29

Ouder worden is naar, maar rijp worden is fijn.

–Brigitte Bardot

‘Hoe was het vandaag in de studio?’ vroeg Allison toen ze Eden aan de telefoon sprak. Allison was tosti’s voor haar kinderen aan het bakken terwijl Eden op de bank lag, benen tegen de muur als een veertienjarig meisje. Eden had nooit een draadloze telefoon willen kopen en speelde met de ouderwetse krullende draad tussen haar vingers.

      ‘Vreemd.’

      ‘Hoezo?’

      ‘Otto zei dat ik wel afgeleid leek. En toen besefte ik dat ik dat ook was.’

      ‘Waardoor?’

      ‘Fuck. Het is veel te gênant om het je te vertellen.’

      ‘Ik ben beledigd! Ik ben het, E.’

      ‘Oké, oké. Ik heb aan die Chase lopen denken.’

      ‘Chase Lydon. Op wat voor manier?’

      ‘Het is ook stom. Nutteloos, zelfs. Hij heeft me zo ontzettend afgewezen.’

      ‘Ha, dat is nieuw voor je, hè?’ plaagde Allison.

      Ze had gelijk. Eden bladerde door haar geheugen en kon geen enkele man bedenken die haar ooit een blauwtje had laten lopen.

      ‘Ik ken hem amper. Ik bedoel, we zijn vreemden en kunnen niet méér van elkaar verschillen. Maar er was absoluut iets intens. Vonken.’

      ‘Interessant.’

      ‘We liepen te praten en ik kreeg gewoon ineens het gevoel dat ik hem mee naar huis wilde nemen, maar hij duwde me weg en zei dat hij een vriendin had. Wat ik al wist. Wat ben ik ook een trut, ik ben gewoon op een landmijn gelopen.’

      ‘Jezus, wat heb jij toch ballen,’ verwonderde Allison zich. Ze kende niet veel mensen die dat zouden doen.

      ‘En waanbeelden, blijkbaar. Ik heb het niet meer, de grip die ik op mannen had.’

      ‘Dat is niet waar!’

      ‘Jawel! Ik ben oud.’

      ‘Dat ben je niet.’

      ‘Twee woorden: ouwe vrijster.’

      ‘E, het heeft niets met jou te maken. Zie het niet als een afwijzing. Hij is bezet!’

      ‘Het zal wel.’

      ‘Ik dacht dat je zei dat je alleen wilde zijn zodat je uit kon zoeken wat je echt wilde,’ hielp Allison haar herinneren. Maar diep vanbinnen wist ze dat Eden nooit lang alleen zou zijn.

      ‘Dat wil ik ook,’ beweerde Eden. ‘Ik vind hem gewoon leuk. Ik weet niet eens waarom, maar ik vind hem zo lief. Hij heeft een onschuld over zich; hij is zo ernstig, weet je wel? Je kunt gewoon zien dat hij een goed mens is.’

      ‘Klink alsof hier iemand verliefd is.’

      ‘Jemig, ik lijk wel een klein kind.’

      ‘Misschien is het wel goed voor je. Om de motor op gang te brengen. En E, in het echte leven hebben de meeste mensen te maken met afwijzing, spijt, al dat soort leuke dingen. Dat geeft je perspectief.’

      Eden voelde zich overspoeld door de angst dat haar constante macht over mannen ten einde was gekomen. ‘Ik ben gewoon eenzaam,’ biechtte Eden op. ‘Ik weet niet wat erger is: zo eenzaam zijn bij Otto dat ik mezelf soms in slaap huilde, of de hele tijd alleen zijn.’

      ‘Bij Otto was erger,’ legde Allison uit, ‘want ook al ben je nu eenzaam, je leeft met de belofte dat iemand die leegte zal vullen.’

      ‘Bah, ik voel me zo wanhopig.’

      ‘Je bent niet wanhopig. De wanhopigen zijn degenen met spinnenwebben in hun baarmoeder. Jij hebt Cole. Je hoeft je geen zorgen te maken dat je eitjes over datum raken. Je hebt tijd om goed te zoeken en een geweldig iemand te vinden.’

      ‘Oké, dus misschien hoef ik geen haast te maken. Het is geen race. Er is zelfs niet eens een finish. Ik zit er gewoon aan te denken om weer iemand te leren kennen. Om iemand te hebben die mij wil leren kennen.’

      ‘Hé, nieuwsflits: dat wil iedereen! Jij zocht allerlei andere dingen en kreeg het allemaal, en toen realiseerde je je wat er ontbrak. Ik zeg het je, Eden, het komt wel. Maar pas als je eerst weer je eigen leven hebt opgebouwd.’

      ‘Ik weet het. Je hebt zoals altijd gelijk, Alli,’ zei Eden en ze zag de wijze glimlach van haar beste vriendin voor zich. ‘Hoe ben jij zo slim geworden?’

      ‘Ik heb negenendertig jaar geoefend.’