28

Het eerste teken van volwassenheid is de ontdekking dat de volumeknop ook naar links kan draaien.

–Jerry M. Wright

Na het betalen van de rekeningen stonden beide tafels tegelijk op om te gaan. Allisons vriendinnen moesten allemaal een andere kant uit, snel naar hun tijdbommen van babysitters. Toen alle meiden elkaar gedag hadden geknuffeld, kuste Allison Eden goedenacht en zag ze Chase en Wills door de glazen deur op weg naar de Lexington-uitgang.

      ‘Daar gaat je lover,’ plaagde Allison fluisterend in Edens oor.

      ‘Hou op,’ antwoordde Eden. ‘Zitten we in de eerste klas of zo?’

      ‘Zal ik hem een briefje doorgeven zodat je met hem bij de tribunes kunt afspreken?’

      ‘Ha ha.’

      De twee zwaaiden en liepen elk een andere kant uit, precies op het moment dat Wills een oude studiemaat tegenkwam die hij stevig omhelsde.

      ‘Wills, ik moet echt naar huis,’ zei Chase nadat hij de vriend snel had begroet voordat hij een sprintje trok naar Eden die langzaam met grote stappen richting Seventienth Street liep.

      ‘En weer hoi,’ zei Chase toen hij naast haar ging lopen.

      ‘Hai,’ zei Eden, die in zijn ogen staarde.

      ‘Welke kant moet je op?’ vroeg hij. Zijn hele lichaam voelde opgezwollen aan. Zijn wangen werden rood, zijn benen tintelden en het zweet begon zich weer te verzamelen op zijn voorhoofd. ‘Het is een mooie avond, hè?’

      ‘Naar huis. Sixty-eighth Street tussen Madison en Park.’

      ‘O ja? Dat is een mooie buurt.’ Ze liepen naast elkaar over Lexington.

      ‘Dat is het zeker. Ik woon in de middelste van die drie geweldige, brede, oude gebouwen. Ik zit op de eerste verdieping met hoge plafonds en lijstwerk van een eeuw oud. Het doet erg Europees aan.’

      ‘Klinkt prachtig,’ was alles wat hij uit kon brengen.

      ‘Ja, dat is het echt. Ik vond het zo moeilijk om hierheen te verhuizen, maar ik wilde een nieuwe start maken en afstand scheppen van mijn ex. En het appartement voelt, ik weet niet, toegankelijker op de een of andere manier. Meer zoals ik ben.’

      ‘Hoe bevalt het hier tot nu toe?’ vroeg Chase. ‘Het is vast een stuk minder opwindend.’

      ‘Ik vind het wel wat...’ Haar stem stierf weg.

      ‘Je klinkt niet zo overtuigd.’ Chase glimlachte naar haar.

      ‘O, nee, ik heb het er naar mijn zin, echt, het is elegant ouderwets en mijn vriendin, Alli, woont hier ook, dus het was een logische keuze. Maar het is wel gek, zo stil als het hier is. Het is praktisch een buitenwijk vergeleken met het centrum.’

      ‘Ja, het is hier beslist slaperiger,’ zei Chase, die met elke blik op Eden zenuwachtiger werd. ‘Maar het heeft ook zijn voordelen.’

      ‘Dat zie ik,’ zei ze en ze liet haar blik over hem heen gaan.

      Chase was niet gewend aan vrouwen die zo duidelijk flirtten. Edens ogen keken hem recht aan en drongen dwars door zijn façade van gentleman heen.

      ‘Toen we elkaar voor het eerst ontmoetten, realiseerde ik me niet dat je man, of eh, ex-vriend dan, Otto Clyde was,’ stamelde Chase toen hij dacht aan de uitverkochte lezing van de kunstenaar in het MoMA waar hij met Ruthie heen was geweest.

      ‘Hm-mm, dat klopt. We zijn nog steeds bevriend, dus dat is fijn, maar ik had gewoon wat ruimte nodig.’

      ‘Ik ben een groot fan van hem.’

      ‘Echt?’ mijmerde Eden. ‘Grappig, ik had niet gedacht dat jij een kunsttype was.’

      ‘Waarom niet?’ vroeg Chase, bijna beledigd. Het was namelijk zo dat hij dol was op kunst en veel wist over de huidige markt voor moderne kunst, dankzij Ruth.

      ‘Sorry, ik wilde je niet beledigen. Ik bedoelde dat je me een beetje... serieus leek.’

      ‘Mensen zijn niet altijd zoals ze lijken te zijn,’ zei Chase half glimlachend. ‘Zo serieus ben ik niet.’

      ‘O nee? Spring je wel eens uit de band, Dow Jones?’

      Chase verplaatste zijn gewicht naar zijn andere been en ging met zijn hand door zijn haar terwijl ze bij een stoplicht wachtten. ‘Natuurlijk. Denk ik.’

      ‘Dat denk je, hè?’ vroeg Eden, die de ruimte tussen hen in binnendrong met een klein stapje zijn kant op en op zijn hoofd met karamelkleurig haar klopte. ‘Hierbinnen zit vast iemand die dolgraag uit de band zou willen springen.’ Haar woorden huppelden makkelijk en lichtjes langs zijn oren. ‘Kom op, Nasdaq,’ fluisterde ze in zijn oor. ‘Leef een beetje.’

      ‘Dat probeer ik. Ik bedoel, ik heb het zo druk met mijn werk dat ik soms een beetje vergeet hóé.’ Hij haalde onschuldig zijn schouders op. ‘Ik wil het altijd wel, maar er zijn gewoon... zoveel dingen die ik moet doen.’

      ‘Weet je, Chase, over tachtig jaar zijn we allemaal dood. Het leven is te kort voor te veel “dingen”.’

      Ze staarde hem recht in de ogen aan. Terwijl hij de nervositeit die door zijn blauwbloedige aderen heen stroomde, terug slikte, ging Eden vlak voor hem staan, zo op die winderige straathoek. Lichtjes pakte ze de onderkant van zijn marineblauwe Hermès-das met olifantjes erop, trok hem naar zich toe en kuste hem, waarmee ze een energie zijn lichaam in goot die hij nooit eerder had gevoeld. Hij kuste haar terug op een manier die zijn hele wezen overspoelde, zijn armen in beweging bracht om ze om haar middel te slaan en zijn ademhaling versnelde. Hun monden bezorgden zijn hersens kortsluiting, maar na een paar seconden haalde zijn geweten zijn lichaam in en trok hij abrupt terug.

      ‘Wie zegt dat jij niet weet hoe je lol moet maken? Dat was leuk, toch?’

      ‘Sorry Eden, maar ik kan het niet,’ zei Chase en hij deed nog een stap naar achteren. ‘I-ik heb al iemand,’ stamelde hij met rode wangen en een bezweet voorhoofd.

      ‘Het spijt me,’ zei Eden verontschuldigend. ‘Maar er is...’ Ze maakte een gebaar met haar hand van zijn borst naar de hare, als een snelle lepel die energie tussen hen uitwisselde.

      ‘Ik weet het,’ zei Chase.

      ‘... iets,’ maakte ze haar zin af.

      ‘Ik... kan er niets mee doen. Het... spijt me,’ stotterde Chase. ‘Ik moet gaan.’ Onmiddellijk sprong hij weer terug in zijn oorspronkelijke kaarsrechte houding.

      ‘Goedenacht, leuk om je weer gezien te hebben,’ zei hij stoïcijns beleefd een halve meter van haar af.

      Zijn lichaam, dat enkele tellen eerder nog buigzaam en vloeibaar was als gekookte spaghetti in Edens armen, was teruggekeerd in zijn mechanische, harde, ongekookte staat. Hij liep met vlotte tred weg, deels plichtsgetrouwe speelgoedsoldaat, deels Ken-pop, deels ethische Robocop, allemaal onontvankelijk.