HOOFDSTUK 13
Al heel vroeg werd Sanne wakker. Slaperig rekte ze zich uit, ervoor wakend Dries niet wakker te maken. Ze was er nu volkomen aan gewend naast hem in de smalle bedstee te liggen. Ze sloeg haar ogen op en vaag kon ze de contouren in het donker onderscheiden, omdat de deuren van de bedstee een beetje openstonden, zodat het minder benauwd was in de kleine ruimte.
Er was iets bijzonders vandaag. Met een schok kwam Sanne overeind. Meteen gaf ze Dries een por in zijn zij. 'Dries, wakker worden. We moeten opschieten zodat we op tijd weg kunnen.'
'Hoe laat is het?' bromde Dries. In de wintertijd had hij altijd moeite om uit bed te komen.
'Ongeveer half vijf.'
'Het is zo koud.'
'Kom, als we tot vijf uur blijven liggen moeten we ons te veel haasten. Kijk eens, of er sneeuw ligt.' Even klonk Sannes stem aarzelend. Als er sneeuw lag konden ze het uitstapje wel vergeten. En gisteren had de bevolking van het hele land met twijfel naar de donkere luchten gekeken, waaruit zo nu en dan natte sneeuw was gevallen.
'Jammer dat de koning niet in de zomer jarig is,' bromde Dries, nog steeds onwillig om de warme bedstee te verlaten. Het was vandaag de negentiende februari van het jaar 1887 en op deze dag herdacht het hele land de zeventigste verjaardag van Koning Willem III. Het heuglijke feit zou grootscheeps worden gevierd, want het Oranjehuis had de afgelopen jaren al te veel sterfgevallen gekend en de Koninklijke familie was uitgedund tot dat kleine gezinnetje op het Loo. Wie zou zeggen of het kleine prinsesje Wilhelmina wel ooit volwassen zou worden. Haar drie halfbroers waren allen voortijdig heengegaan. Als ook Wilhelmina zou sterven, had het land geen koningshuis meer. Deze hoogte was dus een uitgelezen gelegenheid voor stad en land om een uitbundig Oranjefeest te vieren. Veel mensen waren bang dat dit het laatste feest zou zijn, voor altijd. De koning was oud en sukkelde tegenwoordig behoorlijk met zijn gezondheid. Binnen enkele jaren waren zijn beide nog overgebleven zoons in de kracht van hun leven overleden en ook veel andere familieleden moest men de een na de ander ten grave dragen. Naast de oude man waren er nu nog alleen zijn veertig jaar jongere vrouw Emma en dan natuurlijk de prinses, die door de hele bevolking op handen werd gedragen.
Dries was intussen toch overeind gekomen en Sanne glipte langs hem heen de bedstee uit. Op haar blote voeten holde ze de gang door, naar de keuken en daarna naar de deur. Gelukkig, geen sneeuw. Het was droog en het waaide flink. Hier en daar waren flonkerende sterren te zien. Dat was goed, dan werd de zware bewolking, die er gisteren de hele dag geweest was, weggeblazen. Ze huiverde en sloot de deur snel weer achter zich.
'Moet je ziek worden,' bromde Dries, nadat hij flink gegeeuwd had.
'Ik voel me zo opgewonden bij het vooruitzicht om naar Oud-Beijerland te reizen. Stel je voor, we zitten al maanden op de hoeve vast en we komen alleen in het dorp om naar de kerk te gaan.'
'Wat had je dan verwacht?'
Dries en Sanne waren bezig zich aan te kleden, wat altijd haastig gebeurde omdat het zo steenkoud was in de pronkkamer. Alleen op zondag brandde er turf in de kachel.
'Het is aardig van je oudtante dat we bij haar mogen eten.'
Tante Susanne is er gisteren al heen gegaan en heeft haar meid meegenomen. Zij zorgen voor alles. Het wordt maar een eenvoudige stamppot, met zoveel mensen.'
En toch is het lief. Zo'n oud mens zal wel tegen de drukte opzien.'
Tante is halverwege de zeventig, maar nog kras en gezond.'
'Nu, ik hoop het haar na te doen. Ze was toch een zuster van je grootmoeder hè?'
'Precies.'
'Ik ga snel het fornuis opstoken. Over een halfuurtje is het warm in de keuken. Het is ook wel nodig dat we een stoof met warme kolen in het rijtuig zetten, anders krijg ik steenkoude voeten tijdens de rit. Grietje is al naar de stal gegaan, hoorde ik net. Het is weer stil op zolder.'
Sanne haastte zich naar de grote woonkeuken, die verreweg het gezelligste vertrek van de boerderij was. Ze stak de olielamp op de tafel aan en porde het sluimerende vuur op, terwijl ze wat kolen in het fornuis deed. Van het water dat Dries de vorige avond geput had, zette ze een ketel op voor de thee. Ziezo. Nu vlamde het vuur lekker op.
Ze zette het deurtje open en hield haar handen voor de warmte. Heerlijk. Nu duurde het niet lang meer of de hele keuken zou behaaglijk warm zijn. Sanne wreef nog even haar warm geworden handen en begon toen voor het ontbijt te zorgen.
Catharina was ook al opgestaan. Sanne lachte naar haar jonge schoonzusje. 'Verlang jij ook zo naar het feest?'
'Zeker.' Het meisje lachte en die lach deed de gebruikelijke norse trek rondom haar mond verdwijnen. 'Dit is ook al op. Ze gaat de schoolmeester helpen.'
Tegenwoordig was Catharina veel liever dan vroeger, dacht Sanne nog, terwijl ze alweer voortging met haar werk. Ze moest opnieuw lachen. Vandaag was het een dag om alle gepieker en alle zorgen te vergeten. Vandaag wilde ze enkel maar vrolijk zijn.
Ze waren nu bijna een halfjaar getrouwd en er was nog niets dat op een zwangerschap wees. Ze wist dat Dries erop wachtte, erop hoopte, net als zij. Ook wist ze dat de vrouwen 's zondags in de kerk nauwlettend keken of ze soms wat bleker zag dan gewoonlijk.
Haar leven op Maesvreugt verliep eigenlijk zonder hoogte- of dieptepunten. Natuurlijk hield ze van Dries en van de boerderij en ook zou ze niets anders willen dan boerin zijn, maar de zekere leegte die ze aldoor voelde verdween nooit geheel. Nog steeds verlangde ze er naar dat haar huwelijk anders zou worden. Dat het leven haar meer bood. Zie je nu wel, nu stond ze toch weer te piekeren!
Het water op het fornuis begon te zingen en omdat het in de keuken intussen werkelijk behaaglijk was geworden, deed Sanne het deurtje van het fornuis weer dicht. Terwijl de thee stond te trekken, sneed ze het brood en zette een grote schaal boterhammen op tafel. Het eten stond klaar.
Zodra de zon was opgekomen, werd op Maesvreugt de vlag gehesen en niet alleen daar. Overal stak men de vlag uit en waarlijk, de lucht vertoonde steeds meer blauwe plekken. Het was, voor de tijd van het jaar, heerlijk weer om feest te vieren.
Bijna overal was het eerste programmapunt van deze dag een bedeling van de armen. Speciaal daarvoor was een comité opgericht, dat vanzelfsprekend uitvoerig werd bedankt. Sanne en Dries waren met Catharina naar Ammekerk gereden en Dit had Grietje mee mogen nemen om haar te helpen. De meid was ontzettend dankbaar geweest, omdat ze zo toch van de feestelijkheden kon genieten. Dit en Grietje hielpen in de ochtenduren op de school. Grietje kon dan 's middags naar de boerderij teruggaan om voor het melken te zorgen.
Natuurlijk keken Sanne en Dries even bij de school, voor ze door zouden rijden naar Dries' tante. Het kinderfeest op school was groots opgezet en hoefde niet onder te doen voor dat in welk ander dorp ook. Er werd begonnen met het zingen van vaderlandse liederen en daarna kregen de kinderen de langverwachte versnaperingen en ook een plaat met een afbeelding van het koninklijk gezin. Minder aandacht hadden ze voor de toespraak van de meester, maar Dit hing in ieder geval aan zijn lippen. Het grootste gejuich brak toch los, toen de schooldeuren eindelijk weer opengingen en de jeugd naar buiten stormde, want ook in Ammekerk werden er die middag de gebruikelijke volksspelen georganiseerd, zoals koekhappen en zaklopen. En natuurlijk was er een optocht, al zou die niet zo luisterrijk zijn als de grote optocht in Oud-Beijerland, waar mensen van het hele eiland naartoe trokken om al dat moois te kunnen zien.
Sanne en Dries wachtten niet zo lang. Nog terwijl de schooljeugd zong, reed hun rijtuig de dijk op om de tocht te maken die hen bij Dries' oudtante zou brengen. Ze wilden er ruimschoots voor de warme maaltijd van twaalf uur zijn. Onderweg merkten ze wel dat men van heinde en verre naar het grootste dorp Van de streek trok, waar de grote optocht precies om twaalf uur in beweging zou komen. De optocht zou door alle straten komen, dus ook bij tante langs, zodat ze boven vanuit het slaapkamerraam alles heel goed zouden kunnen zien.
Koud en hongerig kwamen ze eraan, gelukkig ruimschoots op tijd, zodat het Dries niet al te veel moeite kostte het paard door de drukke straten te mennen. Achter tantes huis was een binnenplaats, waar ze stopten. Het gerij stond daar uit de drukte en het paard werd in het schuurtje gezet, waar al wat stro voor hem was uitgespreid. De haverzak had Dries meegenomen.
Tante Susanne verwelkomde haar familieleden hartelijk. Nu ze ruimschoots in de veertig was en al jarenlang van de goede dingen van het leven genoot, begon ze dik te worden. Net als oom Reindert, haar man. Oom had het weer eens flink benauwd door de bronchitis, al belette hem dat niet een dikke sigaar op te steken. Tussen de rookwolken door moest hij keer op keer hoesten. Sanne had een hekel aan de geur van sigaren en van zoveel rook kreeg ze hoofdpijn als ze er lang in moest zitten. Geen wonder dat oom er ongezond uitzag. Hij was nog dikker geworden sinds ze hem met kerst voor het laatst had gezien.
Dries weigerde de hem aangeboden borrel en stelde voor dat ze onmiddellijk met eten zouden beginnen. Hij wilde er zeker van zijn dat ze klaar waren met de maaltijd als de optocht voorbijkwam.
Dicht tegen elkaar aan de veel te krappe tafel gezeten werd de gloeiend hete stamppot opgeschept.
'Heerlijk,' genoot Sanne. 'Het was toch wel koud in het rijtuig.'
'Had je dan geen warme stoof, kind?' vroeg oudtante, die zichtbaar genoot van deze dag en veel beter tegen de drukte kon dan Sanne voor mogelijk had gehouden. Ze was nog kras en gezond en vond meestal dat haar leven wat al te stil was geworden. Sanne vond haar aardig en bedacht dat ze deze tante moest vragen de komende zomer een paar dagen naar Maesvreugt te komen. Zodra er een stilte aan tafel viel, bracht ze haar uitnodiging naar voren.
'Kijk, dat is nog eens lief bedacht. Ik zal graag komen, kindje. Het is lang geleden dat ik in Ammekerk ben geweest. Ik denk wel een jaar of tien.'
'Maar, tante.' Dat was Susanne. 'U bent er nog wel geboren.' Sanne keek de oude vrouw nieuwsgierig aan. Tante schudde het hoofd en leek met haar gedachten dingen te zien die lang geleden waren gebeurd, dingen waar bijna niemand meer van wist.
'Zeker, zeker,' mompelde ze. 'Ik ben een zuster van je mans grootmoeder en ik kom van Eben Haëzer.'
'Dat weet ik. Dries heeft me dat verteld.' In stilte dacht Sanne aan Adam den Hartigh, die nu alleen op de grote boerderij woonde. Nee, die stugge, gesloten man zou zeker geen eenzame familieleden uitnodigen. De gedachte zou eenvoudig niet in zijn hoofd opkomen. 'Als u naar Maesvreugt komt, zullen we een keertje naar Eben Haëzer rijden,' beloofde ze hartelijk.
'Graag, liefje. Ik zou mijn geboortehuis graag, heel graag terugzien voor ik sterf.'
'Kom, kom, tante. U wordt minstens honderd,' suste tante Susanne lachend. 'Vandaag is het feest en praten we alleen over leuke dingen. Ik zie dat u een oranje strikje draagt?'
'Ja, dat doe ik al jaren op hoogtijdagen.'
'Ik geloof dat ik de muziek hoor.' Catharina was ongeduldig opgestaan en liep naar het raam. 'Het is vreselijk druk geworden op straat. Hier zie je niets, alleen maar ruggen van de mensen die staan te kijken.'
'Kom aan tafel en eet je bord leeg,' bromde tante Susanne. 'We zijn bijna klaar en de optocht heeft heus wel even werk om tot hier te komen.'
Het meisje zuchtte ongeduldig, maar gehoorzaamde toch. De maaltijd werd beëindigd en oom Reindert sprak een uitgebreid dankgebed uit. Nog nauwelijks was het 'Amen' over zijn lippen gekomen of Catharina stoof naar boven.
Vanuit tantes slaapkamerraam hadden ze inderdaad een prachtig uitzicht. 'Kom nu toch,' riep het meisje ongeduldig naar beneden. 'Ik zie vlaggen in de verte en die horen heus bij de optocht.' Eerst werd echter de tafel leeggeruimd en de vaat in de keuken gezet.
'Kom mee,' zei nu ook oudtante Marga. 'Het is onzin om te gaan afwassen als de optocht voorbijkomt.'
Tante hoefde niet eens geholpen te worden om de trap op te komen, maar het viel Sanne op hoe oom Reindert pufte en hijgde als de stoomlocomotief van het spoor die ze in de stad wel eens had gezien. Hij had een hoogrode kleur en ook Dries fronste zijn wenkbrauwen toen hij zag hoeveel inspanning oom zich moest getroosten om de trap op te komen.
De ouderen zetten zich op een stoel achter de twee ramen, waar de vitrage voor vandaan was gehaald, zodat niets het goede uitzicht zou belemmeren. De jongeren stonden achter de stoelen en keken over de ouderen heen.
Warempel, Catrientje, je had gelijk. Dat zijn de vaandrigs met oranje en Nederlandse vlaggen,' zei tante Susanne opgetogen.
Sanne voelde hoe haar wangen ook een kleur gekregen hadden van opwinding. Zo'n grote optocht als hier zag je toch in Ammekerk niet. Ze dacht dat ze nog nooit zoveel mensen bij elkaar had gezien als hier op straat. Zelfs in de stad niet.
'Is het niet geweldig?' lachte ze naar Dries, die goedmoedig knikte. Hij vond het allemaal wel leuk, maar was op geen stukken na zo opgewonden als de vrouwen. Nee maar, nu had oom alweer zo'n stinkende sigaar opgestoken.
De vaandrigs werden gevolgd door de ceremoniemeester, die twee geleiders te voet en twee ordonnansen bij zich had. Ongeduldig trappelende paardenhoeven overstemden de mensenstemmen. De ruiterafdeling telde 24 ruiters en de paarden met hun berijders vormden de voorhoede voor de feestcommissie. Het rijtuig waarin de commissie zat werd getrokken door vier paarden en had een jockey en een geleider. De paarden waren wat onrustig, ze waren zoveel drukte ook niet gewoon. De straten stonden nu tjokvol mensen die juichten voor alles wat voorbijkwam en bovendien was in de verte de muziek nu duidelijk te horen. Alweer een nieuwigheid, want slechts een handjevol jaren geleden was op het eiland de eerste harmonie opgericht.
'Is dat nu de koning?' vroeg Sanne aan Dries en ze wees op de praalwagen die na de feestcommissie kwam. Ook deze wagen werd getrokken door vier paarden, voorafgegaan door twee jockeys te paard. Op de wagen stond een enorm borstbeeld.
'Dat zal wel. Ik zou niet weten wie het anders moest zijn.' Iedereen lachte, maar tante Marga veegde ontroerd met een zakdoek haar tranen weg. 'Die lieve, oude man. Om al je zoons ten grave te moeten dragen.'
'Kom, tante, geen tranen vandaag. De oude man heeft zijn leven genoten, dat kun je rustig zeggen. Hij hield van wijn en trijn, als we de verhalen geloven mogen.'
'Geen roddel over ons Koningshuis, Reindert,' wees ze haar aangetrouwde neef terecht, maar reikhalzend keken beiden weer naar buiten.
De praalwagen was intussen voorbij gereden, zo ook de ruiters en de infanterie, die een erewacht vormden rond het beeld. Iedereen rekte zich nog eens extra uit om vooral toch niets te missen van het muziekgezelschap, dat de praalwagen volgde.
De luchtige tonen van de muziek verhoogden de stemming in de straten nog meer. Vooral de kinderen luisterden met open mond naar het wonder dat voorbij marcheerde.
'Is het niet prachtig?' vroeg Catharina opgetogen. Ze had, net als veel van de anderen achter het raam, nog nooit een harmonie gezien of gehoord.
'Ze geven vanavond een concert,' zei tante Marga. 'Jullie moeten maar blijven en ernaar gaan luisteren. Ik zou er zelf ook wel heen willen, maar ik kan niet meer zo lang staan.'
'Ik zou best willen,' antwoordde Sanne spijtig. 'Maar het is natuurlijk onmogelijk.'
'Het is beslist een gave Gods om muziek te kunnen maken.' Tante was opnieuw zo ontroerd dat er een traan over haar wang biggelde. 'Dit kan toch niet van de duivel zijn, zoals sommigen beweren?'
'Alle nieuwigheden heten in eerste instantie van de duivel te zijn, tante,' antwoordde tante Susanne. 'Maar niet al het nieuwe is immers slecht? Een mens moet zijn nuchtere verstand gebruiken om onderscheid te maken tussen goed en kwaad.'
Terwijl het muziekgezelschap Harmonie nog reikhalzend werd gevolgd, werd de aandacht van de toeschouwers alweer opgeëist door het volgende punt van de prachtige optocht. Nu volgden de ridders en de oudstrijders, eveneens in een rijtuig gezeten, dat echter slechts door twee paarden werd getrokken.
'De muziek zal hen nog wel aan de krijgsmuziek herinneren,' merkte oom op tussen twee hoestbuien. 'Aan hun leeftijd te zien vochten ze nog onder de vorige koning tegen de Belgen.'
Inderdaad waren sommige van de mannen stokoud.
'Ik herinner me die dagen ook nog wel,' merkte oudtante verbolgen op. 'Al was ik toen nog wel een jonge blom van een jaar of vijftien.'
'Ik vind de ridders beslist veel leuker,' dacht Catharina hardop.
'Allicht,' antwoordde Dries nuchter. 'Die zijn pas een jaar of twintig.'
Nog voor iedereen uitgelachen was, rekte men zich al uit om vooral niets te missen van het hoogtepunt van de stoet. Nu volgde het bestuur van de Rederijkerskamer 'van Egmond en van Beijeren', Graaf Lamoraal van Egmond, die in de Tachtigjarige Oorlog was onthoofd en zijn vrouw Sabina van Beijeren, naar wie het dorp was genoemd. Ze waren gekleed in de dracht van ongeveer het jaar 1550 en het grafelijke echtpaar werd voorafgegaan door een banierdrager en een schenker. Vier hellebaardiers omringden het hoge paar en al deze verklede mensen waren leden van de Rederijkerskamer. De kleding was heel kleurig en allen zaten fier op hun paarden.
'Ze doen het geweldig,' mompelde tante tevreden. 'Je kunt goed zien dat ze hoge personen moeten uitbeelden.'
'Ik zou zulke mooie kleren ook wel willen dragen,' zei Catharina terwijl ze sip naar het zwart keek dat ze nog steeds dragen moest, al was de rouwtijd nu bijna voorbij.
'Ik vind het maar schreeuwerig, al die kleuren,' mompelde tante. 'Maar als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat de kleding in mijn jonge jaren veel kleuriger was dan vandaag de dag. De mensen gaan tegenwoordig steeds somberder kleuren dragen.'
'Dat komt door al die afscheidingen in de kerken,' meende tante Susanne oneerbiedig. 'De ene groepering wil zich nog vromer voordoen dan de andere. Ze vergeten dat geloof niet in het uiterlijk zit.'
'Zoiets mag je niet zeggen,' liet oom zich afkeurend horen, midden in een hoestbui, maar tante trok zich kennelijk niets van zijn afkeuring aan. Ze liet hem mopperen terwijl ze zelf alweer nieuwsgierig naar buiten keek en haar dochter Hanneke, die heel stil was vandaag, aanstootte. 'Kijk eens, kind.'
'Wat een prachtige optocht,' knikte Sanne opgetogen. 'Wat komt er nu?'
Nieuwsgierig wachtte het gezelschap op het volgende punt van de optocht, een vreemd uitgedost heerschap op een schimmel.
'Wat stelt dat voor?' vroeg Sanne verbaasd.
Niemand die het wist, maar als men op straat het oor te luisteren had gelegd had men 'Pierrot' horen mompelen.
Nu kwamen de triomfwagens. Niemand die al genoeg kreeg van het kleurige schouwspel. De ene wagen stelde de meel- en bloemindustrie van het dorp voor en de bakkerij. Daarna kwam een wagen die het onderwijs voorstelde en de leerlingen van de lagere school die op deze wagens zaten hadden heel wat meer plezier dan ze gewoonlijk in de schoolbanken hadden.
'Wat moeten die schaapjes het koud hebben,' zuchtte oudtante meewarig.
'De schaapjes houden zich met lachen wel warm,' meende tante Susanne, en nu was er toch een vaag verdrietige trek om haar mond te zien. Hanneke legde een troostende arm om haar schouders. 'Vandaag niet aan de jongens denken, moe.'
'Nee, meisje. Tante zei het al. Dit is een dag van vrolijkheid.'
Er volgden nog meer triomfwagens, die de sigarenfabriek voorstelden en de scheepvaart, de handel in koloniale waren en de cementfabriek Welgelegen. Alles waaraan het dorp zijn bestaan ontleende, was vertegenwoordigd.
Nu naderde onverbiddelijk het einde van de optocht, met nog een afdeling ruiters en een commandeur. Langzamerhand kwamen de mensen op straat in beweging. Moeders met kinderen volgden de optocht, die het hele dorp rondging en waarbij het onvermijdelijk was dat sommige straten tweemaal werden gepasseerd.
'Ik heb het koud gekregen,' merkte de oude vrouw op. 'Laten we naar beneden gaan kijken of de meid al koffiewater op heeft staan.'
'Dat is niet waarschijnlijk,' antwoordde tante Susanne terwijl ze de vitrage weer op zijn plaats hing. 'Ik heb haar verlof gegeven om op straat te gaan en de optocht te bekijken. Ze heeft zo hard gewerkt en waarom zouden we haar dat pleziertje niet gunnen?'
'Ik ga wel voor de koffie zorgen,' bood Sanne aan, die het ook koud gekregen had op de onverwarmde slaapkamer en blij was weer eens even in beweging te kunnen komen. 'Help je me een handje, Hanneke?'
'Ja, natuurlijk.'
In de keuken, waar het water al op het fornuis stond te zingen, stelde Sanne de vraag die haar al enige tijd op de lippen brandde.
'Ben je ziek of zo? Je bent zo stil, Hanneke.'
'Ach, het is niets.'
'O?' Sanne deed koffie in de koffiekan en goot er het kokende water op. Ze zweeg en wachtte af of Hanneke wat zeggen zou. Het meisje staarde echter zwijgend naar buiten. Ze zag bleek ook, stelde Sanne bezorgd vast.
'Ik heb je van de winter nauwelijks op Maesvreugt gezien.'
'Moe zegt dat je pasgetrouwde mensen niet te veel moet lastig vallen.'
'Allemaal onzin. Ik zou het gezellig vinden als je eens wat vaker kwam.
'Echt?'
'Ja, echt waar.'
Ik heb helemaal geen vriendinnen. Tante Dientje heeft alleen haar jongens.
Het meisje is nog te klein voor mij.'
'Veel vriendinnen heb ik ook niet. Zoals je weet kan ik niet goed met ze overweg en Sabina woont te ver weg om vaak te zien. Kom jij dus maar eens gezellig naar Maesvreugt.'
'Ben je gelukkig, nu je getrouwd bent?'
'Heel gelukkig,' antwoordde Sanne snel, maar drukdoende begon ze de koek te snijden die tante in de kast had staan, zodat Hanneke haar gezicht niet meer kon zien.
'Ik hou van Adam, weet je. Thuis zijn ze vreselijk kwaad. We zijn immers verre familie.'
'Is een huwelijk eventueel verboden?
'Nee, dat niet, maar het is ook niet zoals mijn vader het graag wil. Hij wil er, eerlijk gezegd, niets van weten. Er is een andere vrijer met wie hij me liever ziet trouwen.'
'Het oude liedje: geld en goed. Wat zegt jouw Adam daarvan?'
'Niets. Ik heb hem maar een paar maal gezien. Op jullie trouwen en met Kerstmis. In de kerk natuurlijk, maar dan zeg je niets tegen elkaar en verder een enkele keer een toevallige ontmoeting, meestal erg kort. Misschien houdt hij helemaal niet van mij.'
'Hij is al heel lang alleen. Het kan zijn dat hij helemaal niet wil trouwen, om redenen die wij niet begrijpen,' zei Sanne voorzichtig.
Arm kind. Arme Hanneke, ze zat danig in de knoop met haar ongelukkige liefde. Hoe leek dat op de tijd dat ze zelf van Dries hield en vader en Geertje erop aandrongen dat ze met Bastiaan moest trouwen. 'Ik begrijp je beter dan je denkt,' troostte ze Dries' nichtje zacht. Onder het inschenken van de koffie legde ze Hanneke zo'n beetje uit wat er in het verleden was gebeurd. Het meisje zei nog steeds niet veel, maar keek de jonge vrouw in opperste verbazing aan. 'Heb je dat echt zelf meegemaakt?'
'Nog maar een jaar geleden. Zie je wel dat je er rustig met mij over kunt praten? Maar nu moeten we de koffie binnenbrengen voor ze koud wordt.'
Hanneke antwoordde niet meer, maar toch was Sanne ervan overtuigd dat ze een vriendin gevonden had.
De meisjes lachten naar elkaar, voor Sanne het blad oppakte en resoluut een einde aan het gesprek maakte.
Na de koffie werden de paarden weer voor de rijtuigen gespannen. Sanne wist Hanneke over te halen om mee te rijden naar Maesvreugt en daar de rest van de dag te blijven. Dat kostte niet al te veel moeite, want oom Reindert vergaarde na zijn zoveelste hoestbui dat hij op Kreekestein direct naar bed wilde om uit te rusten en dat ze niet naar de spelen in het dorp zouden gaan, omdat hij daarvoor te moe was. Hij had de leeftijd gehad, beweerde hij, om nog plezier te hebben met zaklopen. Maar Sanne zag hoe tante Susanne haar best deed om haar teleurstelling te verbergen. Arme vrouw. Zij was nog zo vol leven en hij leek zo uitgeblust. Het moest wel heel akelig zijn om oud te worden.
Dries was uitgelaten. Hij lachte op de bok en ook het paard was dartel, nadat het urenlang in een vreemde schuur stil had moeten staan en bovendien een extra portie haver had gekregen.
'Het is jammer, dat we niet meer naar de muziek kunnen luisteren,' merkte Hanneke op.
Sanne keek bedenkelijk naar de lucht. 'Tot nog toe valt het weer reuze mee, maar stel dat het later op de dag gaat regenen of dat er opnieuw natte sneeuw valt. Dan wordt de weg boterzacht. In de wintertijd kun je in het donker altijd zo moeilijk reizen en bovendien is het nu al koud genoeg, laat staan midden in de nacht. Maar je hebt gelijk, het is jammer van de muziek.'
'In steeds meer dorpen richten ze muziekgezelschappen op. We zouden in Ammekerk ook een harmonie moeten hebben,' vond Dries. Hij tikte met de leidsels, nu ze het dorp uitreden. Het paard ging van stap over in een lichte draf. 'Hebben jullie het niet koud?'
'De stoof is warm genoeg.' Ze hadden van tante wat gloeiende kolen gekregen voor de terugreis en de drie jonge vrouwen zaten dicht op elkaar gepakt onder het warme dek, de voeten op de warme stoof.
Catharina zweeg. Zou het meisje geen plezier meer hebben? Vond ze het jammer, dat ze nu al terug moesten?
In Ammekerk was het een drukte van belang. Stapvoets stuurde Dries de tilbury door de tjokvolle Voorstraat, maar zelfs zo kwamen ze nauwelijks vooruit.
Eindelijk kwam er leven in Catharina. Ze kwam overeind. 'Ik zal het paard wel leiden, Dries. Kunnen we niet even aan de kreekkant blijven?'
'Wil je dan niet eerst naar huis om weer warm te worden?'
'De spelen zijn in volle gang. Dadelijk is alles afgelopen,' pruilde het meisje.
'Laten we maar blijven, Dries,' kwam Sanne haar te hulp. Dus daarom was haar schoonzusje zo stil geweest. Ze was bang om de feestelijkheden te moeten missen. Sanne vroeg zich af waarom, maar ze liet niets van haar gedachten blijken. Opgewekt wendde ze zich tot Hanneke. 'Waar gaan we het eerst kijken?'
'Het boegsprietlopen.' Hanneke aarzelde geen moment.
'Mastklimmen,' meende Catharina en haar ogen glommen ineens weer van plezier. Haar norsheid was gelukkig even snel verdwenen als ze was opgekomen. Het meisje wisselde al te gemakkelijk van stemming, dacht Sanne.
Dries lachte hardop. 'Ik moet eerst het gerij stallen. Gaan jullie maar vast.'
Bij de kreekkant zag het zwart van de mensen. De spelen waren voor de kinderen reeds afgelopen, maar nu waren de mannen aan de beurt. Zoals altijd was het één grote glijpartij door de royale hoeveelheden groene zeep. Catharina had gelijk, het was zonde om naar Maesvreugt te rijden en het plezier te moeten missen. Dries voegde zich bij haar en opgetogen haakte Sanne haar arm door de zijne.
Bij het mastklimmen was ten slotte één overwinnaar overgebleven, die nu onder luide toejuichingen het zilveren horloge in ontvangst nam dat de hoofdprijs vormde. De andere prijzen bestonden uit levensmiddelen. Ook het boegsprietlopen liep langzamerhand ten einde. De drukte op het feestterrein leek nog meer te zijn toegenomen. Sanne had het nu werkelijk koud, want hoewel het druk was, stonden ze nu toch alweer een tijdje stil.
'Dries, laten we vanavond nog even naar het dorp gaan om de illuminatie te zien,' stelde ze voor. 'Zullen we een beetje op en neer lopen, want ik heb het koud gekregen, ondanks alles.'
'Goed, ik wil ook wel wat beweging hebben. Doet je oorijzer zeer?'
'Ja, ik draag het te weinig de laatste tijd. Nu heb ik er nog meer last van dan vroeger.'
'Alleen op zon- en feestdagen en de keuvel staat je zo mooi, Sanne. Als je er niet zo'n last van had, zag ik graag dat je je muts vaker droeg. Maar ik begrijp het wel.'
'Dank je.' Opgetogen keek ze haar man aan. Zou er nu eindelijk iets veranderen? Sanne vroeg het zich aldoor af. Maar die hoop duurde slechts enkele minuten. Nog terwijl ze langs de kreekkant liepen, voelde ze hoe Dries ineens naast haar verstrakte. Onmiddellijk waakzaam wierp Sanne een blik op zijn gezicht. Er lag verdriet in zijn ogen, terwijl hij knikte. De groet was voor het meisje dat bij de dominee een dienstje had. Het leek Sanne of de wereld stilstond. Dus daarom kon Dries niet van haar houden. Dit was zijn geheim. Even beet ze op haar lip en Sanne had al haar kracht nodig om dat ene, vreselijke moment van ontdekking door te komen.