55

De fotograaf, Steve, nam alle tijd voor de foto’s. Voor hem was het dan ook geen enkel probleem; hij droeg drie truien en een jas van schapenvacht. Hm, dacht Sophie, op haar knokkels blazend in een poging ze te ontdooien, zo glamoureus is het dus ook weer niet om model te zijn.

Niet dat het haar wat kon schelen. Het mocht dan wel bijtend koud zijn; ze verdiende idioot veel geld met deze shoot. En tegen de tijd dat de foto’s in het blad Top-Teen verschenen – acht pagina’s met Sophie Mandeville in ragfijne jurken en kanten shawls, hemels zwevend in het mistige landschap van de Cotswolds – zat ze al hoog en breed in Oeganda.

En deed ze iets nuttigs met haar leven.

Toen ze eindelijk lunchpauze hielden, ging de crew meteen naar de pittoreske kroeg waar ze hun tenten hadden opgeslagen. De Salutation Inn, gelegen op de top van een steile heuvel boven de her en der verspreide huizen van het kleine dorpje Cinderley, was een charmante, oude, met klimop begroeide, herberg, die werd gerund door een echtpaar dat de fotograaf en zijn entourage uit Londen maar al te graag onderdak had verleend.

Hoewel de huisgemaakte kipschotel verrukkelijk rook, nam Sophie alleen maar een paar broodjes kaas en een blikje 7-Up, want op Radio 4 was een programma over missionarissen, dat ze niet wilde missen.

‘Missionarissen?’ Steve gaf Sophie een por. ‘Als je iets over standjes wilt weten, schat, dan kun je het altijd aan mij vragen.’

‘Ha ha,’ reageerde ze gehoorzaam, want Steve mocht dan wel een malloot zijn, hij was ook een goede fotograaf. ‘Ik vroeg me af of ik de sleutels van de BMW zou kunnen krijgen, dan kan ik naar de autoradio luisteren.’

‘Raar kind.’ Toen Steve een halfuur later voor de derde keer naar de bar liep, keek hij uit het raam naar het parkeerterrein. ‘Ze zit daar nog steeds naar dat programma van haar te luisteren. Ik wist niet eens dat we Radio 4 konden ontvangen in die auto.’ Hij knipoogde naar Titia, de moderedactrice van Top-Teen. ‘Die Sophie. Weet je dat ze niet eens drinkt? Of rookt? Ik vind het niet normaal.’

‘Bestel nou maar gewoon een fles rode wijn en hou op met dat gemopper,’ zei Titia. ‘Ik vind haar een schatje. En als er hier iemand niet normaal is, dan ben jij het wel.’

 

Sophie had drie broodjes kaas-tomaten, twee zakjes baconchips en haar blikje 7-Up naar binnen gewerkt. Het radioprogramma was hartstikke interessant, en bovendien vond ze het fijn om er in alle rust naar te kunnen luisteren. Het uitzicht was ook spectaculair: een diepe vallei, bespikkeld met honingkleurige huisjes, half kale bomen en hier en daar nog een mistflard. Een smalle stroom glinsterde in het waterige novemberzonnetje.

Een tevreden zucht slakend schoof ze iets onderuit om haar knieën wat comfortabeler tegen het stuur te leggen. Ze pakte een zakje fruitsnoepjes uit haar spijkerjasje. De eerste twee waren ananas, haar lievelingssmaak, en het radioprogramma zou nog twintig minuten duren. Wat kon een meisje zich nou nog meer wensen, dacht ze.

Toen het portier aan de passagierskant werd opengetrokken, dacht ze dat het Steve was, die haar op nog meer missionarissengrapjes wilde trakteren, haar laatste snoepje wilde inpikken en haar dan weer aan het werk wilde zetten.

Degene die instapte, was echter een volslagen onbekende voor haar. ‘Oké, rijden maar,’ beval een jongen van begin twintig met blond stekeltjeshaar en doordringende lichtblauwe ogen. Hij droeg een legerjack en een smoezelige spijkerbroek die onder de modder zat.

‘Pardon?’ Sophie keek hem verbaasd aan. ‘Denk je dat ik achterlijk ben of zo?’

Ze zag een glimp van iets metaligs en meteen daarna werd er een mes tegen haar ribben geduwd.

‘Rijden,’ beet de jongen haar toe. ‘Opschieten. Doe wat ik zeg.’

‘Hoor eens, dat zou ik best willen.’ Ze voelde het koude lemmet tegen haar lichaam drukken. Ze schudde haar hoofd. Alles leek in slow motion te gebeuren. ‘Echt waar. Maar ik kan niet rijden.’

‘Shit...’

De vage hoop dat dit een of andere flauwe grap was, vervloog op het moment dat het mes in haar zij werd gestoken. Ze voelde haar huid even weerstand bieden, maar dat duurde niet lang. Toen ze naar beneden keek, zag ze bloed door het gaasachtige crêpe de Chine van haar jurk in jaren-twintigstijl sijpelen.

‘Neem de auto maar,’ zei ze snel. ‘Kijk.’ Ze wees naar de sleutels in het contactslot. ‘Als je me laat uitstappen, kun je verder met de auto doen wat je wilt. Er zit nog genoeg benzine...’

‘Dat was niet de bedoeling.’ De jongen staarde naar de bloedvlek in haar jurk. Voordat Sophie de hendel van het portier kon pakken, pakte hij ruw haar pols beet. ‘O nee! We moeten van plaats wisselen. Klim maar over me heen. Ik rijd, maar jij gaat met me mee.’

 

‘Wat...’ Steve kon van verontwaardiging geen woord meer uitbrengen. Hij liep naar het raam om beter te kunnen kijken. ‘Jezus! Dit is echt niet te geloven! Er zit iemand bij Sophie in de auto, en dat is trouwens ook niet de missionarishouding waar ze in zitten! Nou ja, het zal dan wel kloppen wat ze altijd zeggen, dat stille wateren diepe gronden hebben.’

‘Waarschijnlijk heeft ze een vriendje gevraagd om hiernaartoe te komen.’ Titia, die over Steves schouder meekeek, klonk alsof ze het wel grappig vond. ‘Ik vind het wel lef hebben. Om het in jouw auto te doen, op klaarlichte dag.’

‘Wat nou weer?’ Tot zijn schrik zag Steve dat de auto werd gestart. ‘Verdomme, nou rijdt hij nog weg ook! Doen ze dat om mij te pesten of zo?’

Titia kromp ineen toen de BMW met gierende banden het parkeerterrein af reed. ‘Jezus, ze gaan echt weg.’

‘Verdomme nog aan toe,’ zei Steve met opeengeklemde kaken. Zijn 5-Series, zijn oogappel, reed weg met een krankzinnige achter het stuur. ‘Wat doet ze? Gaat ze ervandoor of zo? Echt, ik vermoord die stomme kutteef als ze weer terugkomt.’

 

Sophie kreeg te horen dat haar ontvoerder Jez heette en dat hij was ontsnapt uit de open gevangenis van Taywood waar hij – tot vanochtend – een straf van achttien maanden wegens inbraak had moeten uitzitten.

‘Ik kreeg gisteren een brief van mijn vrouw waarin ze vertelde dat ze bij me wegging,’ zei hij. ‘Ze heeft iemand anders. En daarom moest ik wel ontsnappen. Ik moest haar zien, haar op andere gedachten brengen.’

Sophie knikte. ‘En toen?’

Zijn blauwe ogen flikkerden. ‘Ze was niet op andere gedachten te brengen. En toen heb ik haar geslagen. Ik denk dat ze inmiddels al wel bij de politie is geweest. Maar ik ga niet terug de bak in.’ Hij keek Sophie even aan. ‘Snap je, daarom heb ik jou nodig. Om te kunnen onderhandelen. Als ze me achternakomen, zeg ik dat ik iets heel ergs ga doen. En als ze je per se terug willen hebben, moeten ze me wel laten gaan.’

Hij reed verschrikkelijk hard. Ze vroeg zich af waar hij haar mee naartoe wilde nemen. Ze wist dat ze kalm moest zien te blijven en iets van een band met hem proberen op te bouwen. Om de een of andere reden vond ze het allemaal minder eng omdat hij pas drieëntwintig was. Ze kon niet geloven dat hij haar echt wat zou aandoen.

Behalve dat hij dat natuurlijk al had gedaan.

‘Hoe heet je vrouw?’

‘Brenda. Kutwijf,’ zei hij op laatdunkende toon. ‘Je had haar gezicht moeten zien toen ik vanochtend ineens op de stoep stond. Ze leek net een hoer. Al die make-up. Waarom willen vrouwen dat toch?’ Koeltjes liet hij zijn blik over Sophies gezicht glijden. ‘Jij ook. Jij lijkt ook net een hoer. Waarom doe je dat?’

‘Normaal gesproken heb ik geen make-up op. Ik haat het,’ zei Sophie. ‘Maar het is voor een fotoshoot. Daarom heb ik ook deze stomme jurk aan. En dit is de auto van de fotograaf.’ Ze raakte de leren bekleding aan. ‘We zijn vanochtend om zes uur uit Londen vertrokken.’

Jez leek het wel interessant te vinden. Als hij denkt dat ik beroemd ben, doet hij me misschien wel niks, dacht ze. Terwijl ze langzaam naar voren leunde en wat knoppen op de dure radio indrukte, vervolgde ze: ‘Maar dat zal je allemaal wel niet interesseren.’

‘Ben je model?’ Zo te horen was hij diep onder de indruk. ‘Ik ben nog nooit in Londen geweest. Hoe is het daar?’

‘Groot en smerig. Hier is het veel mooier. In Londen kan een mens zomaar verdwijnen.’ Ineens had ze een idee. ‘Jij zou daar bijvoorbeeld ook best kunnen verdwijnen. Weet je, je hoeft me helemaal niet te gijzelen of te onderhandelen met de politie. Je kunt me er hier uitzetten, de snelweg pakken, de auto dumpen en verdwijnen.’ Ze voelde in haar jaszak. ‘Ik kan je zelfs wel wat geld voor de benzine...’

‘Jezus, wat ben jij dom,’ zei hij spottend.

Ze liet haar schouders hangen. ‘Sorry. Het leek me gewoon een goed idee.’

‘Ja, vast wel.’ Zijn stemming was helemaal omgeslagen. ‘Omdat je dom bent. Een domme slet.’

Op de radio was Elton John te horen. Terwijl de laatste tonen wegstierven, hoorde Sophie de stem van haar moeder.

‘Prachtig,’ verzuchtte Cass. ‘Daar fleurt een dag toch helemaal van op? En nu we het toch over opfleuren hebben, hier is Tom Archer met het weer. Misschien dat hij goed nieuws voor ons heeft.’

Sophie kon er niets aan doen. Haar ogen vulden zich met hete tranen.

‘Waarom luister je naar die onzin?’ vroeg Jez bot.

‘Het is geen onzin,’ fluisterde ze. ‘Het is mijn moeder.’

 

Met het mes onder haar spijkerjack tegen haar rug, duwde Jez Sophie het huis in.

‘Leuk hier.’ Met uitgelopen mascara op haar wangen keek Sophie om zich heen in het kleine, maar goed onderhouden huisje.

Jez en Brenda waren er drie jaar geleden als pasgetrouwd stel ingetrokken. Voor de ramen hingen geel-met-witte gordijnen van Laura Ashley. Vanuit de in het blauw en geel ingerichte keuken kwam je in de huiskamer. Voor het tv-toestel, op de vloer, lagen glasscherven, een gedeukt koperen fotolijstje en een verkreukelde foto van het gelukkige paar op hun trouwdag.

‘Mijn vader is er ook vandoor gegaan, met een andere vrouw,’ vertelde ze. ‘En mijn moeder heeft toen ook foto’s verscheurd. Ze zei dat ze zich daarna beter voelde. O alsjeblieft, je hoeft me echt niet vast te binden.’ Haar angst onderdrukkend schudde ze haar hoofd. ‘Ik loop echt niet weg. Luister, laat me eerst even dat glas opvegen. En daarna kan ik misschien iets te eten voor ons maken. Je hebt vast wel honger.’

‘Oké.’ Jez, die de logica hiervan wel inzag, gooide het touw terug in de kast onder de trap. Daarna wierp hij haar een waarschuwende blik toe. ‘Maar waag het niet om weg te lopen. Ik heb ook een pistool.’

‘Ja, en sloten op alle ramen,’ bracht ze hem in herinnering. ‘Dus ik kan er toch niet uit.’

‘Dat is waar.’ Hij glimlachte bijna. ‘Dankzij Brenda, die hoer.’

‘Hoezo?’

‘De vertegenwoordiger van de dubbele beglazing. De kerel die haar zover heeft weten te krijgen om het hele huis te laten doen, dat is de klootzak met wie ze al een jaar wat heeft.’

‘Wat erg voor je,’ zei ze op sussende toon. ‘Logisch dat je woedend op haar bent.’ Ze ving een glimp op van haar spiegelbeeld in de spiegel boven de glanzende schoorsteenmantel. ‘Ik zie er niet uit, zeg. Mag ik even naar boven om me wat op te frissen?’

Geïrriteerd zei hij: ‘Kun je dat niet bij de gootsteen doen?’

‘Ik wil dit ook schoonmaken.’ Voorzichtig raakte ze de gescheurde en bebloede crêpe de Chine aan. ‘Je hebt weinig aan me als gijzelaar als ik dood ben.’

‘Het bloedt niet meer,’ viel hij uit. ‘Je gaat heus niet dood.’

‘Misschien is de wond wel geïnfecteerd,’ zei ze. ‘Je hebt toch wel eens van bloedvergiftiging gehoord? Of van tetanus?’ Ze kneep haar grijze ogen even samen. ‘Ik heb je toch beloofd dat ik niet zal ontsnappen? Ik zal je gijzelaar zijn. Maar dan moet je me wel als mens behandelen. Eerlijk is eerlijk.’

Tot haar verbazing knikte hij. ‘Oké. Maar boven niet gaan rondsnuffelen, hè? Je kunt er daar toch niet uit.’

‘Dank je.’

‘En als je klaar bent, bellen we je moeder,’ zei hij zacht.