HOOFDSTUK 5

 

Midden in de vlaspluk kreeg Sabina de kans waar ze in stilte op had gehoopt. Er kwam bericht dat nicht Saar ziek te bed lag en hoewel vader het te ver vond gaan een van de meisjes te sturen om Saar te helpen, wist Sabina hem zonder veel moeite over te halen om haar Saar te laten bezoeken en wat boter en eieren en dergelijke geschenken te brengen. Tegelijkertijd zou ze eens informeren naar haar toestand.

Op een vrijdagmiddag, nadat ze met Geertje afgesproken had dat die de koffie naar het land zou brengen, liet ze Vlugge voor de sjees spannen. Tegen vader zei ze dat ze Sanne meenam. Wonder boven wonder had hij niets gezegd, zelfs niet toen hij onder de roodgeblokte theedoek in de mand had gekeken en daar een dozijn eieren, een pond boter en wat groente uit de hof had ontdekt. Bovenop lag een bosje lathyrus. Sabina voelde zich, zoals tegenwoordig steeds het geval was, opgelucht toen ze van Poelwijck wegreed. Ze wuifde naar de vlasplukkers. Vader wuifde terug. Sabina liet snel haar hand weer zakken. Vader wist ongetwijfeld dat ze de ongelijke strijd niet lang meer kon volhouden. Nu hij bijna zijn zin had, was hij weer vriendelijk, net als vroeger.

Als ze erover nadacht, kreeg ze altijd een bittere smaak in haar mond.

Ze sloeg zachtjes met de leidsels op Vlugges billen en glimlachte. Vader moest eens weten wat ze in de zin had. Vlugge ging over van stap in een kalm sukkeldrafje. Sanne zat met de mand op schoot naast haar. Ze lachten allebei.

'Het is zielig voor nicht Saar, maar voor ons is het een buitenkansje,' bracht Sabina onder woorden wat ze beiden dachten.

'Gelukkig is er niets ernstigs met haar aan de hand,' knikte Sanne.

'Een verstuikte enkel is alleen maar lastig.'

Het was een halfuurtje rijden met de sjees. Ze hadden niets geen haast. De zon scheen en een lichte bries kwam over het water en bracht een aangename verkoeling.

Geertje weet niet wat ze mist,' meende Sanne. 'Ik begrijp niet, dat ze niet mee wilde gaan.'

Geertje wordt pietluttig,' antwoordde Sabina nadenkend. 'Een nijver bijtje, altijd voor iedereen klaarstaan, maar de mensen afschrikkend met haar eeuwige gezeur over plicht en hoe alles hoort.'

'Niemand is volmaakt. Kijk, we zijn er al bijna.'

Voorzichtig trok Sabina de leidsels aan. Vlugge stopte voor tantes huis, de meisjes stapten uit de sjees en Sanne nam het paard bij het bit om het voorzichtig het kleine erf op te loodsen. Nicht had hen al gezien. Vanachter het raam zwaaide ze. Ze was aangekleed en zat zo in een stoel dat ze kon zien wat er op straat gebeurde. De gekwetste voet lag voor haar op een andere stoel.

'O, lieverds, wat fijn dat jullie gekomen zijn,' lachte nicht Saar gul en haar dikke onderkin bibberde van aandoening.

'Hoe is het met je voet?'

'Kijk maar eens.'

'Lieve help,' schrok Sabina. 'Wat dik.'

'Het doet gemeen zeer als ik wil gaan staan. Ik moet wel blijven zitten en dat net met de drukte van de oogst. Het kon niet ongelukkiger treffen.'

'Kun je het wel redden?'

'O, de buurvrouwen hebben de handen in elkaar geslagen en zorgen voor alles wat nodig is. De schatten. Dat gaat hier altijd zo, als er iemand ziek is of in de kraam ligt. Ik help ook altijd mee als het nodig is, maar geloof me, het is veel moeilijker om van hieruit werkeloos te moeten toezien.'

'Kun je dan helemaal niets?'

'O, ja. Aardappelen schillen en naaien. Voor iedereen die me helpt doe ik verstelwerk. Dan kom ik meteen de dag weer door.'

'Jij staat zo vaak voor anderen klaar. Je hoeft het echt niet bezwaarlijk te vinden om nu eens hulp te moeten aannemen. Zal ik voor de koffie zorgen?'

'Je bent een schat, Sabina.'

'Alstublieft.' Sanne zette de mand bij nicht op schoot. Omdat ze zoveel jonger was dan Sabina zei ze keurig u tegen nicht. 'We dachten dat u dit wel gebruiken kon.'

Nicht glunderde en babbelde aan een stuk door. Sabina zorgde voor de koffie en juist toen ze de koppen had gevuld, kwam een van de buurvrouwen even kijken. 'Alles in orde, buurvrouw? Ik zag je visite aankomen.'

'Mijn nichten uit Ammekerk.'

'Ja, ik heb jullie van de winter nog gezien.'

Nu lag het water glad en blauw te glinsteren in het zonlicht. Een enkele roeiboot gleed over het water. De stoomboot was al een kwartier geleden onder de draaibrug door verdwenen en verderop zat een eenzame visser in zijn bootje, Maar nicht had een prachtig uitzicht, al leek het in niets meer op de vrolijke drukte tijdens de winter.

Sabina's ogen hielden zorgvuldig de klok in de gaten. Wilde haar plannetje lukken, dan moest ze goed op de tijd letten. Zo een kwartier voor de school uitging moesten ze weggaan.

'Heb je voor de zondag nog boodschappen nodig?' vroeg ze, zodra de buurvrouw haar mond hield om het kopje leeg te drinken dat Sabina voor haar had ingeschonken.

'Nou,' aarzelde nicht Saar en Sabina's hart sprong op van vreugde. Het ging allemaal precies zoals ze hoopte.

'Eigenlijk nog een pakje koffie en een stuk kaas.'

'Dan halen wij wel boodschappen voor je. We rijden straks even met de sjees naar het dorp, kopen daar wat je nodig hebt en geven het hier af als we terugkomen. Dan moeten we wel gelijk doorrijden naar Ammekerk, anders wordt het te laat.'

'Kind, wat heb jij een goed hart.'

Sabina lachte maar wat. Welnee, dacht ze cynisch. Ze was alleen berekenend. 'Waar is de kruidenierswinkel precies? Was dat niet vlak bij de school?'

'Niet helemaal. Iets verderop. Een paar huizen maar.'

Goed, dat wist ze dan, dacht Sabina tevreden. Op Sanne kon ze wel vertrouwen.

'Mijn voet lijkt al langzaam wat beter te worden. Dat komt vast door jullie bezoek,' dacht nicht Saar.

'Onzin,' meende Sabina. 'Je vergeet alleen de pijn omdat het zo gezellig is.'

'In Westmaas woont een man, die een verstuikte enkel kan genezen,' meende de buurvrouw. 'Je moet er eens heengaan, want ze zeggen dat je na zijn behandeling meteen weer kunt lopen.'

Wat doet hij dan?' vroeg nicht nieuwsgierig. 'Ik wil alles doen om weer uit de voeten te kunnen.'

Eerst mompelt hij met ontbloot hoofd een gebed en dan haalt hij zijn hand over de zere enkel, een paar keer heen en weer, maar zonder hem aan te raken, als hij klaar is, ben je genezen. Mijn schoonvader is er een jaar of twee geleden geweest.'

'Dat moet ik Olivier zeggen. Ik wil er morgen meteen heen.'

Sabina keek nogmaals op de klok en ze wist dat het tijd was. Resoluut stond ze op. 'Nicht, als Sanne en ik niet te laat op Poelwijck willen zijn, moeten we nu opstappen.'

'Zeg maar voor wie het is en laat het opschrijven. Hier, de mand is leeg. Neem die maar mee om de boodschappen in te doen. O, een pakje maizena heb ik ook nog nodig. Buurvrouw, wil je dit even in de kelder leggen?'

Ze spanden samen Vlugge weer voor de sjees, zwaaiden naar nicht Saar en met bonzend hart reed Sabina de sjees door het dorp.

'Daar is de school,' wees de nietsvermoedende Sanne. Sabina aarzelde slechts even. 'Sanne, ik kan je vertrouwen, hè?'

Nog voor haar zusje van haar verbazing bekomen was, had Sabina de sjees voor de school tot stilstand gebracht. Juist op dat moment werd de deur geopend en de eerste kinderen kwamen naar buiten.

'Ik moet hier beslist even met iemand praten. Om geen opzien te baren laat ik de sjees hier. De winkel is maar een paar huizen verder, zei nicht Saar. Wil jij die boodschappen halen en hier dan op me wachten? Alsjeblieft?'

'Maar, Sabina...'

'Toe, vraag me niets.'

Nu kwamen er meer kinderen naar buiten. Ze zag een lange, magere gestalte in de deuropening verschijnen. Haar hart bonsde nu zo, dat ze dacht dat Sanne het wel moest horen.

'Is er iets mis, Sabina?'

'Alles is in orde. Helemaal in orde,' verzekerde deze.

'Nu, goed dan.'

Nog eenmaal keek Sanne aarzelend om. Sabina knikte haar bemoedigend toe en sprong toen op de grond. Vlugges leidsels bond ze vast. Ze haalde diep adem en liep toen tussen de spelende kinderen door naar de gestalte in de deur van het schoolgebouw.

'Hallo,' groette ze, slechts met een lichte hapering in haar stem.

De grijze, doordringende ogen, die ze zich nog zo goed herinnerde, keken haar aan en leken haar eerst niet te herkennen.

'Weet je nog, van het ijs?' hielp ze, maar nog voor ze was uitgesproken, zag ze hoe de herinnering boven kwam. Zijn ogen lichtten op en een glimlach gleed om zijn lippen.

'Ik hielp je overeind nadat je gevallen was. Zeker herinner ik me dat. Ik herkende je zo gauw niet zonder dat hele pak zwarte kleren.'

'Het was toen zo koud en nu is het hartje zomer.'

'Je schaatste helemaal alleen.'

'En we praatten.'

'Ja, dat ook. Wacht even.' Hij liep even naar binnen en kwam een paar minuten later weer terug. 'Wil je mijn klas zien?'

'Graag.'

Ze nam alles goed in zich op. De houten banken met de inktpotten, de grote platen aan de witgekalkte muren en de schamele lessenaar.

'Sinds de schoolstrijd is gestreden en we een aparte christelijke school hebben, heb ik dit lokaaltje. Alle zes de klassen bij elkaar.'

'Is dat niet moeilijk?'

'Soms. Maar ik kan mijn eigen gang gaan. Het is goed dat de ouders hun kinderen naar de School met de Bijbel kunnen sturen.'

'Je moet zeker ook in de kerk helpen?' Lezen en voorzingen en dergelijke?'

'Dat vind ik prettig. Als ik een beter studiehoofd had gehad, dan was ik graag dominee geworden.'

'Toe maar.'

'Thuis was daar bovendien het geld niet voor. Het was al heel wat dat ik onderwijzer mocht worden. Voor boer ben ik niet in de wieg gelegd.'

Sabina lachte. Ze wist nu heel wat meer over hem. 'Hoe kom je midden in de oogstdrukte hier verzeild?'

Nicht Saar zit met een verstuikte enkel en wij kwamen even bij haar kijken. Mijn zusje Sanne is bij de kruidenier. Ik heb niet veel tijd.'

'Was ze niet nieuwsgierig wat jij hier moest doen?'

'Ze vraagt er niet naar.'

Er zal ook zo wel geklets van komen. De mensen zijn niet gewoon dat ik met knappe jongedames in de klas verdwijn.'

Vind je me knap?' koketteerde ze.

De lach verdween van zijn gezicht, maar in zijn ogen twinkelde iets na. 'Nog steeds niet getrouwd?'

Ik ben niet zo gemakkelijk te dwingen.'

'Nee, dat geloof ik ook. Het is eigenlijk niet iets om trots op te zijn. Ik zou je moeten voorhouden, dat je naar je vader moet luisteren. Ik heb eens naar hem geïnformeerd. Hij staat goed bekend.'

'Zo, heb je dat? Dan heb je na het schaatsen dus toch nog wel eens aan me gedacht?'

Hij kreeg zowaar een kleur en Sabina's hart sprong op in haar borst. 'Ik denk ook vaak aan jou. Dat blijkt wel, anders was ik niet hier,' vertrouwde ze hem toe.

'Je moet weer weggaan.'

'Dat weet ik. Zie ik je nog eens, Maarten? Het is zo plezierig om met jou te praten. Dat kan toch geen kwaad?'

'Ik kan niets beloven.'

'Probeer eens iets te regelen om naar Ammekerk te komen.'

'En daar je vader treffen en zeggen: hoe is het met Sabina? Hoe zou hij daarop reageren, denk je?'

Sabina giechelde. 'Hij zou je zonder pardon van het erf schoppen.'

Nu lachten ook zijn ogen niet meer. 'Precies. Je moet nu gaan, meisje.'

'Ja.' Ze wist het en het speet haar.

'Ik heb er geen spijt van dat ik gekomen ben. Het hele voorjaar, toen mijn vader zo akelig deed, dacht ik dat er niemand bestond zoals jij. Dat ik alles maar had gedroomd. Ik kon niet meer geloven dat er mensen bestonden die zo aardig waren.'

'Er zal geklets van komen.'

'Ik zeg wel, dat ik me ineens niet lekker voelde en dat ik bij jou een slokje water kreeg. Zeg jij dat ook maar, als iemand ernaar vraagt.'

'Goed. Kom nu mee. Ik breng je naar de sjees.'

Sanne stond er al, met de boodschappenmand. 'Dat is mijn zusje,' zei Sabina toen ze in de deur stonden. 'Maarten, zie ik je nog eens?'

'Ik kan niets beloven, Sabina. Misschien. Als er zich een gelegenheid voordoet, zal ik naar Ammekerk komen. Misschien lopen we elkaar dan 'toevallig' tegen het lijf.'

'Dat zou fijn zijn.'

'Pas goed op jezelf. En vergeet niet: opstandigheid leidt zelden tot iets goeds.

'Maarten!' Nu klonk er wanhoop in haar stem, maar ze moest zich inhouden, want ze waren vlak bij Sanne.

'Ik hoop dat u zich weer goed voelt,' zei hij, harder nu, zodat Sanne het hoorde.

'Ja, dank u wel. Het water heeft me opgeknapt,' antwoordde ze op dezelfde manier. Hij zag de verandering over haar komen. Iets moois verdween, voor hoe lang? Het moest plaatsmaken voor een nieuwe volwassenheid. Ze rechtte haar schouders en keek hem aan. Zelfs de wanhoop, die even tevoren nog in haar ogen was te lezen, was weg. Hij begreep het. Ze zou haar lot ten slotte toch aanvaarden. Het deed hem net zo goed pijn, maar had hij aldoor niet geweten dat hij haar niets te bieden had?

Plotseling viel er een stilte. Sabina was de eerste die zichzelf weer meester was. Ze stelde Sanne aan Maarten voor en vertelde het leugentje over het water. Voor het laatst voelde ze zijn sterke, magere hand, toen hij haar hielp instappen. Daarna maakte hij Vlugges leidsels los van de paal en gaf ze aan Sabina. 'Moet uw zuster soms mennen?'

'Het gaat wel weer.'

'Zult u voorzichtig rijden?'

'Dat spreekt. We rijden eerst nog even langs onze nicht. Ze woont ginds aan de overkant, bij die roodgeverfde boenstoep.' Ziezo, nu wist hij in ieder geval waar nicht Saar woonde. Even, heel even nog wisselden ze een intense blik. Toen klakte Sabina met de tong en rolde de sjees over de keien. Verder, steeds verder van hem weg.

Ze had de grootste moeite om niet achterom te kijken, even te wuiven. Maar hij had gelijk. Er zou al genoeg over gekletst worden.

Die avond ging Sabina nogmaals de dijk op. Gezeten in het hoogopgeschoten gras staarde ze over het water. Voor de zoveelste maal overdacht ze haar leven. Maar nu wist ze dat het nutteloos was zich aan allerlei dromen over te geven. Nu moest ze weer praktisch worden. Ze moest trouwen en er was geen andere geschikte kandidaat dan Hendrik van Bressij. Hoezeer ze het ook betreurde, het was niet anders.

Ze begreep dat Maarten gelijk had, wist dat hij oprecht had geprobeerd haar te helpen. Hij had dus toch aan haar gedacht, daar kon ze troost uit putten. Het was te weten dat er ergens een vriend was, ook al kon je niet naar hem toegaan. Sabina zuchtte. Ze moest aan moeder denken, en ook aan Dana. Alle verdriet sleet, wist ze nu. Een nieuw verdriet zou ze ook nog wel kunnen dragen.

Ze zag alles misschien te somber in, zoals Maarten min of meer had gesuggereerd. Hendrik mocht ze niet lijden, maar hoe goed kende ze hem eigenlijk? Nauwelijks toch? Zijn kinderen waren stil en verlegen. Met hen zou ze wel kunnen opschieten. En Maesvreugt was een mooie boerderij. Veel mooier eigenlijk dan Poelwijck. Dan hoefde ze niet meer tegen de dijk op te klimmen om het water te zien. Daar zou ze de kreek hebben. Ze hield zoveel van water.

Er was immers geen andere mogelijkheid? Ze kon ook niet op Poelwijck blijven en in onmin met haar vader leven. Éénmaal drong zich nog de wanhoopsgedachte omhoog. Was er maar een ander.

Doch die was er niet. Ze moest zich niet aan een droom vastklampen. De werkelijkheid was moeilijk genoeg. Ze moest maar liever aanvaarden en hopen dat alles wel zou meevallen. Waarom zou dat niet zo zijn? Ze was aldoor zo somber over de toekomst.

Maesvreugt was mooi. Het kon, nee, het móést allemaal wel meevallen. Sabina snoot haar neus, stond op en streek haar rok glad. Ze had haar strijd gestreden. Ze zou het tegen haar vader zeggen en dan zou ze vrede krijgen, eindelijk weer vrede vanbinnen. Dat kon toch niet anders als je deed wat je geloof je leerde en wat alle mensen van je verwachtten? Je werd immers vanzelf gelukkig als je nederig was en je schikte naar hetgeen je vader voor je besloot?

Ze voelde zich heel anders als toen ze die morgen was opgestaan. De zon scheen niet meer zo mooi en de vogels zongen niet meer zoals vroeger, maar vanbinnen was ze rustig. En zo moest het blijven, altijd, altijd.

Vader strekte zich juist vermoeid uit op de bank naast het woonhuis. Geertje zat naast hem en schilde de aardappelen voor de volgende middag. Sanne naaide. Nu ze van school af was had vader gezegd dat ook zij aan haar uitzet moest beginnen. Het was een vredig tafereel, zoals de rest van de familie daar van de zomeravond genoot. Maar zodra vader opkeek besefte Sabina dat die vredigheid niet voor haar gold.

'Heb je nu al weer bij het water zitten dromen?' bromde de man en zijn mond vertrok van ongenoegen. 'Vanmiddag op visite bij nicht Saar en nu dit. Wordt het niet eens hoog tijd dat je je als een volwassen vrouw gaat gedragen?

'Ja, vader.'

'Ik vraag me aldoor af van wie je die weerbarstigheid toch hebt.'

Van u, dacht ze. Maar ze hield haar mond stijf gesloten.

'Nu, heb je niets nuttigs meer te doen?'

'Ik zal voor de koffie zorgen.'

'Zo meteen. Eerst moet je naar me luisteren.' De gebruikelijke standjes en verwijten. Het huwelijk, jawel, daar was het weer.

Sabina rechtte haar rug. Staande en haar vader fier in de ogen kijkend, legde ze de oudere man het zwijgen op. 'Ik heb nog eens nagedacht, zoëven. Het is wel niet anders mogelijk dan dat ik er ten slotte toch in toestem.'

Haar vader was zo perplex, dat hij haar minutenlang zwijgend aanstaarde.

'U kunt Hendrik van Bressij zeggen, dat het in orde is,' zei ze gelaten. 'Een ander is er niet.'

Nietwaar? Even nog, met een laatste flikkering, kwam haar hoop nog een keer tot leven.

'Nee,' antwoordde vader. 'Er is niemand anders om je hand wezen vragen.'

De vlam van de hoop, opgelaaid tegen beter weten in, doofde weer even snel als die was opgelaaid. Sabina zuchtte, maar ze bleef haar fierheid behouden. Niemand, niemand zou haar wanhoop mogen bemerken.

'Het zij zo. U krijgt uw zin, wat het me ook kost.'

Dat laatste negeerde haar vader. De barse uitdrukking week van zijn gezicht. Hij keek haar plotsklaps vriendelijk aan. 'Daar ben ik blij om, meisje.'

Vanbinnen stierf er iets, voor altijd. Nu was ze ineens weer zijn meisje? Haar vader was een egoïst, net als alle andere mannen. Allemaal behalve Maarten. Nu kon hij vriendelijk zijn, omdat hij zijn zin kreeg. Ze voelde een diepe verachting voor de man tegenover haar, maar ook daar liet ze niets van blijken. Zonder een spier te vertrekken keerde ze zich om. 'Dan ga ik nu maar voor de koffie zorgen.'

Pas toen ze veilig binnen was droogde ze haar ogen met de punt van haar schort.