

Hoe vertrouwd klonk dat allemaal, Sabina rilde ontdaan. Het was akelig te beseffen dat het leven voor anderen net zo genadeloos hard was geweest als het nu voor haar was.

'Andries wist niet dat ik in verwachting was. En later, toen ik naar de streek terugkwam omdat er hongersnood heerste, wist hij niet dat Dientje zijn dochter was. Hij dacht dat ik met een ander getrouwd was geweest. Maar later kwam alles toch uit.'

Weer rilde Sabina. Later kwam alles uit. Gelukkig, dat ze geen kind van Maarten droeg, zoals ze eerst had gehoopt. 'Wat verschrikkelijk,' fluisterde ze.

'Ja, zo denken veel mensen erover. Ze begrijpen niet waar een mens toe in staat is als je oprecht van iemand houdt.'

Ik begrijp dat, dacht Sabina. Ze streelde de witte hand met de blauwe aderen van de andere vrouw. 'Ik begrijp het,' bekende ze.

'Dat weet ik.' In de ogen die haar nu onderzoekend aankeken, dwars door haar heen leken te kijken, lag die ontroerende wijsheid waarvan ze hoopte die zelf eens, in de verre toekomst, ook te bezitten. Hoe konden mensen ertegen opzien om oud te worden? Het was zo mooi, om in wijsheid te rijpen. 'Susanne en Dientje begrepen het ook. We hebben hun eerlijk de waarheid verteld, voor ze trouwden. En nu ken jij de waarheid ook. Maar Hendrik is net als Magda was. Hij bezit die innerlijke wijsheid niet. Hij denkt slecht over ons, want de roddels blijven hun eigen leven leiden, al is het nu al veertig jaar geleden. Andries en ik zijn oud. We zijn blij dat we elkaar nog tot steun kunnen zijn. We hebben een moeilijk maar rijk leven gehad en daarom kunnen we nu rustig genieten van de tijd die ons nog rest, alvorens we met vrede in ons hart naar onze Schepper teruggaan. Maar om Hendrik hebben we zorgen. Ik ben bang dat hij nooit veranderen zal, nooit wijzer zal worden en het gebeurde dus ook nooit begrijpen zal. Begrijpen kan. Het zou Andries zo goed doen als hij wist dat ook zijn zoon het begreep.'

'Ik zal proberen het hem duidelijk te maken.'

'Misschien lukt het je, maar ik betwijfel het. Om andere mensen te begrijpen, hun zonden te begrijpen, moet je kunnen liefhebben. Om iemand kunnen geven. En Hendrik geeft alleen om zichzelf. Dat weet ik, daarom weet ik ook dat het niet anders kan of jij bent ongelukkig.'

Ineens moest Sabina huilen. Onbedaarlijk en hartverscheurend huilen. Niet alleen om Nellekes woorden, maar ook om alles wat er vandaag was gebeurd. Nelleke liet haar met rust. Toen Sabina ten slotte bedaarde, bracht ze haar een natte waslap en bette daarmee liefdevol het gezicht van de jonge vrouw.

'Arm kind. Maar ik weet dat je sterk bent. Onthou dat, Sabina. Geloof me, eens zul je ook gelukkig zijn. Jij en ik zijn uit hetzelfde hout gesneden. We vinden van onszelf dat we niet sterk zijn, niet sterk genoeg tenminste, maar we zijn taai. En door die taaiheid houden we vol en behalen we ten slotte de overwinning. Sabina, mijn dochter, daar moet je op vertrouwen.'

Sabina snikte nog een paar maal, bette haar warme ogen en dronk het verse kopje thee dat haar schoonmoeder voor haar had ingeschonken.

'Ziezo, voel je je nu beter?'

'O, ja. Ik ben zo blij met u te hebben gepraat.'

'Lief kind. Als je maar niet vergeet, wat ik vandaag heb gezegd.'

'Nooit,' beloofde Sabina glimlachend. 'Nooit van mijn leven.'

'Mooi. Dan gaan we nu terug naar die man van jou. En laat hij niet het hart hebben je ook maar iets te verwijten.'