HOOFDSTUK 2

 

De wind blies kil uit het noordoosten. Sabina huiverde en trok de wollen omslagdoek dichter om zich heen, terwijl ze van het privaat naar het warme huis holde. Foei, wat was ze koud geworden. Haar zwarte rokken wapperden om haar benen, maar konden de kou niet tegenhouden. Eén blik op de lucht vertelde haar, dat er grote kans was dat het ook ging sneeuwen. Nu, dan zou de ergste kou misschien iets afnemen. Als er sneeuw lag leek het vaak minder koud.

De vorst heerste nu tien dagen over het land. Vanmorgen had Trijnie verteld dat ze bij Westmaas al zeilden met ijsschuiten. Onder de kleine vissersboten werden dan glijders bevestigd en daarmee werd over het ijs gezeild. Ze moest vader vragen de schaatsen vandaag nog uit het vet te halen. Schaatsen was immers toegestaan, nu de rouwtijd bijna voorbij was, en ze snakte naar een pleziertje. Geertje en Sanne trouwens ook. Het leek of er tegenwoordig geen enkel pretje meer op de hoeve was.

Het was nu ruim een jaar geleden, dat Dana gestorven was. En slechts zes weken na het sterven van haar jongste zusje was moeders gehoest voorgoed verstomd. Sabina had immers aldoor geweten dat ze haar moeder verliezen zou. Een tijdlang hadden de dorpelingen het ongelukkige Poelwijck gemeden, maar langzamerhand was het geklets minder geworden. Er gebeurden andere dingen die de mensen bezighielden.

Nu het rouwjaar bijna voorbij was, deden de meeste mensen weer net als vroeger. Gelukkig maar.

Sabina hielp haar tante niet meer in de winkel. Vader had het niet langer toegestaan en tante had een meisje gehuurd. Ze hoorde haar moeders taken over te nemen, zei vader. Zwijgend had ze toegestemd, wetende dat alle verzet zinloos was. Het was bovendien onbehoorlijk om niet te doen wat je vader van je verlangde. Hij was vriendelijk geweest voor zijn drie overgebleven meisjes, dat mocht ze niet vergeten. Maar het was een moeilijk jaar geweest, dat wel. Pas nu het einde van de rouwtijd in zicht was, werd er weer over huwelijken gepraat. Vader had nog steeds in zijn hoofd dat ze het beste met Hendrik van Bressij kon trouwen. Dat was zeker wel de beste partij in het dorp. Maar de man liep intussen naar de veertig en had twee kinderen. Bovendien had hij de naam graag te diep in het glas te kijken.

Hè, hierbinnen was het heerlijk warm. Hoewel het twee uur geleden al koffietijd was geweest, had ze nog een restje op het fornuis staan. Sabina schonk het in en warmde haar handen aan de koffiekop. Ze was alleen in de keuken.

Geertje en Trijnie waren in de stal en Sanne was nog niet thuis. Ze mocht tot het voorjaar op de naaischool blijven, had vader gezegd. Dat betekende, wist Sabina, dat zij dan snel zou moeten trouwen. Geertje kon dan haar taak overnemen, want vader vond dat hij genoeg vrouwen in huis had, zodat hijzelf niet over een nieuw huwelijk hoefde na te denken.

Daarom moest zij zeker naar Maesvreugt, mijmerde Sabina. Daar waren twee kinderen om voor te zorgen. Nu ja, zo klein waren ze niet meer. De jonge Andries was in 1864 geboren en zou komende mei zestien worden. Zijn zusje Catharina was twee jaar jonger. Sabina rilde bij de gedachte zulke grote stiefkinderen te krijgen. Waarom had vader zijn oog niet laten vallen op een jongere man? Er waren genoeg boerenzoons in Ammekerk. O, hij had haar wel eens gevraagd of ze zelf een voorkeur had en hoe berouwde ze dat ze had gezegd van niet. Ze was nooit verliefd geweest en beschouwde de verhalen van haar vriendinnen als schromelijk overdreven. Maar om dan te moeten trouwen met zo'n oude man, nee, daar voelde ze niets voor. Ze wist dat moeder er ook bezwaar tegen had gehad, maar naar haar luisterde vader al evenmin. Sabina vond Van Bressij zelfs niet aardig en dat was toch zeker wel een vereiste. Als je niet van je man hield, moest je hem toch wel een beetje aardig vinden. Anders moest het huwelijk een kwelling worden, dacht ze, voor beide echtelieden.

Op de sloot in de verte zag ze een paar kinderen met een prikslee. Kijk, warempel kwamen daar de eerste sneeuwvlokken naar beneden. Het waaide flink, dat maakte het zo koud, en al snel joeg de sneeuw langs de ramen. Grote donzige vlokken waren het. Zo nu en dan kleefde er een aan de ruiten vast en het duurde niet lang eer de akkers een witte waas kregen.

Sabina was allang weer aan het werk. De beste manier om de kou te verdrijven was om hard te werken. Het was vrijdag. Dat betekende dat de mooie kamer een grote beurt kreeg en dat ook overal elders gestoft en geveegd moest worden. Sjaan had de kaaskamer uitgeboend en was nu bezig de vloeren van de gang en de keuken te dweilen, voor ze weer naar haar eigen huisje ging. Het eten was bijna klaar, de erwtensoep met varkenspoot erin stond op het fornuis en de pannenkoeken zou Geertje bakken. Het rook lekker in huis, naar boenwas en naar stevige winterkost. De wintertijd was zo slecht nog niet, behalve misschien als het te veel regende. Sabina's maag knorde nadrukkelijk.

Toen ze een halfuurtje later klaar was met de pronkkamer, was Geertje al druk doende bij het fornuis. Een dampende schaal met een stapel pannenkoeken stond al klaar en in de keuken rook het nog lekkerder dan in de rest van het huis. Bijna op hetzelfde moment kwam haar vader ook het vertrek in, de enige plaats in huis waar het lekker warm was. Hij had de schaatsen al onder de arm.

'O,' zei Sabina verrast. Ik had juist willen vragen of u ze uit het vet wilde halen.'

'Dat is al gebeurd. Ze zijn ook al geslepen. Jullie kunnen ze vanmiddag zo gebruiken.'

'Vanmiddag?' vroeg Geertje met opgetrokken wenkbrauwen. 'De ramen moeten nog worden gelapt en de boter is nog niet klaar.'

'Voor dat laatste kan Trijnie zorgen en wie lapt er nu ramen als het sneeuwt?' haastte Sabina zich naar voren te brengen. Geertje keek nog steeds zuinigjes. De middelste van de meisjes Roodenburg was een nijver bijtje, zoals vader het noemde, maar Sabina besefte dat Geertje op haar status vlaste. Zij wilde het huishouden op Poelwijck leiden en ze kon nauwelijks wachten op de dag dat haar oudere zuster plaats zou maken. Plicht ging bij Geertje voor alles. Zou ze nooit behoefte hebben aan een pleziertje, vroeg Sabina zich in stilte af.

'Zouden we al op de Binnenmaas kunnen schaatsen?' zei ze echter hardop, terwijl ze in de hete soep blies en er met haar lepel een stuk vet spek uit viste. Hm, wat smaakte erwtensoep toch lekker. 'We moeten een beetje soep bewaren voor als we terugkomen,' stelde ze voor.

'Er is meer dan genoeg,' antwoordde Geertje hooghartig.

'We gaan vandaag op de kreek schaatsen, maar als het vannacht opnieuw zo hard vriest, kunnen we morgen wel naar Maasdam rijden.'

'O fijn.' Sabina's ogen glinsterden, maar Geertje vroeg zuinigjes: 'We?'

'Ik ga ook mee,' deelde vader vastbesloten mee.

Geertje keek nog afkeurender, maar wachtte zich er wel voor dat hardop te uiten. Sabina knikte hartelijk. 'U heeft net zo goed een uitstapje verdiend als wij.'

'Jullie dames hebben toch zeker een heer nodig voor bij het schoonrijden. We oefenen vandaag op de kreek en morgen binden we de doorlopers onder en maken een tochtje. Kom op, Geertje, vind je dat niet plezierig?'

'De rouwtijd is nog niet om.'

'Over drie weken is het een jaar geleden dat moeder stierf.' Vaders blik werd ernstig. 'Ze zou graag hebben gezien dat jullie je een beetje amuseren nu er ijs ligt. Als we wachten tot het einde van de rouwtijd is de vorst waarschijnlijk voorbij, dan komt maart met storm en regen en duurt het nog eeuwen eer het voorjaar komt en jullie weer een beetje plezier kunnen maken.'

'Het is niet zoals het hoort,' hield Geertje vol.

'Zelf ben ik ook aan een verzetje toe. Het was een zware tijd, ook voor mij.' Nu keek vader triest en ineens waren de lijnen in zijn gezicht duidelijker dan ooit tevoren. Even voelde Sabina medelijden met hem. Hij had gelijk. Doorgaans was hij heel streng en misschien wat egoïstisch. Hij wilde ongetwijjfeld graag schaatsen, want het ijstochtje naar Maasdam, naar neef en nicht, was voor hem een van de jaarlijkse hoogtepunten. Vader dacht altijd dat zijn mening de enige juiste was en dus praatte hij het goed, dat de rouwtijd nog niet helemaal verstreken was. Zo was hij nu eenmaal. Maar deze keer had Sabina er alleen maar voordeel van. Hoewel vader uiterlijk bezit belangrijk vond, was hij ook een moedig man. Het verdriet dat hij had geleden om zijn gestorven lievelingsdochter had hij in stilte gedragen. Hoe hij diep in zijn binnenste dacht over het verlies van zijn echtgenote, wist Sabina niet. Dat hield hij verborgen. Vader had vaak geprobeerd hen op te beuren, de afgelopen tijd. Dat mocht ze niet vergeten en zelf moest ze zich erin oefenen niet altijd zo haarscherp andermans fouten te zien. Zijzelf was immers ook verre van volmaakt.

Ze waren nog maar net aan de pannenkoeken begonnen, toen de deur werd opengerukt en Sanne binnenkwam.

'Waar bleef je al die tijd?' bromde vader, maar ze konden alledrie zien dat hij niet echt ontstemd was.

'Ik ben even bij de kreek geweest.' Sanne's wangen gloeiden en haar ogen schitterden. 'Het was er zo gezellig. Vanmiddag houden ze een priksleewedstrijd voor de kinderen en in het dorp wordt er over gepraat om dinsdag een hardrijderij te houden.'

'Kom zitten en eet eerst,' vitte Geertje.

'Vader heeft de schaatsen al klaar staan. We mogen vanmiddag gaan schaatsen op de kreek,' deelde Sabina mee en Sanne maakte een rondedans om de tafel. Omdat vader plotseling een boos gezicht trok, zette ze zich eindelijk op een stoel en schepte een flink bord soep op.

'Ik zal vanavond mijn naaiwerk wel doen,' beloofde ze braaf en Sabina moest moeite doen om een glimlach te verbergen.

'Misschien kunnen we nu eindelijk in alle rust verder eten, ja? Jullie weten hoe ik denk over praten aan tafel.'

De meisjes zwegen en aten hun borden leeg. Vader las een ellenlang stuk uit de Bijbel, alsof hij vond dat zijn dochters een lesje hadden verdiend. Sabina had er moeite mee rustig op haar stoel te blijven zitten. Ze voelde zich net zo opgewonden als Sanne. Zelfs Geertje kon eindelijk glimlachen, onder het bijbellezen nog wel! Misschien verheugde ook zij zich eindelijk op de komende winterpret.

Nadat vader een uurtje naast het fornuis had zitten dommelen, en de meisjes intussen alles hadden opgeruimd, maakten ze zich klaar om te vertrekken. Trijnie verdween met een sip gezicht naar de kaaskamer, maar vader beloofde dat ze een poosje mocht rijden op de sloot achter het woonhuis, zodra ze klaar was met de boter. Toen klaarde het gezicht van de meid weer op.

Ze deden alle drie een extra onderrok aan, dikke, eigengebreide zwarte kousen, en stopten een krant onder hun jakje om de koude wind zo goed mogelijk tegen te houden. De omslagdoeken werden met een speld vastgezet, zodat ze wat meer bescherming boden. Vader stond een poos door het raam naar het wit geworden landschap te staren.

Even later riep hij naar Krijn in de stal, dat deze Vlugge, het sterkste werkpaard, voor de arreslee moest spannen. Het sneeuwde zo hard en hij dacht wel dat er intussen genoeg lag. Als het zo doorging zou het niet lang duren eer de rokken van de meisjes door de sneeuw sleepten.

Even na tweeën gleden ze het erf af. De drie zusters zaten opeengepakt op het met rode pluche beklede bankje van de stee. Vader zat schrijlings op het zitstuk en mende Vlugge, die briesend en stampend de slee voorttrok. Hij had zin in de onverwachte beweging, na lange dagen werkeloos op stal te hebben gestaan. In het begin was Vlugge een beetje onhandelbaar, maar hij kreeg weinig kans om streken uit te halen. Een ferme tik met de zweep maakte het dier duidelijk dat hij moest gehoorzamen.

Eenmaal op de polderdijk, die langs Poelwijck naar Ammekerk liep, kon het paard rustig draven en werd het kalm. De bellen rinkelden mee met elke stap. De meisjes scholen diep weg onder de dikke deken en in de stoof onder hun voeten gloeiden wat kolen, zodat ze lekker warm bleven tijdens de rit.

Op het grote water van de Binnenmaas werd ook geschaatst. De eerste waaghalzen staken helemaal over naar de andere kant. Het waren meest mannen en jonge kerels die om het hardst probeerden te rijden.

'Ze oefenen zeker vast voor de hardrijderij,' meende Sabina.

'Als er vanmiddag niemand doorzakt, is het ijs morgen zeker stevig genoeg,' glunderde vader. Zijn wangen zagen rood van de bijtende kou. Hij had geen deken en geen stoof om zich warm te houden, maar zijn ogen glinsterden en in zijn binnenzak had hij een flesje van de warmhouder die alle mannen schenen te prefereren boven stoven en dekens.

'Kijk,' wees Sanne, 'er wordt al een kraampje neergezet. O, wat verheug ik me op morgen! Ik hou van hardrijden. We gaan toch echt helemaal naar Maasdam, hè, vader?'

'Zeker. Ik wil siskloten met neef Olivier en jullie kunnen je tussendoor warmen bij nicht Saar.' Nicht en neef waren verre familie. Ze kwamen er hoogst zelden, maar ze waren er altijd welkom. Neef hield net zo veel van het balspel dat daar in het dorp werd gespeeld als vader. In tijden van strenge vorst kwamen mannen gewoonlijk uit de hele Hoeksewaard naar Maasdam om het te spelen, want het spel werd nergens anders gespeeld, hoe groot de faam ervan ook was.

'Dan moeten we wel vroeg vertrekken,' waarschuwde Geertje.

'Dat spreekt. Nu het zo hard vriest, mag er alleen 's morgens worden gespeeld.' Klonk daar iets van spijt in vaders stem?

'Dat kan niet anders. Als het druk is op het ijs wordt het te gevaarlijk.' Het was een vastgestelde regel dat het spel, gespeeld met grote houten ballen, bij vriezend weer alleen in de morgen werd gespeeld. In de middag werd er in de regel zo druk geschaatst dat spelers en schaatsers elkaar in de weg zouden zitten. Alleen als het begon te dooien mocht het spel gedurende de hele dag worden gespeeld. Natuurlijk zagen de kerels dat het liefst, en na zo'n dag kwam men niet zelden beschonken van het ijs. Het was in het verleden wel gebeurd dat vader bij neef bleef om zijn roes uit te slapen.

'We vertrekken direct na het ontbijt, zodra er voldoende licht is. We moesten er maar een flink stuk spek bij nemen, dan kunnen we er tegen,' beloofde vader, terwijl ze de Kerkstraat ingleden. 'Neef zal ons wel verwachten en proviand nemen we als gewoonlijk voldoende mee, zodat ook nicht Saar niets te klagen heeft.'

'Kijk eens wat een drukte.' Eindelijk, eindelijk glinsterden ook Geertjes ogen van plezier.

Voor de paarden was een stuk riet neergezet, waarachter de dieren wat beschutting vonden, want de bewoners van Poelwijck waren natuurlijk niet de enigen die met een slee naar de kreek waren gekomen. Een attente boer had wat stro voor de dieren uitgespreid. Er stonden drie kramen op de kreek, een aan het begin vlak naast de Kerkstraat, een bij de bocht een eindje verderop en de laatste een eind verder de polder in, vlak bij Maesvreugt. Dat was de grootste boerderij aan de kreek. Sabina keek snel van de laatste kraam weg. Terwijl vader nog doende was om Vlugge uit te spannen en hem vast te binden naast de andere paarden achter de rietmat, bond ze snel haar schaatsen onder. Oei, wat was dat lang geleden. Vorig jaar was er wel ijs geweest, maar toen was er van schaatsen geen sprake geweest. Dana was gestorven en moeder lag hele dagen in bed, terwijl ze steeds verder wegteerde. Nee, daar moest ze nu niet aan denken, juist vandaag niet. Nu mocht ze eindelijk weer eens plezier hebben, lachen en een oliebol eten bij de middelste kraam. Sabina moest Sanne helpen en even later gleden de twee meisjes voorzichtig weg. Het was weer even wennen en door de straffe wind wapperden je rokken ongemakkelijk om je benen.

Sabina zette voorzichtig haar ene voet voor de andere, zette af, draaide en gleed. O, het ging nog best. Ze moest alleen wat oefenen. Zodra de vaart afnam zette ze opnieuw aan, nu met de andere voet, zodat ze met een sierlijke boog de andere kant op draaide. Nog onverwacht snel had haar vader haar ingehaald.

'Het gaat prachtig,' lachte hij opgewekt.

'Het is even wennen en de wind is lastig.'

'Kom.' Ze legden hun handen kruiselings in elkaar. Geertje had hen ondertussen ook ingehaald en pakte eveneens een hand van vader. Trots reed de boer van Poelwijck verder, met aan elke zijde een volwassen dochter. In sierlijke bogen gleed het drietal over het ijs van de kreek.

Voor vrouwen werd het schoonrijden als meest passend beschouwd. Er sloten zich meer mensen bij hen aan en net als dat met andere groepjes op de kreek

het geval was, zwierde men algauw met zes of acht man naast elkaar over het ijs, van de ene kant naar de andere. Soms werden ze in de weg gezeten door kinderen met een prikslee of door iemand die achter een stoel reed, omdat hij of zij de schaatskunst nog onder de knie moest krijgen.

Het ging steeds beter, merkte Sabina. Het eerste uur vloog om. Ze gloeide en had helemaal geen last meer van de koude wind. Ze schaatsten Maesvreugt voorbij, tot de pachthoeven verder weg in de polder, en daarna weer helemaal terug. Ze praatten en lachten en er werden grappen gemaakt. Ze reden nu met negen man naast elkaar. Het was zo heerlijk!

Weer terug in het dorp hadden de mannen dorst gekregen. Vader Roodenburg kocht warme chocolademelk voor zijn meisjes, en ook voor twee andere meisjes die bij hun groepje hadden gereden. Twee andere kerels, een boer en zijn zoon van de andere kant van Ammekerk, bestelden warme punch, maar het duurde niet lang eer er druk gerommeld werd in de binnenzakken. Sterke drank werd in de koek- en zopietenten niet verkocht, maar dat gebrek verhielpen de mannen zelf wel. En zo er al iemand zonder kwam te zitten, dan wist iedereen dat Dirk Broekhoest achter de rietmatten bij de paarden nog wat te koop had.

Hoe die Dirk in werkelijkheid heette wist Sabina niet eens. Hij werd altijd Broekhoest genoemd omdat hij nogal vaak en vooral luidruchtig blijk gaf van enige problemen met zijn ingewanden. Hij at te veel uien en bruine bonen, naar men zei.

Ze rustten een beetje uit op een van de bankjes, maar niet lang. De ijzige wind blies overal doorheen als je stil bleef zitten, zodat je wel in beweging moest blijven. De mutsen van de meisjes wapperden lustig en een enkele keer verloor een kerel zijn pet doordat de wind er vat op kreeg.

Ginds op de kreek speelde een jonge hond met een paar kinderen, die hem sneeuwballen toewierpen waar hij dan in hapte. Dat beest moest tegen de avond wel een bedorven maag hebben. Het pak sneeuw was intussen aangegroeid tot zo'n zes à zeven centimeter en er kwamen steeds meer mensen naar de kreek. In de herberg was het propvol en het was zo druk in het dorp alsof er feest was. Tja, de volgende week was de Koning jarig en als er dan nog ijs lag zou het zeker groot feest worden.

'Nee, maar, een dame zonder begeleider. Mag ik je mijn arm bieden om een paar rondjes te rijden?'

Waar was Hendrik van Bressij zo plotseling vandaan gekomen?

Sabina schrok van hem, keek snel om zich heen of ze Sanne zag, maar er was met geen mogelijkheid een goede smoes te bedenken om hem te weigeren. Vader, ja, die keek, maar in zijn ogen blonk alleen maar tevredenheid. Dus legde Sabina gelaten haar handen in die van Hendrik. Zwijgend draaide ze haar rondjes en ze liet de man naast haar praten over allerlei onbenulligheden. Ze luisterde er nauwelijks naar, maar was zich er wel van bewust dat vele ogen hen volgden. Verlegen keek ze naar de grond. Wat vervelend nu. Ze had de hele tijd opgelet en was aldoor zo opgelucht geweest dat ze hem niet zag, zelfs niet toen ze langs Maesvreugt waren gekomen. En nu voerde hij haar opnieuw naar de grote boerderij, die aan de rechterkant van de kreek lag, ongeveer een kwartier lopen buiten het dorp. Waar bleef Geertje toch? Of Sanne? Van haar vader verwachtte ze heus geen hulp.

'Wil je misschien even binnenkomen?' nodigde Hendrik van Bressij het verlegen blozende meisje uit, toen ze vlak bij Maesvreugt waren. Schichtig keek Sabina achterom. Niemand te zien, waar het de bewoners van Poelwijck betrof. Het was hier buiten het dorp lang zo druk niet als aan het begin van de kreek, waar de huizen een beetje beschutting boden tegen de wind. Hier blies de koude wind dwars door alles heen. Het sneeuwde niet meer zo hard, dat was een geluk, anders was ze intussen helemaal van de andere mensen afgesneden geweest. De tent bij Maesvreugt verkocht wel sterke drank, merkte ze. Hendrik had al een borrel in de hand voor ze er goed en wel erg in had. Voor haar bestelde hij punch.

Ik heb al wat gedronken,' weerde ze af.

'Ik vroeg me al af of je het praten misschien was verleerd. Hier, drink op, het zal je goed doen. Het is hier ijzig koud.' Hij keek naar de lucht. 'Het ergste hebben we nu wel gehad. De wind gaat liggen eer het avond is. Wil je je echt niet even warmen bij het fornuis?'

'Ik heb het niet koud. Ik wil schaatsen zo lang het kan.' Ze voelde hoe haar enkels pijn begonnen te doen van de ongewone beweging, maar ze schoof de gedachte weg. Het enige waar ze naar verlangde was om zo snel mogelijk in het dorp terug te komen. Zodra ze het laatste slokje van de punch had doorgeslikt, zei ze dat ook.

'Vooruit dan maar,' zei Hendrik goedgemutst en ze rook zijn adem, die verried dat dit heus niet de eerste borrel was die hij vandaag had geproefd. 'Ik zal je veilig bij je vader brengen. Ik wil niet dat hij me ook maar iets te verwijten heeft.

Nu legde hij zijn arm om haar rug. Sabina wilde niet zo intiem worden aangeraakt door iemand met wie haar vader haar zo graag getrouwd zag. Maar ze zweeg, want ze schaatsten in de richting van Ammekerk terug en nu ze zo moe werd was de steun wel prettig.

Gelukkig, daar zag ze Sanne. Ze trok snel haar hand uit die van Hendrik en wenkte haar zusje. Sanne sloot zich bij hen aan en Sabina haalde verlicht adem. Niet, dat de man naast haar ook maar één onvertogen woord had gezegd, maar alleen al zijn aanwezigheid gaf haar een beklemmend gevoel. Nu waren ze in de beschutting van de bebouwing gekomen. De wind sneed hier niet zo erg, maar ze had het door en door koud gekregen en hoopte alleen nog maar dat ze snel naar huis zouden gaan. Haar plezier was toch verdwenen. Ze was ook moe. Daar was vader, gelukkig, hij had Vlugge al voor de slee gespannen. Sabina slaakte onwillekeurig een zucht van verlichting.

'We moeten naar huis,' wees ze Hendrik.

Hij ging met haar mee, vertelde Roodenburg over het tochtje en zei te hopen dat deze niet boos was over het lange wegblijven van zijn oudste dochter. De oudere man lachte maar wat en praatte nog even geanimeerd met Hendrik. Geertje zat al warmpjes onder de deken en Sabina en Sanne kropen snel naast haar. De stoven gaven niet veel warmte meer, maar ze zaten zo dicht naast elkaar op het kleine bankje dat ze elkaar zo wel warm hielden.

'Het was een heerlijke middag,' lachte Sanne, terwijl ze omkeek en naar de kreek staarde zo lang ze die kon zien.

'Fijn geschaatst?' vroeg vader glunderend, terwijl hij met de leidsels op Vlugges billen tikte en de slee in beweging kwam. Het leek wel, alsof hij de vraag in zijn algemeenheid stelde, maar Sabina wist dat hij het voornamelijk tegen haar had. Ze beet zich even op de lippen. Ze ging niet meer op de kreek schaatsen, al vroor het nog drie weken, nam ze zich voor. Gelukkig dat er al besloten was dat ze morgen naar neef en nicht zouden gaan.

'Bracht Hendrik je naar Maesvreugt?' drong vader aan, toen Sabina nog steeds niet antwoordde.

'Hij wilde dat ik me bij het fornuis zou warmen,' bekende ze.

'En? Heb je dat gedaan?'

'Zeker niet!' Omdat vaders gezicht een ontstemde uitdrukking aannam, ze zag het toen ze even achterom keek, bond ze snel in. Ze moest haar heftige afkeer voor Hendrik wat verbergen. 'Ik wist immers niet of er nog iemand anders in huis was. Het zou mijn reputatie geen goed doen als ik alleen met hem op zijn boerderij was.'

Nu keek vader weer gewoon. Dat was een geldig excuus. De man achter de drie meisjes glimlachte zelfs. 'Je bent een flinke meid,' prees hij Sabina.

Maar het meisje had het gevoel, alsof ze het liefst stilletjes wat zou willen huilen.