33

Ik hoorde het metaalachtige geluid van de steigerpalen die tegen elkaar aan kletterden. De werklui waren een vrachtwagen aan het uitladen, en Kate gaf aanwijzingen.

Toen ik even later beneden kwam, rook de hele keuken naar koffie. Bonnard en zijn drie werklieden begroetten me vanaf de veranda en ik zwaaide terug. Maar in plaats van naar hen te kijken, keek ik naar Kate, die de mokken uitdeelde. Ze droeg een werkbroek, een blauw spijkerhemd en open sandalen, en ik zag hoe de mannen naar haar keken terwijl ze hun koffie van haar aanpakten.

Ze kwam binnen met het lege blad. ‘Waar kijk je naar?’

‘Niets. Fijn dat je die mannen een beetje bezig hebt gehouden.’

Op het aanrecht lag een papieren zak met croissants.

‘Nou, ik dacht dat je een beetje wilde uitslapen.’ Ze keek me moederlijk aan. ‘Je bent nu eenmaal niet de jongste meer, dus je moet uitkijken.’

Ik grinnikte, pakte een croissant en schrokte hem naar binnen.

‘Pap!’ Ze zette haar handen in haar zij. ‘Die waren voor Serge! Hij komt ontbijten.’

‘O ja?’ Ik likte mijn vingers af. ‘Dan neem ik er nog maar eentje.’

Ze wilde er iets van zeggen, maar juist op dat moment hoorden we zijn motor de oprit af komen. Ik zag dat ze zich moest beheersen om niet meteen naar buiten te rennen.

Terwijl ik de kruimels van mijn vingers sloeg, zei ik: ‘Je vindt hem wel leuk, hè?’

Ze klakte met haar tong. ‘Jezus, pap.’

‘Oei, breng ik je in verlegenheid? Dat hoort er nu eenmaal bij. Maar ik wil je best bekennen dat ik hem ook wel mag.’

‘Help! Pap mag hem!’ Ze rolde met haar ogen. ‘Dat wordt oppassen geblazen.’

De motor sloeg af en Serge reed hem langs de achterdeur. De vering piepte. Ik ving een glimp van de jongen op – hij droeg een zwarte helm en een ouderwetse motorbril. Zijn hemd hing open en zijn armen waren gespierd en bruin. Kate draaide zich om en rende naar buiten. Ik wachtte even alvorens haar te volgen.

‘Kate heeft te weinig croissants voor je gekocht, Serge,’ zei ik.

‘Mijn vader probeert leuk te zijn.’ Ze probeerde hautain te kijken, maar kon het niet helpen dat ze straalde.

Serge glimlachte onzeker en boog zich naar me toe om me een hand te geven. Hij deed zijn helm en bril af, zette de motor op de standaard en bleef, met zijn oude canvas rugzak voor zich op zijn buik, op het zadel zitten. Het was een heel oude BMW – een zware, nogal lompe machine die in de verste verte niet leek op die gestroomlijnde motoren waar je in Londen veel jonge knullen op zag rondscheuren.

Ik prikte in de vulling die uit het duozadel kwam. ‘Hoe kom je aan dit ding?’

‘Zo worden ze niet meer gemaakt.’ Hij trok een gezicht, hing zijn helm aan het stuur en tilde de rugzak op. ‘Ik heb wat extra gereedschap meegebracht.’

Ik stapte bij de motor vandaan. ‘Blijf eten vanavond, Serge.’

‘Pap,’ zei Kate. Ze zag knalrood van schaamte. ‘Serge blijft bijna elke avond eten.’

‘Dat mag zo zijn,’ zei ik, ‘maar dit is voor mij de eerste keer dat ik hem vraag.’

Ik liep om de hoek van het huis heen. Het was een koele ochtend en de damp sloeg van mijn koffie. Jean Bonnard stond in de voortuin naar het dak te kijken en maakte aantekeningen op een klembord.

‘Daar gaat wel wat werk in zitten, in dat dak,’ zei hij.

‘Ik dacht al dat je dat zou zeggen.’

Hij grinnikte – we begrepen elkaar. Hij was in de vijftig en had een stevig postuur en een verweerd gezicht met een grote hoeveelheid lachrimpels.

‘O, maar dit soort oude huizen zijn altijd een uitstekende koop, monsieur,’ zei hij. ‘En dit hier helemaal. Mijn grootvader heeft het nog gebouwd.’

‘Echt?’

‘Mijn grootvader van moeders kant. Hij heeft tijdens de oorlog heel wat huizen hier in de buurt gebouwd.’

‘Was hier dan werk te vinden?’

‘Ja, zeker. Een aannemer die een beetje slim was, kon tijdens de bezetting heel goed aan zijn brood komen. Nieuwe barakken in Lannion. Gevangenis in de buurt van St. Brieuc. Allemaal zijn werk. En ook die oude bunker op de uiterste punt van de riviermonding. De Duitsers gebruikten dwangarbeiders voor de uitvoering van het werk, maar ze hadden ook plaatselijke mensen nodig die de bouw konden leiden.’

‘Dat wist ik niet.’

Hij keek me aan. ‘Weigeren had weinig zin, monsieur. Elk bedrijf in Frankrijk werkte voor de Duitsers, en dat werd bovendien door de regering aangemoedigd. Hoe moesten ze hun personeel anders betalen? De mensen moesten immers eten. En daarvoor hoefde je niet bij Churchill aan te kloppen.’ Hij pakte de regenpijp die langs de muur liep en schudde eraan om te voelen of hij vervangen moest worden. ‘Veel mensen boerden goed in die tijd, vooral de scheepswerven en de munitiefabrieken. Maar mijn andere opa, Paul-Louis, dat was een heel ander mens. Hij zat bij de Résistance. Hij heeft uw vader geholpen.’

‘Wat was hij voor iemand?’

‘Een echte kwajongen, die Paul-Louis. En de oorlog was een kolfje naar zijn hand. Hij en Mathieu Garnier sloten zich aan bij een groepering die de elektriciteitsleidingen opblies. Mathieu was het brein, dat spreekt. Uiteindelijk was het dát wat de Duitsers de kop heeft gekost, dat ze geen stroom meer hadden om hun fabrieken te laten draaien, en zo. Riskant was het natuurlijk wel. Dat soort dingen kon je de kop kosten, en de jouwe niet alleen.’ Bonnard wees op het huis. ‘Maar déze opa, de aannemer, die heeft tijdens de hele oorlog geen geweer aangeraakt. Het scheelde maar een haar of het Derde Rijk was door hem failliet gegaan.’

We liepen een eindje verder en gingen de hoek van het huis om. Bonnard prikte hier en daar in de planken waarmee de buitenzijde betimmerd was, en klakte afkeurend met zijn tong.

Ik zei: ‘Ik neem aan dat de Duitsers de kust heel scherp in de gaten hielden en goed bewaakten.’

‘O, Jezus, nou en of! Ze bewaakten elke baai en inham voor het geval de geallieerden hier aan land zouden komen. De plaatselijke bevolking hoopte en bad dat dit niet zou gebeuren, dat zei mijn vader tenminste. De oorlog kon niet ver genoeg van St. Cyriac worden uitgevochten. En uiteindelijk boften we dat de landingen in Normandië hebben plaatsgevonden. Vanaf het moment dat de Amerikanen en de Britten in augustus 1944 door de linies waren gebroken,werd het leven hier een stuk gemakkelijker, maar tot het zo ver was wemelde het langs de kust van de moffen die met de dag zenuwachtiger werden.’

Vaag begon me iets te dagen, maar het was alsof ik er net niet helemaal bij kon. Ik tuurde langs Bonnards potige schouder naar de zee en kon nog net een stukje van de bunker zien. Ik zei: ‘Maar desondanks is het mijn vader gelukt om, pal voor hun neus, vanuit de Vasse de zee op te varen.’

‘Het geluk is met de dapperen, monsieur.’ Bonnard schudde zijn hoofd. ‘Maar ik wil u wel bekennen dat ik me meer dan eens heb afgevraagd hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen. Uw vader en zijn maat moeten zo vlak langs die bunker zijn gevaren dat de moffen hun frankfurters in de boot konden gooien.’