67
Een echt goed boek moet je in je jeugd lezen, herlezen als je volwassen bent en dan nog eens als je oud bent, zoals je een mooi gebouw moet zien bij het ochtend-, middag- en maanlicht.
–Robertson Davies
Op de avond dat Chase met Piper aan boord van het vliegtuig stapte was Eden alleen thuis. Ze dronk een glas wijn terwijl ze uit het raam keek naar de natte straat. Ze hoopte dat Chase’ vlucht geen urenlange vertraging had. Ze wandelde naar haar computer waar ze op Wes’ website klikte en naar de verschillende gebouwen keek die hij ontworpen en gerestaureerd had. Moest ze hem weer bellen? Mailen? Ze was zo in de war. Eden stapte in bed en keek tv totdat ze voor ze het wist was ingedut bij een of andere roddelshow – eufemistisch een ‘entertainmentprogramma’ genoemd.
Ze schrok wakker van zo’n onheilspellend luide commercial. Ze kwam bij zinnen toen ze zag dat het acht uur was. Shit, en nu? Ze liet zich weer terug in bed zakken en dacht dat ze zou stikken in zelfmedelijden. Maar toen dacht ze bij zichzelf: hoe kan ik Chase advies geven en het zelf niet opvolgen? Ze kon nooit vrede krijgen met verdergaan met haar leven als ze niet had gestreden voor wat ze echt wilde. Wíé ze echt wilde. Ze schoot een spijkerbroek en zwarte blouse met een strikje aan, deed een sjaal om, trok haar grijze jas aan en ging naar buiten. Ze liep helemaal naar Wes’ kantoor aan Park Avenue South en belde vanuit de lobby.
‘Er is hier ene mevrouw Eden Clyde,’ zei de beveiliger tegen de receptie. ‘Oké, u kunt naar boven gaan.’
Eden stond te trillen in de lift. Lieve help! Nu kon ze niet meer terug.
Wes stond in de deuropening van zijn glazen entree.
Mother Love Bone speelde op de achtergrond terwijl jonge mensen in spijkerbroek met opgerolde blauwdrukken rondliepen.
Shit. Ze wist dat hij tot laat doorwerkte maar had zich niet gerealiseerd dat er een heel team aan mensen zou zijn.
‘Eden, hoi...’
‘Oké, sorry dat ik zomaar kom binnenvallen. Je moet wel denken dat ik een stalker ben, een gestoorde gek,’ overdreef Eden. Ze haalde diep adem en keek naar zijn gezicht, dat grotendeels onveranderd was gebleven. Nog steeds dezelfde bloedmooie blauwe ogen, een verweerder maar veel sexyer gelaat. Blijf ademhalen, zei ze tegen zichzelf.
‘Nee, doe niet zo raar, kom binnen. Ik brei net een einde aan een bespreking met...’
‘Oh god, was je met een klant bezig? Het spijt me ontzettend.’ Haar gezicht brandde van schaamte. ‘Ik ga wel. Ik bel je een andere keer wel.’
‘Niks aan de hand, het was een bespreking met Max. Hij zou het geweldig vinden als je erbij komt zitten, kom verder.’
Ze volgde hem nerveus door de ruime ontvangstruimte naar een vergaderkamer die in zijn geheel uit glas bestond. Max ging net met zijn vingers over de maquette van een gebouw toen Eden en Wes binnen kwamen lopen.
‘Max, Eden is hier,’ legde Wes uit.
‘Max, sorry dat ik zomaar kom binnenstormen. Ik... ik was in de buurt en, eh...’
‘Eden, schat, zo fijn om je stem te horen,’ zei hij terwijl hij zijn hand uitstak. Die nam ze aan en ze ging naast hem zitten.
‘Het is enorm leuk om je te zien,’ zei Eden. Ze kon wel huilen. Ze keek naar Wes, die duidelijk verbaasd was over haar plotselinge binnenkomst.
Een aanzwellende golf van emotie steeg op in haar borst. Ze keek naar de beide mannen, twee van de oprechtste mensen die ze ooit had ontmoet. En op dat moment voelde ze zich veilig.
‘Ik...’ begon Eden, maar ze kon niks uitbrengen.
‘Eden, gaat het wel?’ vroeg Wes. Hij ging naast haar zitten.
‘Ik heb gelogen,’ gaf ze toe terwijl ze hem in de ogen keek. Haar ogen glansden van een dikke sluier van tranen. ‘Ik was helemaal niet in de buurt.’
Ze knipperde met haar ogen en de dijken braken volledig door.
‘Wes, ik ben hier omdat, o jezus, het me zo ontzettend spijt. Bah, dat woord is versleten van misbruik, zo zwak. Oké, ik heb geen spijt: ik ga door een hel. Ik heb in mijn leven nooit ergens zo’n spijt van gehad,’ gooide Eden eruit. ‘Je zult wel denken dat ik compleet gestoord ben om hier zomaar te verschijnen, maar dat ik je in geen eeuwen heb gezien betekent nog niet dat ik nooit ben gestopt met aan je te denken of om je te geven, of recentelijk sinds ons kopje koffie zelfs geobsedeerd te zijn! Oké, dat klinkt wel eng. Ik zweer je dat ik niet zoals Glenn Close konijnen op je fornuis ga koken, maar nadat ik je moeder ben tegengekomen en je heb gezien, heb ik zoveel gedacht aan hoe je moeder voor je vader heeft gestreden en werd ik achtervolgd door je moeders doortastendheid, haar keuze om te gaan voor wat ze wilde en ik moest hier wel heen komen om je iets te vertellen,’ zei ze.
‘Oké,’ antwoordde Wes zacht. Hij keek haar aan, armen over elkaar. Eden zag grijze plekjes in zijn volle bruine haar.
‘Weet je nog dat ik vertelde dat ik met een man omging. Chase?’
‘Ja,’ antwoordde Wes.
‘Nadat ik jou heb gezien begon ik aan je te denken, aan ons. Non-stop. En niet lang daarna vroeg Chase me ten huwelijk. Hij gaf me een rood doosje van Cartier. En weet je welke gedachte er bij me opkwam?’
‘Nou?’ vroeg Wes.
‘Ik dacht... ik wou dat het een doosje rozijnen was.’
Ze barstte in tranen uit en wist dat ze volslagen krankzinnig leek. Ze wist dat hij niet daadwerkelijk de politie zou bellen en haar af zou laten voeren in een dwangbuis, maar ze was wel bang dat hij echt dacht dat ze gek begon te worden.
Wes zat daar maar en zweeg terwijl hij deze schokkende monoloog probeerde te verwerken.
Eden schaamde zich rot. ‘Het spijt me ontzettend, ik had niet moeten komen. Ik schaam me zo. Sorry dat ik jullie stoorde.’ Ze draaide zich om en rende weg.
‘Eden, wacht!’ riep Wes haar na, maar ze was al onderweg naar de lift.
Wes draaide zich naar Max om.
‘Kom eens hier,’ zei Max tegen hem. ‘Ik moet je iets zeggen.’
Eden drukte verwoed op het knopje van de lift, die niet snel genoeg kon komen. Misschien zou de kabel knappen, dan zou ze uit haar lijden verlost zijn. Eden, totaal ingestort, barstte in snikken uit. Chase had haar geholpen haar verharde laag open te splijten. Hij had de dam helpen openbreken, maar het zien van Wes was de stormram die een stortvloed aan tranen ontketende. Ze had haar kans gehad en die helemaal vergooid voor onzin, voor roem, voor veiligheid. En nu gedroeg ze zich als een volslagen idioot. Waar bleef verdomme die stomme lift?
Wes kwam door de dubbele deuren, liep naar haar toe en pakte haar hand. ‘Kom met me mee,’ instrueerde hij.
Snikkend ging ze met hem mee terug naar binnen en linksaf in plaats van naar de vergaderruimte. Ze volgde hem door een lange gang met het gevoel dat haar leven weggleed en uit haar handen glipte.
‘Denk alsjeblieft niet dat ik een waanzinnige stalker ben,’ huilde ze. ‘Ik schaam me dood.’
Wes leidde haar naar een enorm, chic kantoor met uitzicht op de stad en een bureau vol boeken. Hij deed de deur achter hen dicht.
‘Draai je om,’ gebood hij.
Eden draaide zich om in haar dikke, allesomgevende mist. Daar aan de muur hing Naast Eden, Otto Clydes laatste meesterwerk dat al verkocht was voordat de galerie ook maar haar deuren had geopend. Edens mond viel open. Ze draaide zich om naar Wes.
‘Heb jíj dat schilderij?’ vroeg ze geschokt. ‘Ik dacht dat een of andere dure advocaat uit de binnenstad het had gekocht!’
‘Dat is ook zo,’ zei hij met een sluw glimlachje. ‘Míjn advocaat.’
‘O god,’ zei ze verwonderd. ‘Ik kan het niet geloven.’ Ze staarde naar de beeltenis van zichzelf in rust, haar lome ogen die de kijker verleidden. ‘Wes, het spijt me zo.’
‘Nee Eden, dat is nergens voor nodig. Maak je geen zorgen over het verleden. We waren jong. Ik ben volmaakt tevreden. Ik heb een bloeiend bedrijf...’
‘Het is niet alleen dat het me spijt,’ onderbrak ze hem. ‘Maar dat ik van je hóú. Toen ik je gezien had wist ik het zeker. Ik hou van je, Wes. En nu weet ik dat ik daar nooit mee opgehouden ben.’
Wes kwam dichter bij haar staan en streek een pluk haar uit haar gezicht.
‘Weet je wat Max net tegen me zei?’ vroeg hij terwijl hij een tissue voor Eden van zijn bureau pakte en aan haar gaf.
‘Nee, wat?’ vroeg ze. Ze depte haar ogen.
‘Hij zei: “Jongen, ik mag dan misschien blind zijn maar ik zie overduidelijk dat jullie de liefde van elkaars leven zijn”.’
Eden keek naar hem en wierp zich in zijn armen, huilde in zijn warme zachte trui.
‘Ik weet dat jij dat voor mij bent,’ zei ze. ‘Toen je moeder me vertelde dat je nooit getrouwd was, stikte ik bijna in mijn opluchting.’
‘Het valt niet mee om te trouwen,’ zei Wes en hij keek naar haar, ‘als je diep vanbinnen weet dat je altijd van een ander zult houden.’
Hij kuste haar en ze voelde de donkere wolken die haar jarenlang somber hadden gemaakt ineens openbreken. Ze kusten als twintigers op een straathoek, alsof er geen tijd voorbij was gegaan. Maar ze kusten ook alsof er eeuwen van tijd verstreken waren, tijd die hier juist meer een finale vol vuurwerk van maakte, schitterend, oorverdovend, fel en krachtig. Ze legde haar handen op zijn rug op zijn trui en hij pakte haar nek en schouders vast.
‘Dit is toch ongelooflijk?’ vroeg ze. ‘Van twintig...’
‘Naar het dubbele,’ zei hij.
‘Om precies te zijn,’ zei Eden met een opgetrokken wenkbrauw, ‘ben ik nog tweeënzeventig uur negenendertig.’
‘Dat is ook zo,’ zei hij toen hij bedacht welke datum het was. ‘Heb je nog plannen?’
‘Ik wilde graag een feest geven,’ zei ze terwijl ze om zich heen keek in het prachtige kantoor.
‘O ja?’
‘Ja. Een heel klein feest, met een zeer exclusieve gastenlijst. Er staat zelfs maar één persoon op.’
Wes glimlachte. ‘Sta ik op de lijst?’ vroeg hij. Hij pakte haar hand vast.
‘Jij bént de lijst.’
Het stel stond een poosje naar elkaar te staren. Eden was zo overweldigd door emoties dat ze zich amper kon bewegen, maar ze raapte alles bij elkaar om alleen maar tegen Wes aan te kunnen leunen. Ze omhelsden elkaar en pasten nog precies in elkaar als een oud en eeuwenlang begraven slot en sleutel. Ze klikten. Het was in die warme samensmelting van haar wang tegen de zijne dat ze ineens het gevoel ervoer waar men het altijd over heeft: ze kwam thuis.
‘Ik dacht dat jij nooit huilde,’ herinnerde hij zich ineens terwijl hij haar tranen wegveegde en haar voorhoofd kuste.
‘Nou, de laatste tijd erg veel. Volgens mij heb ik in de afgelopen tijd al die jaren dat ik het niet heb gedaan wel ingehaald,’ zei ze. ‘Ik denk dat ik op mijn rijpe oude leeftijd eindelijk vrij ben om te janken,’ snifte ze. ‘Een oud wijf zijn is eigenlijk heel bevrijdend.’
‘Jij bent geen oud wijf. Weet je dat je nu nog mooier bent dan toen je twintig was?’
‘Oké, Pinocchio,’ zei ze, giechelend door haar tranen heen.
‘Ik lieg niet. Ervaring is sexy.’
‘Nou, dan zal ik op mijn tachtigste übersexy zijn.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei hij met een glimlach.
‘Wil je echt mijn verjaardag met me vieren?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde hij. Hij sloeg een arm om haar heen en kneep haar fijn. ‘Wat ga je wensen als je de kaarsjes uitblaast?’
‘Dat mag ik niet zeggen!’ plaagde ze en lachte gemaakt schuchter met een door tranen bevlekt gezicht.
‘Oké, doe dat dan maar niet.’ Hij glimlachte en raakte haar nek aan terwijl hij haar gezicht bestudeerde. De lachlijntjes bij haar ogen waren getekend, haar wangen een beetje ingevallen, maar Wes vond haar mooier dan ooit. De jaren hadden haar karakter gegeven. Haar ziel was rijker, haar hart groter. Ze was een beter, meer gefocust mens geworden in de tijd die ze gescheiden hadden doorgebracht. Misschien had zijn moeder vermoed dat deze dag zou komen, maar Wes zelf had geen idee gehad. Hun plotseling geuite genegenheid en eerlijkheid overtrof zijn stoutste dromen.
‘Oké, ik zal je mijn wens vertellen,’ zei Eden terwijl ze haar armen om zijn middel sloeg en door zijn gouden brilletje in zijn ogen keek. ‘Mijn wens op mijn veertigste verjaardag is dat ik op de een of andere manier na alles wat er gebeurd is en na alles wat ik heb gedaan om alles te verkloten,’ ging ze met glazige ogen verder, ‘dat ik de mazzel heb dat ik bij jou mag zijn. Dat ik een plek in je leven kan terugveroveren.’
‘Die ben je nooit kwijtgeraakt,’ zei hij en hij kuste haar.
‘Echt?’ vroeg ze.
‘Echt.’
‘Ik hoop het maar. Dat was mijn wens. O, en ook dat ik mijn tachtigste verjaardag ook met jou mag vieren.’
‘Stroopje,’ lachte hij en hij gaf haar een zoen. ‘Dat is afgesproken.’