56
Dat heb ik weer, dacht Sophie, dat ik word ontvoerd door een inbreker die geilt op beroemdheden, en zijn vrouw slaat.
Ze belde de radiozender, sprak even met de producer van haar moeder en gaf de telefoon vervolgens aan Jez.
‘En nu hebben we een beller die zijn naam nog niet wil vertellen,’ zei Cass. ‘Het enige wat ik weet, is dat hij iets te maken heeft met Sophie, mijn jongste dochter. Persoonlijk denk ik dat ik in de maling word genomen. Dus, hallo geheimzinnige beller uit Gloucestershire, je bent in de uitzending. Waarom vertel je ons niet wat er aan de hand is?’
‘Dat was te gek.’ Een paar minuten later legde Jez de hoorn op de haak en haalde zijn hand door zijn stekeltjeshaar. Hij leek vreselijk ingenomen met zichzelf. ‘Ik ben nog nooit eerder op de radio geweest.’ Hij keek naar Sophie. ‘Verdomme, wat heb jij nou weer?’
Wat stom van haar om te denken dat hij haar niets zou aandoen omdat hij pas drieëntwintig was. Ineens werd ze bevangen door paniek. ‘Je hebt mijn moeder de stuipen op het lijf gejaagd.’ Ze voelde zich misselijk. ‘Hoe kon je dat nou doen?’
‘Makkelijk zat.’ Hij bukte zich om de verscheurde foto van Brenda en hemzelf op te rapen en verfrommelde hem met zijn vuist. ‘Ik ben nou echt blij dat ik jou heb uitgekozen,’ zei hij glimlachend tegen Sophie. ‘Dit is echt helemaal te gek. Ik word beroemd.’
‘Wat ga jij verdomme doen?’ De restaurantmanager keek verbaasd naar Terry Brannigan, die zijn afwassponsje wegwierp, zijn schort afdeed en zijn jas pakte. ‘Waar ga je naartoe? Je kunt niet zomaar weglopen.’
‘Heb je het niet gehoord?’ Terry wees kort naar de radio waar hij alleen maar naar luisterde als Cass erop was. ‘Cass Mandeville is een vriendin van me, en ze zit in de problemen. Ze heeft me nodig.’
‘Onze eigen Superman!’ zei een van de obers honend boven het geluid van gefluit en gedempt gelach uit. ‘Vergeet niet je broek over je maillot aan te trekken!’
Er stond nog een hele berg afwas.
‘Als je nu weggaat, hoef je niet meer terug te komen,’ zei de manager ijzig. ‘Je bent ontslagen.’
‘Hoera,’ zei Terry. ‘Dat werd tijd.’
Vanaf het restaurant was het ongeveer vijfhonderd meter naar de studio’s van Kingdom Radio. Gelukkig had Terry Cass daar vroeger vaak genoeg afgezet om de bewaker zover te krijgen hem binnen te laten.
‘Dat weet ik ook wel,’ schreeuwde de producer in een telefoon toen Terry de studio in kwam van waaruit Cass’ programma werd uitgezonden. ‘Ik weet dat ze nu niet in staat is om wat dan ook te doen, maar we hebben verdomme geen vervanger! Bob heeft de griep, Serena zit in Frankrijk en Jenny in Egypte. We hebben niemand die...’
‘Ik doe het wel,’ zei Terry. Door de glaswand heen zag hij het ontzette gezicht van de weerman die manmoedig het fort probeerde te bewaken, wat echter totaal mislukte.
De producer keek Terry woedend aan. ‘Wie mag jij dan wel zijn?’
Achter hem ging een deur open. Cass gooide zich met een lijkbleek gezicht in Terry’s armen.
‘Het is een ramp.’ Haar tranen wegslikkend, schudde ze haar hoofd. ‘Jack komt hiernaartoe. We gaan meteen door.’ Ze zakte bijna door haar knieën. ‘O god, en toen ze belde, dacht ik nog wel dat het een of andere grap was.’
Terry hield haar in zijn armen. De producer keek hem nog steeds woest aan. ‘Ik moest gewoon komen. Ik wil je helpen. Ik wilde je aanbieden om te rijden, maar...’
‘Er is niemand voor het programma,’ zei Cass bevend. ‘De vervanger heeft de griep. Misschien kun jij het overnemen.’
‘Ik kan het echt wel,’ zei Terry geruststellend tegen de producer.
‘Ja ja.’ De producer, die te gespannen was om dankbaar te zijn, knarste met zijn dure kronen. ‘Dat zeg je de hele tijd. Maar wie ben je dan, verdomme?’
De belegering ging de tweede dag in, en Cass begon zich af te vragen of ze sterk genoeg was om niet gek te worden. Het huis werd omsingeld door scherpschutters. Er was een bemiddelaar die probeerde een band op te bouwen met Jez Potter. Hij had ook met Sophie gesproken, die zich redelijk goed leek te houden.
Dat kwam deels omdat ze niet alles wist wat er te weten viel. Cass en Jack hadden van de politie te horen gekregen dat Jez Potter in werkelijkheid zeven jaar gevangenisstraf opgelegd had gekregen wegens moord op een uitsmijter die het lef had gehad om naar zijn vrouw te knipogen. Hij had vermoedelijk licht psychopathische trekken. En niemand had Brenda Potter nog gezien of iets van haar gehoord sinds de ochtend van Jez’ ontsnapping.
‘Ik kan er niet meer tegen,’ zei Cass snikkend, terwijl ze zich aan Jack vastklampte en het beeld probeerde uit te wissen van Jez Potter, die wild met zijn pistool gebaarde en daarbij haar dochter als schild gebruikte. ‘Waarom moest hij nou Sophie nemen? Het is zo oneerlijk!’
De wrede ironie van de situatie was Jack niet ontgaan. Omdat hij de reis naar Oeganda te gevaarlijk had geacht, had Sophie een klus als model aangenomen in Gloucestershire... hetgeen nog veel gevaarlijker was gebleken.
Ze verbleven in de Salutation Inn, de pittoreske herberg aan de rand van Cinderley, waar Sophie van het parkeerterrein was ontvoerd. Het stikte er van de journalisten, hoewel de politie absolute mediastilte had gelast. Ze wilden Jez Potters hang naar roem op geen enkele manier voeden.
Susie Wheeler, de eigenares van de Salutation, leefde vreselijk met Cass en Jack Mandeville mee. Twee jaar geleden had ze het nieuws over de teloorgang van hun huwelijk ook gretig gevolgd, en ze had toen ontzettend medelijden gehad met Cass.
Dat ze nu samen een kamer – en hun verdriet – deelden, was wat Susie betrof niet meer dan logisch. Dus toen Imogen Trent die dag voor de derde keer belde en zich drukker leek te maken over wat Jack allemaal uitspookte dan over hoe het met Sophie ging, besloot Susie dat ze er genoeg van had om discreet te zijn.
‘Hij zei dat hij me zou bellen, maar dat heeft hij nog steeds niet gedaan.’ Imogen zweeg even en voegde er toen aan toe: ‘Ik weet dat u een bericht heeft achtergelaten in zijn kamer, maar ik wilde u vragen of u misschien ook een briefje in de kamer van Mrs. Mandeville wilt neerleggen.’
‘Dat is nergens voor nodig.’ Susie Wheeler glimlachte; ze kon er niets aan doen. Deze kans kon ze gewoon niet laten schieten. ‘Want ze zitten in dezelfde kamer. En het briefje ligt midden op bed.’
‘Ga je me vermoorden?’ vroeg Sophie.
‘Tuurlijk niet.’ Jez zat op de grond met het pistool te spelen; hij draaide het rond in zijn vingers alsof hij Billy the Kid was. ‘Nou, waarschijnlijk niet dan.’
‘Ik vind dat je je moet overgeven.’
Het was drie uur ’s nachts. Buiten brandden schijnwerpers. Het was onmogelijk om te slapen. Sophie had het ook koud, maar van Jez’ aanbod om een trui van Brenda aan te trekken, kreeg ze op de een of andere manier de rillingen.
‘Nooit.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb ze toch gezegd dat ze een helikopter moeten sturen? Morgen zal hij er wel zijn.’
‘En waar moet hij dan landen, in de moestuin soms?’
‘Hou je mond.’
‘Daar hoef je toch niet boos om te worden. Ik probeer alleen maar realistisch te blijven.’
Hij keek alsof hij elk moment kon gaan huilen. ‘Ik kan me niet overgeven.’
‘Waarom niet?’ Ze rilde.
‘Hou nou maar gewoon je mond.’
‘Hoe lang nog?’ vroeg Cass fluisterend aan Jack. Ze klampte zich aan hem vast, zich afvragend of ze het ooit weer warm zou krijgen. ‘Er moet toch snel iets gebeuren.’
Imogen hoefde zich nergens zorgen om te maken. Ze mochten dan wel een bed delen, seks was wel het laatste waar ze aan dachten.
‘De politie vindt wel een oplossing,’ zei Jack.
‘Maar als dat nou niet zo is?’
‘Stil.’ Hij verstevigde zijn greep en kuste zacht haar voorhoofd. ‘Het lukt ze wel.’
Sophie was eindelijk in een onrustige slaap gevallen, maar ze had zulke akelige dromen dat ze bijna blij was toen ze met een schok weer wakker werd. Uit de gang klonk hevig gesnik.
‘Jez?’ Ze kwam moeizaam overeind en liep de kamer uit. Jez zat op zijn knieën achter de voordeur door de brievenbus te turen; zijn natte gezicht was verwrongen van verdriet.
‘Ik heb je niks gedaan.’ Hij draaide zich om en keek haar met roodomrande ogen aan. ‘Toch? Ik heb je niks gedaan.’
Sophie was als verlamd. Ze schudde slechts haar hoofd.
‘Zeg ze dat ik je niks heb gedaan.’
‘Wat? Nu?’ Wilde hij soms dat ze dat door de brievenbus schreeuwde?
‘Zeg het ze nou maar gewoon.’ Vermoeid schudde hij zijn hoofd. ‘Ik kon er niks aan doen. Het was haar eigen schuld. Zolang ze maar weten dat ik jou niks heb gedaan.’
Tot Sophies verbijstering stond hij op en maakte de voordeur open. Nadat hij haar naar buiten had geduwd, verdween hij weer naar binnen. Als een konijn dat gevangen is in het licht van koplampen, bleef Sophie stokstijf staan, knipperend met haar ogen. Een stem door een megafoon zei kalm: ‘Sophie, loop het pad af. Goed zo, kom maar naar ons toe lopen. Wij zijn hier. Je doet het heel goed... gewoon door blijven lopen...’
Sophie deed wat haar werd opgedragen.
Achter haar, boven in het huis, klonk een enkel schot.