31

Imogen zat er helemaal doorheen. In de tien dagen dat Sophie nu bij hen woonde, was haar huis bijna onherkenbaar geworden. Het was net alsof er een stel krakers bij je in was getrokken, alleen zouden die vast niet zoveel tijd in de badkamer doorbrengen.

Imogen had het idee dat Sophie vijftien maaltijden per dag at en al het keukengerei gebruikte om die te bereiden. En daarna zette ze de hele mikmak in de gootsteen, samen met de borden waarop ze de restjes liet liggen die waarschijnlijk te vies waren om op te eten.

Als Imogen alleen maar keek naar de gerechten die Sophie in elkaar flanste, werd ze al misselijk. Ze rilde wanneer ze de spetters pindakaas-chocoladesaus op de muur achter de Magimix zag, en ze merkte tot haar verbazing dat er blijkbaar van haar werd verwacht dat ze de afwas deed.

‘Ik praat wel even met haar.’ Met die woorden scheepte Jack haar steeds af. ‘Maar je moet een beetje rekening met haar houden, schat. Ze is hard aan het leren voor haar tentamens.’

Imogen betwijfelde of Sophie überhaupt iets kon leren, want ze had de hele tijd die stomme Foo Fighters keihard op staan. Bovendien begreep ze ook niet waarom zij en Jack iedere avond om negen uur naar de slaapkamer werden verbannen, want Sophie ging dan nog lang niet slapen; ze lag gewoon prinsheerlijk in haar eentje op de bank tot na twaalven tv te kijken.

Langzamerhand begon Imogen te vermoeden dat Jacks dochter het erom deed, en toen Sophie de volgende dag met een doos kikkers thuiskwam uit school, besloot ze om het haar op de man af te vragen. ‘Zo Sophie, wat is het plan? Probeer je expres mijn leven te vergallen?’

Sophie keek haar stomverbaasd aan. ‘O nee, denk je dat? Dan spijt me dat, Imogen. Echt waar.’

Dat was de helft van het probleem; ondanks de chaos die Sophie veroorzaakte, bleef ze beleefd en verontschuldigend. ‘De kikkers zijn voor een project voor biologie. Je zult echt geen last van ze hebben. Ik zal heel goed voor ze zorgen.’

‘Kwaak, kwaak,’ zeiden de kikkers in de plastic doos. ‘Kwaak.’

‘Ik heb het niet alleen over de kikkers.’ Imogen dwong zichzelf kalm te blijven. ‘Vanochtend, nadat je naar school was, heeft het me een uur gekost om de badkamer weer schoon te krijgen, de jam van de tv te poetsen en de stank van zilveruitjes uit het kleed voor de open haard te boenen.’ Ze zei maar niet hoe duur het kleed – een negentiende-eeuws beige-met-wit Perzisch tapijt – was geweest.

Sophie boog haar hoofd. ‘Sorry. Ik had de pot uit mijn handen laten vallen.’

‘Toch blijft je vader volhouden dat je normaal gesproken schoon en netjes bent. Vandaar dat ik me afvraag of dit allemaal niet gewoon voor de show is.’ Imogen wierp haar een lange, koele blik toe. ‘Maar dat gaat echt niet werken, dus waarom geef je het niet gewoon op? Ga naar huis en laat ons verder met rust.’

Sophies ogen vulden zich met tranen. ‘Ik doe het echt niet expres, eerlijk waar. Als het moet, ga ik natuurlijk weg, maar waar moet ik naartoe? Ik kan niet naar huis...’ Er rolde een eenzame traan langs haar neus. ‘Dat kan echt niet.’

‘Ik zou niet weten waarom niet.’ Imogen klemde haar kaken zo stevig op elkaar dat het pijn deed. ‘De afgelopen vijftien jaar heb je daar ook naar alle tevredenheid gewoond.’

‘Ja, en papa ook, maar dat hij er weg wilde, vond je niet erg.’ Sophie keek haar uitdagend aan. ‘Dus ik snap niet waarom ik ook niet weg mag.’ Toen slaakte ze een zucht. ‘Nou ja, ik merk wel dat ik hier niet welkom ben, dus morgen vertrek ik. Na school, oké? Vijf uur, is dat goed?’

Imogen keek haar aan. ‘En waar ga je dan naartoe?’

‘Maak je daar maar niet druk om, ik kan heus wel voor mezelf zorgen.’ Met de rug van haar magere witte hand veegde ze de eenzame traan van haar wang. ‘Heb je die kartonnen doos nog waarin de wasmachine vorige week is bezorgd? En als je wat oude dekens voor me hebt, zou dat ook fijn zijn...’

 

Gezien de omstandigheden zag Jack nog maar één mogelijkheid. ‘Goed,’ verkondigde hij toen hij de volgende dag thuiskwam. ‘Dat is dan geregeld.’ Hij leek zeer in zijn nopjes.

‘Wat precies?’ wilde Imogen weten.

Sophie zei niets. Ze keek alleen maar naar haar vader en knipperde even met haar ogen.

‘We pakken de hele boel in,’ verklaarde hij. ‘Ik heb een huis gehuurd in Wimbledon. We kunnen er vanavond nog in.’

Met een blik op Sophie vroeg Imogen: ‘Bedoel je dat zij ook meegaat?’

‘Ja, natuurlijk.’ Vastbesloten negeerde hij de spanning die in de lucht hing. ‘We gaan allemaal. Het huis heeft vijf slaapkamers, dus meer dan genoeg ruimte voor ons allemaal. En ik heb ook een schoonmaakster voor vijf ochtenden per week ingehuurd. Dus al onze problemen zijn opgelost. Misschien kunnen we dan eindelijk eens een beetje van elkaars gezelschap gaan genieten.’ Glimlachend van de een naar de ander eindigde hij: ‘En misschien dat de situatie in de toekomst dan wat minder... gespannen is.’

O shit, dacht Sophie, geschrokken van wat ze had gedaan.

Verdomme, dacht Imogen moedeloos, toen tot haar doordrong dat er geen weg meer terug was.

‘Kwaak,’ zeiden de kikkers in hun plastic doos.

Sophie kon zichzelf wel voor de kop slaan. Ze had het helemaal verkeerd aangepakt. ‘Ik heb het echt helemaal verknald,’ zei ze kreunend boven een bord cottage pie in haar eigen vertrouwde huis. Ze keek gekweld naar Cass, die tegenover haar aan de keukentafel zat. ‘Papa had zelfs al een busje gehuurd om al onze spullen in één keer te kunnen verhuizen. Toen hij nog in het huis van Het Sletje woonde, kon hij weggaan wanneer hij wilde, maar door mij heeft hij nu een huis gehuurd met een huurcontract van vijf jaar. Nou lijken ze net een echt stel,’ zei ze verdrietig. ‘Vijf jaar... dat klinkt zo permanent. Ik heb het er alleen maar erger op gemaakt.’

‘Jij kunt er niks aan doen.’ Cass probeerde te doen alsof het haar niets kon schelen, maar het nieuws was hard aangekomen. Ook zij had troost gevonden in de gedachte dat Jacks verhuizing naar Imogens huis nog iets tijdelijks had.

Jack leek de relatie echter serieus te nemen, en Cass voelde zich steeds eenzamer worden. Haar gezin viel uit elkaar, en voor het eerst leek haar radioprogramma meer op werk dan op een avontuur, en bovendien leek Terry ook nog van de aardbodem te zijn verdwenen. Hij nam zijn telefoon niet op, en toen ze gisteravond ten langen leste naar zijn flatje was gegaan, had zijn buurmeisje haar verteld dat Terry daar niet meer woonde.

‘Ik heb hem nog gevraagd of hij een adres wilde achterlaten, maar hij zei dat dat niet nodig was,’ had het meisje tegen Cass gezegd, zichtbaar onder de indruk van het feit dat haar voormalige buurman zo’n beroemdheid kende. Ze trok haar neus iets op en lachte. ‘Hij was wel een grappig oud mannetje, hè? Niet dat we hem hier vaak zagen, maar hij leek wel aardig. Hij dronk wel als een ketter. Klopt het dat hij ooit een eigen radioprogramma heeft gehad?’

Cass, die zichzelf er de schuld van gaf dat Terry van de aardbodem was verdwenen, voelde zich nog rotter dan daarvoor. Stel dat hij zelfmoord wilde plegen of zichzelf dood zou drinken omdat zij hem had afgewezen? Stel dat hij al dood is, dacht ze huiverend.

‘Geen paniek, ze zullen je echt niet aanklagen voor moord,’ troostte Sophie haar, toen Cass haar deelgenoot maakte van haar angsten. ‘Zolang we de politie maar niet vertellen dat je hem met een koektrommel op zijn kop hebt geslagen, is...’

‘Heel grappig,’ zei Cass geïrriteerd. ‘Hoe kun je daar nou grapjes over maken? Die arme man. Hij kan wel dood zijn...’

Sophie bleef op-en-top praktisch. ‘Toe zeg, zo stom is hij nou ook weer niet. Je hebt te veel Romeo en Julia gelezen.’ Met iets van opluchting voegde ze eraan toe: ‘Volgens mij is het hoog tijd dat ik weer hier kom wonen.’

‘Ja?’ Cass was meteen opgevrolijkt. ‘En hoe moet dat dan met dat grote huis in Wimbledon?’

‘Daar kunnen ze fijn met zijn tweetjes wonen.’ Sophie haalde haar schouders op. ‘Ik heb mijn best gedaan, maar het heeft averechts gewerkt. Bovendien had Het Sletje me door. Ze wist dat ik al die dingen expres deed.’

‘Nou, ik ben alleen maar blij dat je weer terugkomt.’ Cass stond op om haar dochter te knuffelen. ‘En het was leuk geprobeerd, al heeft het dan niet gewerkt.’

‘O, maak je maar geen zorgen.’ Sophie, die de afgelopen dagen veel met Cleo had gebeld, schonk haar moeder een beheerst lachje. ‘We hebben het nog niet opgegeven.’