48

‘Ik wilde je pas over die tv-serie vertellen als het zeker was dat het doorging,’ zei Pandora. ‘En bovendien was je de laatste keer dat je iets van me las ook niet erg enthousiast. En ik wilde ook niet profiteren van jouw bekendheid. Dus toen hebben we het script ingestuurd onder de naam P.J. Grant. De producers dachten dat ik een man was.’

Het schemerde buiten inmiddels. Rose lag boven in haar ledikantje te slapen. Het drong tot Sean door dat ze voor het eerst in twee jaar weer eens serieus met elkaar praatten. Wat ze hem vertelde, maakte veel duidelijk, maar verwarde hem ook. Het opvallendst vond hij de verandering die ze had ondergaan.

Hij wist niet of dat kwam door Donny’s belangstelling voor haar – want ze mochten dan wel niks met elkaar hebben, het was duidelijk dat die smeerlap dat maar al te graag wilde – of omdat ze, volgens Gemma Hogan, dé komische serie van het jaar had geschreven. Hoe dan ook, ze was zichtbaar veranderd. Hij snapte zelf niet waarom hij dat niet eerder had gemerkt. Het was net alsof de oude Pandora, de Pandora op wie hij verliefd was geworden, weer terug was.

‘Nou?’ drong ze aan toen hij niet reageerde. ‘Zeg je niks?’

Hij knikte langzaam. ‘Goed gedaan.’

Ze keek hem achterdochtig aan. Je wist bij hem nooit of hij sarcastisch was of niet.

‘Ik meen het,’ zei hij. ‘Ik voelde me aardig stom dat ik het van een ander via de telefoon moest horen. Ik wou dat je me het wel had verteld, maar ik snap ook waarom je dat niet hebt gedaan.’ Hij zweeg en klopte op de bank naast zich. ‘Zo te horen heb je een fantastisch script geschreven. Dat is een felicitatie waard. En ik ben trots op je. En ik vind je jurk ook mooi. Waarom kom je niet naast me zitten?’

‘Ik heb niets met Donny.’ Ze wilde dat hij dat wist. Het voelde raar om naast hem te zitten, en toen hij ook nog zijn arm om haar heen sloeg, voelde dat eigenaardig intiem, nog intiemer dan samen in bed liggen. Het waren dit soort kleine, liefdevolle gebaren die ze het meest had gemist.

‘Dat weet ik ook wel.’ Om zijn mond verscheen een glimlach. ‘Maar ik geef toe dat ik me wel even zorgen heb gemaakt. Klopt het wat ze over zwarte mannen zeggen?’

‘Geen commentaar,’ zei ze. Ze kon niet nalaten om eraan toe te voegen: ‘Vraag dat maar aan Donny.’

Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Donny is juist degene die me steeds vertelt dat dat zo is.’

 

Het was onvermijdelijk dat ze samen in bed belandden. Wat hun allebei wel verbaasde, was de hernieuwde kracht van hun gevoelens, de onomkeerbaarheid ervan. Midden in de nacht lagen ze, bezweet en voldaan, tevreden te genieten van gekoelde nectarines, plakjes kaas en dungesneden prosciutto, het enige picknickachtige eten dat Sean in de koelkast had kunnen vinden.

‘Je hebt me nog steeds niet verteld wat er tussen de middag in dat café precies is gebeurd.’ Pandora lag met haar hoofd op zijn blote borst. Ze kon bijna niet geloven dat Sean echt iemand in elkaar had geslagen. ‘Begon die kerel echt zomaar van die dingen tegen je te roepen of heb jij eerst wat tegen hem gezegd?’

‘Nee, voor deze ene keer ben ik onschuldig.’ Hij gooide de pit van de laatste nectarine uit het raam en likte het sap van zijn vingers. Daarna vertelde hij haar hoe het gesprek was verlopen, woord voor woord. ‘En als ik word ingerekend, is dat fijn nog meer publiciteit,’ eindigde hij ironisch.

‘Nou, ik ben trots op je. Dat soort mensen verdient niet beter. Zelf weet ik nooit hoe ik...’ Ze stopte abrupt en beet op haar lip.

‘Wat weet je niet?’ vroeg hij, maar ineens wist hij het al. Woedend ging hij rechtop in bed zitten. ‘Hoe je moet reageren, wilde je dat zeggen? Als mensen openlijk racistisch zijn? Tegen mij is dit echt nog nooit eerder gezegd.’

‘Misschien ben ik een gemakkelijker doelwit.’ Ze waren nu zo eerlijk tegen elkaar dat ze vond dat ze het hem wel kon vertellen. ‘Soms krijg ik van die rottelefoontjes. En ook wel folders in de bus. Sommige mensen kunnen het blijkbaar niet uitstaan dat wij een relatie hebben.’

‘Jezus.’ Zijn ogen spuwden vuur. Het was geen seconde bij hem opgekomen dat Pandora te lijden kon hebben onder haar relatie met hem. ‘Stomme klootzakken.’ Hij trilde helemaal, klaar om de wereld te bestormen. ‘Waarom heb je me dat niet eerder verteld?’

‘Tja, ik dacht gewoon dat het niet jouw probleem was,’ loog ze.

Ook dat doorzag hij. Hij had zich echt heel honds gedragen. Terwijl hij haar nog wat steviger tegen zich aan trok, zei hij: ‘Je bedoelt dat je dacht dat het me niks zou kunnen schelen.’

 

Het politiebureau bevond zich op nog geen vijfhonderd meter van het café. De volgende ochtend liep Sean ernaartoe en sprak met de dienstdoende agent achter de balie. ‘Ik heb gisteren iemand in elkaar geslagen. Ik vroeg me af of daar aangifte van was gedaan. Ik ben Sean Mandeville.’

‘O ja. Dat is ons inderdaad gemeld.’ De politieagent, een veel te zware man van in de vijftig, knikte een paar keer. Zijn hangwangen schudden mee terwijl hij sprak. ‘Ik heb dat gistermiddag zelf afgehandeld.’

Hoewel Sean al wel had verwacht dat er aangifte was gedaan, schrok hij toch. ‘Hij daagde me uit,’ zei hij gelaten. ‘Maar wat gaat er nu gebeuren? Wat moet ik doen? Ik kan zeker beter een advocaat nemen?’

‘Als ik u was, zou ik naar huis gaan en er niet meer aan denken.’

Sean schudde zijn hoofd. ‘Ik wil het liever meteen achter de rug hebben. Wat er ook gebeurt.’

‘Luister, er is melding gemaakt van het incident, maar er is niets genoteerd.’ Het leek net alsof de agent moeite had zijn lachen in te houden. ‘De heer in kwestie is... laten we zeggen... ons welbekend hier op het bureau. Hij komt regelmatig langs om melding te doen van het een of ander. U zegt dat u hem heeft geslagen?’

Sean kon alleen maar knikken.

‘Tja, tegen de tijd dat hij hier binnenkwam, waren er geen zichtbare verwondingen. Dus het lijkt me beter dat we het hierbij laten. U kunt gaan.’

‘O, goed.’ Enorm opgelucht knikte Sean weer. Glimlachend zei hij: ‘Dank u wel. Dank u.’

‘Graag gedaan.’ De hangwangen beefden. ‘Nog één ding...’

Sean was al bijna bij de uitgang. Hij draaide zich om. ‘Ja?’

De agent, die de eerste rampzalige aflevering van Seans tv-serie had gezien omdat hij die moest opnemen voor zijn tienerdochter, knipoogde vriendelijk. ‘Die grap over die pinguïn was goed. Jammer van de rest.’