HOOFDSTUK 13

 

Het was de middag van de laatste dag van het jaar. Eerder op de dag was Susanne met Dientje naar het dorp geweest om bij de bakker bloem en gist te halen. Nu had ze juist wat water en melk in de deegtrog gedaan en Susanne begon te kneden. Ze wilde beslist het oliebollenbeslag zelf maken. Tot vorig jaar had moeder dat altijd gedaan en wie dat het volgend jaar zou doen wist ze nog niet. Nelleke waarschijnlijk. Vader had het opkamertje voor Nelleke in orde laten maken en sinds de herfst woonden Nelleke en Dientje bij hen. Dientje had op de zolder een eigen hoekje gekregen, dat ze met een gordijn kon afschermen. Ze had er een heus ledikant, een afdankertje van oom Willem uit Dordrecht, een kastje met een olielamp erop en een plankje waarop ze haar Bijbel, nog twee andere boekjes en wat spulletjes bewaarde. Dientje was er de koning mee te rijk.

Nelleke deed haar werk goed. Als ze straks ging trouwen, kon ze zonder zorgen over het huishouden op Maesvreugt vertrekken. Iets anders had ze trouwens niet verwacht. Nelleke was altijd al flink geweest en vader had er verstandig aan gedaan een huishoudster te nemen met wie ze vertrouwd waren.

Zou het beslag zo niet te dik zijn? Nog maar een klein beetje melk erbij. Ja, zo was het beslist beter. Nu konden de rozijnen en de krenten er wel in. De meeste mensen in Ammekerk bakten hun oliebollen zonder dergelijke dure vulling, omdat ze daar het geld niet voor hadden, maar op Maesvreugt hadden ze altijd al krenten en rozijnen gehad. Ziezo, nu was het beslag klaar.

Susanne zette de trog naast het fornuis, zodat het beslag een warm, tochtvrij plekje had om te rijzen. Ze veegde met de punt van haar schort haar voorhoofd eens af. Pff, dat was een warme geschiedenis. De keuken was warm door het opgestookte fornuis, waarop links achteraan de oude hengselketel stond, de reuzel moest goed warm worden. Ze hadden gelukkig genoeg reuzel na de grote slacht van november.

Susanne ging even aan de schoongeboende keukentafel zitten. Ze had haar muts afgedaan en een doek om haar hoofd gebonden, zodat niet haar haar straks naar de oliebollen zou stinken. Ze wilde maar dat vader wat eerder over een bakhuis was begonnen, daar zouden ze warempel nu wel plezier van hebben gehad. Op Kreekestein was wel een bakhuis. Daar zou het hele huis niet naar het bakken stinken en het zou er ook wel minder heet zijn dan in de keuken. Moeders dood was ertussen gekomen, anders was het bakhuis er beslist al geweest. Moeder had er meermalen op aangedrongen en Susanne begreep nu waarom.

Oudejaar en Nieuwjaar, mijmerde ze. Ze miste moeder vandaag sterker dan anders. Ze zouden voor het eerst oudejaar vieren zonder haar. En dan het nieuwe, dat haar te wachten stond. Een jaar waarin heel haar leven veranderen zou. Het zou prettig zijn geweest als ze daar zo nu en dan met moeder over had kunnen praten, raad vragen... Ze kon toch niet met al haar vragen naar Nelleke gaan, hoewel die niets liever zou willen dan haar helpen. Nee, dat wilde Susanne toch niet.

Soms benauwde het haar tot stikkens toe, dat ze met niemand kon praten over haar werkelijke gevoelens voor Reindert. Zelfs nu ze verloofd waren was hij haar nog even vreemd als vroeger. Ze vond hem weer even saai. Voor de toekomst koesterde ze geen enkele verwachting meer. Zelfs als Reindert haar kuste voelde ze niets, alleen afkeer zo nu en dan, als hij net een pijp had gerookt of een borrel had gedronken. Reindert zou later op de dag ook naar Maesvreugt komen om samen met haar aan het nieuwe jaar te kunnen beginnen. Susanne zuchtte diep. Een weg terug was er niet meer. Hendrik begon op de zaterdagavonden weg te gaan en ook wel eens 's zondags na de kerk, om ergens koffie te drinken. Kennelijk had hij ook iemand op het oog, zo jong als hij was. Zou vader al weten wie?

Ze piekerde veel tegenwoordig. De reuzel was nu wel warm genoeg, dacht ze. Misschien moest ze het toch even aan Nelleke vragen. Het was immers de eerste keer dat ze helemaal alleen oliebollen bakte. Nelleke was bezig de tweede bedstee in de pronkkamer op te maken voor de oude grootvader Den Hartigh, die de jaarwisseling bij hen zou doorbrengen. De man was sterk verouderd na het overlijden van zijn dochter. Hij was al bijna zeventig jaar en een van de oudste inwoners van het dorp. Gewoonlijk woonde hij bij oom op Eben Haëzer, maar daar kregen ze vanavond zoveel gasten dat het te druk was voor de oude man. Vader was weg om hem te halen, met het gerij, want grootvader kon nauwelijks lopen van de reumatiek. Hij zou nu wel gezellig zitten kouten met oom.

Gelukkig, Nelleke was klaar in de pronkkamer. Ze bracht de kamerpot mee om die nog eens schoon te maken. Sinds moeder er niet meer was werd die niet meer gebruikt, maar grootvader zou hem misschien nodig hebben.

'Kijk eens even naar de reuzel,' verzocht Susanne. 'En denk je dat het beslag voldoende is gerezen?'

Nelleke keek keurend in de deegtrog. 'Dat ziet er goed uit. O, ik ben verzot op oliebollen.' Ze had vrolijke blosjes op haar wangen, die haar een jeugdig uiterlijk gaven. Susanne lachte om het enthousiasme van de oudere vrouw. Ze hield veel van Nelleke. Ze was zo lief en zo hartelijk, zo heel anders dan haar stugge moeder, die altijd aanmerkingen had op iedereen. En toch had ze veel van moeder gehouden, natuurlijk had ze dat.

'Je kunt wel met bakken beginnen,' knikte Nelleke. 'Kijk alleen uit voor het spatten.'

'Ik heb heus geen zin om vanavond de hele keuken nog eens schoon te moeten maken, hoor.'

'Is Dientje al klaar?'

'Ze is in de stal. Het was haar hier te warm.'

'Gelijk heeft ze. Is je vader nog niet terug?'

'Die zit vast met oom aan de borrel.'

Nelleke knikte. 'Dat denk ik ook.' Ze verdween door de staldeur en Susanne was weer alleen.

De bollen sisten in het vet, maar het bakken was leuk werk. Het was een kunst om de bollen mooi rond te krijgen, door het beslag met twee natte lepels voorzichtig in de reuzel te laten glijden.

De eerste die binnenkwam was Reindert. Nu al? vroeg ze zich met enige tegenzin af. Het was eigenlijk verwonderlijk dat hij haar tegenzin nooit meer opmerkte. Ze nam zijn kus lauw in ontvangst en luisterde verveeld naar zijn gepraat. Waar had hij het toch over? Een verrassing voor grootvader? Nu, dat zou me wat zijn.

'Kom eens mee, om te kijken. Ik heb hem in de stal gezet.'

'Ik kan niet zomaar bij het vet weglopen.'

'Ben je nog niet klaar?' Hij keek onderzoekend in de bijna lege trog en kaapte onderhand een oliebol weg. Zijn gezicht stond vrolijk, alsof hij voorpret had over zijn verrassing. Eindelijk lag ook de laatste oliebol bruin te glimmen op de schaal. De tafel stond feestelijk gedekt met de oliebollen, een schaal glimmend gewreven appelen en kaarsen. Reindert zette de ketel met reuzel op een veilig plaatsje om af te koelen. Er was werkelijk niets meer te doen.

'Nu, laat me die verrassing maar eens zien.'

Reindert glunderde over zijn hele gezicht toen hij haar bij de hand achter zich aan trok. In een hoekje stond iets onduidelijks onder een oude deken. Met een brede grijns trok Reindert het dek eraf. 'Kijk.'

Eerst zag ze niets anders dan een oude leunstoel die op Kreekestein een plaatsje achteraf op zolder had gehad. Ze wierp al een vragende blik op Reindert toen zij plotseling begreep waarom het zo bijzonder was. Onder de stoel zaten wielen.

'O,' zuchtte ze.

'Ja, zie je wel, Suus? Nu kunnen we je grootvader meenemen als we om middernacht naar het dorp gaan. We pakken hem lekker warm in de deken en geven hem een stoof met een paar gloeiende kolen onder de voeten. Kijk, daarvoor heb ik die brede plank daar tussen de poten gezet. Door het opstaande randje kan de stoof er niet afglijden.'

'Dat heb je knap bedacht.'

'Ik heb eens zoiets gezien toen ik in Dordrecht naar de markt ging. Dat heb ik onthouden.'

'Vader had grootvader in het gerij mee willen nemen.'

'Nu kunnen we net als altijd gaan lopen en hoort grootvader er helemaal bij.'

'O, Reindert, dat is toch wel erg lief bedacht.' Spontaan kuste ze hem op de wang. Pas toen ze zijn blik opmerkte, met een vreemde ontroering erin, merkte ze wat ze had gedaan. Voor het eerst had ze hem uit zichzelf een kus gegeven. Blozend keek ze de andere kant uit, terwijl ze tot haar opluchting het gerij op het bruggetje hoorde.

'Daar zijn ze eindelijk.'

'Ja,' draalde Reindert. Hij leek iets te willen zeggen, maar dat slikte hij weer in. Je grootvader is een geboren verteller. Ik hoop dat hij ons vanavond gezellig bezighoudt met zijn verhalen.'

'Bah, het gaat altijd over spoken en witte wieven.'

'Dat is lekker griezelig.'

'Ben je dan niet bang als je daarna weer naar huis moet?' vroeg ze nieuwsgierig. Reindert kon niet blijven, want twee verloofden onder een dak te slapen leggen was onbehoorlijk. Dat was jammer voor hem, want hij moest nog een heel eind door de vrieskou lopen.

Grootvader kreeg tranen in zijn oudemannenogen toen hij de verrassing zag. Ook vader was aangedaan. Hij gaf Reindert een kameraadschappelijke klap op de schouders. 'Ik krijg een schoonzoon uit duizenden,' meende hij. 'Dat je aan zoiets denkt! Mijn vader zal die stoel vanavond goed kunnen gebruiken en ook thuis zal hij er veel plezier van hebben, nietwaar, vader?'

De oude man knikte en was nog niet in staat een woord uit te brengen. Susanne vroeg zich af of oom en tante wel tijd zouden hebben om hem in de stoel te verplaatsen. Ze hadden het altijd zo druk. Hun hele wereld draaide 'om de heb'. Oom en tante waren ontzettend op bezit gesteld.

Eindelijk was iedereen zover, dat men zich om de grote tafel kon scharen. Vader sprak het tafelgebed uit en proefde genietend van de oliebollen.

'Heerlijk, meisje,' prees hij. 'Je kunt ze net zo lekker bakken als je moeder dat deed.'

Andries keek de kring aan zijn tafel rond. Ook vanavond miste hij Magda's gezicht daartussen. Arme Magda, maar het leven ging verder. Daar zaten nu zijn kinderen. Jacoba werd al een flink meisje, Hendrik had zijn snor laten staan en was kennelijk serieus bezig met een meisje, Susanne verloofd en binnenkort getrouwd. En Dientje, zijn koekoeksjong, dat was waarlijk ook een meisje om trots op te zijn. Ze had de laatste tijd een wat droevige trek om de mond, maar die was vanavond verdwenen. Hij knikte haar eens hartelijk toe. De laatste tijd had hij er vaak aan gedacht dat het jammer was dat ze zelf de waarheid over haar afkomst niet wist. Hij wilde proberen Nelleke over te halen om het kind toch te vertellen hoe alles in elkaar zat. Ze was een volwassen vrouw geworden en als dat droeve trekje betekende dat ze zelf liefdesverdriet had gekend, zou ze haar ouders misschien kunnen begrijpen. En dan Nelleke, het zonnetje in zijn huis. Was het een wonder dat hij te weinig aan Magda dacht? Als hij dat al deed was het door schuldgevoel. Het was prettig te weten dat hij eindelijk Nelleke dagelijks om zich heen had, dat ze veilig onder zijn dak sliep, al was dat dan ver van hem vandaan. Eindelijk kon hij het verleden aan haar goedmaken. Misschien was ze na verloop van tijd toch nog wel tot een huwelijk over te halen. Er waren meer boeren die met hun huishoudster trouwden, al was dat meestal alleen om zich verzorgd te weten op hun levensavond. Dat lapte hij echter aan zijn laars. Hij had immers zijn leven lang alleen haar willen hebben.

Verder had hij werkelijk alle reden om dankbaar te zijn. Na die eerste moeilijkejaren was een tijd van welvaart aangebroken voor de boeren. Hij had dat verwezenlijkt wat hij altijd al had gewild: een gezeten boer te zijn. Het geslacht Van Bressij had zich stevig in de Hoeksewaardse klei genesteld. Onlangs was hij tot heemraad benoemd door de ambachtsheer, nadat zijn benoeming aan de koning zelf was voorgedragen.

Nu werd er gelachen aan de grote tafel en Andries keerde weer met zijn gedachten naar het gezelschap terug. Grootvader vertelde met een ernstig gezicht, hoewel de ingehouden pret in zijn ogen glom, aan Jacoba: 'Als je ooit een ei krijgt van een heks, dan moet je het ei wel twee weken lang op de kast laten staan. Als er dan nog niets bijzonders mee aan de hand is, kun je het wel opeten.'

'Hoe weet je nu of iemand een heks is,' vroeg de pientere Jacoba.

'Iemand die Naantje heet, dat is zeker een heks,' knikte grootvader.

'Ik ken niemand die zo heet. Gelooft u het zelf, grootvader?'

'Ik? Nee natuurlijk niet. Vrouwen geloven in heksen, maar mannen niet, hoor. Het is echte vrouwenpraat.'

'Waarom vertelt u dan over witte wieven?'

'Dat is wat anders,' beweerde grootvader. 'Die heb ik zelf gezien.'

Vertel!'

'Straks, na het eten, liefje. De avond is nog lang.'

'Hè, toe,' zeurde Jacoba, om even later triomfantelijk op te merken. 'Ik ken ook een heksenverhaal. Mag ik dat vertellen, vader?'

'Gewoonlijk mogen de kleinsten niet het hoogste woord hebben,' bromde vader. 'Maar omdat dit een bijzondere avond is en je ons allemaal nieuwsgierig hebt gemaakt, mag je je gang gaan.'

'Het gaat over een kind dat betoverd was, maar men wist niet wie het had gedaan. Het kind was zo ziek dat de chirurgijn erbij gehaald moest worden. Deze zei de moeder dat ze kruiden moest koken, want als dat gebeurde kwam de heks kijken. Maar niemand heeft tijdens het koken een heks gezien. Ze dachten al dat ze zich vergist moesten hebben, maar niets hoor. De volgende dag liep er een vrouw in het dorp die haar gezicht had verbrand. Dus dat moest de heks zijn geweest.'

Zelfs Reindert amuseerde zich en leek er niet aan te denken dat sommigen zijn eigen moeder wat verdacht vonden. Ze moesten allemaal om het verhaal lachen.

'Dat was toch niet in Ammekerk?' vroeg Hendrik zogenaamd geschrokken. 'Hoewel ik best een echte heks zou willen kennen.'

'Van wie heb je dat verhaal?' wilde vader weten.

'Van vrouw Moerkerken,' merkte Jacoba onbevangen op en ze merkte niets van de blos die zich nu toch over het gezicht van haar aanstaande zwager verspreidde.

'Allemaal onzin, dat is het. Het is net zo iets als het dragen van een varkensgehoor tegen de kiespijn.' Vader probeerde de aandacht af te leiden, maar grootvader schudde ernstig zijn hoofd.

'Nee jongen. Ik weet wel dat jij er zo over denkt en dominee ook, maar er is echt meer. Ik kan er zelf over meepraten. Ik was eens op een avond over de dijk op weg naar huis, het is al jaren geleden, dat wel, toen er langs de kant van de weg allemaal kwaaie mannen stonden. Nu ben ik niet bang uitgevallen en dus hield ik mijn hersens bij elkaar. Ik begon het Onze Vader te bidden en nadat ik dat drie keer had gedaan waren de kwaaie mannen verdwenen en stonden er allemaal brandnetels.'

'Dat zijn eerder kwaaie borrels geweest,' grinnikte Hendrik.

'Je bent al net als je vader,' mopperde de oude man.

'Heeft iedereen genoeg gehad?' Nellekes zachte stem liet zich ook eens horen, nadat ze al die tijd gezwegen had.

'Vader, gaan we ganzenbord spelen?' zeurde Jacoba.

'Zo meteen.'

'Blijven we dan in de keuken zitten? Dat is veel gezelliger dan in de pronkkamer.'

Andries knikte. In zijn hart was hij het roerend met zijn jongste eens. Hij wist dat Nelleke er ook zo over dacht. Het was hier bovendien behaaglijk warm. Grootvader zat apetrots in zijn rolstoel en Hendrik rookte met Reindert een pijp. Naast het fornuis lag een opgerolde kat te slapen en op het fornuis stond een ketel met water te zingen. Waarom zouden ze in de deftige kamer gaan zitten als het hier zo gezellig was?

Iedereen deed mee met het spel. De avond vloog zo snel om, dat grootvader tot Andries' opluchting niet meer aan zijn spookverhalen toekwam. Om half twaalf merkte hij op dat ze zich klaar moesten maken.

De stoof werd met gloeiende kolen gevuld en grootvader werd warm ingepakt. Iedereen moest zich warm aankleden, want het vroor licht en het was helder winterweer. Het was een schitterende avond om het nieuwe jaar te verwachten, ongetwijfeld.

Ze liepen langzaam in de richting van het dorp, over het smalle kerkpad, omdat de opgevroren weg te hobbelig was voor grootvaders stoel. De mannen duwden om de beurt. Achter hen volgden zwijgend de vrouwen, al een beetje onder de indruk van het plechtige tijdstip. Het was al behoorlijk druk buiten.

Zoals elk jaar waren alle mensen te hoop gelopen in de korte Kerkstraat van Ammekerk, vanwaar men de torenklok goed kon zien. Langzamerhand verstomde het geroezemoes en daalde er een plechtige stilte over de straat, een stilte die grote indruk maakte op alle aanwezigen. De laatste ogenblikken van een bewogen jaar tikten weg, momenten waarop je even terugdacht, soms met vreugde, maar meestal met verdriet, een moment van intense ontroering dat je met zijn allen delen kon.

Plotseling, toch nog altijd onverwacht, galmden twaalf slagen over de zwijgende menigte. Een, twee, zeven, negen... twaalf. De galm van de laatste slag stierf langzaam weg. Ergens in de massa zette een zware stem het lied in. 'Uren, dagen, maanden, jaren...' Stemmen vielen bij, de hele dorpsbevolking zong gezamenlijk, niemand wilde dit moment missen, als het maar even kon. 'Vlieden als een schaduw heen.'

Andries kreeg er tranen van in zijn ogen, maar hij schaamde zich er niet voor. Susanne huilde ook, ze kon nauwelijks nog meezingen. Reindert merkte het en omklemde warm haar hand.

Toen de laatste woorden waren weggestorven steeg het gewone geroezemoes weer op. Het plechtige gedeelte was voorbij, de ontroering werd weer opgeborgen. Men toonde weer zijn gewone gezicht en men begon handen te drukken en iedereen in zijn buurt een gelukkig Nieuwjaar te wensen. De komende minuten was het een drukte van belang.

Reindert kuste Susanne op de mond. 'Een heel gelukkig Nieuwjaar, Suus. Het wordt een belangrijk jaar voor ons en ik hoop met heel mijn hart dat het je gelukkig zal maken.'

Nu voelde ze zich alweer zo ontroerd. Ze knikte slechts en kuste hem terug. Ze drukte zoveel handen dat ze de tel kwijtraakte, grootvaders stoel vormde een onverwachte bezienswaardigheid. Hij stond dicht onder een brandende lantaarn en genoot van alle aandacht. Zijn zoon en schoondochter waren er ook, met hun gasten. Grootvader was ontzettend moe. Susanne vroeg een paar maal of hij het niet koud kreeg, maar hij zei van niet.

Langzamerhand werd het minder druk. De mensen zochten hun huizen weer op om zich eindelijk ter ruste te begeven. Reindert moest ook afscheid nemen, hij wilde meteen met zijn ouders mee teruggaan naar Kreekestein. Voor het eerst had Susanne zich prettig gevoeld in zijn gezelschap. Daar moest ze de hele weg terug naar huis aan denken. Misschien had ze de toekomst al te somber ingezien?

In de uitgestorven Kerkstraat ging een eenzame figuur rond met zijn laddertje. De lantaarnopsteker doofde de lichten, die voor de speciale gelegenheid in de oudejaarsnacht zo lang mochten branden. Hij was de laatste die eindelijk in de bedstee kroop.

In de kerk brandden olielampen, want het was schemerig in het oude gebouw.

Susanne had ondanks de warme stoof koude voeten, haar handen in de mof waren ook niet warm. De lampen walmden en stonken als altijd, maar in de grote kroonluchters brandden de kaarsen en deze lieten hun feestelijke licht glijden over de verzamelde gemeente.

De dienst was bijna ten einde en de laatste psalm was ingezet. Hier en daar pinkte een vrouw nog een traan uit de ogen omdat dominee zo mooi had gepreekt. Aan de mannenkant was het al onrustig geworden, want straks zouden de vrolijke Nieuwjaarsvisites beginnen. De kinderen zouden rond mogen gaan van deur tot deur om beloond te worden met een snoepcent.

Ook Susanne en Reindert hadden vele visites af te leggen. Ze ontmoetten vader en Hendrik bij de burgemeester en luisterden naar het verhaal van de burgemeestersvrouw, die de afgelopen zomer in Scheveningen zeebaden had gebruikt en hoopte dat deze zomer opnieuw te kunnen doen. Ze informeerde nog eens naar vaders zwemkunst en Susanne wist niet zonder trots te vermelden dat haar verloofde de kunst ook al enigszins machtig was. De komende zomer hoopte hij zich verder te bekwamen. Vandaar ging het naar Kreekestein, maar niet voor lang, ze namen de sjees mee om naar Eben Haëzer te rijden, waar oom al een beetje teut was na de vele visites. Ten slotte kwamen ze weer op Maesvreugt, waar vader het geld al had klaargelegd voor de vaders van behoeftige gezinnen, die ook plachten deel te nemen aan het Nieuwjaarswensen, zodat ze op die manier een extraatje inzamelden voor hun meestal talrijke kroost. De komende weken zouden ze ook wel als gebruikelijk door landlopers worden overstroomd. Sommigen van hen wensten tot in maart toe Nieuwjaar. Nelleke, die goeie ziel, had appels opgewreven voor de kinderen die zouden komen. Ze hadden zelf toch appels genoeg.

Vader was eveneens vrolijk geworden. Zelfs Reindert had een verhoogde blos. Hoewel hij altijd matig was met drinken, kon hij vandaag niet bedanken, dat zou onbeleefd zijn. Van de warme maaltijd bleef heel wat over, zowel Hendrik als Reindert zochten een bedstee op om weer nuchter te worden. Eindelijk keerde de rust op Maesvreugt terug. Het gewone leven kon zijn loop hernemen en Susanne dacht dat ze daar maar van genieten moest, zolang ze nog kon. Want de tijd ging al te snel.