13
Er waren bijna twee weken verstreken sinds Sean zijn eigen schokkende nieuws te horen had gekregen, en al die tijd had hij Pandora niet meer gezien of gesproken. Dat betekende echter niet dat het probleem vanzelf wel weg zou gaan, net zomin als je aan belasting betalen ontkwam door de blauwe envelop niet te openen.
Net als in het begin spookte Pandora continu door zijn hoofd, alleen was het deze keer een stuk minder fijn. Ze had hem weliswaar voorgelogen, had gezegd dat ze geen andere vriend had gehad, maar desondanks wist hij donders goed dat hij zich afschuwelijk had gedragen. Als het waar was wat ze hem had verteld over de baby, dan zou hij zich vreselijk voelen... net zo vreselijk als Pandora zich zelf nu waarschijnlijk voelde.
Bovendien was er een kleine kans dat het allemaal nog waar was ook. Sean, die hiervóór nooit echt over dit soort dingen had nagedacht, had bij een drogist een zwangerschapstest gekocht en uit de instructies begrepen dat het inderdaad mogelijk was om zo snel al een positief resultaat te krijgen.
Iedere keer dat hij bedacht dat hij misschien echt verantwoordelijk was voor dit ongelukje, werd hij overspoeld door schaamte. Op een nacht droomde hij zelfs dat hij zijn eigen baby in zijn armen hield. Uiteindelijk kon hij niet meer met zijn schuldgevoel leven en belde hij haar.
‘Hoi, met mij.’ Zijn hart begon te bonken toen ze opnam. ‘Eh... hoe gaat het met je?’
Pandora klonk extreem op haar hoede, wat haar volste recht was natuurlijk. ‘Prima.’
‘Nog steeds...’
‘Zwanger? Ja, nog steeds.’
Het zweet stond hem in de handen. Hij veegde zijn vrije hand af aan zijn spijkerbroek. In elk geval had ze de hoorn niet op de haak gegooid. ‘Hoor eens, misschien moeten we even praten.’ Hij zei het aarzelend. De koele klank van haar stem had nog steeds een verlammende uitwerking op hem... Was dat stomme gedoe met die baby nou maar niet gebeurd. Onder andere omstandigheden hadden ze het zo leuk met elkaar kunnen hebben.
‘Ik luister,’ zei ze.
‘Niet via de telefoon. Kan ik even langskomen?’ Hij keek op zijn horloge. ‘Ik kan om vijf uur bij je zijn.’
‘Oké.’ Ze klonk niet bepaald opgetogen. ‘Het duurt toch niet lang, hè? Want ik moet om zes uur op mijn werk zijn.’
Het enige wat Sean wilde, was de zaak rechtzetten, voornamelijk voor zijn eigen gemoedsrust. Het laatste wat hij had verwacht toen hij veertig minuten later bij haar aanbelde, was dat de deur werd opengedaan door de grote blonde vriend die de oorzaak van alle ellende was.
Hij was echt heel groot, van dichtbij nog groter en breder dan Sean zich hem herinnerde. Heel even vroeg hij zich af of Pandora dit zo had georganiseerd. Was die vriend soms hier om hem in elkaar te rammen? Zou hij al zijn tanden uit zijn mond slaan? Zou Sean ooit nog grappen kunnen vertellen of was dit het?
Tot zijn verbijstering keek zijn vroegere rivaal hem echter met een brede grijns aan. ‘Hoi, jij moet Sean zijn. Kom verder. Pandora is boven, ze komt zo beneden. Ik ben Joel, haar broer.’ Hij keek op zijn horloge en pakte toen een tennisracket van de haltafel achter Sean. ‘En ik ben te laat. Sorry, ik moet ervandoor. Misschien tot een andere keer...’
Vlak daarna viel de deur al achter hem dicht. Het kostte Sean, die automatisch ineen was gekrompen toen het tennisracket langs zijn oor was gesuisd, een paar seconden om te verwerken wat hij net te horen had gekregen.
Pandora verscheen boven aan de trap, gekleed in een lichtgrijs T-shirt en een combatbroek. ‘Je zou je eigen gezicht eens moeten zien,’ merkte ze op. ‘Interessant. Ik neem aan dat het kwartje net is gevallen?’
‘Hij is je broer,’ reageerde Sean stomverbaasd. Hij voelde zich behoorlijk stom. ‘Echt waar? Ik bedoel, is hij echt je broer?’
‘Halfbroer. Mijn moeder is twee keer getrouwd. Ze is blank,’ legde ze uit. ‘Joels vader ook. Mijn vader is zwart.’
‘Fantastisch.’ Hij keek haar geïrriteerd aan. ‘Je wordt bedankt. Waarom heb je me dat niet meteen gezegd? Toen ik zei dat ik je met een grote, blonde kerel had gezien, had je me dat toch meteen kunnen vertellen?’
Pandora liep langzaam de trap af. ‘Had dat dan wat uitgemaakt?’
‘Natuurlijk had dat wat uitgemaakt, verdomme!’ schreeuwde hij. Was ze nou zo dom, of deed ze het om hem te pesten?
‘Nou, ik zie dat anders. Denk je eens in mijn plaats,’ zei ze kalmpjes. ‘Je hebt me lopen bespioneren, je hebt tussen mijn spullen geneusd. Je wilde nog geen seconde in overweging nemen dat je wel eens de vader van dit kind zou kunnen zijn, je hebt me uitgemaakt voor een leugenaarster en bedriegster en hebt duidelijk te kennen gegeven dat ik voor jou niet meer dan een leuke uitdaging was, gewoon een lolletje...’ Ze werd ineens groen, zuchtte vermoeid en stoof toen de trap op.
Bang dat ze zou flauwvallen, rende hij haar achterna.
‘Ga weg,’ zei ze kreunend tussen het kotsen door, met haar hoofd boven de wc en blindelings naar de wc-rol tastend. ‘Sta daar niet zo stom te kijken. Als je iets nuttigs wil doen, maak dan een kop thee voor me.’
Hij schrok ervan hoe kwetsbaar ze er van achteren uitzag, met haar smalle nek en de schouders die op- en neergingen. Terwijl hij zich over haar heen boog, trok hij wat velletjes wc-papier van de rol en propte die in haar hand. ‘Wat heb je?’
‘Oh,’ jammerde ze. ‘Wat dacht je, stomkop? Ochtendmisselijkheid!’
‘Maar... maar het is tien voor halfzes.’
‘Vertel dat de baby maar. Ik meen het, Sean, ga weg.’
Hij was hopeloos in de war. Zijn hele leven leek ineens op zijn kop te staan. Pandora wilde nog steeds ruzie met hem maken, en het enige wat hij wilde, was haar in zijn armen nemen. Het kon hem niet eens schelen dat ze zat over te geven.
Aangezien het haar blijkbaar wel wat kon schelen, maakte hij zich snel uit de voeten. Toen ze tien minuten later beneden kwam, bleek en stilletjes en met de geur van tandpasta om zich heen, gaf hij haar een kop warme zoete thee en een biscuitje.
Nadat ze een slokje had genomen, glimlachte ze voor het eerst sinds hij er was. ‘Ik doe nooit suiker in mijn thee.’
Wat wist hij eigenlijk weinig van haar. ‘Hier, neem mijn thee maar.’ Hij ruilde de koppen om. ‘En eet je biscuitje op.’
‘Ben je mijn dokter of zo?’
‘Doe nou maar wat ik zeg. Zal ik je werk bellen en zeggen dat je vanavond niet kunt komen?’
‘Nee, want als ik niet werk, krijg ik ook niks betaald.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik red me wel.’
‘Luister, ik ben gekomen omdat ik vond dat we het moesten uitpraten.’ Zijn ogen kregen een zachte glans. Hoewel hij enorm veel zin had om haar aan te raken, durfde hij dat nog niet goed. ‘Er is me al veel meer duidelijk geworden dan ik had durven hopen, maar ik zit nog steeds met een paar vragen.’
‘Ik laat het niet weghalen, als je dat soms bedoelt.’ Ze verstrengelde haar vingers om de kop thee. ‘Sorry, maar dat kan ik niet.’
‘Daar hoef je je toch niet voor te verontschuldigen.’ Zijn stem klonk scherp, want hij voelde zich schuldig omdat hij die mogelijkheid inderdaad had overwogen. Ineens ging hem een licht op. ‘Je hebt het je broer nog niet verteld.’
‘Ik moet eerst zelf nog aan het idee wennen.’ Ze keek hem verontschuldigend aan. ‘Hij denkt dat ik buikgriep heb of zo. Maar ik weet nu al dat hij er niet blij mee zal zijn.’
‘Maak je daar nou maar geen zorgen om. Samen redden we het wel.’
Ze trok verbaasd haar wenkbrauwen op. ‘Vertrouw je me nu ineens wel? Je denkt niet meer dat ik lieg?’
‘Ik vertrouw je.’ Hij pakte haar hand en begon haar slanke vingers te masseren. Ze droeg geen ringen. Hij zou het liefst zeggen: Ik hou van je. Hij wist echter dat dat niet in goede aarde zou vallen.
‘Je kent me helemaal niet,’ zei ze bedroefd. ‘Je weet niet eens of ik suiker in mijn thee wil, en dan krijgen we samen een kind. Trouwens, ik lieg nooit.’ Met haar grote bruine ogen keek ze hem strak aan. ‘Als je me ooit echt leert kennen, zul je dat vanzelf wel ontdekken.’
‘Volgens mij weet ik het al.’ Glimlachend leunde hij over de keukentafel heen en kuste haar zachte, naar thee en tandpasta geurende mond. ‘Je liegt nooit. Je zegt alleen niet de dingen die andere mensen automatisch wel zouden zeggen.’
‘Je bedoelt zoals: “O nee, ik moet weer overgeven?”’ Nog terwijl ze het zei, werd ze alweer groen om de neus. Met haar hand voor de mond rende ze de trap op. ‘Oké, dan zeg ik het nu...’