66

Weinig vrouwen geven toe wat hun leeftijd is. Weinig mannen gedragen zich naar hun leeftijd.

–Anoniem

De volgende ochtend voor hij naar kantoor ging liep Chase ellendig het reisbureau binnen in de hoop dat hij voor Edens deel van de peperdure reis zijn geld terug kon krijgen.

      ‘O jeetje, hoe kan dat nou?’ vroeg het mooie meisje met het rode haar. ‘Wat erg!’

      ‘Ja ach, het was leuk zolang het duurde maar ik vrees dat het nooit zo heeft moeten zijn.’ Hij haalde zijn schouders op en ging in de stoel tegenover het meisje zitten. Hij merkte haar glanzende rode haar op dat tot over haar schouders hing en haar stijlvolle kokerjurkje. ‘Sorry, maar ik, eh, neem het me niet kwalijk maar hoe heette je ook alweer?’

      ‘Ik heet Piper,’ antwoordde ze glimlachend. ‘Leuk om nu officieel kennis te maken.’

      ‘Wat een mooie naam,’ merkte hij bedroefd op, omdat hij zich herinnerde dat Eden er weg van was.

      ‘Dank je,’ zei ze en ze zag dat hij zijn ogen neersloeg. ‘Weet je, ik weet dat dit mijn zaken niet zijn, maar ik ben erg blij dat je deze reis evengoed wilt maken. Ik heb zoveel mensen gezien die hun reis helemaal afbreken als ze uit elkaar gaan. Echt heel goed van je.’

      Hij glimlachte. ‘Dank je, Piper.’

      ‘Weet je,’ zei ze, ‘soms is het goed om een kans te grijpen. Je weet nooit wat je tegenkomt, wie je ontmoet.’

      ‘Ja, zou kunnen,’ zei Chase.

      ‘Een vriendin van me was helemaal klaar voor een fietstocht door Italië met haar ex-eikel en die klootzak kreeg het op zijn spekheupen en dumpte haar de avond tevoren. Ze is toch gegaan en heeft haar huidige man ontmoet.’

      ‘Echt?’ Chase’ gezicht klaarde op. Niet dat hij van plan was op vrouwensafari te gaan, maar hij voelde zich getroost door Pipers optimisme.

      ‘Honderd procent. Dat zeg ik, je weet maar nooit! Het leven is bizar, weet je wel?’

      Chase knikte. ‘Ik weet het. Enorm bedankt. Ik zal je laten weten hoe het was.’

      ‘Ja, doe dat! Ik vind het geweldig om de reisverhalen van mensen te horen. Ik zit altijd maar hier achter mijn bureau, dus soms kijk ik in de reisprogramma’s van mijn klanten om te zien wat ze die dag aan het doen zijn. Het is eigenlijk heel suf. Maar ik vind het gewoon superleuk om mensen op avontuur te sturen. Hopelijk zal ik er op een dag ook een meemaken.’

      ‘Vast wel.’ Chase glimlachte. ‘Nogmaals bedankt dat je het andere ticket voor me wilt annuleren. Erg fijn.’

      ‘Graag gedaan. Maak je geen zorgen, je gaat het onwijs leuk hebben.’

      Chase liep de gang door en drukte op het knopje van de lift. Hij stapte de overvolle lift in en ging met de meute zakenmannen en -vrouwen mee naar beneden die zich in hun lunchpauze van twintig minuten naar een van de talloze afhaalzaken in de omringende straten haastten. Toen de stalen deuren zich naar de grote lobby openden, stroomden de lijven de enorme hal met beeldhouwwerken in en uit. Hij liep naar de middelste van de vijf draaideuren die maar draaiden en draaiden om nieuwe kantoorpikken binnen te laten komen met lunchzakjes terwijl anderen naar buiten liepen. Iedereen was aan het rennen, fietsen, roezemoezen, praten, opladen. Chase’ gedoseerde stappen werden alsmaar langzamer. Totdat hij vlak voor de draaideur tot stilstand kwam.

      ‘Hé makker, ga je nog of niet?’ vroeg een gekwelde executive hem.

      ‘O, ja, sorry,’ antwoordde hij afgeleid. Hij liep door de draaideur naar buiten en... toen weer terug naar binnen. Hij negeerde de opgetrokken wenkbrauwen van de persoon die aan de binnenkant op de deur wachtte en liep naar binnen, door de bedrijvige lobby, naar de lift.

      Voor de tweede keer waagde Chase de sprong in het diepe. De eerste keer was voor Edens appartement geweest op die koude regenachtige avond, waarmee hij zijn ouders tartte en zich aan de zij schaarde van de eerste vrouw die hem echt veranderd had. De tweede keer was zelfs bizarder en riskanter omdat zijn vrijpostige gebaar op weinig meer gestoeld was dan intuïtie, iets waar Eden hem voor het eerst van zijn leven geleerd had op te vertrouwen.

      Hij drukte op de knop om terug naar Pipers kantoor te gaan.

      Om de een of andere reden, terwijl zijn hart Eden miste en naar haar verlangde, had hij haar afscheidswoorden luid en duidelijk gehoord. Ze hadden elkaar geholpen maar waren misschien niet bestemd om voor altijd bij elkaar te zijn. En dus, bevrijd door haar gebod, kronkelden zijn gedachten, of huppelden zelfs, naar het meisje wier grote ogen de wereld alleen maar opzogen door het goud en groenblauw van prachtig gedrukte brochures.

      Eden had de hele wereld over gereisd en was er klaar mee, wilde een rots, een toetssteen om bij thuis te komen en heel te zijn. En omgekeerd zat hier Piper, aan het begin van haar reis, popelend om achter haar bureau vandaan te komen, weg van de tl-balken van de binnenstad naar het maanlicht in de tropen. Maar financiën en verantwoordelijkheden hadden dat verhinderd. Chase dacht terug aan hoe Pipers vlugge e-mails doorspekt waren met uitroeptekens (‘Chase! Heb een nieuw boetiekresort gevonden met buitenmassages bij zonsondergang en LETTERLIJK tweeënnegentig soorten orchideeën! Dat het bestaat!’).

      Hij had Eden gezworen dat hij zijn reis zou maken. Maar wilde hij echt alleen gaan? Hij had zijn spullen al gepakt en de marineblauwe koffer van T. Anthony met de initialen CDL erop stond klaar bij zijn deur.

      ‘Hoi,’ zei hij toen hij in de deuropening stond.

      ‘Daar ben je weer!’ Ze glimlachte.

      ‘Ik weet dat dit heel vreemd gaat klinken. Dit is echt niets voor mij en maak je geen zorgen, ik ben geen gestoorde gek of zo,’ stamelde hij.

      ‘Daar maak ik me geen zorgen om,’ zei Piper met een knipoog terwijl ze naar zijn fatsoenlijke kleding keek. ‘Je komt niet bedreigend over.’

      ‘Je hebt deze hele droomreis gepland en... ik vroeg me af of je met me mee zou willen gaan?’

      ‘Hoe bedoel je?’ vroeg ze met opgetrokken wenkbrauwen.

      ‘Ik bedoel... ga met me mee. Ik ben serieus.’

      ‘Nu?’ Piper straalde verrast.

      ‘Ja, nu.’

      Chase glimlachte.

      Zonder ook maar een nanoseconde te aarzelen stond ze op, pakte een kersenrode nietmachine van haar bureau en volgde hem de deur uit, als Renée Zellwegers personage gevangen in Jerry Maguires charismatische trekstraal. Hij keek naar haar, nieuwsgierig waarom ze dat specifieke kantooraccessoire had uitgekozen. ‘Ik hou van rode dingen,’ zei ze nonchalant. ‘Het is mijn lievelingskleur.’

      ‘Oké,’ zei Chase, ‘dan zullen we zorgen dat je op onze reis iets roods koopt.’

      De twee gingen ervandoor. Zijn ouders zouden ontzet zijn. Kon het nog gekker? Om zonder bericht vooraf zomaar ergens heen te vliegen met een volslagen vreemde?

      Daar gingen ze dus: langs haar appartement terwijl hij wachtte tot ze wat kleren in een tas had gepropt, naar de luchthaven, door de douane, allebei dezelfde stempel in het paspoort, naast elkaar in het vliegtuig. Als er iets is wat een relatie in een stroomversnelling brengt is het wel reizen. Er was geen enkele ongemakkelijke stilte of nerveus gestamel. Ze kusten elkaar pas op de derde dag, toen Chase zich erover verwonderde dat het leek alsof Piper al in Indonesië was geweest, niet alleen door haar uitgebreide research maar ook door haar rijke fantasie. Haar voldane zuchten om elk wonder dat ze aanschouwden lieten hem stralen van trots. Het was zo verfrissend om met iemand te reizen die genoot van elk uitzicht, hapje en briesje. Ze zwommen in het maanlicht, wandelden in de zon, dansten bij het licht van fakkels en kusten elkaar terwijl de Balinese golven aan hun tenen kabbelden. Op dat moment, met Piper in zijn armen, hun vier voeten nat van het verre water, glimlachte Chase in zichzelf: Eden zou trots op hem zijn.