42

Op het moment dat ik de tuin in liep, wist ik dat er iets mis was. Bonnards trucks waren weg. De voordeur stond open en het licht was aan, maar ik hoorde geen hamers of boormachines, of een radio die veel te luid stond te tetteren. De steigers waren afgebroken. Het dak van de keuken vertoonde een gat van een vierkante meter. Serge stond in de goot en probeerde er een zeil overheen te spannen.

‘Serge? Wat is hier aan de hand?’

Bij het horen van mijn stem keek hij omlaag, maar voordat hij had kunnen antwoorden kwam Chantal al met grote, nijdige stappen de veranda op gelopen.

‘Dat had ik jóú willen vragen.’ Ze zette haar handen in haar zij. ‘O, en tussen haakjes. Nog bedankt voor het ophalen. Ik bel je al sinds acht uur vanochtend. Wat heb je aan een mobieltje als je dat ding nooit aan hebt staan?’

‘Jullie zouden pas morgen terugkomen.’

‘O, zeg, neem me niet kwalijk – ’

Maar toen ik dichterbij kwam en ze mijn gezicht kon zien, veranderde haar stemming van woede in bezorgdheid.

‘Ik heb een zware nacht achter de rug,’ zei ik. ‘Ik vertel je er later wel over.’

Ik pakte haar bij de arm en trok haar mee naar binnen. Het scheidingswandje van de tweede slaapkamer was gereduceerd tot een hoop bakstenen en pleisterwerk. Een deel van de houten vloerdelen was vervangen, een ander deel ontbrak en een derde deel was onaangeroerd en verkeerde nog in oorspronkelijke staat. Oude en nieuwe delen lagen in het rond. Alles wat van de werklui was, was verdwenen – gereedschap, schragen, stoflakens; zelfs het doosje met de nieten om de vloerdelen mee vast te zetten. Ik liep door naar de keuken. Kate stond onder aan de ladder. Bij haar voeten lag een plasje regenwater.

Ze trok een gezicht. ‘Pap, ze hebben een ontzettende puinhoop achtergelaten.’

‘Ik bel Bonnard.’

‘Dat heb ik al gedaan,’ zei Chantal. ‘Ik bel hem al sinds we terug zijn, maar hij neemt niet op.’

Ik dacht aan Bonnard en Garnier bij La Division, en meteen daarna aan Marie-Louise die bij het pad langs de rivier op me had zitten wachten.

‘Het spijt me echt heel erg, monsieur Madoc,’ zei Serge, terwijl hij de ladder af kwam. ‘De werklui waren gewoon aan het werk en toen, zo’n twee uur geleden, kwam Bonnard en zei dat ze hun spullen bij elkaar moesten pakken en weg moesten gaan.’

Ik schopte met mijn laars door het water op de vloer. ‘Heb je er enig idee van, Serge, wat hier achter zou kunnen zitten?’

‘Ik heb Bonnard gevraagd wat er aan de hand was, maar hij wilde niets zeggen.’

Vlak voor de neus van mijn laars lag een leeg verfblik, en in een plotselinge opwelling schopte ik het keihard door de gang. Ik wist dat ik me aanstelde als een klein kind, maar ik kon het niet helpen. Ik beende met grote, nijdige stappen het huis uit naar het tuinhuis en smeet de deur achter me dicht. Daar ging ik voor het raam staan en probeerde te kalmeren. Nog geen twee minuten later hoorde ik achter me de deur opengaan. Chantal kwam binnen, en ik draaide me met een ruk naar haar om.

‘Jezus, Iain,’ zei ze, en ineens begon ze te huilen.

Ik sloeg mijn armen om haar heen. ‘Het spijt me. Ik had niet weg moeten gaan en alles aan Serge moeten overlaten.’

‘Serge is niet het probleem,’ zei ze, met haar gezicht tegen mijn shirt.

‘We vinden wel een oplossing, Chantal,’ zei ik. ‘Ik ga morgenochtend meteen op zoek naar een andere aannemer. Naar iemand die betrouwbaarder is.’

Ze snoof. ‘Ik heb zo veel dingen gezien, echt érge dingen, en het deed me niets. En moet je me nu zien, en alleen omdat de aannemer er vandoor is gegaan.’

Ik hield haar dicht tegen me aan. ‘Ik heb tegen Pablo gezegd dat ik iets met mijn eigen handen wil bouwen. Misschien is dit wel een goed moment om daarmee te beginnen.’

Ze kon er niet om lachen.

Even later keek ze naar me op. ‘Iain, wat is er aan de hand?’

Ik meed haar blik. ‘Ik wou dat ik het wist.’

‘Waar wás je vanochtend?’

‘Ik ben een kijkje gaan nemen bij La Division.’

Ze fronste haar voorhoofd. ‘Waarvoor?’

‘Ze willen de boel slopen. De Garniers. Het is al sinds de oorlog van hen, sinds ze het zo goed als van de Rosens hebben gestolen, en nu willen ze de boel ineens met de grond gelijk maken en er een bungalow op bouwen.’

‘En?’

‘Dus ik ben er nog eens een kijkje gaan nemen. Misschien wel voor de laatste keer. En wat denk je? Garnier heeft een nieuw hek met prikkeldraad neergezet. Je zou bijna denken dat het Fort Knox is, in plaats van een oud, half ingestort huis. En heel toevallig was Bonnard daar op bezoek.’

Ze keek me doordringend aan. ‘Je moet voorzichtig zijn, chéri. In zo’n dorp als dit moet je deze kwesties heel behoedzaam aanpakken. Dat heb ik je al eens gezegd.’

‘Om geen mensen voor het hoofd te stoten?’

‘Je moet niet denken dat dit soort dingen alleen maar hier gebeurt,’ riep ze uit. ‘Probeer het maar eens in Noord-Ierland. Probeer daar maar eens te informeren naar mensen die zijn verdwenen en nooit meer zijn teruggekeerd. Of in Bosnië. Of op Sicilië. Of, wat dacht je van Argentinië? Dit is geen geschíédenis, Iain. Niet in dit land. Het is Trafalgar niet. Het is niet op een veilige afstand.’ Ze wendde zich van me af en keek door het raam. ‘Je moet ermee ophouden. Voor je alles verpest. Ik weet niet wat voor soort vragen je hebt gesteld, maar het is duidelijk dat iemand hier bepaald niet blij met je is. Beloof me dat je ermee op zult houden.’

‘Nee.’

‘Hoe bedoel je, néé?’

‘Dat kan ik je gewoon niet beloven.’

Ze stond voor me en haar borst ging op en neer.

Ik zei: ‘Je hebt gelijk. Het is duidelijk dat iemand hier niet blij met me is. En waarom is dat zo, denk je? Omdat ik bezig ben hun zo plezierige fabel van het verleden door te prikken.’

Verbijsterd schudde ze haar hoofd. ‘Waar héb je het over?’

‘Om te beginnen klopt er niets van het tij. Het is onmogelijk dat mijn vader en Billington in de nacht van de veertiende juni 1944 vanuit de Vasse de zee op zijn gevaren. Het was vloed. En dat is geen vermoeden, maar een feit. Misschien dat ze op een andere nacht zijn uitgevaren, maar díé nacht beslist niet.’

Ze staarde me aan. ‘Geloof je nou echt dat een heel dorp zich in de datum vergist? Het is, verdomme nog aan toe, de allerbelangrijkste datum uit hun geschiedenis. Iain, laat de boel toch rusten, alsjeblieft.’

‘Het is duidelijk dat ik met mijn onderzoek op het goede spoor zit – kijk maar eens hoe Bonnard gereageerd heeft. En nu wil je dat ik het erbij laat zitten? Dat zou jij ook nooit doen, dat weet je best.’

‘Ik zal je zeggen wat ik weet. Ik weet wanneer het tijd is om ergens mee te stoppen voor er gewonden vallen.’

De deur van het grote huis vloog open. Chantal en ik keken tegelijkertijd om. Serge kwam met nijdige stappen de treden van de veranda af, de tuin in gelopen.

Kate riep hem achterna: ‘Nou, verzuip dan maar, als je dat zo nodig wilt!’ Ze gooide hem iets achterna – vermoedelijk zijn rugzak – wat met een doffe klap op de grond belandde.

Serge deed een paar stappen terug om hem te pakken. Hij zei: ‘Kom op, Kate. Dit is bespottelijk. Je weet dat ik moet gaan.’

‘Met dit weer? Zelfs ik kan zien dat het omslaat. Je wilt er toch niet echt met dit weer op uit?’

‘Het waait wel over. Godnogaantoe, ik ben wel met slechter weer de zee op gegaan.’

‘Donder dan maar op!’ krijste ze. ‘En je hoeft niet terug te komen!’

Ik duwde de deur van het tuinhuis open en ging naar buiten. Serge was al bij zijn motor. Hij gaf overdreven veel gas, reed in volle vaart van de oprit en liet grind en modder opspatten. Kate kwam van de veranda, rende langs me heen, schreeuwend en smekend om niet te gaan. Serge reed het hek uit en de straat af en liet haar hulpeloos gebarend achter. Ik zag aan het op en neer gaan van haar schouders dat ze huilde.

Chantal kwam achter me vandaan en deed een paar stappen in haar richting. ‘Kate?’

Kate draaide zich om en vluchtte langs ons heen het huis in. Ze zag bleek en maakte een bijna verwilderde indruk.

Chantal en ik keken elkaar aan.

Ik zei: ‘Volgens mij hebben we alle twee behoefte aan een borrel.’

‘Neem jij maar vast wat. Ik ga eerst even bij haar kijken.’

In de keuken, terwijl de wind aan het zeil boven mijn hoofd rukte, trok ik een fles medoc open en zette hem op de grenenhouten tafel. Chantal kwam binnen toen ik de glazen inschonk.

‘Ze is behoorlijk van streek,’ zei ze.

‘Morgen is hij weer terug.’

Ze ging zitten en speelde met haar glas. Ze maakte geen overtuigde indruk.

Ik zei: ‘Ik wil weten wat zich hier in werkelijkheid heeft afgespeeld tijdens de oorlog, en wat pap ermee te maken had. Dat is alles.’

Ze legde haar kin op haar handen en keek met een ernstig gezicht naar me op. ‘Nee, Iain, je wilt meer dan dat. Je wilt wat iedereen wil – je wilt het begrijpen. Je wilt er een rechtvaardiging in ontdekken, iets waaruit blijkt dat het ergens goed voor is geweest. Mensen zoals ik maken onszelf wijs dat wij een verklaring voor dat soort dingen vanuit Irak of Afganistan of Darfur de huiskamers van de kijkers binnenbrengen. Maar dat is niet zo. Waarschijnlijk is dat nooit zo geweest.’ Ze legde haar hand op de mijne. ‘Weet je wat we geen van allen kunnen verdragen? De gedachte dat het allemaal zo willekeurig is. Dat onze zoons of zussen of vaders kapot zijn gemaakt door mensen die ze niet kenden, die ze niet haatten en die ze in veel gevallen nooit hebben gezien. Mensen die vaak niet eens weten wat ze hebben gedaan. Want dat zou krankzinnig zijn. Krankzinnige, zinloze gekte.’

Ik tuurde in mijn glas en voelde dat ze me aankeek.

‘Je hebt me ooit eens gevraagd of ik vond dat je er een punt achter moest zetten. Toen zei ik nee. Maar nu zeg ik ja.’

Boven het tikken van de regen en het gieren van de wind uit konden we Kate horen huilen.