Voorwoord

Eden Clyde werd van niets zo ziek als van verhuisdozen. Opnieuw beginnen tussen nieuwe muren en een onbekend plafond om naar te staren tijdens slapeloze nachten. Het bezorgde haar meer stress dan wat ook. Verhuistape en zich snijden aan karton waren geen onbekenden voor haar en het beeldschone maar uitgeputte model, negenendertig jaar oud, huilde tranen met tuiten. Het was alsof ze een tuig met een bungeetouw om had en op het punt stond een emotionele duik van een klif te maken. Ze wist niet of ze het wel aankon.

      Daar gaan we weer.

      Ondanks haar adembenemende uiterlijk – een mix van een strengere, sexyer Audrey Hepburn met een jonge Demi Moore en die bikinimeisjes van Sports Illustrated die je wel kunt wurgen – was Eden Clyde als zoveel schoonheden vóór haar: loterijwinnares in alle drieëntwintig chromosomen, maar ongelukkig in de liefde. Al wist ze diep vanbinnen dat het niet zozeer aan het lot lag; het waren ook de keuzes die ze had gemaakt, waarvan sommige op zo’n jonge leeftijd dat ze de consequenties nog niet had kunnen overzien. Maar nu, na negentien jaar in zonde te hebben geleefd (zoals de kleinsteedse buren uit haar rechthoekige republikeinse staat zouden hebben geschimpt), zat ze hier ontroostbaar met een reusachtig gat in haar borstkas. Het was alsof iemand een kanonskogel door haar heen had geschoten, maar ze het op wonderbaarlijke wijze overleefd had en nu gedwongen was met een leeg en ellendig gevoel door de mistige straten van Manhattan te dolen. En ook nog véértig. Nou ja, bijna dan. Is je hele negenendertigste levensjaar van nature niet een soort afrekening? Een donker vooruitzicht van tweeënvijftig weken, dat ontstaat op het moment dat je de kaarsjes uitblaast?

      Eden zuchtte en bracht haar gezicht naar haar handen. Diep ademhalen, instrueerde ze zichzelf, de ogen vochtig en gesloten tegen haar dunne, ringloze vingers. Je moet je hier doorheen slaan. Ze was nooit een gelovig type geweest, maar zoals bekend zijn er geen atheïsten in de loopgraven. Levens veranderende momenten dwingen zelfs de minst vrome zielen tot gebed. Een passagier tijdens een turbulente vlucht of een moeder die op het punt van bevallen staat. Voor Eden waren de stapels bruine dozen plotseling de laatste druppel. Alstublieft God, laat me hier doorheen komen, smeekte ze. Zeg me alstublieft dat ik weer gelukkig zal worden.

      Eden was een schoonheidsicoon. Haar carrière als model en muze maakte dat connaisseurs uit de mode- en de kunstwereld over de hele wereld haar kenden. Ze werd nagefloten door bouwvakkers, en tienerjongens fantaseerden over haar. Maar wat moest ze doen nu de enige reden waarom iedereen haar aanbad langzaam, dag na dag, wegebde zonder dat ze er iets tegen kon doen? Ze was niet bepaald een mummie; ze naderde de veertig, niet de tachtig! Maar hier in New York stapte er elke minuut een meisje nog niet half zo oud als zij uit de Greyhound, met grote ogen starend naar de skyline bij de Port Authority, net als zij had gedaan, met plunjezak in de hand en hoop in het hart. Het voelde als een ander leven. En op veel manieren was het dat ook.