11
Toen ik de veertig passeerde, hield ik de schijn niet langer op, want mannen houden van vrouwen die enig verstand bezitten.
–Maya Angelou
Ondertussen, op hetzelfde eiland Manhattan maar in een milieu dat zo drastisch verschilde dat het net zo goed Abu Dhabi had kunnen zijn, bevonden twee geliefden zich op hun hoogtepunt. Chase en Liesel, allebei vijfentwintig, aan elkaar voorgesteld op het gala voor het New York Hospital waar hun beide moeders in de organisatie zaten, en ogenblikkelijk de coryfeeën van de met diamanten geplaveide filantropische kringen van Manhattan. ‘Het’ stel. In het bestuur van elk benefiet, de meest gewilde gasten, vetgedrukt in de roddelbladen en de lijsten met best geklede mensen. Hun avonden waren gevuld met grootse feesten, kaartjes voor de openingsavond in het theater en tête-à-têtecocktails. Hun weekenden werden gekenmerkt door bezoekjes aan de buitenhuizen van hun families, bruiloften van vrienden op buitensporige locaties en kleine tripjes naar het Wheatleigh in Lenox, Massachusetts of het Mayflower in Washington, Connecticut. Niet te vergeten het dagelijks diner in sterrenrestaurants met namen die uit hoofdletters bestonden. En zoals iedere opmerkzame eter weet, betekent een restaurant met alleen maar hoofdletters OVERHEERLIJK MAAR SCHANDALIG DUUR.
‘Je ziet er prachtig uit vanavond, Buttercup,’ zei Chase die Liesels hand pakte toen ze uit hun auto met chauffeur stapte. Hij had haar die bijnaam niet gegeven omdat ze op een boterbloem leek, maar omdat ze zo op Robin Wright Penn leek.
‘Ah, dank je, schat,’ zei ze en ze hield haar fijne pols omhoog zodat hij het armbandje met schakels die met smaragden waren bezet kon zien. ‘Kijk, ik heb mijn nieuwe armband om!’
‘Hij staat je goed.’
‘Ik vind hem prachtig!’
‘Zeg eens, zullen we dit weekend naar het Blantyre gaan?’ vroeg Chase. ‘De vorige keer was het er schitterend toen het zo koud was.’
‘Hmm... of naar het Wheatleigh?’ vroeg Liesel en ze hield ernstig peinzend haar perfect gekapte hoofd schuin. Wat had ze het toch zwaar met al die moeilijke beslissingen. ‘Het eten was er zo heerlijk. En weet je nog dat je de masseur op je kamer kon laten komen? O, ik vind het daar echt geweldig. Zo knus. Maar het Blantyre is ook prima. Zeg jij het maar!’
‘Dan gaan we naar het Wheatleigh,’ zei Chase, alsof ze net een strategie hadden bepaald in een zakelijke vergadering. ‘Ik zal Pam morgenochtend laten boeken.’
Als de achtergrondmuziek van de tijd die je samen doorbrengt zo romantisch is, besprenkeld met Dom Pérignon, glinsterend van de edelstenen en geurend naar pioenen die elke week door L’Olivier werden bezorgd, duurt het langer voordat de eerste barstjes zichtbaar worden. In vijfsterrenhotels zou iedereen zich sentimenteel voelen en in het achterste geraakt door Cupido’s pijl. Heet eten, hete baden en hete seks.
Bovendien was Chase net zo knap als hij rijk was. De architectuur van Chase DuPree Lydons gelaat was zo verfijnd dat je je pols door kon snijden met zijn scherpe jukbeenderen, en zijn ogen waren zo blauw dat je je wijngaard erom zou verwedden dat het gekleurde contactlenzen waren. Als een cartoonist van de New Yorker de opdracht kreeg een karikatuur van zijn volmaakte gezicht te maken, zou het het artistieke equivalent zijn van op een vis in een vat schieten: te makkelijk. Hij was bijna té knap, té perfect. Niet dat het hem belachelijk maakte zoals Gaston in Belle en het Beest, te gespierd met Jay Leno’s kin en een gespierde steroïdenborst. Nee, zijn mannelijke schoonheid, onschuldig en koel, was als die van een kind, treffend en betoverend. Als Chase het Waverly Inn of Da Silvano binnenliep, draaide iedereen – van Graydon tot Anna tot talloze andere beroemdheden – het hoofd om naar hem te kijken. Zelfs toeristen die niet wisten wie hij was vroegen zich dat af omdat ze onmiddellijk aanvoelden dat hij minstens B-list was.
Zoals JFK Junior vóór hem, was deze telg van een wereldberoemde, vooraanstaande politieke familie al vanaf jonge leeftijd een publiek persoon. Zijn aantrekkelijke, populaire grootvader van moederskant, Price Hutton DuPree, was senator geweest, ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk en daarna hoofd van de Verenigde Naties. Zijn moeder, Brooke DuPree Lydon, was met zijn vader, Grant Lydon, getrouwd tijdens een grootse societybruiloft in de University Club, in Haute Couture, waarvan verslag werd gedaan in Vogue. Brooke was een Hitchcock-blondine, beeldschoon, beheerst en vol stellige uitspraken, of ze nu politiek waren (‘Ik ben rechtser dan Mussolini en daar ben ik trots op!’) of met mode te maken hadden (‘Iemand ouder dan tien die Crocs draagt zou moeten worden geëxecuteerd’). Brooke had drie zussen (Paige, Blair en Lynne) en volgde de familietraditie van bondige, eenlettergrepige namen voor haar drie zoons: Price, Pierce en Chase. De vier DuPree-dochters waren fotogeniek blond kattenkruid voor de pers geweest, zwaaiend naast hun ouders op de republikeinse conventie of rijdend op hun volbloeds in Millbrook, en dat waren Brookes zoons nu ook. Ze werden constant gefotografeerd door paparazzi; op het strand in Massachusetts, bij een polowedstrijd in de Hamptons of op een gala in avondkleding in het New Yorkse benefietcircuit.
Chase gaf eerlijk gezegd niet zo om de luchtkus-scene van de elite van Manhattan. Hij was opgeleid aan Buckley, Groton, Princeton en de Harvard Business School, met op elk instituut klasgenoten wier namen gelijk waren aan die op de Fortune 500. Maar hoewel hij nooit iets om die onzin had gegeven en wel eens zou willen spijbelen in plaats van naar die soms tweewekelijkse rituelen te gaan, was Chase plichtsgetrouw. Hij was de modelzoon die nooit problemen veroorzaakte op school (daar waar Price van Andover was gestuurd en zijn laatste jaar op een openbare school in Southampton, dicht bij het landgoed van de familie, had doorgebracht). En bevoorrechte generatie? Vergeet het maar: Chase gaf blijk van wat zijn moeder Brooke ‘het arbeidsethos van een Filippino’ noemde, tot diep in de nacht zwoegend voor zijn familiefirma terwijl Pierce al zes jaar ‘tussen twee banen’ zat (lees: geen sikkepit uitvoerde). Allebei zijn broers rollebolden met blonde tieten-op-stokjes met portfolio’s en een eigen website die best eens de shimmy konden hebben gedanst aan een of twee ingevette palen en namen hadden die eindigden op ‘i’, de doodsteek voor chique nomenclatuur. Maar de goede Chase ging om met een stralende ster van Mayflower-afkomst die de DuPree Lydon-stamboom evenaarde: Liesel van Delft. Voor hem geen Brandi’s of Candi’s.
Naarmate de jaren verstreken, bleek er toch iets niet pluis met de verbintenis die de fossielen van zijn voorvaderen in hun graven vol spinrag zou laten juichen. Hoewel het een zonovergoten, romantische verkeringstijd was, dobberden Chase en Liesel op hun achtentwintigste doelloos rond op een kruising tussen liefde en passiviteit.
‘Lieverd,’ zei Liesel op een avond terwijl ze zich klaarmaakten om naar bed te gaan. ‘Ik heb het gevoel dat je mijn nieuwe bij elkaar passende lingerie niet eens opmerkt. Ik ben me te buiten gegaan bij La Perla en jij kijkt amper op.’
‘O, het is prachtig, schatje. Het spijt me, ik ben gewoon... ik heb knallende koppijn.’
‘Ik heb zeventien perfect bij elkaar passende sexy setjes. Ik heb zelfs deze karmozijntint genomen, maar het lijkt wel... ik kan net zo goed mijn Calvin Kleins aantrekken die ik in de tweede klas droeg.’
‘Dat is niet waar, Buttercup. Ik heb gewoon pijn, dat is alles. Ik kan maar beter wat Excedrin nemen.’
De waarheid was dat hij haar pin-upuitrusting amper had opgemerkt. Onder haar crèmekleurige kasjmieren twinsets, parelsnoeren en nette kokerrokken droeg ze altijd een stijlvolle kanten verrassing. Liesel combineerde aristocratische kleuterjuf met pikant en spande zich in om prikkelende lingerie te dragen onder haar saaie, burgerlijke kledij die één graadje beter dan Talbots was. Maar vanavond was er helaas geen hoop dat haar vriend haar zou begeren. Binnen enkele minuten nadat ze hem de twee capsules en een glas bronwater om ze mee weg te spoelen had gebracht, had ze een enkellang zijden nachthemd over haar hoofd getrokken en was er alweer overheen.
De volgende avond beproefde Liesel opnieuw haar geluk. Misschien zou ze binnenkort een idee krijgen van wat de bedoelingen van haar vriend waren.
‘Moeder zegt dat we zo’n mooi stel zijn,’ mijmerde ze toen het tweetal zichzelf zag in een spiegelende deur van de lift naar de Rainbow Room van het zoveelste glamoureuze avondje uit.
Uit schuldgevoel dat hij minder liefdevol tegen haar was geweest, zoende Chase haar zestig verdiepingen lang totdat het belletje van de dakverdieping klonk. Toen de dubbele deuren bijna opengingen, stapte Liesel abrupt naar achteren en deed haar haar goed voor het geval dat, de hemel verhoede het, iemand hun ongepaste zoen in het openbaar zou opmerken.
‘Liesel, kom hier,’ zei Chase, die haar weer probeerde te kussen.
‘Chase, er kijken mensen!’ Liesel knoopte de houtjes van haar bontjas van Dennis Basso los. ‘Schat, wil jij deze voor me afgeven? Ik ga even snel langs het toilet.’
Chase wist dat ze haar lippenstift opnieuw moest aanbrengen; Liesel kon eenvoudigweg geen entree maken zonder tot in de puntjes opgedoft te zijn.
Terwijl hij wachtte, overzag Chase de aanwezigen, zag het ene stel lieflijk knuffelen terwijl het andere aan de andere kant van de bar zich herenigde met een stevige omhelzing en een hartstochtelijke zoen.
‘Ik ben er weer! Heb je me gemist?’ piepte ze op een bijna kinderlijk toontje.
‘Zoals de Sahara de regen mist,’ zei hij sarcastisch met zijn hand op het hart.
‘Plaag me niet zo!’ piepte ze gekscherend terwijl ze net deed alsof ze hem sloeg met haar Fendi clutch.
Met het voorbijgaan der jaren begon Chase een gevoel te besluipen over dat zogezegde volmaakte woord: tevredenheid. Hoorde het leven niet meer dan ‘bevredigend’ te zijn? Zou er niet een verrukte aanval van verhitte hartstocht moeten zijn? Een doldwaze openbaring dat je het van de daken wilde schreeuwen en op Oprahs bank springen van absolute, dronken makende amore? Beetje bij beetje begonnen de witte pioenen op Liesels verjaardag, kettingen bij jubilea en de reisjes met kerst te vervelen. Hij had een paar maanden geleden geprobeerd iets geks te doen en Liesel te verrassen met een helikoptervlucht, maar ze had het afgeslagen met de mededeling dat ze niet zo van verrassingen hield. En blijkbaar ook niet van helikopters.
Zijn hele leven was elke latente impuls richting avontuur terstond door zijn familie de kop ingedrukt en nu deed Liesel hetzelfde. Toen hij een buitenlandse reis wilde maken, herinnerde De Familie hem waarschuwend aan neef Barrett die naar de Amazone was gegaan voor een ecotour en was verdwenen; niemand wist of hij in een ravijn was gevallen, een overdosis had genomen of op een stam koppensnellers met botten door hun neus was gestuit die van zijn aristocratische meloen een clementine hadden gemaakt. Barretts verdwijning, samen met het in slaap vallen van zijn oudtante met haar vriend Jack Daniels in haar armen en een sigaret in de hand, plus de mislukte bungeejump van zijn oom, leidde tot speculaties in de pers over een DuPree-vloek. Deze stamboom was zo paranoïde dat de machtige takken wiegden van angst als ook maar de kleinste bedreiging aan de horizon verscheen. Toen Chase subtiel een ballonnetje opliet over zijn plan langs het familiehuis op Round Hill in Jamaica te parasailen, keek Brooke hem met toegeknepen ogen aan.
‘Je maakt toch zeker een grapje.’
‘Mam, toe nou: het stelt niets voor! Talloze mensen hebben bedrijfjes die parasailen over het eiland aanbieden. Ze verdienen er hun brood mee. Als er mensen verongelukten zouden ze het niet doen,’ smeekte hij.
‘Doe wat je niet laten kunt,’ meldde Brooke met een beslist, passief-agressief schouderophalen. ‘Maar als je bij onze steiger neerstort en beide benen breekt, kom dan niet naar je mammie rennen.’
Onnodig te zeggen dat Chase besloot het niet te doen.
Soms kon Liesel, op een veel minder manipulatieve manier, net als Brooke geringschattend de marionettenspeler uithangen.
‘Wil je vandaag echt gaan golfen?’ zei ze dan met een sip gezicht. Het was duidelijk dat dat pruillipje al vanaf haar babytijd bij haar pappie had gewerkt. ‘Oké. Ik hoopte samen met Wills en Becky te gaan tennissen, maar het geeft niet, we doen het wel een andere keer, lieverd. Ga jij maar golfen.’
‘Nee, nee, je hebt gelijk,’ bezweek Chase. ‘Het lijkt mij ook enig om te gaan tennissen. Ik bel Wills wel.’
Maar terwijl Liesel makkelijk kon voorstellen om naar een ander café te gaan of misschien een andere activiteit te doen dan Chase in zijn hoofd had, bleek het tot haar grote irritatie een stuk moeilijker haar vriend te dwingen om haar hand te vragen.
‘Ik ben zo blij voor Phoebe Nordstrom,’ zei ze op een avond in La Goulue. ‘Zij en Roddy zijn verloofd! Ze is zóóóó gelukkig.’
‘Het is een aardige meid,’ antwoordde Chase, die de hint niet meekreeg. ‘En Roddy is een prima kerel, hoewel hij altijd alleen maar over zaken praat. Volgens mij heeft hij geen andere interesses.’
Liesel voelde hoe haar gezicht rood werd. ‘Nou, hij is duidelijk wél geïnteresseerd in Phoebe.’
Alle spanningen bereikten een kritiek punt op een koude avond in januari. Chase was net het appartement van zijn ouders binnengelopen voor het wekelijkse familiediner toen Brooke met een ernstig gezicht zijn arm pakte en zei dat hij moest gaan zitten. Ze berichtte hem het droevige nieuws dat zijn oma aan moederskant, Ruthie DuPree, een beroerte had gehad. Hij was er kapot van. Chase was extreem dik met Ruthie, een superintelligente voetzoeker van een vrouw met een oud lichaam maar een jonge ziel. Ze inspireerde hem altijd, zweerde met hem samen en maakte hem hardop aan het lachen.
‘Weet je wat de bindende factor tussen kleinkinderen en grootouders is?’ vroeg Ruthie hem een keer toen ze met haar ogen rolde om Brookes gewauwel tegen het personeel over bloemisten. ‘We hebben een gemeenschappelijke vijand.’ Het leven met Ruthie was gevuld met knipogen en geheimtaal. Zij en Chase hadden hun eigen unieke ritme en band, een hechte relatie die hij koesterde, zeker nu: na decennia van politieke programmering en sociale censuur was Ruthies redigeerknopje blijven steken en zei ze gewoon alles wat ze wilde. Soms werd Brooke razend als ze haar moeder en zoon aan de eettafel hysterisch hoorde lachen, krachttermen bezigen en fluisterend spotten. Ze voelde zich buitengesloten van een of andere ontzettend hilarische, en vaak schuine, grap.
‘Je moeder moet, hoe zeggen jullie dat tegenwoordig? Effe chillen! Waarom is ze altijd zo boos? Altijd maar klagen, die moeder van jou. Het is nog nooit gebeurd dat ze een maaltijd niet terugstuurde naar de kok. Of zelfs tot twee keer toe.’
Op een keer, tijdens een diner in het nu gesloten La Caravelle, duizelde het Chase van schaamte toen zijn moeder de kelner openlijk een gemene uitbrander gaf om vlees dat niet goed doorbakken was. Eveneens ontzet, boog Ruthie zich naar haar favoriete kleinzoon en fluisterde: ‘Brookies karma is zo slecht dat wanneer ik haar toen ze klein was een kom alfabetsoep gaf, de stukjes deeg naar elkaar toe zwommen en FUCK YOU spelden.’
Chase spuugde zijn soep en croûte bijna uit.
‘Wat is er zo grappig?’ wilde Brooke weten. Ze was niet alleen ontsteld door haar suffe etenskwestie, maar nog veel meer door de generatie overbruggende samenzwering waardoor ze zich vaak het vijfde wiel aan de wagen voelde. ‘Jullie zitten altijd zo te smoezen.’
Chase vond het heerlijk. Hij bleef respectvol jegens zijn moeder, maar dat betekende niet dat hij het niet geweldig vond om te luisteren hoe zijn geliefde oma zo af en toe met modder gooide. Niemand had een omie die zo cool was als Ruthie. Soms moest Chase zo hard lachen dat hij er pijn van in zijn buik kreeg, die zich vervolgens noordwaarts verplaatste naar zijn keel en een bedroefd brok vormde omdat hij wist dat zijn dagen met haar geteld waren. Hij kon zich geen leven zonder haar scherpzinnige hatelijkheden voorstellen.
Toen Chase het verschrikkelijke nieuws van de beroerte in zich opnam, was hij erg aangeslagen. Brooke sloeg een arm om haar zoon.
‘Niemand weet hoe lang ze nu nog heeft,’ zei Brooke veelzeggend. Troosten was nooit Brookes sterkste kant geweest.
‘Misschien zou je kunnen overwegen haast achter je huwelijksaanzoek aan Liesel te zetten,’ ging ze verder. ‘Je weet dat oma’s ring klaarligt voor als je hem nodig hebt.’
Chase wist dat in een kluis op Madison en Sixty-second het geboorterecht voor de hand van zijn aanstaande lag: drie D Flawless keien voor elk van de jongens lagen daar stof te vergaren. En hoewel het een enorm privilege was om niet zoals vele andere knielende bruidegoms in spe langs het afgezaagde Zales te hoeven, voelde de aanwezigheid van Ruthies door Cartier ontworpen ijsbaan in kluis 2736 als een enorme druk. Een rotsblok, bij wijze van spreken, dat een zware last voor zijn schouders en geweten was. Natuurlijk hield hij van Liesel, maar hij had altijd stiekem gedroomd van een vrouw die iets meer pit had, wat brutaler en scherper was. Iemand die hem begreep zoals zijn oma Ruthie dat deed, in tegenstelling tot hoe zijn moeder hem zag. Iemand die hem uitdaagde. Iemand die hem zo deed verlangen dat het bijna zeer deed. Hij had geen idee hoe dat zou zijn. Maar iets in zijn blauwe bloed wilde daar dolgraag achter komen.