HOOFDSTUK 15
Ineens was de benauwde verstikking weg en kon Susanne zich heerlijk oprollen. Nog half in slaap draaide ze zich behaaglijk om en even later klonk haar ademhaling diep en regelmatig. Susanne droomde dat het zomer was, moeder leefde nog en nergens waren problemen.
Pas om half zes werd ze wakker. Het was nog donker. Verward opende ze de deuren van de bedstee. Reindert was er niet meer. Dus daarom had ze eindelijk lekker kunnen slapen. Ze geeuwde en zonk weer terug in het kussen. Ineens wist ze alles weer. Ze was getrouwd en ze lag in de bedstee op Kreekestein. Ze had gedroomd over vroeger toen alles nog goed was. Maar het werkelijke leven was anders. Ze hoorde in de verte geloei van de koeien, die nu werden gemolken, en vanuit de deel was het gebonk van de dorsvlegels duidelijk te horen. Reindert was zeker opgestaan om toezicht te houden. Zijn eerste dag als boer op zijn eigen hoeve. Hij zou het wel naar zijn zin hebben.
Met dat ze aan Reindert moest denken, trok er een diepe blos over haar gelaat. Ze kon maar beter opstaan. Op Kreekestein hoefden ze niet te denken dat ze lui was. Het ontbijt moest op tafel komen.
Susanne schrok toen ze het laken zag, maar ze verborg haar verwarring en trok snel de dekens over het rode vlekje. Foei! Huwelijkse plichten!
Gelukkig vond ze hier haar gewone daagse kleding. Ze deed haar rokken en haar jak aan, de muts was moeilijker, maar net als moeder had gedaan wilde zij doordeweeks een krullenmuts dragen en geen gehaakt mutsje. Ze was nu boerin. In de keuken was het warm. Het fornuis brandde lustig en de ketel met water was bijna aan de kook. De tafel was gedekt, het brood gesneden, er stond boter en zelfs kaas op tafel. Bij het fornuis stond haar schoonmoeder spek te bakken. Blozend keek Susanne haar aan.
'Neem me niet kwalijk. Gewoonlijk ben ik echt niet zo'n luilak,' hakkelde Susanne.
De oudere vrouw lachte vriendelijk. 'Heb je lekker geslapen, kind? Ik vond dat je vandaag eens moest uitslapen.' De onderzoekende blik maakte dat Susanne snel naar de waterketel liep. Het water kookte en ze goot de thee op. Iedereen had geweten wat huwelijkse plichten waren, behalve zij. Daarom keek moeder Moerkerken zeker zo onderzoekend. Nu, ze kon gerust zijn.
'Nu moet je maar lekker eten, dan zal ik je daarna wegwijs maken. Is dat goed?' Er klonk zoveel liefde en goedheid in de stem door, nee, moeder had geen bijbedoeling gehad. Ze was gelukkig, omdat haar zoon dat was. Het waren haar eigen gedachten die bitter en slecht waren.
'Dank u, moeder.' Eindelijk kon er een glimlachje af bij Susanne. 'Alles is zo vreemd, begrijpt u.'
'Natuurlijk. Ik ben de tijd nog niet vergeten dat ik zelf als onervaren bruid naar Kreekestein kwam. Mij verging het net zo.'
Zou ze ook zo geschrokken zijn in de bedstee? Nee, daar moest ze maar niet te veel over piekeren. Het was ochtend. Er waren nog veel uren te gaan eer het weer bedtijd zou zijn. Tegen die tijd zou ze misschien een beetje aan de gedachte zijn gewend. Nu wist ze het immers. Misschien was het dan gemakkelijker te verdragen.
Na het eten leidde haar schoonmoeder haar rond en vertelde van alles over Kreekestein. 'Natuurlijk moet je zelf weten hoe je alles regelt, maar ik wil je graag helpen, als je dat wilt. Je hoeft het maar te zeggen en daarvoor moet je je niet schamen. Het zal me plezier doen nog wat omhanden te hebben. Ik ben nog te jong om als een oude vrouw te gaan leven.' Tevreden bekeek moeder het plekje in het laken, nu ze in de pronkkamer stonden. Susanne schaamde zich diep. Haastig trok ze de dekens er weer over en maakte de bedstee in orde. Midden in haar verwarring werd er een knokige hand over de hare gelegd. Er ging warmte uit van dat gebaar. 'Ik begrijp het, Susanne. Wist je van niets? Dat...
'Moeder was ziek. Ze heeft er zeker niet aan gedacht. En er was nog niets afgesproken toen ze stierf.'
'Natuurlijk. Onze meid, Trijnie, zal je voorlopig helpen, maar Reindert huurt met mei een nieuwe meid voor jou. Ik wil Trijnie dan weer bij me hebben, in het zomerhuis. Ik ben nu eenmaal aan haar gewend, maar voor de komende weken red ik me wel zonder haar.'
'Ik kan goed aanpakken,' verzekerde Susanne.
Je bent niet alleen lief, maar ook flink.' Haar schoonmoeder was duidelijk in haar nopjes over het huwelijk. 'Reindert boft dat hij jou heeft gekregen.'
Ja. Maar zij dan? Dacht niemand aan haar?
Het ontbijt deed haar goed. Reindert kwam de keuken in en de knechts gaven de nieuwe boerin een hand. Reindert keek haar niet aan. Zou hij zich ook schamen? Ze was blij toen de mannen weer verdwenen, zelfs het eentonige gebonk van de dorsvlegels hinderde haar niet langer. Na een poosje was ze eraan gewend geraakt en het klonk bijna net als thuis. Als op Maesvreugt. Voortaan was ze hier thuis.
Susanne was blij met de drukke werkzaamheden. Ze hielpen haar de dag door te komen zonder te veel te hoeven denken aan hetgeen haar 's avonds nog te wachten stond.
Je wende zeker aan alles, dacht Susanne een paar weken later. De grauwe maartdagen met storm en regen hadden plaatsgemaakt voor april en de vruchtbomen droegen overal hun schitterende bruidstooi. Zo vaak ze kon liep Susanne even naar buiten om van het heerlijke voorjaarsweer te genieten en de appelbloesems door haar vingers te laten glijden. Reindert was zeer teleurgesteld toen ze haar periode had gekregen. Zelf genoot ze van deze dagen, waarop hij haar met rust liet. Van haar schoonmoeder had ze de reden van zijn teleurstelling vernomen. Iedereen hoopte immers dat ze snel het leven zou schenken aan een zoon.
Ze voelde zich net een stuk vee, toen ze dat hoorde. Zoals een koe net zo lang naar de stier moest tot ze was gedekt. Ja, ze was niet langer een onschuldig meisje.
Ze maakte ook voor het eerst mee dat Reindert een heftige ruzie had met zijn vader. Het ging over de suikerbieten die Reindert teelde. Vader vond dat een boer zich moest houden aan de oude vertrouwde gewassen, maar Reindert dacht dat de suikerbieten nu een beter rendement zouden geven dan vroeger. Liep Nederland niet in alles achter? Was men in België niet veel verder en had men daar niet het rendement van de bieten verbeterd? Hadden ze geen klappen gehad in de landbouw, zodat de jonge boeren eerder bereid waren iets anders te proberen? En was er, tenslotte, sedert drie jaar niet een suikerfabriek in Zevenbergen? De bieten konden aan de kade van Ammekerk worden ingeladen en per schip over de Dordtse Kil naar het Brabantse varen. Hij had er een rotsvast vertrouwen in.
Susanne had al eerder bemerkt hoe koppig Reindert kon zijn, maar ze had nooit gedacht dat hij die koppigheid ook tegen zijn vader zou volhouden. De volgende dag was de oude man niet in orde en voelde zich beklemd op de borst. Moeder vertelde bezorgd dat vader er moeite mee had dat Reindert zoveel van hem overnam en nu de baas was op de boerderij. Haar schoonmoeder steunde haar zoveel ze kon, maar Susanne hing het meest aan Nelleke, die in zoveel opzichten de plaats van haar moeder had ingenomen. Pas in die dagen kwam de gedachte in Susanne op dat haar vader er goed aan zou doen met Nelleke te trouwen, maar wat haar betreft was het een puur verstandelijke overweging. Ze vermoedde niets. Susanne hielp haar schoonmoeder met het naaien van een nieuw jak, in de avonduren. Het was nu lang licht, maar moeders ogen waren niet meer zo best en Susanne maakte mooie, fijne steekjes. De knopen op het jak waren van zilver en dienden slechts voor de sier. De eigenlijke sluiting bestond uit veel haakjes, het was een heel werk om die vast te naaien. Ze hadden een oude japon verknipt om het jak te voeren, de resten daarvan konden als poetslappen worden gebruikt, zodat er niets van het oude kledingstuk hoefde te worden weggegooid. Maar al had ze veel van Dientje geleerd, Susanne breide nog altijd liever dan ze naaide. Ze had er al eens over gedacht Dientje te vragen haar te helpen met het naaiwerk. Maar of moeder dat goed zou vinden? Natuurlijk was zij nu de boerin, maar ze wilde de verstandhouding met haar schoonmoeder zo goed mogelijk houden. Ze woonden te dicht op elkaar om in onmin te raken. Ze had van de oudere vrouw onlangs een mooie karabies gekregen om haar breiwerk in op te bergen, ze kon het daarin ook meenemen als ze ergens op visite ging. En op haar beurt had ze de oudere vrouw ertoe overgehaald een bril te gaan dragen. Ze had er baat bij en het zilveren montuur wekte alom bewondering. Nu ging het kostbare kleinood overal mee naartoe. Moeder genoot ervan om in de kerk de bril uit de koker van schildpad te halen en op te zetten, zodat ze de psalmen weer lezen kon. Susanne merkte toen dat vrouw Moerkerken, net als Reindert trouwens, een zekere pronkzucht bezat. Want als ze in de kerk zaten en de bril was tijdens de preek opgeborgen, liet moeder graag haar kostbare loddereindoosje langs gaan, waaraan de vrouwen op hun bank dan een frisse neus konden halen. Het was een prachtig doosje en het doorgeven gaf even een onderbreking aan de lange dienst. Zelf had ze van Reindert een zilveren pepermuntdoosje gekregen met een hartje erop. Hij zag graag dat ze dat eveneens langs liet gaan.
Reindert verwende haar met die cadeaus, zei vader, maar Susanne dacht dat het meer was om haar met dit alles te laten pronken.
Reindert had ook een broeibak voor haar laten timmeren door de knecht. Van een paar planken en wat oude ruiten had ze een kasje gekregen om er net als op Maesvreugt wat vroege sla in te zaaien en verdere gewassen te laten kiemen.
Ze waren op Kreekestein soms erg verkwistend, vond Susanne. Reindert wilde bij zijn koffie altijd boterhammen met spek of rookvlees en op zondag beschuitjes met suiker. Dat kon allemaal, maar ze moest er wel aan wennen. Op zondag kregen zelfs de meid en de knecht boter op het brood, wat ondenkbaar was op andere boerderijen. Ze had altijd gedacht dat vader goed was voor het personeel, maar in dat opzicht werd men op Kreekestein ronduit verwend.
Met de eerste mei was de nieuwe meid gekomen. Dirkje in 't Veld, een frisse, blozende arbeidersdochter, die in haar nopjes was met haar vaste dienstje. Ze kon goed aanpakken. Voor Susanne was het prettig een eigen meid te hebben. Haar schoonmoeder bleef nu meer in het zomerhuis.
Toen de zomer kwam werd het langzamerhand drukker. Naast de drukte van het oogsten was er ook allerlei uit de moestuin dat ingemaakt moest worden. Moeder kwam weer helpen en daar was Susanne blij om, want soms overzag ze al het werk niet meer. Ze schrok een beetje van de vraag of ze wel of niet zuiver was, maar ze knikte blozend, omdat ze wel wist dat een vrouw die haar periode had niet met de inmaak mocht helpen.
Reindert was nog steeds ontstemd als die dagen kwamen, maar zelf was ze ernaar uit gaan zien. Naast zijn goede eigenschappen en zijn vroomheid
begon ze ook minder goede eigenschappen aan Reindert te ontdekken. Niet alleen was hij bazig en een weinig pronkziek, het meest ergerde ze zich aan de driftbuien die hij soms had. Dan maakte hij ruzie met iedereen, zelfs met haar.
Dan was Dientje er nog. Ze kwam vaak op Kreekestein nu het zomer was. Wonder boven wonder had Adriaan dan ook altijd het een en ander met Reindert te bespreken en het duurde niet lang eer Susanne doorhad hoe de vork in de steel zat. Ze had er plezier om. Ze gunde het Dientje om gelukkig te worden; een vrouw moest niet trouwen uit plicht, daar was ze zelf wel achter gekomen.
Met de oogst werkten de mannen vaak tot het donker werd. Reindert tuimelde die dagen uitgeput in bed om onmiddellijk in slaap te vallen en Susanne vond dat heerlijk.
De vlasoogst viel dat jaar tegen. Er had zoveel herik tussen het vlas gestaan dat de blauwe bloemenzee half vermengd was met de gele bloemen van de herik. Maar met de tarwe ging alles goed, het was niet zo gloeiend warm met het oogsten en vaak liep Susanne met Dientje naar de velden waar men bezig was en dan prees ze Adriaans werklust. Hij was werkelijk een grote steun voor Reindert, nu hun vader het steeds vaker benauwd kreeg en het rustiger aan moest doen.
Toen Adriaan begon te verdwijnen, soms op een avond en ook wel 's zondags na de kerk, vertrouwde ze Reindert haar vermoeden toe, op een dag dat hij net zijn gebruikelijke zondagmiddagdutje had gedaan en ze samen in de kamer zaten. 'Ik denk dat Adriaan een huwelijk in zijn hoofd heeft,' merkte ze op.
'Wat? Alweer?'
'Wees blij dat hij zijn verdriet zo snel te boven is.'
'En wie zal de gelukkige dan wel zijn?'
'Heb je er werkelijk geen idee van?'
'Nee, zeg, ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.'
'Dientje Goutswaert.'
'Heus?' Schrok hij nu? Omdat ze geen boerendochter was?
Susanne keek Reindert afkeurend aan. 'Je wilde zeker dat hij op een boerderij zou introuwen?'
'Dat was voor hemzelf wel beter geweest,' meende Reindert schouderophalend. Susanne voelde zich zo in hem teleurgesteld dat ze er verder het zwijgen toe deed.
Een week later nam Dientje haar in vertrouwen en Susanne kuste haar hartelijk. 'Wat ben ik blij voor je. Ik heb wel eens gedacht dat je een zwak voor Reindert had.'
'Dat had ik ook. Vroeger,' zei Dientje ernstig. 'Maar Reindert heeft een eigenschap die Adriaan mist en waarom ik hem wel zo liefheb.'
'Ja, Reindert geeft te veel om uiterlijk schoon,' zuchtte Susanne.
'Daarom is hij ook met jou getrouwd.'
De opmerking was hartelijk bedoeld en Susanne wist dat het waar was, maar de gedachte maakte haar bang. Want vroeger of later zou er een dag komen dat ze niet langer jong en mooi was, en dan? Wat voor een huwelijk zouden ze dan hebben? Ze wist het wel. Ze had al veel van die huwelijken gezien. Je leefde dan onder een dak, als vreemden voor elkaar. En ondanks de overlast in de bedstee was dat geen prettig vooruitzicht.
Ongeveer in dezelfde tijd was de omgang van Dientje met Adriaan Moerkerken onherroepelijk ter sprake gekomen op Maesvreugt. Andries begon erover op een avond dat hij alleen met Nelleke in de keuken zat. Hij hield van die avonden. Soms, heel soms, gebeurde het wel dat hij zijn gevoelens niet langer beheersen kon en Nelleke wees hem nooit terug. Ze leefden weer in zonde, net als in hun jeugd, maar het lukte hem ook nu niet om haar tot een huwelijk over te halen, ondanks al zijn smeekbeden en zijn betoog dat ze immers als man en vrouw met elkaar omgingen. Ze hadden er een enkele maal ruzie om gehad, waarbij Nelleke zich verweerde door te zeggen dat ze Magda niet van haar plaats wilde dringen, tot Andries eenmaal woedend had geschreeuwd dat Magda zeker liever wilde dat hij eerzaam zou hertrouwen dan zoals nu in zonde samenleven. Na die ruzie hadden ze over zichzelf gezwegen. Dientje was een veiliger onderwerp.
'Ze wil dat Adriaan met haar in het huisje aan de kreekkant gaat wonen als hij met haar trouwt.'
'Is het al zover?' vroeg Andries lichtelijk ontstemd door de snelheid van de vrijerij, hetgeen hem kennelijk wat was ontgaan.
'Ik denk dat ze alleen nog worden tegengehouden door het feit dat ze niet weten wat ze met de toekomst aanmoeten. Het was met Susannes bruiloft al meteen raak,' wist Nelleke.
'Nelleke...' Het klonk peinzend. Andries had een hele tijd aan zijn pijp getrokken en ze wist wat er komen ging.
'Ja?' Ze boog zich weer over haar naaiwerk, de blos die haar wangen nog steeds kon sieren als ze verlegen was, was er nu ook. Hij zag het met vertedering.
'Ze moet de waarheid weten als ze trouwt.'
Ze zuchtte. Natuurlijk had hij gelijk, maar ze was er zo bang voor. Dat zei ze dan ook, terwijl ze hem met een open blik aankeek.
'Het is haar recht,' meende hij.
Dat moest ze toegeven. 'Ik ben zo bang dat ze het niet begrijpen zal.'
'Als ze zelf van iemand houdt zal ze het begrijpen.' Hij zweeg weer een hele tijd eer hij eraan toevoegde: 'Maar misschien roept het heden meer vragen op, als ze het weet. Daar ben je ook bang voor, hè?'
Ze kon niet anders dan toegeven. 'Het is een steeds terugkerend probleem.'
'Merkje dan niet, lieverd, hoe bijzonder het is, wat nu al zoveel jaar tussen jou en mij bestaat? Hebben wij niet méér dan een huwelijk? Hoeveel getrouwde mensen, denk je, bespreken dergelijke dingen met elkaar?'
Weer moest ze haar ogen afwenden. Hij had gelijk en dat wist ze. Het was slechts haar angst, altijd weer. En haar geweten. Ze had Magda niet tekortgedaan, toen deze nog leefde, niet feitelijk. Maar ze had de andere vrouw wel beroofd van hetgeen haar recht was: de oprechte gevoelens van haar echtgenoot. Andries' liefde was altijd voor haar geweest, zijn hele huwelijk lang. Onbewust was het dat waarvoor ze wilde boeten. Daarom kon ze niet toegeven en maakte ze hen beiden ongelukkig.
'Je moet het beloven,' drong Andries aan. 'Voor Dientje trouwt moeten we het haar vertellen. Haar en haar man, want zoiets mag geen geheim tussen hen zijn.'
'Andries!' smeekte ze.
'En Susanne,' ging hij onverbiddelijk verder. 'Die ook. Hendrik en Jacoba niet, die zullen het nooit weten, Nelleke. Maar ook Susanne heeft er recht op. Ze gaat al jaren als een zuster met Dientje om. Ook Susanne wil ik het vertellen, zodat het Dientje niet te veel belasten zal. Ze zal er dan met haar zuster over kunnen praten.'
Nelleke boog zich nog dieper over haar werk.
'We moeten onze eigen trots opzij zetten omwille van onze kinderen. Is dat zo moeilijk?' drong hij aan.
Ze keek op. Zo was hij nu. Zo mild en wijs geworden door het leven. Andries had gelijk. Ze wist het. Hij was bovendien moediger dan zij.
'Help je me?' vroeg ze fluisterend. Hij kende immers haar zwakheid.
'Heb ik je ooit laten vallen?' was zijn wedervraag.
'Maar niet te snel,' verzuchtte Nelleke nog. 'Laten we wachten tot Dientje verloofd is.'
'Zoals je wilt.'
En verder werd er niet meer over gesproken.