55

Ik liet mijzelf het huis binnen en deed alle lichten aan. Ik draaide de kranen van de douche open en trok mijn smerige kleren uit. Toen ik mijn spijkerbroek op de tegelvloer liet vallen hoorde ik het klinken van metaal. Ik stak mijn hand in de zak, haalde er Lena Rosens hanger uit en legde hem op het badkamerkastje. Ik kon mezelf er niet toe brengen ernaar te kijken.

Gedurende zeker vijf minuten stond ik onder de harde stralen.

Veel beter voelde ik me niet – ook niet nadat ik mijzelf had afgedroogd en schone kleren had aangetrokken. Toen nam ik de hanger mee naar de keuken, hield hem onder het licht boven tafel en bekeek hem van alle kanten. Wat ik had aangezien voor een simpele hanger, bleek een medaillon te zijn. Zo te zien was hij van zilver. Ik hield hem onder de warme kraan en maakte hem, voorzichtig met mijn duim erover wrijvend, schoon. De opeenhoping van zestig jaar stof en corrosie kwam los en spoelde langs het porselein van de wasbak. Ik droogde het kleinood zorgvuldig af en ging er weer mee aan tafel zitten.

Het medaillon was groot – groot genoeg om een herenzakhorloge te kunnen bevatten. Mijn vinger ging over het gebutste metaal waar de kogel het had geschampt. Ik probeerde het met de nagel van mijn duim open te wippen, maar het slotje was, als gevolg van het deukje, klem komen te zitten. Ik probeerde het alsnog voor elkaar te krijgen door er een aantal keren mee op tafel te tikken, maar er viel geen beweging in te krijgen.

Ik legde het kleinood terug op tafel en keek ernaar. Er was niet veel licht in het vertrek en de regen begon door een opening in het zeil dat over het gat in het dak was gespannen, te lekken. Nadat ik een keukenmes uit de la had gehaald, begaf ik mij met het mes en het medaillon door de kletsnatte tuin naar het tuinhuis.

Achter het geïmproviseerde bureau en in het felle licht van de tafellamp wurmde ik de punt van het mes in het slotje van de hanger. Op een gegeven moment was mijn geduld op, en ik zette meer kracht dan verstandig leek. De kast sprong open, en een gele schijf viel met luid gerinkel op het bureau. Ik pakte hem op en hield hem in het licht.

Het was een gouden sovereign die aan één kant, waar de kogel het zachte metaal had ingedrukt, verbogen was. Voor de rest was hij in onberispelijke staat en glom hij alsof hij net gepoetst was. Het profiel van koning George VI, het fijne kartelrandje, de piepkleine lettertjes en cijfers van de datum en de inscriptie waren allemaal nog even scherp alsof de munt gisteren was geslagen. Even scherp als op de sovereign die Hamelin aan mijn vader had gegeven. Ik sloot mijn ogen, deed ze weer open en bekeek de munt opnieuw, maar de boodschap was onveranderd.

Officieel was Madeleine Rosen in 1942 gestorven. Maar om haar hals droeg ze een munt die in 1944 was geslagen.

Ik voelde me een beetje misselijk en duizelig. Het schelle licht deed pijn aan mijn ogen, en ik deed het uit, strompelde naar het bed, ging er zwaar op zitten en steunde mijn hoofd op mijn handen. Mijn hoofd zat vol heen en weer flitsende beelden die maar niet tot rust wilden komen. Dit meisje was in 1942 verdwenen – zij én haar ouders. In gedachten zag ik ze voor me – verlaten en alleen, als in een andere dimensie. En toen, twee jaar later, kwamen ze net lang genoeg weer tevoorschijn om, in een donkere, akelige cel onder de kelder van hun eigen huis, geliquideerd te worden. Ik wist niet hoe ze daar terecht waren gekomen. Ik wist niet waar ze in die twee tussenliggende jaren waren geweest. Maar ik wist wat ze in La Division was overkomen. En ik wist dat mijn vader er getuige van was geweest.

De regen kletterde op het dak van het huisje.

Ik sloot mijn vuist om het muntje en voelde de kille kus van goud, de enige kus die Lena Rosen gedurende de afgelopen zestig jaar was toebedeeld.