20
Veertig is niet oud... voor een boom.
–Anoniem
Eden legde haar recente outfits van zwarte skinny jeans en eenvoudige jurkjes opzij, het was tijd om zich op te doffen. Het protocol was haar bekend: showtime. Rode loper, Waldorf-Astoria, kapsel en make-up. Het feest van deze avond was ter ere van Rock McGhee, wiens naam klonk als die van een pornoster, maar die in werkelijkheid een groot verzamelaar van Otto’s werk was. Er hingen vier enorme doeken in zijn penthouse aan Fifth Avenue – allemaal van Eden – en hij had het stel en een paar van hun vrienden van de studio en de galerie uitgenodigd om tijdens zijn evenement bij hem aan tafel te zitten met zijn vrouw Muffy en een paar in het oog lopende hedgefondsmensen.
Tijdens het grootse cocktailuur werden Eden en Otto naar een kleine antichambre geleid met paparazzi en een achtergrond met het logo van McGhee’s liefdadigheidsinstelling, EndTesCan, die streed tegen zaadbalkanker. Otto noemde de avond schertsend het Red Onze Ballen Bal. De paparazzi schoten kiekjes van sterren, van filmhuisactrices en Lance Armstrong tot een jong, ‘maagdelijk’ (ja, vast) popsterretje met enorme dijen in hotpants die een liedje kwam zingen. Eden en Otto hielden elkaars hand vast en glimlachten terwijl de talloze camera’s flitsten. ‘Eden! Eden! Otto! Eden!’ riepen de fotografen, die net insecten leken met hun onophoudelijke geklik en de grote ogen van hun lange lenzen.
‘Oké, bedankt,’ zei Otto streng toen hij genoeg had van het licht. Hij nam Eden bij de hand en leidde haar weg uit het flitsgeweld. Ondanks dat ze uit elkaar waren, wilde hij haar nog steeds beschermen.
‘Bedankt dat je dit doet,’ zei Otto toen Eden hem kwaad aankeek. Het was overduidelijk dat ze nog liever over een ravijn met omhoogstekende kapmessen zou deltavliegen. Lyle Spence, Otto’s kunsthandelaar, zei dat men onrustig werd over hun zogenaamd oersolide investeringen in Otto’s doeken en dat het goed zou zijn als ze allebei de schijn ophielden en het spelletje meespeelden. Eden stemde in zolang Mary thuisbleef en Mens erger je niet speelde, haar haar waste, haar nagels felroze lakte of wat ze in godsnaam dan ook deed. Eden werd het mierzoete circus een beetje beu, maar Otto moest de trouwe verzamelaars behagen die miljoenen zijn kant op sluisden, inclusief Rock McGhee en zijn hedgefondspartner Jack ‘Gefilte’ Fishman, die aan zijn bijnaam kwam door het met schuifspelden vastgezette keppeltje dat hij voortdurend droeg.
‘Het zit wel goed,’ zei Eden, zoekend naar Allison. ‘Ik ben gewoon aan een borrel toe. Of vijf.’
‘Zo denk ik er ook over, schat.’
Otto legde zijn arm om haar heen en leidde haar de grote balzaal in. Het voelde wel wat vreemd en geposeerd dat ze als hun oude eenheid, het Cover Story-duo van de kunstwereld, gearmd binnenkwamen, maar Eden was bijna trots dat ze zo goed de rol kon spelen waar Otto haar in had gegoten. O kijk, wat zijn ze toch volwassen, zo’n vreedzame scheiding. Ze speelden het spelletje mee en groetten gedurende het cocktailuur belangrijke high societyleden en wannabe’s en gingen toen naar de balzaal. Daar, aan de tafel naast die van hen, zag Eden Chase zitten met zijn twee broers. Hun blikken kruisten elkaar even terwijl ze zich probeerden te herinneren waar ze elkaar van kenden. Algauw kwamen ze er als een soort mini-openbaring van gedeelde ijsjes en een magisch moment met een lentebriesje en fladderende bloemblaadjes tegelijkertijd achter.
Eden keek naar Chase tijdens een lange welkomsttoespraak van de CEO van een of andere investeringsbank en stak haar hand op zonder echt te zwaaien, het gebaar waarvan iedereen als kind leert dat indianen elkaar zo groeten, waarbij ze ‘ugh’ zeggen. Het was echt iets voor iemand die in de jaren tachtig kind was geweest. Tegen de tijd dat Chase werd geboren, was de term niet meer politiek correct en werd met gekruiste benen zitten niet meer de indianenzit genoemd. Maar hij stak zijn hand naar haar op, ook in indianenstijl, en glimlachte.
Terwijl de toespraak verder dreutelde over vroegtijdige geslachtsklierscans, choqueerde Eden de beleefde Chase door een mes van tafel te pakken en er zogenaamd haar hals mee door te snijden waarbij ze haar tong uitstak, als om te zeggen: ‘Ik verveel me dood.’ Chase was verbaasd en snoof bijna van het lachen, want ook al dacht hij er misschien hetzelfde over, hij was het gewend om naar lange speeches te luisteren. Toen hij een lach probeerde te onderdrukken, draaide een keurig gekapte Liesel haar hoofd naar hem toe en vroeg zich af wat hem had afgeleid. Ze had aandachtig zitten luisteren met haar handen over elkaar in haar schoot.
‘Wat is er zo grappig, lieverd?’ vroeg ze terwijl ze hem op zijn schouder tikte.
‘Niets, sorry.’ Hij trok zijn gezicht weer in de plooi.
Eden zag nu Liesel naast Chase zitten, haar zwanenhals subtiel getooid met een grote ketting van Mikimoto-parels, en haar lichtblonde steile haar gekruld in een chique haarwrong. Edens lange, wilde, glanzend bruine haar hing los op haar rug en terwijl Liesel een keurige Oscar-jurk tot op de grond droeg, trok Eden de aandacht met een sexy, ultrakort strapless granaatrood jurkje van Zac Posen. Liesel zat stilletjes aan Chase’ zijde, gepast, altijd beheerst, met onbeweeglijke, in elkaar gehaakte vingers met lichtroze gelakte nagels. Met haar Hermès-sjaal, diamanten oorknopjes, flatjes van Tory Burch en regenjas van Burberry was ze altijd het toppunt van raffinement en Upper East Side-chic.
Eden had donkere, bloedrode nagels die glinsterden als ze met haar handen door haar haar ging, een stukje brood afbrak of met de voet van haar glas speelde. Chase keek naar Edens tafel vol kunsttypes; iedereen droeg zwarte en excentrieke asymmetrische kleding. In plaats van smokings zag je zwarte Hollywood-achtige rodeloperkleding, plus een vent met armen vol tatoeages in een zwart leren gilet. Een vrouw had een platinablond pagekopje en praatte luid voor Otto langs tegen Eden. Liesel keek met opgetrokken wenkbrauw naar Chase terwijl ze een slokje van haar wijn nam en zich afvroeg wat de tafel met kleurrijke mensen (lees: vreemde snuiters) rechts van hen daar deed.
Plotseling viel Chase’ blik op Otto Clyde. Hij wist meteen wie de gevierde schilder was en toen onmiddellijk dat zijn muze, Eden Clyde, het icoon was met wie hij dat ijsje had gegeten.
Aha. Natuurlijk. Zijn grootmoeder had naast hem door Clydes beroemde kaskraker van een overzichtstentoonstelling in het MoMA gelopen, een herinnering die hij koesterde. Ze was dol geweest op zijn werk en Chase had vaak naar de schilderijen zitten staren in de catalogus die ze voor hem in het cadeauwinkeltje kocht. Verbazingwekkend. Geen wonder dat Eden hem zo bekend en op de een of andere manier buitenproportioneel voorkwam. Ze stond, letterlijk, op talloze doeken die hij overal en nergens had gezien.
Chase was geïntrigeerd en kon zijn ogen de rest van de avond niet van hen afhouden. Hun tafel was een beetje lawaaierig; ze hieven meerdere keren allemaal tegelijk het glas, gniffelden luidruchtig om een of andere schuine grap en vroegen steeds maar weer om wijn.
‘Ik vind Danny LeMieuxs tentoonstelling in Deitch geweldig,’ riep Allison. ‘Hij is zo sexy! Ik zou hem kapot neuken als ik niet verliefd op Andrew was.’
‘Allison, sufkut,’ lachte Eden. ‘Het kwartje is duidelijk niet gevallen: LeMieux is zo gay dat hij glitters zweet.’
Allison pruilde als een klein kind, hoewel het allemaal voor de show was want ze was een gelukkig getrouwde moeder van drie kinderen, en ze sloeg haar armen over elkaar terwijl de hele tafel in lachen uitbarstte. Otto rolde met zijn ogen en speurde toen de menigte mooie mensen af.
Aan de tafel van de Lydons was het gesprek ingetogener en sloeg dan weer om naar politiek en dan weer naar het hoofdartikel in de Times van die dag. Terwijl Liesel het bij haar Atkins-ritme van een paar hapjes filet mignon hield en een berg gegrilde aardappels met rozemarijn onberoerd liet, zag Chase Eden niet alleen haar eigen bord leegeten maar ook nog met haar vork extra aardappels van Otto’s bord prikken.
De twee tafels stonden, net als hun werelden, op alle fronten met elkaar in contrast. Het Venn-diagram van de kunstwereld doorsneed natuurlijk dat van de maatschappelijke bovenlaag omdat rijke mensen verzamelaars waren. Maar als deze twee werelden als een blauwe en een gele cirkel werden weergegeven, was het strookje groen in het midden alleen de kleur van de dollars als bindende factor. Anders zou er niets zijn wat deze mensen met elkaar verbond. Het waren praktisch verschillende rassen.
En toch bevond Chase zich in de kakofonie van de balzaal in een gedempte tunnel die stil was op het geluid na dat uit Edens gebronsde keel kwam als ze lachend het hoofd in de nek gooide. De zaal, die barstte van de glinsterende zijde en satijn, leek dof in vergelijking met de gloed die om Eden heen hing.