HOOFDSTUK 11
Voorzichtig knoopte Nelleke de blauwgeruite theedoek om de koffieketel, zodat de koffie warm zou blijven terwijl ze naar het land liep. Dientje stond al te wachten met de mand waarin de kommen zaten. De melk en de suiker zaten al in de koffie, zodat ze die meteen uit kon schenken. Dat was het gemakkelijkste.
Terwijl ze liep voelde Nelleke haar voeten prikken en nog was de dag maar half om. Ze was vanmorgen pas met de grootste moeite wakker geworden. Gewoonlijk was ze net voor drieën wakker, en als de nachtwaker met de klep langskwam stond ze fris op. Nu was ze moeizaam wakker geworden van het kleppen. In de oogsttijd waren alle mensen moe, tot zelfs de jongelui toe.
Sommige mannen hadden hun boezeroen uitgetrokken en werkten in hun hemd, omdat het zo warm was. Anderen hadden alleen de halsknopen uit de boord gehaald, zodat de hals wat open stond en dat gaf ook wat verkoeling. Er waren veel mensen op het land. Net als met de aardappeloogst trokken voor de graanoogst hele arbeidersgezinnen naar het land. Ook de kinderen moesten helpen en de allerkleinsten kwamen mee in de karos, dat was meestal een gewone kruiwagen voorzien van een linnen kap. Degenen die het meeste geluk hadden sneden de tarwe met een sikkel. Hun loon was tweemaal zo hoog als van degenen die op het perceel ernaast de erwten moesten zichten. De vrouwen hielpen als bindster en sommige lazen de aren. Andries was zeker in zijn element, nu hij toezicht moest houden op zo'n schare mensen. Ze bediende hem het eerst. Hij hield er niet van als de koffie te veel was afgekoeld.
'Dank je, Nelleke. Dat was heerlijk.' Hij was altijd hoffelijk. Gelukkig was er niemand in heel Ammekerk die het vreemd vond dat zij huishoudster was geworden op Maesvreugt, na de dood van de boerin. 'We schieten geweldig goed op.'
Andries' gezicht glansde van trots. Hij glimlachte terwijl ze zijn kom nog eens volschonk. Daarna liep ze snel verder. Als ze te veel met elkaar praatten, of te lang, ontstonden er binnen de kortste keren praatjes. Daar moesten ze nu meer voor oppassen dan ooit tevoren. Nelleke wist dat ze daar bang voor was, want als de mensen eenmaal begonnen te kletsen zou de gelijkenis tussen Susanne en Dientje misschien toch nog op gaan vallen. Die angst was er de reden voor geweest om te weigeren op Maesvreugt te gaan wonen. Ofschoon Andries het had gevraagd.
De ketel was zwaar en ze kreeg het nu net zo warm als de vrouwen die de hele dag in de zon moesten staan. De mensen waren met hun koffiekommen langs de slootkant gaan zitten. De armsten onder hen genoten zichtbaar van hun koffie, die ze thuis zeker nooit kregen en bij de meeste boeren ook niet. Andries zei dat ze harder werkten als ze ook koffie kregen, zodat hij de extra kosten met rente terugkreeg. Hij lachte luid. Hij moest oppassen zich niet al te vrolijk te tonen, zo kort na de dood van zijn vrouw. Ze zou het hem zeggen, vanavond.
Een kwartier later ging Nelleke met de lege ketel en de vuile kommen terug naar de boerderij. Dientje bleef schoven binden en Nelleke vond het wel prettig om een poosje rustig en ongestoord bezig te zijn, al zou het niet lang duren eer de melkknechts de koeien gingen halen.
Het was overal merkbaar dat Magda er niet meer was. Het was nu drie weken na de begrafenis. Magda had zeker meer dan haar plicht gedaan op Maesvreugt. Soms dacht Nelleke dat Magda weliswaar nors en hooghartig was geweest, maar dat ze ook niet veel plezier in haar leven had gekend. Misschien had ze in haar werk veel voldoening gevonden.
Eindelijk gunde ze zichzelf even tijd om eveneens een kop koffie te drinken. Haar vermoeide voeten legde ze op een andere stoel. Met gesloten ogen leunde Nelleke achterover en ze genoot van de rust.
'Betrapt,' klonk opeens een vrolijke stem achter haar. Nelleke schrok wakker, bloosde verward, hoewel ze nu een vrouw van veertig was en keek toen verontwaardigd in Andries' grinnikende gezicht. 'Je maakt dat ik me een ongeluk schrik,' zei ze boos.
'Ben je moe?' De vrolijke tinteling in de blauwe ogen verdween en maakte plaats voor een bezorgde blik.
'Ja,' bekende ze. 'Maar wie is dat niet in deze tijd?'
Je hebt de laatste weken meer gedaan dan ik verwacht had,' vond Andries. 'Ik weet niet hoe ik me zonder jou had moeten redden.'
'Het sprak toch vanzelf.'
'Voor ons beiden, ja.'
'Dat doet me aan iets denken,' merkte Nelleke op. 'Je bent steeds zo vrolijk. Dat is niet passend, Andries.'
'Ik weet het. Ik probeer erop te letten. Maar ik kan toch ook niet veinzen dat ik erg lijd onder Magda's heengaan. Schuldgevoelens, ja die heb ik, Nelleke. En die druk ik weg, hoewel het besef blijft dat ik een grote schuld heb ten opzichte van haar. Ik heb Magda nooit gelukkig gemaakt. Zij mij ook niet, maar goed, dat wist ik van tevoren, Nelleke...' Plotseling werd zijn stem dik.
'Jullie hebben toch twintig jaar samengeleefd. Je hebt kinderen.'
'Daar ben ik Magda dankbaar voor, jawel,' gaf Andries toe. 'Het had zijn voor en zijn tegen, ons samenleven. Magda was zeker een goede vrouw en zij kon het niet helpen dat ik niet van haar hield. Ik geloof niet dat ze ooit geweten heeft wat het betekende om iemand werkelijk lief te hebben. Als je het zo bekijkt, zijn wij bevoorrecht, Nelleke.'
'Stil toch. Over die dingen moetje niet praten.'
'Ben je eenzaam geweest?'
'Toe, Andries. Vaak wel, ja, maar net wat je zegt, wij hadden onze herinneringen. En nu wil ik er niet meer over praten.'
'Schaam je je ervoor?'
'Nee. Bovendien is het een mensenleeftijd geleden.'
'Weet je dat ik me in mijn huwelijk vaak net zo gebonden voelde als die prachtige schoven daar op het land?' Peinzend blikte hij uit het raam. Nu hij in het volle licht stond, viel het haar op dat hij een paar grijze haren had gekregen. Misschien had hij meer van Magda's overlijden gemerkt dan zij had geweten? Toen rechtte hij zijn schouders en keerde zich om. 'Weet je wat we doen?'
'Nou?'
'We maken zaterdagmiddag een uitstapje.'
'Ben je zot geworden? In de volle rouwtijd?'
'Luister, de kinderen hebben het allemaal moeilijk met het plotselinge verlies van hun moeder. Voor hen is het nog moeilijker dan voor mij. En Jacoba bezorgt me slapeloze nachten.'
Ja, Jacoba. Die was helemaal niet zichzelf. Haar toetje was bleek en smal geworden. Nelleke had het meisje vaak moeten troosten na een hysterische huilbui. Het meisje had moeite met eten.
'We kunnen met het gerij naar Numansdorp rijden en wat rondkijken bij de haven. Daar hoeven de mensen toch niets van te zeggen? Later kunnen we dan ergens langs het water een plekje zoeken om te eten. We kunnen koude pannenkoeken meenemen. Dat kan toch wel. Zou het de kinderen geen goed doen?'
'Jacoba wel.' Nelleke was al half overgehaald als ze aan Andries'jongste dacht. Kom, de mensen moesten er maar van denken wat ze wilden. Ze zouden nog wel vaker wat aan te merken hebben. Ze lachte plotseling en haar gezicht leek weer op het meisje dat hij lang geleden had liefgehad. Andries draaide zich abrupt om. Ze had gelijk. Ze moesten uitkijken.
'Dat is dan afgesproken. Ik zal het de kinderen zelf vertellen en neem jij Dientje ook mee. Dan heb ik al m'n kinderen bij elkaar.'
Omdat ze op dat moment een van de knechts met een melkemmer hoorde rammelen durfde Nelleke niets meer te zeggen.
Gelukkig bleef het weer goed. Het hele gezin was opgeleefd uit het doffe verdriet bij het horen van Andries' plannetje. Het was lang geleden dat ze een verzetje hadden gehad, want het was niet de gewoonte om regelmatig uitstapjes te maken. Een uur voor ze eindelijk zouden wegrijden kwam Reindert Moerkerken met een boodschap naar Maesvreugt. Andries lichtte hem in over de reden van de ongewone drukte. Hij zag ook hoe de ogen van de jongeman de gestalte van Susanne volgden toen ze door de keuken liep om boterhammen en pannenkoeken en wat niet al in te pakken.
'Waarom ga je niet mee?' vroeg hij daarom spontaan. 'Het is niet veel bijzonders wat we gaan doen, dat zou niet kunnen nu mijn vrouw nog maar zo kort geleden overleden is, maar ik maak me zorgen om de kinderen. Ik hoop dat het verzetje ze goed zal doen. Als je meegaat heeft Hendrik ook gezelschap.'
'En ik dan?' blèrde Jacoba.
'Jij mag een pop meenemen,' suste Nelleke.
Susanne zweeg. Bah, waarom moest vader nu alles bederven? Dacht hij nu werkelijk dat Reindert zich om Hendrik zou bekommeren? Sinds moeders dood liep hij warempel de deur op Maesvreugt plat. En hoewel ze nooit meer aan Johan dacht vond ze Reindert nog steeds even saai en vervelend als vroeger. Zo kwamen haar gedachten weer op het oude probleem, dat de laatste weken wat naar de achtergrond was gedrongen, maar dat ze toch nooit helemaal kon vergeten. Waarom was er geen jongen in het dorp die geschikt was om mee te trouwen en van wie ze toch een beetje houden kon? Ze wist heus wel dat het tijd werd voor een huwelijk, maar daarom hoefde vader dit zeldzame uitstapje toch niet te bederven?
Desondanks kon het zo gebeuren, dat Hendrik bij Reindert in de sjees stapte en de rest van het gezelschap een plaatsje zocht in de tilbury van Maesvreugt.
Ze reden door het dorp, nagekeken door de mensen en er waren er zeker die er wat van te zeggen zouden hebben. Na het dorp kwamen ze op de dijk langs de Binnenmaas. Voorbij het Zwanegat sloegen ze de weg naar Numansdorp in.
Andries zat met Jacoba voorin en liet het meisje zo nu en dan de paarden mennen. De pop lag vergeten bij Dientje op schoot. Dientje, wier gezichtje vandaag zo ernstig stond. Nelleke was al haar aanvankelijke bezwaren vergeten en werd zelfs niet langer gehinderd door de gedachte dat Andries dit uitje hoofdzakelijk had georganiseerd voor haar en hemzelf, meer dan voor de kinderen zoals hij zei. Nu keek ze tevreden over het landschap, dat rustig voorbijgleed en ze luisterde naar het gelijkmatige getik van de dravende paardenhoeven op de weg. In de verte gleed Westmaas voorbij en even later het kleine torentje van het dorp Klaaswaal. Ze droomde nog wat en eindelijk kwam Numansdorp in zicht. Heel vroeger was ze daar eens op de paardenmarkt geweest, maar voor zulke pleziertjes had ze geen geld en geen tijd gehad toen Dientje klein was. Bovendien was het te ver om te lopen. Toch was het prettig hier eens terug te komen. Andries mende de paarden door de rustige dorpsstraat tot de dijk, waarachter de haven lag. Daar hielden ze eindelijk halt.
'Uitstappen.' Met een glimlach legde Nelleke haar hand in die van Andries, toen hij haar hielp met uitstappen alsof ze een echte dame was.
Susanne had tot dan toe helemaal niet van de rit genoten. Aldoor had ze moeten denken aan het feit dat Reindert achter hen aan reed. Maar toen ze eenmaal op de kade stond, vergat zelfs zij het gepieker en kon ze zich eindelijk overgeven aan de vreugde van deze dag.
Er stond veel wind, hier zo dicht bij het open water. Het water in de haven had golfjes die gezellig tegen de beschoeiing van wilgentakken tikten. Het rook hier heel anders dan in het kleine haventje van Ammekerk. Hier rook het naar zout en teer en vis. Er lagen vissersboten in de haven en ook vrachtschuiten, er zat iemand netten te boeten en ergens anders was men bezig het zeil te hijsen van een schuit die uit zou varen. Hier en daar lagen op de kade goederen opgestapeld en er heerste een gezellige drukte. Hendrik wees Reindert op het een en ander. Hij had nu een gezonde kleur hoewel zijn rouwkleren hem gewoonlijk bleek maakten. Ze lieten haar gelukkig met rust. De wind rukte aan haar kleren, maar de wind was warm en het was geen onprettig gevoel. De sluier van de krullenmuts danste vrolijk op haar schouders. Nelleke en Dientje lieten zich door vader van alles uitleggen en Jacoba gilde van plezier toen een vissersjongen haar een vette paling toewierp.
Alle muizenissen waaiden langzamerhand uit Susannes hoofd. Waarom zou
ze zich nog langer ergeren? Waarom zou ze niet eenvoudigweg genieten van het feit dat ze de boerderij met alle verdriet voor een poosje uit haar gedachten kon zetten? Ineens dacht ze dat ze wel zou willen zingen.
Na een tijdje stapten ze weer in en de twee rijtuigen reden verder tot ze bij het grote water kwamen. Nelleke keek haar ogen uit en Jacoba klapte van opwinding in haar handen. Zoveel water had ze nog nooit gezien!
De vloed kwam op. En die streep land in de verte, was dat nu Brabant? Dientje stond er zwijgend bij. Reindert en Hendrik liepen langs het water en Susanne verheugde zich nogmaals over het feit dat Reindert haar met rust liet.
Nelleke was ondertussen al druk in de weer om de koffïekommen vol te schenken. Ze hadden allemaal dorst na de stoffige rit. De koffie was niet erg warm meer, maar daar was niets aan te doen. Desondanks smaakte hij best en zeker de peperkoek die ze erbij kregen.
Na de koffie daalde er rust over het gezelschap. Reindert vermaakte zich door Jacoba te leren hoe ze met steentjes over het water moest scheren. Nelleke en Dientje hadden warempel hun breikous meegenomen en zaten naast een wilgenbosje te breien. Vader was languit in het gras gaan liggen en blies aandachtig rookwolkjes uit zijn pijp omhoog. Hendrik was verdiept in een boek dat hij met de begrafenis van oom Willem uit Dordrecht had gekregen en waarvan deze zei dat ze het op Maesvreugt beslist moesten lezen, omdat iedereen erover sprak en men er zelfs in het parlement door geschokt was. Het heette Max Have... Havelaar, zelfs de titel was moeilijk te spellen. Hendrik zei dat het de wantoestanden in de koloniën aan de kaak stelde en dat de hoge heren zich daarom zo over het werk opwonden. Het was een aanklacht tegen de overheersers. Wat zag Hendrik toch in zo'n vervelend en moeilijk boek?
Eindelijk legde Nelleke haar breikous terzijde. Susanne merkte dat ze honger had, voor het eerst sinds... Dat kwam zeker door al het ongewone. Vader haalde de mand met het eten uit het gerij en ook Reindert en Jacoba hadden zich weer bij de rest gevoegd, maar niet nadat Jacoba haar sajetten kousjes in het gras had gegooid en met haar blote voeten en omhooggetilde rokken door het ondiepe water had gelopen. Ze vertelde iedereen dat het heerlijk was.
Susanne had zich ten slotte uitgestrekt in het gras en kauwde op een sprietje, net als Hendrik. Ze staarde naar de blauwe hemel, waar heel hoog enkele zwaluwen rondzweefden, die al wat onrustig werden nu de trek binnenkort zou beginnen. Er waren ook meeuwen en op de achtergrond loeiden een paar koeien. Ze voelde zich geërgerd toen er een schaduw over haar heen viel. Het was juist zo plezierig geweest zo'n beetje weg te dromen met haar eigen gedachten. Hoewel ze op dat moment haar ogen dicht had, hoefde ze ze heus niet open te doen om te weten wie het was.
'Is Nelleke al klaar met het uitpakken van het eten?' vroeg ze afwerend.
'Daar heeft Dientje zich over ontfermd. Je vader heeft Nelleke overgehaald om ook pootje te baden.'
'Heus?' Verbaasd kwam Susanne overeind, juist om te zien hoe Nelleke half griezelend, half verrukt met blote voeten en opgenomen rokken door het water liep. Vader moedigde haar lachend aan, zoals een schooljongen dat zou doen. Even was het Susanne onbehaaglijk te moede en dacht ze aan moeder. Toen eiste Reindert haar aandacht weer op.
'Ik heb je vader gevraagd of hij me wil leren zwemmen,' vertelde deze. 'Je vader is nog steeds de enige man in het dorp die de zwemkunst verstaat.'
'Vader zwemt bijna nooit meer. Moeder vond het niet prettig en hij wordt langzamerhand te oud voor zulke fratsen.'
'Hij heeft tot tweemaal toe een kind uit de kreek gehaald, jaren geleden. Die kinderen zouden verdronken zijn als je vader niet kon zwemmen. En aangezien Kreekestein ook langs het water ligt, al is het dan een smal stuk, lijkt het me toch goed om te kunnen zwemmen. Je vader zegt bovendien dat het heel plezierig is om te doen, vooral als het warm is. Ik wilde maar dat we meteen met de eerste les konden beginnen. Maar dat zou niet passend zijn.'
Reindert dacht er vaak aan, of iets passend was of niet. Bah. 'Nee. Als vader eens op een warme zomeravond in de kreek zwemt loopt het volk te hoop om toe te kijken. Moeder vond het altijd heel gênant als hij in zijn natte ondergoed uit het water kwam.'
Reindert lachte. 'Dat is ook een onbetamelijk gezicht. Wat is het gezellig, hè, zo'n uitstapje met elkaar. Je vader heeft gelijk dat hij zich door het geklets niet laat tegenhouden. Ik ben werkelijk blij dat ik mee mocht.'
'Je kwam precies op het goede moment.'
'Ik kwam eigenlijk naar Maesvreugt omdat ik vanavond een eindje met je wilde oplopen.'
'Moet je niet naar de scheerwinkel?' wimpelde ze af. Ze voelde zich bedrukt.
Daar had je het weer. Het was immers maar al te duidelijk wat Reindert wilde. Ze zou hem niet veel langer aan het lijntje kunnen houden.
Ze moest een beslissing nemen, of ze wilde of niet. Even dacht ze aan het leugentje dat ze aan Johan had verteld, maar ze betwijfelde of hij daar nog wel eens aan zou denken.
'Ik ga al vroeg en kom dan naar jou.' Er lag een gretige blik in Reinderts ogen.
Gelaten haalde Susanne haar schouders op. 'Goed dan,' gaf ze toe. 'Kom, ik moet Dientje helpen.'
Onbewust van dit alles wandelden Andries en Nelleke nog wat langs de waterkant. Ze liepen over het gras, de voeten nog bloot om ze te laten drogen. Ook zij genoten van de vele bloemen, de zonneschijn en van de vogels in de lucht.
'Weetje, Nelleke, eigenlijk zijn we nog niet zo oud,' merkte Andries op toen ze zo ver van de jongelui af waren dat ze onmogelijk konden worden gehoord.
'We zijn de veertig gepasseerd,' wees ze hem terecht.
'Maar soms, zoals nu, lijkt onze jeugd nog zo dichtbij,' hield hij aan. 'Dan lijkt het of het leven toch nog iets te bieden heeft, dan lijken alle gemaakte fouten minder zwaar te wegen. Voel je dat ook zo?'
'Soms,' gaf ze met enige tegenzin toe. Zoals altijd voelde ze er niet veel voor om over zulke dingen met hem te praten. Zoals steeds was ze bang, dat een ander iets zou horen, iets op zou merken, dat men ongewenste verbanden zou gaan leggen. Het leek of haar grote geheim in deze weken nog zwaarder drukte dan anders.
Andries moest ervan zuchten. 'Ik weet het,' begreep hij. 'Weet je, wij kennen elkaar zo goed.'
'Ik ben bang,' fluisterde Nelleke. 'Niet voor jou natuurlijk, maar voor de mensen.'
'Als je nu officieel de huishoudster van Maesvreugt wordt, kan ik na verloop van tijd met je trouwen. Er is niets dat ik liever zou willen,' fluisterde hij even zacht.
Ze verstond hem echter duidelijk en ze bloosde diep. 'Andries! Magda is nog geen maand geleden gestorven!'
'Dat weet ik. En een huishoudster moet ik toch hebben. Wie anders dan jij? Je hebt het zo vanzelfsprekend gedaan, de laatste weken. Waarom niet blijvend?
Ik heb je nodig, Jacoba heeft je nodig. We kunnen doorgaan zoals nu. Je kunt in je huisje blijven wonen, als je dat beslist wilt.'
'En straks, als het winter wordt? Ik weet het niet.' Ze wist het wel. Ze wilde niets liever. Maar er was dat schuldgevoel ten opzichte van Magda.
'Je wilt dan toch niet bij nacht en ontij naar huis gaan?'
'Dat heb ik m'n leven lang al gedaan.'
'Jij wordt net zo goed ouder. Hoe moet het gaan als je eens ziek wordt?'
'Ik heb Dientje.'
'Dientje zal over een tijdje wel trouwen. Dan ben je alleen.'
'Andries, alsjeblieft.'
'Ja, je wilt dat ik zwijg. Daar wil je nog niet aan denken, want dan zul je even alleen zijn als ik. Maar wij zijn nooit echt alleen geweest, Nelleke. Dat verandert ook niet door onze schuldgevoelens. Het weinige geluk dat ik in mijn leven heb gekend, heb ik met jou gedeeld. Wij zijn als de gebonden schoven, weet je nog? Maar het is toch niet zo vreemd dat mijn gedachten deze kant uitgaan? Eindelijk kan ik iets terugdoen.'
'Je hebt altijd voor me gezorgd. Ik heb nooit gebrek geleden, zelfs in hongerwinters niet. We hebben elkaar niets te verwijten, Andries.'
'Help me dan, zet je bezwaren opzij. Ik heb je meer nodig dan ooit tevoren.'
Ze bleef staan en keek onderzoekend in zijn gelaat. De kleur van zijn wangen was nog even fris als vroeger, maar om zijn ogen waren veel rimpels, in zijn voorhoofd ook, het verdriet had lijnen getrokken van zijn neus naar zijn mond. De lippen waren smaller geworden in de loop der jaren, zijn tanden tabaksbruin, zijn haar was grijs aan de slapen. En toch leek hij nog zoveel op de jongeman die ze eens had liefgehad. Als ze eerlijk was had ze hem nog even lief, misschien wel meer dan vroeger. In ieder geval anders. Het verdriet dat ze hadden gekend had hen gerijpt. Misschien had Andries gelijk en hadden ze elkaar in hun levensavond nog meer nodig dan vroeger. Ze was zeker bang om straks alleen achter te blijven. Maar ze wilde niet met Andries trouwen, daar was ze zeker van. Nu niet en volgend jaar niet. Daarvoor was hun schuld aan Magda te groot.
Ze zuchtte diep. 'Goed dan,' gaf ze toe. 'Ik blijf huishoudster op Maesvreugt zo lang je wilt. Maar niet meer. We zijn dat aan Magda's nagedachtenis verplicht.'
'Ik begrijp het,' antwoordde hij zacht. Maar o, de opluchting in zijn ogen was zo groot. De liefde zo overduidelijk.
'We moeten goed oppassen. Wat we zeggen, hoe we kijken. We moeten om Dientje denken. Als iemand anders je zo naar mij ziet kijken...'
Toen lachte Andries luid, hij kon het echt niet helpen. 'Wat ben ik blij dat je er bent, Nelleke.'
Zwijgend liepen ze terug.
Hoewel Reindert zijn beste beentje voorzette wist hij die avond niets bij Susanne te bereiken. Al maanden wist hij, dat hij geen andere vrouw als boerin op Kreekestein naast zich wenste. Al even zo lang wist hij dat Susanne niets voor hem voelde. Meermalen beloofde hij zichzelf zich niet langer aan te stellen en Susanne te vergeten. Er waren nog wel meer boerendochters zo niet in Ammekerk dan toch wel in de rest van de Hoeksewaard. En toch stelde hij dat besluit steeds weer uit. Hij kon Susanne nu eenmaal niet vergeten.
Zo kwam het dat Susanne die avond toch haar eerste echte huwelijksaanzoek kreeg. Ze zat op de bank onder de lindeboom en voelde zich verward. Ze had al gedacht dat ze Reindert nu wel voldoende ontmoedigd had. Zijn hardnekkigheid verraste en irriteerde haar. O, waarom dat saaie, dat gewetensvolle? Waarom nu niet eens leven zoals... nee, niet zoals Johan. Maar zo nu en dan een grapje, zomaar een teken van pure levensvreugde, voor even niet dat loodzware, rotsvaste geloof dat haar meer benauwde dan steun gaf. Ze luisterde zwijgend naar hem, zuchtte en overwoog nog eens zorgvuldig. Maar nee, ze kon er met de beste wil van de wereld niet toe komen. Het was dom van haar en vader zou het ook niet prettig vinden als hij ervan hoorde. Zelfs de herinnering aan moeder en de wetenschap dat zij dat huwelijk zo had gewenst veranderde daar niets aan. Ze kon niet anders.
Reindert incasseerde haar weigering als een man. Hij had nauwelijks iets anders verwacht. Ze wisten nu in ieder geval waar ze aan toe waren.
'Ik ga wel verder kijken, Susanne,' zei hij. 'Ik verlang ernaar om getrouwd te zijn. Als jij het niet kunt zijn, dan maar een ander.'
Toen hij eindelijk wegging voelde ze zich verre van prettig. Maar hoe had ze iets anders kunnen beslissen?