1

Pablo reikte me zijn Mont Blanc-pen aan over het brede, met leer beklede blad van zijn bureau. ‘Twee miljoen en een paar grijpstuivers hou je eraan over. Plus de optie op aandelen, pensioenrechten, ziektekostenverzekering, enzovoort. Het is geen fortuin, maar als je voorzichtig bent hoef je nooit meer te werken. Hetgeen, voor zover ik weet, ook je bedoeling was.’

‘Is dat niet wat iedereen wil?’

Pablo maakte een nietszeggend geluid en keek over de rand van zijn halvemaansbrilletje naar het etiket van een fles champagne. Ik rolde de dikke vulpen tussen mijn vingers.

‘Nou, verdorie, hou op met naar die papieren te staren!’ blafte Pablo. ‘Zet je handtekening eronder!’

Ik krabbelde mijn naam en hij griste het document onder mijn handen vandaan, alsof hij bang was dat ik op het laatste moment nog van gedachten zou veranderen. Toen pakte hij ook zijn pen en stak hem terug in de binnenzak van zijn dure colbertje.

‘Gefeliciteerd, Iain. Je bent een vrij mens.’ Hij leunde zo ver naar achteren in zijn eiken kapiteinsstoel dat het hout ervan kraakte. ‘En wat gaat het worden? Dollen in de Dordogne of passie in de Provence?’

‘Dat weet ik nog niet precies. Maar ja, wel ergens in Frankrijk. Een huisje waar ik een varken kan houden.’

Hij wipte zijn stoel met een klap naar voren. ‘Een várken?’

‘Ik heb altijd al een varken willen hebben.’

Hij keek me met grote ogen aan.

Ik grinnikte. ‘Je hoeft je over ons geen zorgen te maken, Pablo.’

‘Ik maak me ook geen zorgen om jóú, malle debiel die je bent. Maar je bent nog geschifter dan ik dacht als je werkelijk gelooft dat de lieftallige Chantal bereid zal zijn om in de mest te wroeten en boven een heet fornuis te sloven, ook al is ze dan nóg zo Frans. Die vrouw van jou is een adrenalinejunk.’

‘Nou, Pablo, dat zal ze vast opvatten als een complimentje.’

‘Waar is ze op dit moment?’

‘In Libanon, voor haar meest recente opdracht.’

‘Dat bedoel ik.’

Ik glimlachte voor me uit. Pablo was heimelijk verliefd op Chantal, en soms ook minder heimelijk. Volgens mij fantaseerde hij over haar – Chantal die, drijfnat van het zweet ergens in een oorlogsgebied en met een groot aantal camera’s aan haar lijf, de kogels probeerde te ontwijken. En hij was zeker niet de enige man die dat deed. Voor mij was het anders. Ik was met haar getrouwd. Ik was de fantasiefase al geruime tijd te boven, en inmiddels bleef ik, telkens wanneer ze eropuit werd gezonden, misselijk van de zorgen achter. Maar ook dat zou godzijdank veranderen.

Ik zei: ‘Chantal heeft lang genoeg met alleen maar een camera in haar hand door rampgebieden gehold.’ Ik stak mijn hand op om te voorkomen dat hij me in de rede zou vallen. ‘Haar woorden, niet de mijne. Ze heeft het ook al aan haar agency verteld. Dit is haar laatste opdracht.’

Pablo vulde mijn glas, maar hij bleef me ongelovig aankijken.

Ik zei: ‘Verlang jij er nooit naar om het patroon te doorbreken? Om de zon op je rug te kunnen voelen? Om, zonder aan maandagochtend op kantoor te hoeven denken, naar de ondergaande zon te kunnen kijken?’

‘Is dit een meerkeuzevraag?’

‘Ik wil iets nieuws opbouwen, dat is alles. Begrijp je dat?’

‘Dan koop je toch gewoon een doos lego.’

‘We willen alle twee iets nieuws opbouwen.’

‘Twee dozen. Eén voor haar en één voor jou.’

‘Je kunt zeggen wat je wilt.’ Ik hief mijn glas en grijnsde van oor tot oor. ‘Niemand die ons nu nog tegenhoudt.’

Een uur later verliet ik zijn kantoor en liep via Covent Garden naar de Theems. Ik was euforisch van de champagne en het nieuwe gevoel van vrijheid. Het was april, koud en helder, en de bussen glommen als groot rood speelgoed. Ik ging op het Embankment op een bankje zitten en keek uit over de glinsterende rivier. Ik was doodsbang voor boten, maar wanneer ik behoefte had aan ruimte om na te kunnen denken, zocht ik bij voorkeur water op. Mijn kantoor in Camden Lock – mijn voormalige kantoor – keek uit over de piazza aan het Grand Union Canal waar, in de zomer, jongelui in vrolijk gekleurde kledij de Aziatische en Mexicaanse eettentjes bezochten, en zich op de terrasjes naast de kanaalschepen tegoed deden aan cappuccino’s. Ik had uitzicht op de glazen torens van het centrum van Londen, die, als Camelot op een doek van Burne-Jones, afstaken tegen de hemel. Maar uiteindelijk dwaalde mijn blik toch altijd weer af naar het fonkelende water van het kanaal.

Ik dacht aan de energieke en optimistische sfeer van dat kantoor, en het plezier dat ik er had gehad. We ontwierpen online gespecialiseerde systemen voor de medische en juridische sector, en overal op kantoor kon je de harddrives horen gonzen, zag je het oplichten van de plasmaschermen en kon je hersens op volle toeren horen draaien. De zaak had me bijna twintig jaar lang vol ledig in beslag genomen, en de leden van het team dat ik had samengesteld, waren vrienden geworden. Even vroeg ik me af hoe mijn leven zonder hen eruit zou zien.

Maar nu was er niets meer wat Chantal en mij nog van onze droom kon weerhouden.

Mijn mobiel ging.

‘Pap?’ Kate klonk alsof het belangrijk was. ‘We moeten naar oma.’