PROLOOG
De zon schijnt heerlijk, als ik in mijn tuin zit met een stapel blanke vellen papier voor me. De hond doet lui een dutje op het terras en de twee katten jagen speels een vlinder achterna. Het is allemaal heel vredig.
Ongemerkt droom ik in de tijd terug. Meer dan honderd jaar. De Hoeksewaard, waar ik al jaren woon, verandert. Tijdens mijn speurtocht, de afgelopen maanden, in oude boeken en kranten, heb ik pas beseft hoeveel. Wie vandaag de dag snel en comfortabel per auto over de meestal rechte wegen rijdt heeft er nauwelijks een idee van hoe het leven van toen eruitzag. Moeizame reizen per koets, alleen voor de welgestelden. De eerste stoomboot bracht een grote verbetering. Het boerenleven was hard, om maar niet te spreken van de omstandigheden waaronder de arbeiders moesten leven en werken.
Ik droom weer terug naar het heden. Een van de katten springt op mijn witte vel papier om de aandacht op te eisen. De lege bladen ritselen in de zoete zomerwind. Ze zullen niet lang onbeschreven blijven. De pen wacht ongeduldig in mijn hand. Het leven van onze voorouders moet worden geschetst. Zoals het was. En ik ben het dankbare instrument om dat te mogen doen.
Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar de medewerkers van het Streekmuseum in Heinenoord. Hun archief, waarin ik vrijelijk studeren mocht, heeft mij vele diensten bewezen. Ook dank ik allen die mij met korte of lange verhalen geholpen hebben om een goed beeld te krijgen van het boerenleven in de negentiende eeuw.
Gerda van Wageningen