54
Midden in de winter kwam ik er eindelijk achter dat ik een onoverwinnelijke zomer in me had.
–Albert Camus
Een zwarte sedan reed met gierende banden bij het Lincoln Center weg toen Eden en Chase tegen de chauffeur van die avond hadden gezegd dat hij flink gas moest geven. Rubber schroeide weg, net als Edens onaangename herinneringen aan een avond vol starende blikken, nare veroordelingen zwaar van mascara. Maar naarmate de nummers op de groen-witte straatnaamborden afnamen, namen ook Chase en Edens remmingen af en kusten ze elkaar op de achterbank als geile tieners na het eindexamenbal.
In Grove Street in de binnenstad schreed Eden Marie’s Crisis in, hand in hand met de man voor wie iedere man in de grotendeels homofiele kroeg zijn gezicht van de piano zou afwenden.
‘O. My. God. Eden Clyde en Chase Lydon,’ zei een van de sexy crooners tegen zijn vriend.
‘Heerlijk mens! Zo lekker vurig. Haar zwart-witfoto uit de Marc Jacobs-campagne hing aan mijn muur toen ik tiener was,’ zei de ander. ‘Maar wie is dat lekkere ding?’
‘Chase Lydon. Weet je nog die familie in Wedding Crashers? Zo is die van hem.’
‘Super! Laat mij maar het jongere broertje zijn dat hem vastbindt!’
De befaamde tent was een juweeltje in de verwarrende collage van kronkelige straatjes in de West Village. Iedereen, van dronken NYU-studenten en uitdagend androgene theaternichten tot oude artiesten, zong hier de blues van zich af of vierde het leven in New York City.
Eden was dol op zingen. Met een stem die meestal alleen te horen was in de douche, brulde ze mee met het publiek, in stijlen die varieerden van American Idol tot Billy Idol.
‘Waar zijn we?’ vroeg Chase. Hij keek naar de kerstlampjes (die er het hele jaar door hingen) en de hordes mensen die vrolijk meezongen terwijl Dexter, de vrolijke ivoorkietelaar achter de piano, speelde en zong.
‘Ik heb hier mijn hele leven gewoond en heb hier nog nooit van gehoord,’ zei Chase.
‘Je bent hier waarschijnlijk de enige hetero,’ zei Eden met een glimlach. ‘Vanavond is iedereen jaloers op mij.’
Ze hielden elkaars hand vast en stonden een beetje aan de zijkant terwijl Eden elke tekst hardop meezong. Chase vond het heerlijk dat ze zich nergens voor schaamde.
‘Hé,’ zei een knappe gozer tegen Chase. ‘Waarom ben je hier met je moeder?’
Al veel mensen in de stad wisten nu van Chase en Edens relatie en alhoewel ze een stuk ouder was, was ze overduidelijk niet zijn moeder.
‘Ze is mijn moeder niet, maar mijn vriendin,’ zei Chase beleefd. Eden werd niet boos en voelde zelfs niet de lichtste steek, ze zong gewoon door. Het kon haar geen reet schelen. Ze had Chase’ hand vast en er dreunde muziek uit de piano. ‘Tits and assss, bought myself a fancy pair, tightened up the derrière...’
Ze danste terwijl Chase achter haar stond met zijn armen om haar heupen. Ze vond het heerlijk dat hij er was om haar op te vangen, om haar vast te houden terwijl ze de longen uit haar lijf zong. Zo nu en dan zong hij zelfs mee.
‘Shake your new maracas and you’ll shiiiiine!!’
Otto had nooit tijd gehad voor haar liefde voor theatershows en zei vaak dat ze een homofiele man was in een vrouwenlichaam. De drie weekenden dat Penelope en Wesley op bezoek waren gekomen hadden ze Eden en Wes getrakteerd op shows op Broadway, waardoor Eden later het hele heerlijke schap met showmuziek van Tower Records leegkocht. Als Wes en Eden naast zijn ouders zaten, het licht gedimd werd en de ouverture klonk, ervoer Eden een heerlijk gevoel dat ze nooit eerder had gehad. Vanwege die paar hemelse avondjes uit met de Bennetts had Eden Cole elke paar maanden meegenomen naar een show, met zijn tweetjes. Het was gek, dacht Eden bij zichzelf, hoe mensen je leven even aanraken en bepaalde stukjes van henzelf bij je achterlaten. Haar liefde voor het theater groeide ook omdat ze haar voedde met uitstapjes naar Times Square met Cole en ze realiseerde zich dat haar zoon verrijkt was door Penelope’s vrijgevigheid. Hoe gek kon het leven lopen, nu ze diezelfde liedjes hier zong, in andere tijden.
Na een uur van verzoekjes, een steroptreden van Maggie de serveerster en een opdeling van de hele kroeg in Danny’s en Sandy’s voor een bezielde vertolking van ‘Tell me more’, vond Chase het tijd Eden naar huis te brengen.
‘Ben je klaar?’ fluisterde hij.
‘Ik ben nooit klaar. Ik kan hier de hele avond blijven.’ Waarna ze in zingen uitbarstte: ‘I could have daaaaanced all night!’
‘Een klant aan de bar biedt mevrouw Eden een drankje aan,’ zei Maggie. ‘Wat wil je hebben?’
‘Bedank hem maar van me,’ sloeg Eden het aanbod af en ze wees naar Chase, ‘hij moet morgen werken.’
‘Zal ik doen, hopelijk zien we jullie beiden snel weer terug!’ Maggie omhelsde Eden ten afscheid en Chase keek om naar de warme kerstverlichting en pompende pianotoetsen. Zonder Eden zou hij nooit in deze schatkist van vreugde zijn geweest.
‘Dank je,’ zei hij en hij kuste haar hand. ‘Volgens mij is dat de leukste plek waar ik ooit ben geweest.’
‘Leuker dan mijn bed?’
‘Eén na leukste, dan.’
Het was een verrassend milde avond en er was geen taxi te bekennen, dus begonnen ze te lopen. ‘Misschien vinden we er wel een als we richting het oosten lopen,’ opperde Eden.
De minuten vlogen voorbij terwijl het tweetal hand in hand door de drukke menigten navigeerde die in de avondlucht op weg waren naar clubs of cafés, shows of feesten. Voordat ze het wisten waren ze bij de Bowery en hadden al bijna een uur gelopen.
‘Dat was dus niet bepaald snel naar huis om te gaan slapen,’ zei Chase terwijl hij in Edens hand kneep. ‘Werk kan me niet eens meer schelen. Niets anders doet er meer toe dan tijd met jou doorbrengen.’
Eden glimlachte als antwoord. Toen keek ze naar de overkant van de straat en bleef staren. Chase volgde de opwaartse blik van haar mintgroene ogen.
‘Wat een cool gebouw,’ mijmerde Chase toen hij opzag naar de perfecte symmetrie van het uit rode bakstenen opgetrokken bouwwerk met omvangrijke rasters van schone glazen ruiten.
‘Dat is het Bowery Hotel,’ zei Eden met een nauwelijks waarneembare droefheid in haar stem.
‘Prachtig. Ben je wel eens binnen geweest?’
‘Nee, dat niet. Ik was er een paar jaar geleden uitgenodigd voor een feestje, maar ik kon mezelf er niet toe zetten om te gaan. Ik denk dat het me eraan herinnerde dat de buurt officieel veranderd was toen het zijn deuren opende.’
‘Ja, maar dat was toch juist goed?’ vroeg Chase. ‘Je zei dat het hier toen je jong was stikte van de heroïnejunks.’
‘Dat is waar,’ antwoordde Eden afwezig. Ze keek verdoofd naar de schone, stijlvolle voorgevel van het hotel en het overvolle restaurant Gemma op de hoek. Jonge mensen dromden in en uit en door de grote ramen zagen ze een gigantische armkandelaar met Phantom of the Opera-achtige druipkaarsen met honderd flakkerende pitjes. ‘Ik weet dat het nu beter is. Natuurlijk is het een verbetering, maar... ik word gewoon soms nostalgisch, meer niet. Ik weet dat het suf klinkt.’
Wat Eden achterhield voor Chase was dat er ooit op de plek van dit glimmende, chique hotel met zijn drukke restaurant vol fashionista’s die salade van geschaafde rauwe artisjokken met truffelvinaigrette aten, een tentje had gestaan waar buurtbewoners en studenten, jong en hoopvol – met weinig geld maar veel ambitie en idealen – de beste hamburger van de stad konden eten. Waar Eden muntjes van onder in haar tas bij elkaar schraapte om warme havermoutpap met rozijnen te kunnen kopen. En dat in haar hele leven, ervoor noch erna, iets meer zo lekker had gesmaakt.