HOOFDSTUK 15
Hanneke van Kreekestein maakte zich meer zorgen dan ze aan wie ook durfde te bekennen. Zelfs aan Sanne niet, die de afgelopen tijd langzaam haar enige, ware vriendin was geworden. Ze was vaak jaloers op Sanne, die Dries had, en haar zuster Sabina met dat schattige dochtertje. Ze had vroeger twee broertjes gehad, maar die waren al lang geleden gestorven. Tante Dientje, die met haar gezin in het oude zomerhuis van de boerderij woonde, had zoons. Haar dochtertje was nog te jong om voor Hanneke veel te betekenen.
Het meisje had vaak het gevoel vreselijk alleen te zijn. Daardoor keerde ze zich steeds meer in zichzelf. Ze herkende datzelfde bij Adam den Hartigh, haar norse achterneef van wie ze zoveel was gaan houden. Maar Adam kwam nooit om haar naar Kreekestein. Hij sprak nergens over als ze elkaar ontmoetten, zodat ze zich haar eenzaamheid meer bewust was geworden dan vroeger het geval was geweest.
Met haar vader ging het bergafwaarts. Zijn aanvallen van benauwdheid werden veelvuldiger en heviger en ze maakten het meisje bang. Een nog grotere belasting voor haar was de wetenschap dat zelfs haar moeder bang was. Moeder, die zoveel van vader hield, was bang om weduwe te worden. Twee vrouwen verbonden door angst, en toch praatten ze daar niet met elkaar over, omdat de een de ander niet ongerust wilde maken. Nee, op Kreekestein was het evenmin een vrolijk voorjaar.
Tegen het einde van april kwam toch nog onverwacht de dag, die al zo lang werd gevreesd. Reindert Moerkerken kreeg zo'n aanval van bronchitis, dat hij er bijkans in stikte. Toen de aanval na een kwartier benauwd vechten om lucht ietsje afnam, sleepten zijn vrouw en dochter hem naar de bedstee en stuurden de oudste van Dientjes zonen om de dokter.
Reindert zweette en vocht om lucht. Het was werkelijk angstaanjagend om het aan te zien. Hij zat hoog in de opgestapelde kussens, maar zijn ogen puilden uit en hij had een hoogrode kleur. De ademhaling ging raspend en Hanneke dacht dat haar vader zelf ook angst had, omdat zijn handen zo onrustig bewogen.
Tot praten was de arme man niet in staat. Hij had er eenvoudig geen adem voor. Het duurde niet lang voor ook Dries en Sanne bericht kregen van de ziekte van hun oom en dus werd een dag later na de avondboterham de tilbury ingespannen en reed Dries met zijn jonge vrouw naar Kreekestein. Hanneke moest huilen toen ze haar vriendin zag. 'O, ik ben zo blij dat je er bent. Ik krijg haast het gevoel dat ik zelf ook stik. Ik ben bang, Sanne.'
Bedrukt schudden Dries en Sanne tante Susanne de hand. 'Is het zo erg?' vroeg Dries timide.
'Ja, hij dreigt soms werkelijk te stikken. We zijn beiden bang dat Reindert in een hoestaanval blijft,' antwoordde tante, die heel bleek zag maar aanmerkelijk meer zelfbeheersing toonde dan haar dochter. Het leven had haar dat wel geleerd, want verdriet was haar echt niet bespaard gebleven.
Het was, dacht Sanne toen ze even later naast de bedstee zat, inderdaad angstaanjagend om oom aan te horen. Onwillekeurig hortte haar eigen adem zo nu en dan, alsof ze mee moest doen met het wanhopige gevecht om lucht.
Dries stond enige tijd stil naast haar. 'Is de dokter geweest?' informeerde hij.
'Ja. Even is er nog overwogen om bloedzuigers te plaatsen, maar ik wilde dat niet hebben. De dokter zegt dat we moeten afwachten, omdat oom veel te dik is en te zwaar rookt,' antwoordde tante Susanne.
'Hij had al heel lang last van hoestbuien en benauwdheden.'
'Ja, ik heb er vaak genoeg wat van gezegd, maar oom houdt nu eenmaal van het goede der aarde. Zo is hij nu eenmaal. Toch is het zwaar om nu machteloos naast hem te zitten en te luisteren naar zijn gevecht om lucht. Zijn hart is niet goed meer. Dat kan het niet meer volhouden. We vrezen allebei voor zijn leven, Hanneke en ik. Eindelijk snikte ook tante even.
Oom wilde wat zeggen, maar de inspanning lokte een nieuwe aanval uit. Sanne werd er helemaal akelig van om het aan te horen. Op het moment dat oom rechtop zat in opperste benauwdheid, moest ze de kamer uitgaan omdat ze het niet langer aan kon zien.
In de keuken kwam ze tot rust en ze merkte dat Hanneke haar was gevolgd. 'Kind,' troostte Sanne haar nichtje, 'wat moet dit afschuwelijk voor je zijn.'
'Hij stikt, langzaam maar zeker,' zei Hanneke en prompt begon ze te huilen, nu ze eindelijk iemand bij zich had om haar angstig gemoed te luchten. 'Ik denk dat vader doodgaat.' Omdat Sanne in stilte hetzelfde dacht, moest ze een antwoord schuldig blijven, maar zacht streelde ze Hannekes hand. 'Je moet proberen sterk te zijn,' moedigde ze even later aan, toen het snikken van haar nichtje minder was geworden. 'Wat er ook gebeurt.'
'D-dat is zo moeilijk,' hakkelde Hanneke. Nu het huilen was gestopt trilde ze van top tot teen.
'Probeer het. Een mens is sterker dan hij denkt, dat heb ik zelf ervaren.'
'Jij? Jij hebt alles. Een lieve man en een grote boerderij. Je weet niet hoe ik je benijd.'
Sanne zweeg. Ja, zo leek het, aan de buitenkant. De pijn in haar hart, die ze voor iedereen verborg, was echter nog niet de minste pijn, ook al merkte niemand er iets van. Maar het ging niet aan om daar nu iets over te zeggen. Om wat te doen te hebben stond ze op en voelde ze aan de koffiepot op het fornuis. 'Er zit nog wat in. Zullen we een kop nemen? We kunnen het allebei gebruiken, denk ik.'
'Graag. Deze koffie is nog van het eten. Laten we maar meteen verse zetten. Mijn moeder is aan het eind van haar Latijn. Ze doet 's nachts geen oog dicht, omdat ze maar naar vader ligt te luisteren.'
'Jullie zouden tante Dientje moeten vragen om een nachtje bij je vader te waken. Zoals het er nu voorstaat, moet het zwaarste nog komen. Tante zou het zichzelf de rest van haar leven verwijten als ze niet meer in staat was voor je vader te zorgen als het er werkelijk op aan komt.'
'Je hebt gelijk, Sanne. Ik heb er nog niet aan gedacht.'
'Zo gaat dat in moeilijke situaties.'
'Ik zal er met moeder over praten. Hè, Sanne, ik voel me een heel stuk beter.'
'Ik ook,' bekende Sanne met een diepe zucht. 'Ik vond het eng je vaders ademhaling aan te horen. Ineens kon ik er gewoon niet meer tegen.'
'Ik hoop,' zei Hanneke plotseling ernstig, 'dat het niet lang meer hoeft te duren.'
'Waarom?' vroeg haar vriendin heel zacht.
'Vader sterft hieraan. Ik zag het aan het gezicht van de dokter. Zijn toestand is hopeloos. Het hart zal het wel opgeven. Nu hij zo moet lijden, hoop ik maar dat het niet al te lang meer duurt. Ik hou zoveel van hem dat ik zijn lijden niet kan aanzien.'
'Is je vader al klaar met de dood?'
Dat weten we niet. Hij kan nauwelijks praten. Maar zijn ogen staan niet bang en hij is altijd een goed christen geweest.'
'Dat helpt, het kan niet anders. Kom, Hanneke, we gaan terug. We zullen de koffie meenemen.'
Nog vijf eindeloos lange dagen duurde de doodsstrijd van Reindert Moerkerken. Toen kwam de dood als een ware verlossing. Opnieuw reden Dries en Sanne naar Kreekestein, maar nu om hun tante en nichtje hun innige deelneming te betuigen. De altijd zo welgedane tante Susanne was aanmerkelijk vermagerd. Hannekes gezichtje was zo bleek dat het wel doorschijnend leek onder de batisten rouwmuts. Sanne maakte zich in stilte zorgen om het meisje.
Gelukkig regelden de zoons van tante Dientje alles voor het aanzeggen en de begrafenis.
Sanne was zo verdrietig door de sombere gebeurtenissen, dat haar iets belangrijks ontging. Wel merkte ze, dat ze 's morgens niet zo'n trek had en soms zelfs wat misselijk was, maar zelf dacht ze dat dat kwam omdat ze zich het lijden van oom zo aantrok.
De begrafenis verliep als gebruikelijk, al leek het ongerijmd om iemand ten grave te dragen als de natuur juist zo vol jong leven was. Overal stonden de fruitbomen in bloei, en de bermen van de wegen zagen geel van de paardenbloemen en het vroege fluitenkruid gaf sommige plaatsen een tere witte waas. Het gaf Sanne een wat onwezenlijk gevoel en in deze dagen had ze werkelijk heel veel steun aan Dries. Vreemd, dat er meestal verdrietige omstandigheden voor nodig waren om mensen nader tot elkaar te laten komen, peinsde ze midden onder de rouwdienst.
Hannekes bleke kleur was bij toverslag verdwenen toen ze na de begrafenis gecondoleerd werd door haar achterneef. Het was aardig van de stugge Adam om de begrafenis bij te wonen. Sanne begon te hopen dat het toch nog eens wat worden zou tussen die twee, want Hanneke gaf zoveel om deze stille, teruggetrokken man dat haar hart zeker niet meer open zou staan voor iemand anders. Sanne was blij toen alles achter de rug was en ze met Dries en Catharina naar Maesvreugt terugreed. Volkomen uitgeput zonk ze op een keukenstoel neer en liet zich door Dit bemoederen. Dries liep naar buiten om een frisse neus te halen, zoals hij zei, en naar de velden te kijken. Nog even, dan konden de paarden de wei in, dan brak de tijd aan om te zaaien en te poten. Het was jammer dat de wind aldoor zo schraal bleef. 'Hoe komt het dat je zo moe bent?' vroeg Dit bezorgd aan Sanne. 'Je ziet eruit alsof je ziek bent.'
'O, ik ben niet ziek. Maar ik had zo te doen met tante en met Hanneke.'
'Het is niet goed om al te zeer mee te leven. Daar koopt een mens niets voor.'
'Dat moet jij nodig zeggen!'
Ze moesten allebei even glimlachen. 'Goed zo, dat is beter,' meende Dit.
'Ik zal je missen, als je gaat trouwen, Dit.'
'Machiel heeft me nog niet gevraagd.'
'Dat zal dan zeker niet lang meer duren.'
'Nee, dat denk ik ook niet. Ik zal Maesvreugt ook missen, warempel als dat niet waar is.' Opnieuw glimlachte Dit, maar nu was het een lach vol liefde en tederheid.
'En ik jou. Je bent zo zorgzaam en altijd in de buurt als ik iemand nodig heb.'
'Je bent een volwassen vrouw, Sanne. En als mijn ogen me niet bedriegen ben je ook niet zo lang meer alleen. Heb ik gelijk of niet, deze keer?'
'Wat bedoel je?' vroeg de jonge vrouw verrast.
Dit zuchtte. 'Je hebt het zo druk met het verdriet van je familie, dat je je eigen vreugde niet eens beseft, is het niet?'
'Je spreekt in raadsels.'
'Dat kan ik me niet indenken. Wanneer was je laatste maandstonde, Sanne?'
'Dat was... eens kijken... toen Klaartje Drie moest kalven en dat is...'
'Over tijd, net wat ik dacht.'
Eindelijk begon het Sanne te dagen. 'Bedoel je... Dit?'
'Het ziet ernaar uit, niet? Je bent nu een maand of acht getrouwd. Het is nauwelijks anders te verwachten.'
Sanne werd helemaal slap en beverig van de heftige emotie die nu bezit van haar nam. Een kind! Dit zei dat ze een kindje kreeg. Eindelijk. Ze zou Dries' grootste wens vervullen en hem een kind schenken, een zoon die hem later op Maesvreugt op kon volgen. Toen ze zich dit gevoel goed realiseerde begonnen de tranen van vreugde over haar wangen te lopen.
Is het zeker, Dit?' vroeg ze, toen ze na enige tijd haar eerste sterke emoties weer onder controle had.
'Wat zou het anders moeten zijn?' vroeg Dit hartelijk.
O... een kindje... Dit, ik ben zo gelukkig. Ik moet het Dries vertellen.'
'Zou je...'
Maar Sanne luisterde al niet meer. Ze griste haar omslagdoek naar zich toe van de spijker naast de keukendeur en snelde naar buiten. Haar ogen zochten. Daar, Dries was een eind langs de kreek gelopen, hij had zeker het perceel met wintertarwe geïnspecteerd. Nu stond hij met de handen in de zakken aan de oever van de kreek en staarde over het water. Sanne rende naar hem toe, zo vlug als haar voeten haar wilden dragen. Op klompen kon je echter niet rennen en hoewel ze helemaal niet moe meer was, bonsde haar hart in haar keel.
Kalm, maande ze zichzelf. Je moet het Dries rustig vertellen. Hij zal nog denken dat er brand is, als je zo aan komt rennen. Het is een belangrijke dag in je leven. Je moet kalm zijn en het hem waardig vertellen. Je weet best dat hij in zijn hart bang was geworden dat zijn jonge vrouw onvruchtbaar zou blijken te zijn. O, wat was ze bang.
Sanne stond even stil. Aan de overkant van de kreek stond een reiger in het water, klaar om een maaltje te verschalken. Terwijl ze naar het dier keek, kwam ze een klein beetje tot rust. En toch... nu kon ze niet langer wachten. Hoe zou Dries kijken? Zou hij net zo blij zijn als zij? Zou hij, eindelijk, die blik in zijn ogen krijgen waar ze al zo lang vergeefs op wachtte? Nu was ze vlak bij hem. Sanne haalde diep adem..
'Wat is het heerlijk buiten, hè, Dries?'
'Ik stond net te peinzen over al het verdriet dat de mensen moeten lijden,' zei hij somber.
Sanne ging dicht naast hem staan. Door haar ontdekking was de begrafenis van oom Reindert helemaal naar de achtergrond gedrongen. 'Heb je naar de wintertarwe gekeken?'
'Ja, dat kon beter. Het blijft te koud.'
'Dat komt door die wind. Zullen we nog een eindje langs de kreek lopen? We hebben de hele dag binnen gezeten, in de kerk en op Kreekestein.'
'Goed. Ik was er somber van geworden.'
'Ik ook, maar het is zoals Hanneke al zei, het was goed dat oom niet langer hoefde te lijden.
'Ja.'
Ze keek hem aan, vroeg zich een enkel ogenblik af of hem nog iets anders dwarszat, maar opnieuw werd ze door gevoelens van opwinding overmand. Sanne ging nog dichter naast Dries lopen en haakte haar arm door de zijne.
'Leven en dood,' zei ze ernstig, 'zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Omdat er steeds nieuw leven komt, moet het oude plaats maken. Daarvoor is de dood bedoeld, denk ik.'
'Komen en gaan, net als de dieren.'
'Zoiets. Er kan niet steeds leven bijkomen, dan zou de aarde overvol raken. Eigenlijk is de dood daarom noodzaak.'
'Je wordt altijd nadenkend na een begrafenis. Heb jij dat ook?'
'Op zulke dagen word je geconfronteerd met de betrekkelijkheid van alles, Dries. Dat stemt altijd tot nadenken. Zullen we nu omkeren?'
'Waarom kwam je me achterna?'
'Ik wilde bij je zijn... even genieten van de natuur.'
'Wat tot rust komen?'
'Ook dat. Het was een moeilijke dag.'
'Ik vond deze dag minder erg dan de avond dat we naar ooms doodsstrijd moesten luisteren.'
'Ja, dat was heel akelig. Dries, er is nog iets anders.'
'O.' Zijn ogen dwaalden alweer van haar weg en Sanne moest al haar moed bij elkaar schrapen. 'Ik krijg een kind,' bracht ze toen plompverloren te berde.
Eerst dacht ze dat Dries haar niet gehoord had, omdat hij naar het water bleef staren. Net toen ze het nog eens wilde zeggen, een beetje boos nu, draaide hij zijn hoofd om.
'Is dat echt waar?'
'Ja, Dries, het is echt waar,' zei ze onzeker.
'Maar dat is geweldig!' Zijn hele gezicht lichtte op en Sanne kon niet anders doen dan hem met stralende ogen aankijken.
'Ja, is het niet zo?'
'Sanne. Een kind, stel je voor, we krijgen een kind.' Nu pas leek het echt tot Dries door te dringen. Hij sloeg zijn armen om Sannes middel, tilde haar op en zwaaide met haar in het rond, terwijl hij haar dicht tegen zich aan hield. 'Een kind,' zei hij nogmaals, toen hij haar hijgend neerzette. 'Ik begon de hoop al op te geven.'
'We zijn nog geen jaar getrouwd,' wees ze hem zacht terecht, want voor geen goud wilde ze bekennen dat ze diezelfde angst gekend had. Een grote tederheid nam nu bezit van haar. Vergeten was de begrafenis van de afgelopen middag, net als de afschuwelijke dagen die eraan voorafgegaan waren. Dries kuste Sanne minutenlang op de mond en een wilde hoop vlamde op in haar jonge hart. Doch dat was slechts van korte duur. De blik in Dries' ogen gold het ongeboren kind dat ze onder haar hart droeg, besefte ze al snel en die wetenschap deed iets van de glans die over deze avond lag, teniet.
'Ik heb zo ontzettend naar een zoon verlangd,' zuchtte Dries, terwijl ze langzaam terugliepen naar de boerderij.
'Het is voor hetzelfde geld een meisje,' herinnerde ze hem aan die mogelijkheid.
'Ja, ja, natuurlijk. Het maakt me niet uit,' haastte Dries zich met het antwoord.
'Natuurlijk maakt het uit. Iedere man, en zeker een grote boer, wil graag een zoon. Een jongen die Maesvreugt over kan nemen, als je zelf oud wordt.'
'Nu, ja, ik zal maar eerlijk zijn en toegeven dat ik het liefste een zoon heb.'
'Het spijt me alleen, dat hij dan Hendrik moet heten,' zuchtte Sanne toen ze al vlak bij het erf waren. 'Mijn zuster was zo ongelukkig met jouw vader, dat de naam Hendrik nog altijd onaangename gedachten in me oproept.'
'Mijn overgrootvader heette ook al Hendrik. We kunnen moeilijk van de traditie afwijken.'
'Dat wil ik ook niet. Ik zal er wel aan wennen. Voorlopig is er nog niets aan me te zien.'
'Sinds wanneer weet je het? Vertelde je het me vanavond speciaal om me weer op te beuren?'
'Ik weet het zelf net. Dit maakte me erop attent. Zelf dacht ik aan allerlei dingen behalve aan zwangerschappen. Ik had al zoveel maanden vergeefs gehoopt.'
'Dit weet vaak meer dan jij, zelfs al ben jij een getrouwde vrouw. Dat heb ik al eerder opgemerkt.'
'Zeker. Ik was en ben nog erg naïef. Maar als ik ooit moeder ben, heb ik alles ervaren, dan hoor ik bij de vrouwen die weten. Dan ben ik niet langer een domme gans. Dries, heb ik je nu echt gelukkig gemaakt?' Ze hield hem staande en keek hem gespannen aan.
'Zeker,' lachte hij, ineens onzeker. 'Hoe kom je op die zotte gedachte?'
'Het is niet zot, allesbehalve dat,' zei ze. Nu was Sanne heel ernstig. 'Je bleef me maar als je zusje zien.' Nu had ze haar grootste verdriet tegenover hem onder woorden gebracht.
Dries bleef doodstil staan en zweeg. Hij ontkende het niet, dacht Sanne en het verdriet, dat even had plaatsgemaakt voor de geweldige ontdekking van haar zwangerschap, kwam weer opzetten. Ze vocht ertegen, want die paar momenten van volledig geluk wilde ze zo graag vasthouden.
'Mijn gevoelens voor jou waren al lange tijd allesbehalve zusterlijk, Dries. Ik hield al van je toen Sabina hier nog woonde. Ik geloof dat ik het al wist toen je thuiskwam na die tocht op het rampschip.'
'Ik droom er nog wel eens van, van dat angstige meisje dat voor mijn ogen verdronk. Nooit in mijn leven heb ik me zo machteloos gevoeld als toen.'
'Je deed wat je kon.'
'O, ja. Maar soms is dat niet genoeg. Net als nu. Ik voel me nu ook machteloos. Ik weet niet wat ik zeggen moet, Sanne.'
De waarheid, dacht ze, al was ze bang voor de pijn die dat ongetwijfeld zou doen. Maar wist ze al niet zo'n beetje wat ze dan te horen zou krijgen?
Even leek Dries nog te aarzelen, maar toen hij eenmaal met praten was begonnen, leek hij niet meer te stuiten. Alles kwam er in één adem uit. Zijn verliefdheid op Marieke, de schok die het hem gegeven had om te ontdekken dat ze niet alleen een arbeidersdochter was, dat wist hij natuurlijk wel, maar ook dat haar vader bijna elke dag dronken thuiskwam en dan zijn vrouw zo sloeg dat zijn kinderen angstig wegkropen. Daarom had het meisje al op haar tiende een dienstje gezocht. Om thuis weg te komen. Ze voelde zich veilig in het huis van de dominee. Ze was arm en lief, maar niemand wilde haar hebben. Zelfs hij, hoewel hij graag had gewild, had beseft dat er nooit sprake zou kunnen zijn van een huwelijk.
'En waarom ben je dan ten slotte met mij getrouwd?' kon Sanne niet nalaten te vragen, al was de pijn intussen bijna ondraaglijk geworden.
'Ik moest toch trouwen, hoe dan ook, toen Sabina wegging. Jou kende ik goed, mocht ik erg graag en je was een goede partij. Ik heb er nooit, zelfs geen dag, spijt van gekregen, Sanne. Echt niet.'
Wat moest ze toch doen, vroeg ze zichzelf radeloos af, in een moment dat eeuwig leek te duren. Maar toch was het slechts een enkele seconde, toen keek ze Dries aan en zei kalm: 'Het is goed. Ik heb nooit iets anders willen zijn dan de boerin van Maesvreugt.'
Dries keek haar opgelucht aan, terwijl ze nog steeds op het erf stilstonden. 'Ik vind je erg lief, Sanne. Het is helemaal niet moeilijk om van jou te houden, op mijn manier.'
'Dat weet ik,' antwoordde ze zacht, terwijl ze alle pijn diep in haar binnenste verborg. 'Dat heb ik vaak genoeg gemerkt.'
'Ja?' Opluchting en verrassing streden op zijn gezicht om voorrang.
'Heel zeker. En nu krijgen we samen een kind.'
'Sanne, je bent zo lief.' Zijn stem klonk gesmoord en de gekweldheid erin haalde de scherpste kantjes van Sannes verdriet.
'Ik heb altijd maar één ding gewild, Dries, jou gelukkig te maken.'
'Dat doe je ook, Sanne. Met niemand anders zou ik gelukkiger kunnen zijn.' Hij had zijn gezicht in haar haren verborgen en zijn stem klonk gesmoord. Een tijdje bleven ze zo staan, dicht bij elkaar. En toch, dacht Sanne, met een diepe kloof tussen hen in.
Ze wist zich uitstekend te beheersen. Toen Dries weer een beetje tot zichzelf was gekomen, loodste ze hem naar binnen en schonk ze koffie voor hem in alsof er niets was gebeurd. Het hete vocht deed haar goed, zoals zo vaak tevoren. Net als hij wist ze ten slotte haar ware gevoelens naar de achtergrond te drukken.
Doch dat was slechts schijn. Want 's avonds, in het donker van de bedstee, kwamen de gedachten terug. Pas toen ze Dries' adem al een tijdje heel regelmatig naast zich hoorde, durfde ze toe te geven aan die allesoverheersende drang om te huilen.
Bitter bedacht ze dat ze zich eenzamer voelde dan ooit tevoren. Dries hield van een ander en zijn liefde zou nooit, nooit voor haar zijn. Ze droeg zijn kind onder haar hart, en toch voelde ze zich in het donker totaal verlaten.
De emoties van deze lange dag waren haar te veel geweest. Ze waren te snel op elkaar gevolgd. Ze hadden haar zo uitgeput dat ze nu te moe was om te kunnen slapen.