55

Je bent niet veertig, je bent achttien met tweeëntwintig jaar ervaring.

–Anoniem

Met een gekreukelde, opengevouwen wegenkaart, lege frisdrankblikjes, chipszakjes en een slapende Wes knock-out op de achterbank, stak Penelope de grens naar Tennessee over. De zenuwen gierden door haar lijf; toen ze het welkomstbord zag besefte ze ineens weer wat ze aan het doen was. En anders dan de telefoon ophangen nadat je iemand hallo hoorde zeggen, kon ze deze keer, na drieduizend kilometer, niet opgeven.

      Ze maakte een Wes met een wazige blik wakker bij een goedkope eettent waar ze zouden lunchen. Na uren konden ze eindelijk weer hun benen strekken en strompelden Night of the Living Dead-achtig het restaurant binnen. In het kunstleren zitje waar ze zenuwachtig aan de suikerzakjes friemelde, deed Penelope haar haar goed en trok haar verfrommelde blouse recht terwijl Wes op een papieren menukaart tekende met gebroken krijtjes die van de bodem van zijn moeders handtas kwamen.

      ‘Mama, wat zijn we aan het doen?’ vroeg Wes gapend.

      ‘Nou, lieverd,’ begon Penelope langzaam, ‘we zijn op zoek naar een vriend van me. Hij heet Wesley.’

      ‘Woont hij hier vlakbij?’ vroeg hij.

      ‘Ik denk het,’ zei Penelope terwijl de serveerster eieren en pannenkoeken op tafel zette. Wes viel erop aan terwijl zij in haar koffiemok staarde.

      ‘Ik lust zo nog wel wat, zodra je eraan toekomt,’ zei ze terwijl ze haar mok optilde.

      Trillend van de cafeïne stopte Penelope bij een smalle oprit op het adres dat Jonathan haar had gegeven. Ze parkeerde de auto, maakte Wes los en liep langzaam naar het huis met witte overnaadse planken. Het had een schattige leiblauw geschilderde voordeur en een leuke voortuin.

      Laat er alsjeblieft geen vrouw opendoen, dacht ze.

      Ze klopte. Niets. Ze klopte nogmaals. Noppes.

      Hmm... het was laat in de middag en er stond een grijze truck op de oprit. Ze nam Wes bij de hand en liep om het huis heen naar de achtertuin.

      O nee.

      Een schommel. Een opblaasbaar zwembadje.

      Dit was een slecht idee geweest.

      ‘Hé, een speeltuin!’ zei Wes en hij rende naar het witte hek.

      ‘Nee, lieverd. Nee, we... we moeten meteen weer gaan. Het spijt me, maar we gaan naar huis.’

      ‘Waarom?’ zeurde hij, gefrustreerd en niet-begrijpend.

      ‘We moeten gaan, lieverd. Kom mee naar de auto.’

      Penelope nam haar zoon bij de hand en liep weer snel naar de andere kant van het huis waar haar auto stond. Met het zweet op haar kleine vrouwelijke voorhoofd opende ze het portier van de achterbank. Ze dacht dat ze zou gaan huilen.

      Ze maakte Wes vast, liep om de auto heen naar de bestuurderskant en opende het portier.

      ‘Mevrouw?’ hoorde ze een warme stem vragen. ‘Kan ik iets voor u doen? Bent u verdwaald?’

      Ze verstijfde en draaide zich langzaam om.

      Die draai van honderdtachtig graden was de langste van haar leven. Maar toen ze haar voeten naast elkaar zette en Wesley voor zich zag, konden haar rode ogen de emoties niet langer verbergen. Zijn knappe gezicht was nog hetzelfde en toen hun blikken elkaar kruisten, openden zijn vingers zich en vielen de twee boodschappentassen die hij in zijn handen had in het zand bij zijn voeten.