14

Je weet dat je oud wordt als je voor je verjaardag niets anders wilt dan er niet aan herinnerd worden.

–Anoniem

Toen Eden in de loop van de negenendertig staarde, begon ze terug te kijken op haar leven en haar keuzes en over haar toekomstige behoeften na te denken. Het najaar kwam eraan en binnenkort zouden Eden en Cole twaalf verhuisdozen bestellen om hem naar de universiteit te verhuizen. Ze huilde toen ze hem op JFK achterliet vanwaar hij naar Stanford vertrok, waar hij onmiddellijk was toegelaten. Het huis voelde leeg, zoals toen ze er net was komen wonen. Alleen was in die tijd het enorme huis gevuld geweest met de bruisende energie van de gedeelde opwinding van het paar, zowel voor hun artistieke ondernemingen als voor elkaar.

      Die was allang vervlogen. Toen Eden door de woonkamer liep en een sweater pakte die Cole had achtergelaten, vreesde ze dat ze langzaam in een afgrond van frustratie en depressie zakte. De Prozac-reclames met de verdrietige, betrokken gezichtjes begonnen haar aan te spreken.

      ‘Geniet je niet meer van de dingen waar je eerst wel van genoot?’ Klopt.

      ‘Voel je je een buitenstaander?’ Yep.

      ‘Zie je op tegen sociale verplichtingen?’ Absoluut.

      ‘Geeft je partner je het gevoel dat je ondergewaardeerd wordt, onzichtbaar bent, en o ja, doet hij het achter je rug om ook nog met twintigers?’ Bingo! Oké, die zat niet in de reclame, maar ze kreeg moeite het te negeren. Beetje bij beetje met het voorbijgaan der weken maakte ze de balans op van Coles vertrek, haar lege nest en lege borstkas en overpeinsde haar lot. Daarna overpeinsde ze haar mogelijkheden.

      Maar waar kon ze heen? Wat moest ze? Dit leventje verlaten? Helemaal opnieuw beginnen net als vroeger? Ammenooitniet. Ze zou doen zoals ieder ander: accepteren dat je niet altijd alles kunt hebben. Wat was ze toch een verwend nest. Want ze had alles!

      Daar was ze, op het hoogtepunt van roem en rijkdom, waar iedereen wilde zijn. Maar net zoals Sheila E. ooit zong over het glamoureuze leven: “Without love, it ain’t much.” Eden dacht altijd dat liefde iets voor naïeve kopers van Hallmark-kaarten was, een schop-voor-de-kont-cocktail met feromonen. Maar bij de totale en absolute afwezigheid van romantische liefde, en ze realiseerde zich nu dat haar relatie die ontbeerde, begon ze een gevoel te krijgen dat ze nooit gekend had: verlangen. Ze wist niet wat dat ongrijpbare gemis was of waar ze precies naar verlangde, maar ze wist dat de groeiende leegte binnen in haar groter werd terwijl de tijd doortikte.

      Eden slikte nog wat pillen, dronk nog wat wijn, maar dat waren slechts tijdelijke oplossingen voor wat er in de ochtend onvermijdelijk zou komen: een nog groter gat in haar binnenste, om nog maar niet te spreken over het bed dat ze met Otto deelde. Ze sliep alleen op haar linkerzij, met haar rug naar hem toe. En zelfs als elke spier wilde dat ze op haar rechterzij draaide, vocht ze ertegen. Ze kon hem niet aankijken in de wetenschap dat hij naast zovele anderen sliep. Jaren had het haar niets kunnen schelen. Maar de laatste tijd merkte ze steeds vaker dat ze meegesleept werd door romantische verhalen, films over ware liefde, en ze staarde zelfs naar oudere stellen als die hand in hand liepen of samen aten. Soms ging ze in haar eentje naar de bioscoop om de tijd te doden en keek naar de opgeheven hoofden van stelletjes die naar het scherm staarden, hun handen in de popcorn of op elkaars bovenbeen. Ze begon te beseffen dat al die romantische verhalen waar ze als kind over gedroomd had haar weer deden watertanden en net als vroeger de leegtes vulden. En deze keer was het niet met de flikkering van de hoop van de jeugd dat ze toekeek hoe Molly Ringwald en Jake Ryan elkaar kusten; het was met het nostalgische verdriet dat ze misschien nooit meer zo’n pure liefde zou kennen. Ze besefte dat ze een geheel nieuw gevoel ervoer: afgunst. Droevig genoeg begon het ernaar uit te zien dat Eden, de vrouw wie iedereen wilde zijn, iemand anders wilde zijn.

      Eden probeerde de gedachten aan weggaan uit haar hoofd te zetten. Het was te vergezocht en te dwaas. De veerkracht uit haar jeugd, vreesde ze, was haar meer en meer ontglipt met het klimmen der jaren. Maar beetje bij beetje begon Eden te denken dat de zogenaamde perfecte wereld die ze voor zichzelf had geschapen wel eens in duizenden meteoren kon versplinteren als de druk binnen in haar nog hoger zou worden.

      ‘Otto, we moeten praten,’ zei ze op een nacht toen hij in het pikkedonker onder de dekens kroop. ‘Ik denk niet dat ik dit nog langer kan.’

      ‘Lief. Doe niet zo raar! Je weet dat ik alleen van jou hou. Jij bent mijn hele wereld!’

      ‘Ik begin me meer als Pluto te voelen,’ zei ze. ‘Ik ben afgestoten, gedegradeerd, heb geen planeetstatus meer.’

      ‘Oh, Eden, doe toch niet zo dramatisch,’ kwebbelde hij achteloos.

      ‘Ik meen het,’ antwoordde ze. ‘Ik kan het niet meer. Ik heb er genoeg van om de “coole, moderne” vrouw te zijn. Misschien wil ik wel ouderwets zijn!’

      ‘Jij? Onmogelijk,’ spotte Otto.

      ‘We zullen zien,’ droop ze af, boos dat ze zich zo door hem liet ophitsen. Vroeger hield ze wel van een uitdaging, maar op haar leeftijd vreesde ze ervoor.

      ‘Welterusten, Eden,’ zei hij en hij rolde op zijn zij. Al gauw klonk zijn gesnurk, als een misthoorn die makkelijk op de schaal van Richter waargenomen kon worden. Fijn. Nu lag ze hier ook nog eens gekweld door zijn soundtrack die veel weg had van een nasale kettingzaag. Ze legde een kussen over haar hoofd. Ze rolde heen en weer. Ze probeerde over een ander leven te dromen, iets romantisch, iets nieuws. Maar ze bereikte nooit de bevrijdende slaap die haar op reis zou sturen, weg van het leven waar ze in verankerd was. In plaats daarvan staarde ze nog altijd met rode ogen naar het plafond toen het lavendelkleurige licht van de dageraad verscheen.

 

‘Ik ben gewoon een beetje down, dat is alles,’ zei Eden boven een kopje koffie tegen Allison toen die vroeg naar haar bloeddoorlopen netvliezen en haar neerslachtig lijkende gedrag.

      ‘Waarom, omdat Cole is gaan studeren?’

      ‘Misschien. Dat, en... ik heb gewoon het gevoel dat ik in een sleur zit. Een heel geestdodende. En hij wordt hoe langer hoe dieper. En ik ben niet gelukkig. Dat is nu al een tijdje zo, om eerlijk te zijn. Ik heb er alleen nooit eerder iets over gezegd.’

      ‘Waar denk je dat het door komt?’

      ‘Ik word oud. Ik slaap ’s nachts niet. Ik word met de dag rustelozer.’

      ‘Ben je daarom zo down? Omdat je oud wordt?’

      ‘Nee. Nou, eigenlijk wel, en ik krijg ook moeite met Otto’s... scharrels. Misschien heeft het leven meer voor me in petto. Otto is gewoon... je weet wel, Otto.’

      ‘Daar heb je eerder nooit moeite mee gehad. Jullie zijn eerlijk, open.’

      ‘Het probleem is,’ zei Eden terwijl ze uit het raam van het café keek, ‘dat ik er nu wel moeite mee heb.’

      ‘Interessant,’ zei Allison en ze nam een slokje van haar koffie. Ze wist wat er aan zat te komen. Allison had altijd geweten dat Otto’s gewoonten Eden met de jaren meer zouden gaan bezwaren en ze was al bang geweest dat deze dag zou aanbreken.

      ‘Er is een nieuw meisje in de studio. Mary. Ik zou haar moeder kunnen zijn. Ze is blond, beeldschoon en zo... jong,’ zei Eden treurig tegen haar zwarte koffie. Mary was er nu een paar maanden en was net als alle andere nieuwe modellen of de rest van de entourage, behalve dat Eden in haar ogen dezelfde flikkering van ambitie herkende die zij ooit had gehad. Of laaiend vuur eigenlijk. Ze had haar klauwen in Otto en Eden vermoedde dat hij in haar greep begon te verslappen. Ze was Eden, maar dan jonger.

      ‘Nou en? Hij heeft altijd van twee walletjes gegeten, dat weet je. Hij is toch nog steeds geobsedeerd door jou en volkomen toegewijd?’

      ‘Dat weet ik niet zo zeker meer. Weet je, als ik terugkijk voel ik me een ondankbaar mens omdat ik alles heb gekregen wat ik dacht te willen, maar het voelt gewoon niet goed,’ zei ze en ze liet haar stem wegsterven.

      ‘Nou, E, je moet wel realistisch blijven. Ik bedoel, ik hou zielsveel van Andrew en we zijn nou niet bepaald konijnen die elkaar elke nacht bespringen. Het dagelijkse leven gaat meer om kameraadschap, respect en liefde, niet per se bonken.’

      ‘Dat is het niet. Het gaat niet alleen om seks; het is een verbinding die is gaan storen en volledig is weggevallen. Ik begin echt eenzaam te worden. Ik realiseer me net dat ik bijna de middelbare leeftijd heb bereikt en ook mijn eigen behoeften heb. Het zit er al een tijd aan te komen. En nu maakt het me bang.’

      ‘En nu, wil je nu echt zeggen dat je misschien bij Otto weg wilt? Na al die jaren?’ vroeg Allison ongelovig.

      ‘Ik denk dat als ik ooit echt gelukkig wil worden, ik me nu los van hem moet maken, van deze relatie.’

      ‘Moet je horen, Eden. Toen ik single was en met al die mannen naar bed ging en jij me ernaar vroeg alsof je het miste, wat zei ik toen? Ik zei: “Het is een hel! Je mist helemaal niks!” Als de seksvonken eenmaal zijn gedoofd gaat het toch alleen maar om kameraadschap.’

      ‘Nou, zelfs dat heb ik niet. Niet meer, in elk geval. En bovendien, kom op, er moet meer zijn dan dat, Allison! Ik bedoel, ik ben bijna negenendertig, niet negenentachtig. Ja, ik wil kameraadschap, maar kan ik dan niet beide krijgen? Ik wil niet de rest van mijn leven onzichtbaar voor hem zijn.’

      ‘Toen je Otto net kende en Cole kreeg, was ik nog eenzaam en single en dacht ik dat alle stelletjes helemaal van de wereld waren en in een regenboogkleurige waas rondhuppelden terwijl jullie je eenhoorns uitlieten. En toen ik trouwde besefte ik dat dat geen fantasie was. Het ís zoveel beter om bij een stel te horen! Je moet je alleen door de knelpunten heen zien te worstelen. Dat is normaal. Pieken en dalen.’

      ‘Dit is een godvergeten diep dal,’ zei Eden. ‘Ik heb het echt over de Grand Canyon.’

      ‘Je slaat je er wel doorheen!’ zei Allison en ze klopte haar vriendin op de arm. ‘Geloof me.’

      ‘Het zal wel.’

      ‘Nee, niet zo passief. Je moet er moeite voor doen, ervoor werken. Waar fantaseer je eigenlijk over? Je hebt nu een soort visioen van hoe het is om vrijgezel te zijn! Nogmaals: dat is drie keer niks.’

      ‘Misschien heb je gelijk,’ zei Eden, in de war en doodop. ‘Maar het begint er behoorlijk ellendig voor me uit te zien. Nu de vrijheid van het vrijgezel zijn aan de kant staat van de pegasussen of zoiets.’

      ‘Eenhoorns.’

      ‘Eén pot nat,’ zei Eden en ze rolde met haar ogen.

      ‘Nee. De een heeft een hoorn, de ander vleugels.’

      ‘Ik ben gewoon zo ontzettend moe,’ klaagde Eden. ‘Ik kan niet slapen. Ik lig maar te piekeren over mijn leven, het ouder worden, de dood...’

      ‘Gezellig,’ plaagde Allison.

      ‘Ik weet het, het is sneu,’ gaf Eden toe. ‘Dat zeg ik dus! Ik zit in een sleur.’ Geweldig. Nu vond zelfs Allison dat ze dramatisch deed, net als Otto.

      Na haar vertrek uit het café ging Eden mokkend naar huis en stapte lusteloos in bed voor een dutje. Toen ze wakker werd, waren Mary en een stel andere jongelui in de studio. Dat begon vaste prik te worden en Eden was er altijd maar in mee gegaan en bij ze gaan zitten. Maar toen Otto steeds vaker een nieuwe film opnoemde die Mary geweldig vond of een nieuw café waar ze eens heen moesten op haar suggestie (‘Daar komen alle jonge mensen!’), begon Eden te vermoeden dat Otto en Mary meer in elkaar verstrikt waren dan met zijn andere scharrels het geval was.

      Haar vermoedens werden op een regenachtige dag bevestigd toen ze bij haar yogales was aangekomen en het pand gesloten bleek vanwege een lek in de hoofdwaterleiding. Teleurgesteld keerde ze om en ging terug naar huis. Toen ze de deur opendeed, vond ze Otto in hun bed met Mary. Duidelijk post coitum. Dat was nieuw.

      ‘Lieverd! Ik... wist niet dat je thuis zou komen.’

      Mary trok de lakens op over haar megaborsten en leek zo net een jonge Marilyn Monroe.

      IN ONS BED, MEEN JE DAT NOU?’ zei Eden ziedend.

      Ze draaide zich om en stormde de deur uit. Otto liet Mary achter en volgde haar het enorme trappenhuis in.

      ‘Eden. Toe nou, liefje, je weet dat ik van je hou. We waren aan het schilderen en van het één... toe nou, liefje, Mary is gewoon...’

      ‘Gewoon degene die je vertelt waar de “jonge mensen” uithangen? Waar de jonge mensen naar luisteren? Hè? VAL DOOD, OTTO. Ik kan hier niet meer tegen.’

      ‘Laten we nu niet onvolwassen doen, Eden. Je wist dat ik mijn behoeften had...’

      EN IK HEB DE MIJNE.’

      Otto hield stil en fronste verbaasd het voorhoofd.

      ‘Lieverd, je hebt het nooit erg gevonden.’

      NOU, NU WEL. Geen enkele vrouw in dit land zou zoveel pikken als ik heb gedaan. Ik had het kunnen weten. Trouwen is maar een papiertje, hè? En nu?’

      ‘Eden, doe eens rustig.’

      ‘Zeg me niet dat ik rustig moet doen!’

      ‘Dit is waanzin!’ Otto liet een wreed kakelend lachje horen. ‘Je weet dat we bij elkaar horen! Mary betekent niets,’ zei hij en hij sloeg zijn ogen neer. Zijn naar de grond gerichte blik verried dat dat een leugen was.

      ‘Otto, het gaat me niet om haar. Ze is zelfs leuk. Maar jij bent verliefd op ’r. Dat zie ik.’

      ‘Ik ben helemaal niet verliefd op ’r. Hoe kinderlijk klinkt dit. Verliefd. Zitten we in de tweede klas of zo?’

      ‘Oké, dat mag je jezelf wijsmaken als je dat wilt. Hoe dan ook maakt het niet uit. Als je niet verliefd op haar bent, komen er wel weer anderen. Nog meer jonge meiden die je een opgeladen en onsterfelijk gevoel geven. En we moeten hier eerlijk over zijn: jij en ik lopen op ons eind. Ik heb hier een tijdje mee geworsteld en ik weet nu, nu ik haar IN ONS BED zie, dat ik hier weg moet.’

      ‘Eden, doe niet zo dramatisch.’

      ‘Dat doe ik ook niet. Want weet je, het is niet zo dat je met een plotselinge mokerslag mijn hart hebt stukgeslagen met Mary,’ legde ze bedroefd uit. ‘Je hebt hem langzaam gesloopt, alsof je met een kaasschaaf te werk bent gegaan. Nee, langzamer nog, uitgesleten met een schuurpapiertje, elke avond, met elke vrouw die je neukte. En nu heb ik een nieuwe vorm aangenomen. En wat ik zie staat me niet aan.’

      ‘Lieverd...’

      ‘Ik ga.’

      Otto voerde geen strijd. Hij liet haar zelfs zonder enig verzet vertrekken.

      Eden, die in geen jaren had gehuild, liep als een betraande opwindpop naar de metro, stapte uit en liep naar Allisons appartement om daar in een schokkerig gesnik uit te barsten dat Allison nog nooit van haar beste vriendin had gezien. Nadat ze haar tranen decennia lang in had weten te houden, liet Eden ze nu de vrije loop en huilde niet alleen om Otto maar om alles in haar hele leven.

      ‘Toe maar, schat,’ zei Allison terwijl ze haar zakdoekjes gaf en over haar knokige rug wreef, die schudde van het snikken.

      Ze zag flitsen van Edens hele leven in die tranen, alle teleurstellingen. Het deed Allison intens verdriet om de vastberadenheid van haar vriendin voor haar ogen te zien verschrompelen. Allison hoopte dat Eden de kracht zou vinden om met deze stortvloed om te gaan zoals ze in haar jeugd had gedaan. Ze moest zichzelf herpakken en doorbijten.

      ‘Het komt allemaal goed,’ beloofde Allison. ‘Dit gaan we doen: je logeert deze week in Kates kamer en zij slaapt bij de tweeling. Ik bel Schlepper’s Movers, dat zijn knappe Israëliërs. Die komen als een tornado binnen razen en pakken al je spullen in. Je komt hier vlak bij ons wonen. Je gaat opnieuw beginnen.’

      Eden knikte wezenloos, blij voor het eerst in haar leven de teugels uit handen te geven.

      Ze bleef de hele week catatonisch terwijl Allison (en Gadi en Asa, de verhuizers) haar hielpen haar spullen te pakken en haar naar een klein huurappartement in een voorname wijk uptown verhuisden. Ze knikte naar de makelaar ten teken dat ze het zou nemen, waarna Allison rondholde en zorgde dat er een bed, meubels en een verse bos bloemen bij het raam kwam.

      Nadat Allison met een stevige knuffel afscheid had genomen om de kinderen in bad te doen en eten voor ze te maken, bleef Eden alleen achter tussen de vier muren van haar allereerste solo-appartement. Slaperig van een mengeling van verdriet, vrees en die mentale bungeejump, ging ze zitten en barstte in snikken uit. Ze bracht haar hoofd naar haar handen om de stroom van tranen uit haar ogen te vegen met haar handen omdat er zoveel tranen waren dat het met één vinger niet ging lukken. Nadat ze een paar minuten lang geluiden had gemaakt die veel weg hadden van een kat die werd gewurgd, wist ze dat de huilbuien moesten stoppen. Oké... diep ademhalen, zei ze tegen zichzelf.

      Moe aanschouwde Eden het bruine golfkartonnen landschap. Ze wist van haar vele verhuizingen dat als je niet meteen doorpakte en alle dozen uitpakte, je er als een berg tegenop zou zien totdat je het deed. Genoeg gejankt, het was tijd om die tape los te trekken. Doorpakken, dacht ze bij zichzelf. Tot en met de laatste doos. Eden maakte de eerste in een waas open. Maar toen ze de tweede openmaakte begon ze erover na te denken waar alles heen moest en zich te concentreren. Tegen de tijd dat ze bij de vijfde doos was aangekomen, begon ze georganiseerd te worden. En in de volgende vond ze haar boxjes en iPod. Ze strompelde rond op zoek naar een stopcontact. Ze sloot haar apparaat aan, zette wat jarentachtigmuziek op en begon op de maat te wiegen terwijl ze de volgende doos opensneed met haar mes. Toen Duran Duran aanzwol, gebeurde hetzelfde met haar hoop; ondanks haar zwakke toestand herkende ze in de verte het gevoel dat niet alles verloren was. Nick Rhodes’ synthesizer bracht een vluchtige herinnering op gang aan hoe ze op haar zeventiende naar zichzelf keek in de spiegel en wist dat ze het zou gaan maken terwijl ze die eerste dozen in Shickshinny inpakte. Als ze die kracht en dat vertrouwen toen in zich had, dan zou ze daar nu ook bij moeten kunnen, ook al had het een tijdje gesluimerd. Na het uitpakken van de zevende doos begon Edens wanhoop overschaduwd te worden door een piepklein sprankje hoop. Misschien, heel misschien, zou alles goed komen.

 

Schilder Clyde & muze Eden uit elkaar!

 

Recordbrekend kunstenaar Otto Clyde (55) en zijn jarenlange metgezel, Eden Clyde, hebben er een punt achter gezet, melden onze bronnen. Het duo, dat een tienerzoon genaamd Cole heeft en bijna twintig jaar samen is geweest, heeft lange tijd vragen over hun schijnbaar open relatie ontweken terwijl geruchten van ontrouw van de Picasso het dynamische stel al jaren achtervolgen. Maar nu zeggen vrienden dat het paar voorgoed uit elkaar is nadat Clydes penseel meer dan doek heeft beroerd: hij zou naar verluidt in de stad zijn gespot, aan de boemel met het nieuwe studiomodel Mary McGregor. Bronnen binnen de kring van de kunstenaar zeggen dat het stel vrienden zal blijven en blijft samenwerken aan zijn komende tentoonstelling in de Lyle Spence Gallery, een van de grootste tot nu toe. Geen woord over waar het niet meer jonge model, Eden (bijna 39), terecht zal komen, maar ze heeft hun ruime loft verlaten en blijft in de stad.