2
Biep. Biep. Biep. Biep.
Het geluid van de hartmonitor vulde Ellies oren. Zolang het bleef piepen, zou alles goed komen. Met heel haar wezen maande ze het apparaat aan om niet te stoppen met piepen.
Het was vier uur ’s ochtends, maar de intensive care baadde in blauwwit licht. De meeste verpleegkundigen waren bezig met een oudere patiënt aan de andere kant van de zaal; ze riepen instructies en liepen met rammelende karretjes vol apparatuur rond. Ellie sloot zich af voor het kabaal dat ze maakten. Ze moest zich voor de volle honderd procent concentreren op de piepjes. En op Jamie, die eruitzag als een wassen beeld van zichzelf, zoals hij daar op bed lag.
Dit kan niet waar zijn. Dat kan gewoon niet.
De linkerkant van Jamies hoofd was opgezet en paarsachtig blauw. Hij lag in een diep coma en reageerde nergens op. Zijn huid was warm, maar als ze zijn vingers beetpakte, krulden zijn vingers zich niet om de hare. Als ze zijn naam zei, kwam er geen enkele reactie. Zelfs toen de arts hard met zijn knokkels over Jamies borstbeen had gewreven, had Jamie niet op de pijn gereageerd.
Allemachtig nog aan toe, hij kon niet eens zelfstandig ademen. Dat deed het beademingsapparaat voor hem. Er verdwenen plastic buisjes in zijn lichaam. Al zijn functies werden elektronisch gemonitord. Het leek net iets uit een film, maar dan met superrealistische special effects. Alleen was het echt. Ellie, die al stijf stond van angst, schrok zich dood toen er ineens een hand op haar schouder werd gelegd.
‘Sorry,’ zei de verpleegster. ‘Maar we moeten je verzoeken om even weg te gaan.’
‘Kan ik niet blijven? Ik wil blijven.’
‘Dat begrijp ik.’ De verpleegster, van het soort dat niet met zich liet sollen, schudde haar hoofd en gebaarde naar de toegenomen activiteiten bij het bed aan de andere kant van de zaal. ‘Toch moet het even. Ga maar een kopje thee drinken, we roepen je wel wanneer je er weer bij kunt.’
Dit was geen verzoek meer, dit was een gebod. Met knikkende knieën liep Ellie de zaal uit, net toen drie artsen in witte jassen kwamen binnenstormen.
Ze moest nodig Jamies vader bellen. O god, hoe moest ze het hem vertellen? Toch kon ze er niet onderuit.
O, laat het allemaal gewoon ophouden!
Buiten werd ze overvallen door de ijzige kou, en ze begon te klappertanden. Op de grond lag ijzel, en de plassen waren bevroren. Hoe had Jamie zich gevoeld toen de auto was gaan slippen? Welke gedachten waren er allemaal door hem heen geschoten toen hij de macht over het stuur had verloren? Hoewel het te erg was om aan te denken, kon ze toch niet anders. Voor haar geestesoog speelde zich steeds dezelfde afgrijselijke film af. Kon ze maar een knopje indrukken om die beelden stop te zetten. Had hij geschreeuwd toen ze de vangrail hadden geraakt? Als hij weer bij bewustzijn was, zou hij zich dan alles tot in detail herinneren of zou hij er helemaal niets meer vanaf weten? Oké, doe het nou maar, bel Tony in L.A. en zeg hem wat er is gebeurd. Zou hij kunnen komen of zou hij filmverplichtingen hebben waar hij niet onderuit kon?
Met trillende handen vond ze zijn nummer op haar mobieltje. Tussen L.A. en Londen bestond acht uur tijdsverschil, dus daar was het halfnegen ’s avonds. Wat zou ze zeggen wanneer hij opnam? In welke bewoordingen kon ze het hem het beste vertellen? Oké, druk nou maar gewoon op Bellen. Hoe eerder ze dit achter de rug had, hoe eerder ze weer terug kon naar Jamie.
Een paar seconden later al hoorde ze zijn vertrouwde stem aan de andere kant van de lijn. Zeg het!
‘Tony?’ Haar stem klonk hees van verdriet, want ze wist dat ze op het punt stond zijn hart te breken. ‘O Tony, ik vind het zo erg, maar Jamie heeft een ongeluk gehad.’
Een kwartier later kwam de verpleegster haar halen uit de wachtkamer voor familieleden. Toen ze terugkwam op de intensive care, waar de rust inmiddels was weergekeerd, zag ze dat de gordijnen waren dichtgetrokken om het bed van de oudere man aan de andere kant van de zaal, waar het net nog een drukte van belang was geweest.
‘Dus dat is weer in orde?’
‘We hebben hem helaas niet kunnen redden,’ zei de verpleegster zacht.
Niet kunnen redden?
Bedoelde ze dat daar achter die gordijnen een dode man lag?
O nee, dat soort dingen gebeurde alleen op tv, op veilige afstand. Niet hier, in het echte leven, in haar aanwezigheid.
‘Ga maar even zitten.’ De verpleegster duwde haar behendig op de stoel naast Jamies bed. ‘Een paar keer diep ademhalen. Ik zal een glas water voor je gaan halen. Je moet sterk zijn.’
Sterk? Ellie slikte, ze voelde zich ongeveer net zo sterk als een pasgeboren katje. Jamie lag hier, op een zaal waar mensen doodgingen en waar alles even verschrikkelijk was. En ze had ook nog een Rocky Horror-outfit aan, wat heel ongepast was, maar ze kon niet naar huis om zich te verkleden, want ze wilde Jamie niet alleen laten…
O Jamie, word wakker, doe alsjeblieft je ogen open en zeg tegen me dat alles weer goed komt…
De dode man werd op een afgesloten metalen kar gelegd en door twee brancardiers van de zaal gereden. Er werden twee nieuwe patiënten binnengebracht, een broodmagere, gelige vrouw en een jonge jongen. De snikkende familieleden aan hun bed keken bevreemd naar Ellie in haar afgeknipte rok en netkousen. Toen de verpleegsters even niet hadden gekeken, had ze Jamies gezicht gekust, maar dat had helemaal niet aangevoeld als zijn gezicht, en nu zaten er ook nog glitters op zijn voorhoofd en wang.
‘Sorry voor die glittertjes,’ zei Ellie tegen de verpleegster toen die terugkwam om alles te controleren.
‘Dat geeft niks. We vegen het er wel even af met een vochtig watje, zodat het niet in zijn ogen komt. Goed, wat zullen we doen? Zal ik kijken of ik hier nog iets heb liggen wat je kunt aantrekken of wil je een vriendin bellen om wat kleren te komen brengen?’
Ellie had nog steeds het gevoel alsof het midden in de nacht was, maar op de klok aan de muur zag ze dat het halftien was. En buiten was het licht. Met een schokje drong tot haar door dat ze eigenlijk op haar werk hoorde te zijn. Buiten, in de echte wereld, ging het leven gewoon door alsof er niets was gebeurd.
‘Eh, ik bel wel een vriendin.’
Eenmaal weer buiten belde ze haar werk. Paula nam op en riep met gespeelde verontwaardiging: ‘Luilak, ik heb gisteren veel meer gedronken dan jij, maar ik was wel op tijd!’
‘O Paula, ik ben in het ziekenhuis, ik heb je h-hulp nodig…’
Ellie bleef aan Jamies bed zitten, met wallen onder haar ogen van slaapgebrek en overmand door verdriet. De chemische antiseptische geur op de zaal drong langzaam haar huid binnen. Artsen kwamen en gingen. Er werden allerlei medische tests uitgevoerd. Paula kwam met een taxi, huilend, met kleren en toiletspulletjes en een in allerijl gekochte beterschapskaart voor Jamie van iedereen op het werk. Omdat ze de zaal niet op mocht, greep ze in de gang Ellies handen beet en snikte het uit. ‘Ik vind het zo erg voor je, ik kan het gewoon niet geloven. Maar het komt toch wel weer goed, hè? Ik bedoel, hij gaat toch niet dood?’
Ellie liet het allemaal gelaten over zich heen komen, maar het was een opluchting voor haar toen Paula zich eindelijk weer van haar losmaakte en vertrok. Het enige wat Ellie wilde, was bij Jamie zijn en naar de piepjes luisteren.
Nadat er nog een paar uur was verstreken, kwam de verpleegster haar vertellen dat Todd op de gang stond. Omdat hij Jamies oudste en beste vriend was en er verder geen familie bij was, mocht hij van haar de zaal op.
Toen Ellie Todd zag komen aanlopen, kneep haar maag zich samen. Zijn hoofd en handen zaten onder de blauwe plekken en sneetjes. Ze hadden hem ter observatie een nachtje in het ziekenhuis gehouden, maar behalve dat hij mank liep, mankeerde hij niets. Hij sloeg zijn armen om haar heen, en ze voelde dat ze achteruitdeinsde. Ze wilde niet worden aangeraakt en omhelsd; haar huid was te gevoelig. Het was net als wanneer je de griep had, dan deed het zelfs pijn om je haren te kammen. Hoe was het mogelijk dat van de twee mensen die in dezelfde auto hadden gezeten en hetzelfde ongeluk hadden meegemaakt, één ervan er bijna heelhuids van af was gekomen?
Het was niet eerlijk. Helemaal niet eerlijk. Hoe gek ze ook op Todd was, waar had hij het aan verdiend om er vrijwel zonder kleerscheuren van af te komen? Waarom moest het Jamie zijn die gewond in bed lag? Dit kon ze natuurlijk nooit hardop zeggen, want dat zou onbeleefd zijn en misschien ook wel kwetsend voor Todd. Maar ja, zo was het leven nou eenmaal, nooit echt eerlijk. De beste mensen overkwamen de akeligste dingen, en de slechtste mensen juist fantastische dingen.
Niet dat Todd slecht was natuurlijk. Maar van hen tweeën was hij nu eenmaal niet degene van wie ze met heel haar hart hield.
Hij hield echter ook van Jamie. Ellie ging weer zitten en keek naar Todd, die een hand op Jamies blote schouder legde. In zijn kaak bewoog een spiertje terwijl hij met een lijkbleek gezicht naar zijn beste vriend keek.
Biep. Biep. Biep.
Biep. Biep.
Biepppppppppppppp…..
‘O god, wat is dat? Nee nee nee…’
‘Geen paniek.’ De verpleegster kwam meteen aanzetten om de elektrodedraad weer vast te zetten die was losgeraakt toen Todds mouw langs Jamies sleutelbeen was gegleden. ‘Ziezo,’ zei ze, toen het regelmatige gepiep weer werd hervat. ‘Al geregeld.’
‘Sorry.’ Zichtbaar geschrokken deed Todd een stap naar achteren en veegde het zweet van zijn bovenlip.
Toen de verpleegster hen weer alleen had gelaten, vroeg Ellie: ‘Hoe is het gebeurd?’
‘Ik weet het niet.’ Een hulpeloos schouderophalen. ‘We reden niet te hard. We namen gewoon een bocht en toen slipten we. Het leek net slow motion, maar tegelijkertijd ook versneld afgedraaid. Ik zei: ‘‘Shit,’’ en Jamie zei: ‘‘Fuck.’’’ Het kostte hem zoveel moeite niet te gaan huilen, dat hij witte knokkels kreeg. Toen vervolgde hij: ‘We merkten pas dat er ijzel lag toen het al te laat was.’ Zijn stem brak. ‘En toen… toen gebeurde het gewoon.’
Todd was weggegaan. Er werden nog meer testjes gedaan. Jamies blauwe plekken werden donkerder. Het werd avond. Jamies vader arriveerde. Tony had de afdeling gebeld om te zeggen dat hij net op Heathrow was geland en inmiddels op weg was naar het ziekenhuis. De verpleegster die hem aan de lijn had, herkende zijn stem en wist toen het verband te leggen. Binnen een paar minuten tijd wist het hele ziekenhuis dat Jamie de zoon was van Tony Weston… je weet wel, de acteur! Achter de professionele blikken groeide de opwinding. Ellie, die dat niet ontging, klampte zich aan de laatste strohalm vast en vroeg zich af of ze nu beter hun best zouden doen voor Jamie. Want als ze soms een extra prikkel nodig hadden om hem te redden, dan zou ze hun misschien ook wel wat geld kunnen geven.
Heel even glimlachte ze toen ze voor zich zag dat Jamie, ontslagen uit het ziekenhuis, vol ongeloof naar hun bankrekening staarde en wilde weten waarvoor ze die had geplunderd… Nou, leg dat dan maar eens uit.
Veertig minuten later kwam Tony binnen. Hij was midden vijftig, gebruind en aantrekkelijk, en werd onmiddellijk herkend door het personeel als de gerespecteerde acteur die naar Amerika was verhuisd en het daar helemaal had gemaakt als de typische upper class Engelsman, hoewel hij was geboren en opgegroeid in een rijtjeshuis in Basingstoke. Iedereen op de afdeling was waarschijnlijk stiekem opgetogen om hem in levenden lijve te zien, maar Ellie voelde alleen maar opluchting. Eindelijk kon iemand anders de leiding nemen. Jamies vader was er, en hij was een echte volwassene. Tranen van uitputting stroomden over haar wangen toen hij haar een kus gaf.
‘Och, liefje toch.’ Dat was alles wat Tony zei. Meer hoefde hij ook niet te zeggen. Hij rook naar vliegtuigen en koffie en overhemden die door een dure wasserij waren gewassen; hij was ook ongeschoren. Terwijl hij zwijgend naar Jamie keek, leek hij te beven van verdriet. Na een tijdje fluisterde hij: ‘Och, mijn jochie toch.’ Zijn stem brak.
Binnen enkele minuten maakte de specialist zijn opwachting en stelde zichzelf voor. Ellie keek naar hem terwijl hij allerlei neurologische testjes deed die de andere artsen ook om de zoveel tijd hadden gedaan sinds Jamie op de intensive care lag. Ze hield het gezicht van de man nauwlettend in de gaten, op zoek naar aanwijzingen, wachtend op het moment waarop hij wat minder somber zou kijken en er een glimlach van opluchting zou doorbreken, terwijl hij zei: ‘Hij is aan de beterende hand. Nog een paar uurtjes, en dan wordt hij weer wakker.’
Toe dan, zeg het dan.
Zeg het, alstublieft!
De glimlach verscheen niet. Samen met Tony zat ze zwijgend aan Jamies bed, terwijl de nog steeds ernstig kijkende arts aantekeningen maakte. Toen hij hen na een tijdje aankeek, had Ellie het gevoel dat haar stoel ineens onder haar vandaan werd getrokken. Haar oren begonnen te suizen; was dit de manier waarop de natuur de woorden overstemde die ze al kende maar niet wilde horen?
Het gesuis klonk luid, maar helaas niet luid genoeg om de woorden te overstemmen. De angst lag haar als een betonblok op de maag. Naast haar schudde Tony zachtjes zijn hoofd, maar de rest van zijn lichaam was in steen veranderd. Een van de oudere verpleegsters kwam bij hen staan, met een blik vol medelijden.
Niet doen, zeg het alsjeblieft niet, anders hoort Jamie u misschien…
‘Het spijt me heel erg, maar de tests die we hebben uitgevoerd zijn eensluidend. Er is geen hersenactiviteit meer.’ Hij zweeg even. Toen vroeg hij: ‘U begrijpt wat dat inhoudt?’
Nee, nee, neeeeeeee…
‘U zegt dat hij hersendood is.’ In Tony’s stem klonk een oneindig verdriet door. ‘Hij is dood. Mijn zoon is dood.’
De arts knikte zwaarmoedig. ‘Helaas.’